Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 890 Wijziging van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen en enkele andere wetten in verband met het doorvoeren van aanbevelingen uit de tweede evaluatie van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen en wijziging van de Kaderwet adviescolleges in verband met een verduidelijking inzake archiefbescheiden
Nr. 5 VERSLAG
Vastgesteld 30 september 2021
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek
van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen
afdoende zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit
wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De fungerend voorzitter van de commissie, Martin Bosma
De griffier van de commissie, De Vos
I. ALGEMEEN
1. Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel
tot wijziging van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen en enkele andere wetten
in verband met het doorvoeren van aanbevelingen uit de tweede evaluatie van de Kaderwet
zelfstandige bestuursorganen en wijziging van de Kaderwet adviescolleges in verband
met een verduidelijking inzake archiefbescheiden. Graag willen deze leden een aantal
opmerkingen maken en de regering een paar vragen voorleggen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel
tot wijziging van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen en enkele andere wetten
in verband met het doorvoeren van aanbevelingen uit de tweede evaluatie van de Kaderwet
zelfstandige bestuursorganen en wijziging van de Kaderwet adviescolleges in verband
met een verduidelijking inzake archiefbescheiden. Het voorliggende wetsvoorstel is
blijkens de memorie van toelichting (bladzijde 1) gebaseerd op de «Evaluatie Kaderwet
zelfstandige bestuursorganen 2012–2016», die op 8 juni 2018 aan de Tweede Kamer is
gezonden. Deze leden vragen op welke wijze de kritische kanttekeningen van de Kamer
in het schriftelijk overleg over de «Evaluatie Kaderwet zelfstandige bestuursorganen
2012–2016» (33 147, nr. 5) zijn betrokken bij de in 2020 gestarte brede evaluatie van de organisatiekaders
voor rijksorganisaties op afstand.
De leden van de SP-fractie hebben de wijziging van de Kaderwet gelezen en hebben hierover
nog enkele vragen en opmerkingen. Deze leden juichen meer transparantie met betrekking
tot de nevenfuncties van leden van zelfstandige bestuursorganen (zbo) en adviescolleges
toe. Wel hebben zij zorgen over de uitvoering zoals voorgesteld in deze wetswijziging.
Zij vragen naar de redenen waarom het na de aangekondigde wetswijziging drie jaar
heeft geduurd om tot het voorliggende voorstel te komen. Daarbij hebben zij ook de
kritiek van de Raad van State gelezen over de beperkte reikwijdte van de evaluatie
die destijds is gedaan, zeker in het licht van de aankomende bredere evaluatie die
eind 2021 wordt verwacht. Waarom is er niet gewacht met het indienen van dit voorstel
tot de afronding van de brede evaluatie?
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel
en het nader rapport. Zij wachten voor het voeren van de meeromvattende discussie
graag de lopende evaluatie af. Deze leden hebben nog een enkele vraag.
2. Inhoud van het wetsvoorstel
2.1 Wijziging van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen
De voorgestelde wijzigingen vloeien voort uit de tweede evaluatie van de Kaderwet
zelfstandige bestuursorganen. In 2020 is een brede evaluatie van de organisatiekaders
voor rijksorganisaties op afstand gestart. De leden van de VVD-fractie zijn zeer benieuwd
naar de uitkomsten van die brede evaluatie. Er is in Nederland een veelheid aan zbo’s,
waarvoor verschillende regelingen gelden, wat het openbaar bestuur er voor de burgers
in Nederland niet overzichtelijker op maakt. Het is goed dat er nu naar de zbo’s en
aanverwante organisatievormen wordt gekeken. De leden wachten die evaluatie af. Die
brede evaluatie zal ongetwijfeld leiden tot een wetswijziging. Bij die bredere wetswijziging
wil de regering het, bij de internetconsultatie ingebrachte punt over nevenfuncties
van leden van zbo’s (en van adviescolleges) betrekken. De leden van de VVD-fractie
vragen zich af waarom dat onderdeel niet bij het onderhavige wetsvoorstel meegenomen
zou kunnen worden. De regering stelt immers in haar reactie dat zij de oproep om meer
aandacht te geven aan de openbaarmaking van andere functies van leden van zbo’s en
adviescolleges ter harte neemt en hier in de contacten met deze organisaties aandacht
voor zal vragen. Waarom is dan nu niet de openbaarmaking van nevenfuncties in het
onderhavige wetsvoorstel meegenomen? Hoe zou die openbaarmaking van nevenfuncties
beter dan thans het geval is vorm gegeven kunnen worden?
2.1.1 Modernisering openbaarmaking nevenfuncties
De regering stelt voor nevenfuncties voortaan uitsluitend door het zbo te laten publiceren
op de openbaar toegankelijke website van het desbetreffende zbo (memorie van toelichting,
bladzijde 3). De leden van de CDA-fractie vragen de regering nader in te gaan op de
verplichting tot openbaarmaking van nevenfuncties van (bestuurs)leden van publiekrechtelijk
vormgegeven zbo’s, zoals vastgelegd in van artikel 13, derde lid, van de Kaderwet
zbo’s. Deze leden vragen op hoeveel zbo’s deze verplichting van toepassing is. Voorts
vragen zij hoeveel van de betreffende zbo’s de nevenfuncties van (bestuurs)leden nu
openbaar maken op de openbaar toegankelijke website. Ook vragen zij of de verplichting
voldoende scherp geformuleerd is. In dit verband vragen zij de regering in te gaan
op de suggestie om te spreken van een «volledige en actuele opgave».
De leden van de SP-fractie pleiten voor volledige transparantie als het gaat om de
nevenfuncties van leden van zbo’s en adviescolleges. Deze leden vragen of het klopt
dat van slechts 62 van de 324 leden alle maatschappelijk relevante functies online
te vinden waren in 2020. Wat is daarvan volgens de regering de oorzaak? Is de regering
het met ze eens dat het wenselijk is dat van alle 324 leden alle relevante functies
openbaar worden en dat deze makkelijk (online) te vinden zouden moeten zijn? Zo nee,
waarom niet? Zo ja, vindt de regering dat dit voldoende wordt afgedwongen in het voorliggende
voorstel? Wordt er volgens de regering voldoende toezicht gehouden door de Ministers
zoals neergelegd in artikel 13? In hoeveel gevallen is er in 2020 bijvoorbeeld gecontroleerd
of leden nevenfuncties hadden die niet zijn gemeld?
2.1.2 Regels omtrent het jaarverslag
De regering stelt dat anno 2021 (bijna) elk zbo het jaarverslag publiceert op internet,
waardoor het merendeel van de jaarverslagen goed toegankelijk is voor de volksvertegenwoordiging,
zonder dat daarvoor een separaat verzoek ingediend hoeft te worden (bladzijde 4).
De leden van de CDA-fractie vragen welke zbo’s het jaarverslag niet publiceren op
internet. Overigens zijn deze leden van mening dat publicatie op internet niet gelijkgesteld
kan worden met toezending aan de Kamer. Deelt de regering de mening dat een algemene
verwijzing naar een website niet volstaat als toezending en dat de Kamer zelf de betreffende
jaarverslagen moet kunnen archiveren?
De leden van de SP-fractie lezen de opvattingen van de regering over de verhoudingen
tussen zbo’s en regering/parlement. Deze leden lezen ook de kritiek die de Raad van
State op deze opvatting uit. De regering stelt voor dat zbo’s zelf verantwoordelijk
zijn voor het verzenden van hun jaarverslagen aan het parlement. Wat als zbo’s dit
verzaken? In welke verhouding valt dit dan? Kunnen parlementsleden hier de regering
op aanspreken? Of moeten zij dan rechtstreeks naar het zbo?
2.1.3 Doelmatigheidsbeoordeling
Eén van de voorstellen in het onderhavige wetsvoorstel heeft betrekking op de doelmatigheidsbeoordeling.
Gesteld wordt dat het verplichte doelmatigheidsverslag van de accountant niet een
juist instrument is om toe te zien op een doelmatige besteding van publieke gelden
als het gaat om zbo’s. Voorgesteld wordt om die verplichting te schrappen. Er zal
worden ingezet op andere instrumenten. Graag krijgen de leden van de VVD-fractie een
nadere verduidelijking van die instrumenten. Wat wordt nu precies voorgesteld ter
vervanging van het verplichte doelmatigheidsverslag? Hoe wordt nu toegezien op een
doelmatige besteding van publieke gelden van zbo’s?
De leden van de SP-fractie lezen dat de doelmatigheidstoets door accountants niet
het gewenste effect heeft en daardoor vooral een extra bureaucratische handeling is.
Het alternatief voor een doelmatigheidstoets in het voorliggende voorstel is echter
een vrijblijvende optie, met uitzondering van de vijfjaarlijkse periodieke toetsing.
Waarom is er gekozen voor een vrijblijvende optie en waarom volstaat het volgens de
regering om een verplichte toets slechts eens per vijf jaar uit te voeren? Daarbij
wordt voorgesteld, zo lezen deze leden, om bij ministeriële regeling aparte regels
te stellen voor individuele zbo’s. Ondermijnt dat niet de eenvormigheid die deze Kaderwet
juist beoogt? Waarom is hiervoor gekozen? En waarom is er gekozen om deze verandering
drie jaar na de evaluatie aan de Kamer voor te leggen, terwijl het kabinet demissionair
is en er een brede evaluatie op korte termijn te verwachten is?
De leden van de SGP-fractie lezen dat de regering nog steeds een doelmatigheidsbeoordeling
wil verrichten, maar dat deze bij regeling uitgewerkt zal worden. Deze leden vragen
waarom het dan niet aangewezen is om in het wetsvoorstel te bepalen dat in ieder geval
dit onderdeel in de regeling aan bod komt. Eveneens vragen zij of de regering kan
aangeven hoe het begrip doelmatigheid geoperationaliseerd kan worden. Zij wijzen erop
dat in andere sectoren blijkt dat dit criterium moeizaam hanteerbaar is en dat, zo
het al als criterium geldt, bijvoorbeeld gesproken wordt over evident ondoelmatige
bestedingen. Is de conclusie dat het beoordelen van de doelmatigheid niet past bij
de accountant niet een extra aanwijzing dat dit beter helemaal achterwege kan blijven?
II ARTIKELSGEWIJS
Artikel I, onderdeel B
De leden van de SP-fractie vragen de regering om een reactie op het voorstel om het
woord nevenfuncties te vervangen door andere functies, omdat niet voor ieder lid de
betrekking bij een zbo de hoofdfunctie is. Verder vragen deze leden naar een reactie
op het voorstel om in plaats van «opgave van» de formulering te veranderen in «een
volledige en actuele opgave van», omdat dit preciezer is en onduidelijkheden beter
uitsluit.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Martin Bosma, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
A.C.W. de Vos, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.