Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het conceptwetsvoorstel inzake mediation (Kamerstuk 29528-13)
2021D35644 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister voor Rechtsbescherming over de brief van 25 juni 2021 inzake
mediation en het rechtsbestel (Kamerstuk 29 528, nr. 13).
De fungerend voorzitter van de commissie, Van Meenen
De adjunct-griffier van de commissie, Tielens-Tripels
Inhoudsopgave
blz.
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
1.
Vragen en opmerkingen vanuit de VVD-fractie
2
2.
Vragen en opmerkingen vanuit de D66-fractie
3
3.
Vragen en opmerkingen vanuit de CDA -fractie
5
4.
Vragen en opmerkingen vanuit de SP-fractie
6
5.
Vragen en opmerkingen vanuit de GL-fractie
8
6.
Vragen en opmerkingen vanuit de CU-fractie
9
7.
Vragen en opmerkingen vanuit de VOLT-fractie
10
8.
Vragen en opmerkingen vanuit de SGP-fractie
13
II.
Reactie van de Minister voor Rechtsbescherming
14
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
1. Vragen en opmerkingen vanuit de VVD-fractie
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister voor
Rechtsbescherming van 25 juni 2021 inzake de laatste stand van zaken betreffende het
conceptwetsvoorstel mediation. Deze leden maken graag van de gelegenheid gebruik enkele
verduidelijkende vragen te stellen over zijn beslissing het wetgevingstraject niet
door te zetten en op andere manieren in te zetten op mediation.
Bezwaren van partijen
De leden van de VVD-fractie constateren dat het de verwachting was dat het wetsvoorstel
inzake mediation per saldo zou leiden tot lagere kosten voor burgers en bedrijven,
alsmede tot lagere administratieve lasten. Kan de Minister toelichten hoe hij zonder
een wettelijke regeling voor mediation, de kosten voor burgers en bedrijven en hun
administratieve lasten wil verlagen? De voorgenoemde leden zijn teleurgesteld dat
de beroepsgroep van mediators verdeeld is geraakt over de vraag welke beroepsorganisaties
in aanmerking zouden moeten kunnen komen voor een aanwijzing. Kan de Minister aangeven
wat de bron van deze verdeeldheid is? Is er gepoogd een oplossing te vinden die voor
alle betrokken beroepsorganisaties acceptabel is? Is een mediationtraject mogelijk
om alle beroepsorganisaties onderling op één lijn te krijgen?
De leden van de VVD-fractie lezen in de brief dat de Minister ook heeft besloten de
stimulerende maatregelen uit het conceptwetsvoorstel niet in te dienen, maar daar
op afzonderlijke punten mee aan de slag te gaan. Hoe ziet hij dat voor zich? Bestaan
bij deze stimulerende maatregelen ook dezelfde bezwaren als bij de vormgeving van
het wettelijk register? Hoe ziet de Minister de verankering van mediation in de wet,
bijvoorbeeld in het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv), zonder dat wettelijke
kwaliteitswaarborgen voor mediators worden geregeld? Hoe kijkt de Minister aan tegen
het verschil dat dan ontstaat tussen mediators en advocaten, notarissen en gerechtsdeurwaarders,
wier positie in de rechtsgang verankerd is in de wet maar ten aanzien van wie ook
zware kwaliteitseisen in de wet zijn opgenomen?
Stimulerende maatregelen in het bestuursrecht
De leden van de VVD-fractie lezen in de brief dat mediation deel uitmaakt van het
brede conflicthanteringspalet dat bestuursorganen kunnen hanteren in het kader van
het programma «Passend contact met de overheid» (PCMO). Klopt het, dat dit programma
is bedoeld om bestuursorganen te ondersteunen? Deze leden vragen welke voorzieningen
voor burgers worden getroffen om laagdrempelige geschilbeslechting te stimuleren.
Waar kunnen burgers bijvoorbeeld terecht die gebruik willen maken van mediation om
hun conflict met de overheid te beslechten in plaats van een gerechtelijke procedure?
Voorts vragen voornoemde leden wanneer de Kamer wordt geïnformeerd over de resultaten
van het programma PCMO.
Tot slot vragen de aan het woord zijnde leden hoe de inzet ten aanzien van het bevorderen
van mediation in strafzaken zich verhoudt tot de Innovatiewet Strafvordering (Kamerstuk
35 869). De brief over de inzet van de Minister ten aanzien van mediation is één dag na
indiening van de Innovatiewet Strafvordering naar de Kamer gestuurd. Deze leden lezen
in de brief van 25 juni jl. echter niets over het wetsvoorstel en de pilot mediation
die deel uitmaakt van het wetsvoorstel. In de toelichting op het wetsvoorstel is te
lezen dat de pilot mediation een exploratief karakter heeft en nog zal worden uitgewerkt
in een plan van aanpak. Kan de Minister het plan van aanpak van de pilot mediation
delen met de Kamer en wanneer verwacht hij dat de pilot van start zal kunnen gaan?
2. Vragen en opmerkingen vanuit de D66-fractie
Inleiding
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het voornemen van de Minister
en zijn motivering het conceptwetsvoorstel inzake mediation niet in consultatie te
brengen. Zij spreken hun waardering uit voor de inspanningen die hij in dat verband
heeft verricht. Deze leden achten bevordering van mediation van belang. Het kan zorgen
voor verlichting van de overbelaste rechtspraak en voor een meer duurzame beslechting
van geschillen. Een en ander neemt niet weg dat deze leden de keuze van de Minister,
dit wetsvoorstel niet in consultatie te brengen, onderschrijven. Het wetsvoorstel
bevatte namelijk te veel overheidsbemoeienis inzake de wettelijke registerplicht,
maar onvoldoende overheidsbemoeienis als het gaat om maatregelen mediation te stimuleren.
Volgens de voorgenoemde leden is vooral de inzet op stimuleringsmaatregelen wenselijk.
Helemaal nu uit de begrotingsplannen blijkt dat de Minister geen structurele investeringen
wil doen in de rechtsbijstand, omdat hij ervan uitgaat met middelen als mediation
het aantal procedures bij de rechter te kunnen verminderen. Maatregelen om mediation
te stimuleren lijken dan ook geboden. Dat is eveneens het signaal dat de beroepsgroep
van mediators afgeeft. In dit licht hebben de leden van de D66-fractie enkele vragen.
Bezwaren van partijen
De Minister ziet af van indiening, omdat het conceptwetsvoorstel niet tegemoetkomt
aan de behoeftes die leven binnen de beroepsgroep van mediators. Allereerst vragen
de leden van de D66-fractie waarom de Minister eigenlijk zo afgeweken is van de wensen
van de beroepsgroep. Had hij dit gebrek aan draagvlak niet kunnen zien aankomen? De
behoeftes van de beroepsgroep zijn immers uitvoerig aan de orde gekomen tijdens de
rondetafelbijeenkomsten, waarbij betrokkenen uit het werkveld hebben aangegeven welke
wetgeving volgens hen wel en niet wenselijk is. De Mediatorsfederatie Nederland (MfN)
heeft deze behoeftes ook nog eens beschreven in haar MfN
aanbevelingen, die zij aan de Minister heeft doen toekomen. Hoe kan het dat de Minister een conceptwetsvoorstel
heeft gemaakt dat aan de doelstellingen van de beroepsgroep voorbijgaat, terwijl hij
toch op de hoogte was van de wensen, aanbevelingen en ook bezwaren uit het werkveld,
en zodoende had kunnen verwachten dat zijn conceptwetsvoorstel onvoldoende draagkracht
zou hebben?
De leden van de D66-fractie constateren dat de beroepsgroep van mediators grosso modo
twee wensen heeft. De eerste betreft het wettelijk verankeren van het huidige kwaliteitsstelsel
voor mediators in het MfN-register, zodat publiekrechtelijke gevolgen kunnen worden
verbonden aan de registratie van mediators, zoals titelbescherming. De tweede wens
betreft maatregelen ter bevordering van de bekendheid van mediation. De Minister wilde
aan de eerste wens invulling geven met een overheidsregister dat het beroep van mediator
onder zijn toezicht en bevoegdheid bracht. Dan zou de uitvoering van het kwaliteitsstelsel
niet meer bij de beroepsgroep zelf komen te liggen. De voorgenoemde leden hebben daar
twijfels over. Zij vinden het wenselijk als de beroepsregulering van mediators zoveel
mogelijk bij de beroepsgroep zelf blijft. Er zijn immers geen signalen dat intensieve
overheidsregulering op dit vlak noodzakelijk is. De beroepsorganisatie levert een
constante hoge kwaliteit waarop nauwelijks kritiek is. Een wettelijke verankering
waarbij de mediators zelf aan het stuur zouden blijven zitten, heeft voor deze leden
dan ook de voorkeur. Dat zou volgens de Minister alleen kunnen, althans zo lezen de
leden van de D66-fractie het, als een privaatrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan
(zbo) zou worden opgericht. Dat staat op gespannen voet met het rijksbeleid om het
aantal zbo’s te verminderen, en is voor de Minister zodoende onwenselijk. Genoemde
leden vragen of er niet nog andere smaken zijn om het huidige kwaliteitsstelsel wettelijk
te verankeren, maar daarbij de uitvoering en controle bij de beroepsgroep zelf te
houden. Zou bijvoorbeeld een verbinding gelegd kunnen worden tussen een private organisatie
en een bestaande zbo met publiekrechtelijke bevoegdheden? Iets dergelijks is nu het
geval met de MfN en de Raad voor de Rechtsbijstand in zaken waarbij een toevoeging
wordt ontvangen voor mediation.
Vervolgstappen
De leden van de D66-fractie constateren dat, nog meer dan aan een wettelijke verankering,
behoefte is aan stimuleringsmaatregelen om mediation te bevorderen. Nogmaals benadrukken
zij dat dit van belang is om de rechtshulp de komende jaren te financieren. In zijn
brief heeft de Minister enkele stimuleringsvoorstellen gedaan. De voorgenoemde leden
constateren echter dat deze veelal beperkt blijven tot plannen en voornemens, maar
te weinig concrete maatregelen bevatten. De MfN heeft eerder een nationaal stimuleringsplan
gemaakt. Twee concrete aanbevelingen waren het opzetten van grootschalige publieksvoorlichting
en -campagne en laagdrempelige mediationloketten op vijftien plekken in het land.
Kan de Minister aangeven waarom hij deze aanbevelingen niet meeneemt in de vervolgstappen
om mediation te stimuleren? Deze leden denken dat deze maatregelen kunnen bijdragen
aan de bekendheid van mediation. Voor de goede orde wijzen zij erop dat een samenwerking
met het Juridisch Loket om de bekendheid van mediation te vergoten geen vervanging
is van de door de MfN genoemde mediationloketten. Deze loketten moeten immers niet
gekoppeld worden aan juridische instellingen, omdat mediation voorkomt dat problemen
juridisch worden.
Stimulerende maatregelen in het privaatrecht
Bij de beschrijving van de vervolgstappen geeft de Minister aan, nog te bezien of
het opnemen van een wettelijke inverbindingstelling wenselijk is. Met inverbindingsstelling
wordt bedoeld dat de ene partij de andere niet in rechte betrekt alvorens in redelijkheid
te hebben onderzocht of het mogelijk is het onderhavige geschil gezamenlijk op te
lossen.1 Deze leden willen benadrukken dat zij waarde hechten aan het vrijwillige karakter
van mediation. Een verplicht voorportaal voor de gang naar de rechter lijkt hen onwenselijk.
Zij zijn daarom ook geen voorstander van wettelijke verplichtingen, in het privaatrecht
dan wel het bestuursrecht, tot inverbindingstelling.
3. Vragen en opmerkingen vanuit de CDA-fractie
Inleiding
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van 25 juni 2021 inzake
mediation en het rechtsbestel. Zij hebben hierover nog enkele vragen.
Bezwaren van partijen
Deze leden constateren dat het beoogde wetsvoorstel op weinig draagvlak kon rekenen.
Kan de Minister reflecteren op het geschetste proces? Konden de verschillen echt niet
overbrugd worden? Waarom was zelfregulering volgens de Minister niet voldoende? Hoe
had hier een tussenoplossing gevonden kunnen worden? Welk probleem probeerde de Minister
met het conceptwetsvoorstel op te lossen? Was het wetsvoorstel te weinig gericht op
het stimuleren van mediation?
Inschrijvingsvoorwaarden Wet op de rechtsbijstand
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister in gesprek is met de Raad voor Rechtsbijstand
(RvR) over de manier waarop andere mediators dan mediators die voorkomen in het MfN-register,
bij de RvR kunnen worden ingeschreven. Deze leden vragen of een wettelijk register
dat juist niet zou kunnen regelen? Welke criteria worden dan gehanteerd voor inschrijving?
Hoe gaat de Minister het kwaliteitsniveau garanderen, indien de koppeling met het
MfN-register wordt losgelaten? Hoe zou dat eruitzien? Hoe ziet de RvR dit?
Stimulerende maatregelen in het privaatrecht
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister beziet of een inverbindingstelling
bij incassozaken meerwaarde heeft om betalingsregelingen te stimuleren. Kan de Minister
aangeven hoe hij dit gaat bezien? Op welke termijn verwacht hij concrete besluitvorming?
Op basis van welke objectieve criteria maakt hij deze afweging?
4. Vragen en opmerkingen vanuit de SP-fractie
Inleiding
De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van 25 juni
jl. met daarin de mededeling het conceptwetsvoorstel inzake mediation niet ter consultatie
te brengen en daarmee in te trekken. Hierover hebben deze leden diverse vragen.
Inschrijvingsvoorwaarden Wet op de rechtsbijstand
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het voornemen dat in samenspraak
met de RvR ook andere beroepsorganisaties dan de MfN, die een kwaliteitsregister van
mediators onderhouden, een verzoek bij de RvR kunnen indienen om toelating, in gevolge
de inschrijvingsvoorwaarden RvR mediators 2021, artikel 1, voetnoot. Dit voornemen
roept bij deze leden diverse vragen op. Zij vrezen namelijk dat dit voornemen alsnog
leidt tot een tweede register met mediators, alleen ditmaal bij de RvR, zoals dat
ook voor de gerechtstolken- en vertalers thans het geval is, waardoor het risico van
kwaliteitsverlies en versnippering van het veld in de hand wordt gewerkt. Kan de Minister
toelichten wat wordt beoogd met het inschrijven van mediators bij de RvR die niet
in het MfN-register staan? Welk probleem denkt hij hiermee op te lossen? Hoe verhoudt
dit voornemen zich enerzijds tot het intrekken van het conceptwetsvoorstel en anderzijds
tot het feit dat via de inschrijvingsvoorwaarden, en zonder consultatie met de Kamer,
een fundamentele keuze wordt gemaakt met verstrekkende gevolgen voor mediation en
mediators in Nederland? In de reacties op het conceptwetsvoorstel heeft o.a. de MfN
uitgebreid gemotiveerd welke bezwaren er bestaan tegen een wettelijk register waarin
de beroepsgroep geen enkele plaats heeft, waarin cruciale inhoud niet bekend is en
waarin mediation als een op zichzelf staande vorm van conflictoplossing niet verder
wordt bevorderd. Waarom kiest de Minister er dan nu toch voor dit alsnog via een omweg
te bewerkstelligen? Heeft de Minister misschien overwogen om zo de markt voor mediators
open te breken? Betrekt hij de diverse beroepsorganisaties voor mediators bij het
tot stand komen van dit RvR-register? Kan hij dit punt uitgebreid toelichten en deze
vragen helder beantwoorden, want deze tegenovergestelde acties, enerzijds het intrekken
van het wetsvoorstel en anderzijds alsnog een register bij de RvR inrichten, kunnen
de leden van de SP-fractie thans niet duiden.
Daarnaast leidt dit voornemen tot vragen over de uitvoering van het nieuwe register.
Ten eerste roept het de vraag op wat volgens de Minister de betekenis van het MfN-register
is, zodra de RvR een eigen register heeft met daarin ook andere mediators. Hoe ziet
hij dat? Hoe verhouden deze zich tot elkaar? Is het niet zo dat als een registratie
in het wettelijk register naast eventuele andere registraties /lidmaatschappen bij
andere registers/verenigingen komt te staan, dit voor de beroepsgroep kostenverhogend
zal werken. Ziet de Minister dit anders? Wat heeft een rechtbank, een bedrijf of een
inwoner die betrokken is bij een burenruzie hieraan? Overweegt de Minister mediators
die bij bedrijven of organisaties, anders dan het MfN-register, zijn aangesloten toe
te laten tot inschrijving bij de RvR, dus niet individueel maar collectief? Zo ja,
welke? Stelt de Minister aan deze bedrijven en organisaties kwaliteitseisen? Zo ja,
welke? Stelt de Minister aan deze bedrijven en organisaties eisen met betrekking tot
het bewaken van de kwaliteit van de eigen mediators? Zo ja, welke? Is hij zich ervan
bewust dat zijn voornemen leidt tot versnippering van het veld? Zo ja, denkt hij dat
een dergelijke versnippering in het belang van de burger is, temeer nu hij in eerdere
stukken schreef dat versnippering in het veld juist een van de argumenten was om te
komen met een mediationwet?
Dan nog enkele aanvullende vragen over onder andere de uitvoering. Hoe worden de objectieve
kwaliteitscriteria vastgesteld en getoetst? Wordt dat hele proces nu inderdaad gekoppeld
aan de stelselherziening rechtsbijstand? Kan de Minister überhaupt nog andere relevante
criteria noemen die nu niet in het MfN-register zijn opgenomen? Zo nee, wat is dan
de toegevoegde waarde van dit register? Een nieuw register vergt niet alleen dat een
onafhankelijk klachten- en tuchtregime wordt vastgesteld, maar ook dat er intervisie,
permanente educatie, kwaliteitsontwikkeling, etc. is. Kan de Minister toelichten hoe
hij dat voor zich ziet? Denkt hij dat de RvR hiertoe voldoende is toegerust? Denkt
hij dat een behoorlijk klacht- en tuchtrecht überhaupt kan worden opgedragen aan de
instantie die zelf de toetreding tot de voorziening bepaalt? Is het klacht- en tuchtrecht
dan nog wel onafhankelijk? Zorgt de samenloop van diverse registers ook niet voor
een samenloop van diverse klachtregelingen, wat weer voor verwarring zorgt voor de
consument? De voorgenoemde leden verzoeken de Minister een heldere toelichting te
geven op dit punt.
Tot slot vragen deze leden op dit onderdeel waarom het huidige, sinds 1995 beproefde
en in de praktijk bewezen MfN-register niet kan worden aangewezen als wettelijk register.
Immers het ministerie, de Raad voor de Rechtspraak en de RvR werken gezien de parlementaire
geschiedenis enkel met MfN-registermediators.
Stimulerende maatregelen in het bestuursrecht
De leden van de SP-fractie zijn overtuigd van nut en noodzaak van mediation. Het kan
partijen helpen tot een duurzame oplossing te komen van een geschil. Het betreffende
conceptwetsvoorstel had onder andere als doelstelling mediation te bevorderen. Nu
het wetsvoorstel is ingetrokken, roept dit de vraag bij deze leden op hoe de Minister
mediation dan in de diverse rechtsgebieden wil bevorderen. In de betreffende brief
van 25 juni jl. wordt naar de mening van de leden van de SP-fractie te summier ingegaan
op dit vraagstuk. Over mediation bij de overheid wordt slechts gewezen op het aansluiten
bij het traject dat is opgestart naar aanleiding van de Ondervragingscommissie «Ongekend
Onrecht» en het programma PCMO. Deze trajecten liepen echter al. Kan de Minister toelichten
hoe hij verwacht bij deze lopende trajecten aan te sluiten zonder dat dit ten koste
gaat van de potentiële rol van mediation?
Daarnaast zijn de leden van de SP-fractie nieuwsgierig naar de plannen van de Minister
om contact- en verwijspersonen bij de (semi-)overheid voor te lichten en te trainen
om gevallen waarin mediation van toegevoegde waarde is te herkennen. Heeft de Minister
hierover nagedacht? Zouden de juridisch medewerkers bij het Juridisch Loket bijvoorbeeld
niet beter getraind moet worden om in te schatten of mediation behulpzaam is? Is de
Minister vervolgens, wanneer vaker mediation ingezet zal gaan worden, ook bereid externe,
onafhankelijke mediators in te zetten ter vervanging van eigen personeel dat slechts
getraind is in mediationvaardigheden? De overheid is immers partij in de meeste conflicten.
Deelt de Minister de mening van de leden van de SP-fractie dat mediation nog te weinig
wordt ingezet en dat dit voor een belangrijk deel is te wijten aan een algemeen gebrek
aan kennis van mediation onder de bevolking? Zo ja, wat heeft de Minister tot op heden
gedaan? Welke projecten en of initiatieven ter stimulering van mediation zijn gemeld
of ingediend bij het ministerie en tot welk resultaat heeft dit geleid en waarom?
Welke initiatieven heeft de Minister zelf ondernomen om mediation meer op te kaart
te zetten en tot welk resultaat heeft dit geleid en waarom? Is de Minister daarnaast
bereid samen met vertegenwoordigers van mediators tot een brede campagne te komen
om mediation te promoten, zoals bijvoorbeeld opgenomen in het Nationaal stimuleringsplan
mediation na coronacrisis «Met mediation naar herstel van MfN»? Zo nee, waarom niet?
Is hij bereid de Kamer halfjaarlijks te informeren over de voortgang inzake de stimulering
van mediation?
Als laatste zijn de leden van de SP-fractie benieuwd hoe de Minister in algemene zin
aankijkt tegen het openen van laagdrempelige plekken door het hele land waar inwoners
en bedrijven rechtstreeks terecht kunnen om voorlichting over en toegang tot mediation
te krijgen. Ziet de Minister iets in dergelijke plekken waar ook andere instanties
vertegenwoordigd zijn, zoals de rechtspraak, de advocatuur, de schuldhulpverlening,
het Juridisch Loket, etc. en waar rechtzoekenden of personen met andere problemen
geholpen kunnen worden? Denkt de Minister dat een dergelijk initiatief bijdraagt aan
het vroegtijdig oplossen van geschillen en voorkomt dat geschillen escaleren? Zo nee,
waarom niet? Heeft het bij elkaar brengen van dergelijke instanties volgens de Minister
een meerwaarde? Zo nee, waarom niet? Denkt de Minister ook dat het goed is voor de
toegang tot en het vaker toepassen van mediation wanneer dergelijke plekken voor alle
inwoners van Nederland goed bereikbaar zijn?
5. Vragen en opmerkingen vanuit de GroenLinks-fractie
Inleiding
De leden van de fractie van GroenLinks hebben met grote belangstelling kennisgenomen
van de brief van 25 juni jl. over het conceptwetsvoorstel inzake mediation. Deze leden
juichen het van harte toe dat buitengerechtelijke conflictoplossing zoals mediation
steeds vaker wordt ingezet. Het draagt bij aan het gevoel dat betrokkenen zélf de
regie en de verantwoordelijkheid hebben om problemen op te lossen. Zelfs in de strafrechtspleging
weten daders en slachtoffers via mediation in strafzaken steeds vaker overeenstemming
te vinden hoe de door het delict veroorzaakte materiële en immateriële schade vergoed
kan worden. Inmiddels kan worden gesteld dat mediation een vaste en gelijkwaardige
plaats in de rechtspleging heeft verworven. In dat licht bezien betreuren de leden
van de fractie van GroenLinks het zeer dat wordt afgezien van het in consultatie brengen
van een conceptwetsvoorstel dat kan rekenen op een breed draagvlak, zeker bij de beroepsgroep
van de mediators. Deze leden hebben hierover de nodige vragen. Een dergelijk conceptwetsvoorstel
zal in belangrijke mate kunnen bijdragen aan de kwaliteit van mediation en daarmee
aan een voor beide partijen duurzame oplossing van conflicten. Daarmee zou toegang
voor burgers tot competente mediationvoorzieningen op verschillende rechtsgebieden,
waaronder het strafrecht beter gerealiseerd kunnen worden, en zouden duurzame en rechtvaardige
oplossingen van conflicten vanuit het perspectief van burgers gediend zijn.
Bezwaren van partijen
Allereerst vragen de leden van de fractie van GroenLinks naar het procesverloop. Wat
is er precies gedaan om op de inhoud tot overeenstemming te komen met de beroepsgroep
van mediators? Deze leden constateren dat ook al eerder conceptwetsteksten zijn besproken
en door het ontbreken van draagvlak zijn ingetrokken. In hoeverre is geprobeerd in
de conceptteksten tegemoet te komen aan de door de beroepsgroep geuite bezwaren? Kan
de Minister preciezer aangeven hoe de discussies zijn verlopen? Hoe verhoudt het intrekken
van het conceptwetsvoorstel zich tot de beleidsontwikkeling, onder meer binnen het
strafrecht, om gebruik van mediation in strafzaken te bevorderen onder meer via het
beleidskader herstelrechtvoorzieningen uit januari 2020? Dat helpt deze leden bij
de overweging over de (on)wenselijkheid van het codificeren van de huidige ordening
van het veld en wat al dan niet wettelijk geregeld moet worden, zoals de regeling
klacht- en tuchtrecht, invloed en zeggenschap van de beroepsgroep e.d. Waarom wordt
niet aansluiting gezocht bij de wijze waarop overige vrije beroepsbeoefenaars (notariaat,
advocatuur) in de rechtspleging zijn geordend?
Tot slot
De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat de Minister mediation wil stimuleren.
Dat onderschrijven deze leden van harte. Ook onderschrijven zij de inzet op kwaliteitsbevordering.
Tegelijkertijd vinden deze leden het ongewenst af te zien van verdere stappen richting
een wettelijke regeling voor mediation en mediators. Dreigt hierdoor niet het gevaar
van verdere versnippering waardoor paradoxaal juist de toepassing en de kwaliteit
van mediation in het gedrang kunnen komen? Komt daarmee de toegang voor burgers tot
competente mediationvoorzieningen op diverse rechtsgebieden in gevaar? Wordt hiermee
niet ook een onoverzichtelijke situatie voor de RvR en mogelijk bij andere gremia
zoals de mediationbureaus bij de rechtbanken gecreëerd, die wellicht in elk afzonderlijk
geval moet beoordelen en selecteren of een mediationtraject kan worden toegelaten?
Tot slot vragen deze leden wat de Minister van het door Mediatorsfederatie Nederland
aangeboden Stimuleringsplan vindt. Is hij voornemens dit plan te omarmen? Zo nee,
waarom niet? Welke verdere acties zijn van hem te verwachten om alsnog te komen tot
een genoegzame wettelijke regeling voor mediation? Wat is in dit verband de stand
van zaken rond de door hem aangekondigde AmvB2 over herstelrechtvoorzieningen in het strafproces, waaronder mediation in strafzaken?
6. Vragen en opmerkingen vanuit de CU-fractie
Inleiding
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben de brief van 25 juni jl. met belangstelling
gelezen. Zij hebben de behoefte aan het stellen van enkele vragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de Minister na twee rondetafelbijeenkomsten
en een informele consultatieronde besloten heeft het conceptwetsvoorstel inzake mediation
niet in consultatie te brengen. Deze leden betreuren dat het opnieuw niet lukt te
komen tot een brede door het werkveld gedragen wettelijke basis. Zij zien mediation
als een belangrijk onderdeel van het herstelrecht, waar partijen dichter bij elkaar
kunnen komen. Mediation is een mogelijkheid voor betrokkenen in een conflict te werken
aan een toekomstgerichte oplossing. Herstelrecht is belangrijk om op lange termijn
de maatschappelijke vrede en het rechtsgevoel van burgers te bevorderen en ook tot
herstel tussen mensen te komen. Dit is niet altijd mogelijk in de reguliere rechtspraak.
Deze leden vinden het dan ook belangrijk dat herstelrecht wettelijk wordt verankerd,
op een wijze die op breed draagvlak kan rekenen in het werkveld.
Aanleiding voor het wetsvoorstel
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in de brief dat er onvoldoende draagvlak
is voor het conceptwetsvoorstel. Toch zijn bij de twee rondetafelbijeenkomsten en
de informele consultatieronde zeventien organisaties geconsulteerd. Wat waren de grootste
bezwaren van deze organisaties? Waren er ook organisaties positief over het conceptwetsvoorstel,
of onderdelen hiervan? Wat ontbrak in het conceptwetsvoorstel waardoor betrokken partijen
niet positief waren? Welke inspanningen heeft de Minister gedaan om alsnog tot een
breed gedragen conceptwetsvoorstel te komen? Kan hij aangeven per door de organisaties
aangegeven bezwaar waarom hij dit toch noodzakelijk heeft geacht?
Vervolgstappen
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de Minister de voorzieningen gericht
op laagdrempelige geschilbeslechting wil betrekken bij de wijzigingen van de Algemene
wet bestuursrecht. Welke voorzieningen wil hij betrekken bij de wijzigingen van de
Awb? Hoe gaan die voorzieningen helpen in de laagdrempelige geschilbeslechting? De
Minister wil voorzieningen treffen gericht op stimulering van laagdrempelige geschilbeslechting.
Wat voor voorzieningen zijn dat? Hoe gaan deze voorzieningen helpen om conflicten
tussen burger en overheid, die vaak moeizaam gaan, beter te laten verlopen?
De aan het woord zijnde leden lezen in de brief dat de Minister in het kader van het
deelprogramma Burgergerichte overheid de communicatie- en conflicthanteringsvaardigheden,
waaronder mediationvaardigheden wil stimuleren. Waarom denkt de Minister dat deze
maatregelen voldoende zijn om de soms moeizame conflictrelatie tussen burger en overheid
te verbeteren? Is een wetsvoorstel inzake mediation niet effectiever dan stimulerende
maatregelen?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen tevens dat de Mediatorsfederatie Nederland
in juni van dit jaar een Stimuleringsplan omtrent mediation aan de Minister heeft
aangeboden. Wat gaat hij hiermee doen? Hoe gaat hij ervoor zorgen dat mediation meer
bekend wordt onder burgers? Biedt het Stimuleringsplan hier niet goede uitgangspunten
voor? Kan de Minister aangeven op welke momenten hij de Kamer over de voortgang van
het treffen van deze voorzieningen zal informeren?
7. Vragen en opmerkingen vanuit de Volt-fractie
Inleiding
De leden van de Volt-fractie merken op dat de Minister in de brief van 25 juni 2021
aangeeft het conceptwetsvoorstel inzake mediation niet in consultatie te brengen.
Dat in tegenstelling tot zijn brief van 20 januari 2020, waarin hij aangaf dat er
voldoende draagvlak was. Hierover hebben deze leden allereerst de volgende vragen.
Zou hij, mocht er wel voldoende draagvlak zijn voor het conceptwetsvoorstel, de voorkeur
geven aan het invoeren van het conceptwetsvoorstel boven het implementeren van de
afzonderlijke stimulerende maatregelen? Zo ja, welke afweging ligt daaraan ten grondslag?
Initiatieven ter bevordering van het gebruik van mediation
In de brief van 20 januari 2020 geeft de Minister aan dat door wettelijke waarborgen
te stellen ten aanzien van de kwaliteit van mediators en hun dienstverlening en door
op enkele onderdelen te zorgen voor een betere aansluiting tussen de gerechtelijke
en buitengerechtelijke vormen van geschiloplossing, het voorgenomen wetsvoorstel beoogt
het bestaande instrumentarium aan geschiloplossingsmethoden nader in te vullen. Deze
invulling draagt eraan bij dat buitengerechtelijke geschiloplossing, in het bijzonder
mediation, meer ingebed wordt in het rechtsbestel en daarmee de samenleving.
De leden van de Volt-fractie delen de mening van de Minister dat de samenleving en
rechtszoekenden erbij gebaat kunnen zijn om in der minne oplossingen voor hun problemen
te vinden zonder lange juridische procedures en onnodige juridificering van hun problemen.
Deze leden zijn ook enthousiast over de initiatieven die de Minister doet, ondanks
het niet in consultatie brengen van het wetsvoorstel, toch het gebruik van mediation
te stimuleren. Nu de Minister het wetsvoorstel niet in consultatie gaat brengen, heeft
de Volt-fractie wel een aantal vragen.
Inschrijvingsvoorwaarden Wet op de rechtsbijstand
Ten aanzien van de stelselvernieuwing rechtsbijstand, het oplossen van veelvoorkomende
juridische problemen in de eerste lijn en het aanbieden van rechtshulppakketten voor
rechtszoekenden willen deze leden graag van de Minister vernemen welke positie mediation
in deze pakketten krijgt. Wordt er concreet op mediation gestuurd? Zo nee, waarom
niet? Welke afweging ligt daaraan ten grondslag? Hoe wordt gewaarborgd dat rechtszoekenden
het niet bemoeilijkt wordt om (alsnog) toegang te krijgen tot de rechter, zoals bedoeld
in artikel 17 van onze Grondwet, art. 6 EVRM en art. 47 Handvest van de Grondrechten
van de Europese Unie, en hoe ziet de Minister mediation en andere vormen van alternatieve
geschilbeslechting in dit verband? Hoe gaat hij onderzoeken en meten wat de impact
van de verschillende interventies binnen de rechtshulppakketten zullen zijn op de
rechtszoekenden en hoe de rechtszoekenden de interventies ervaren? Wanneer wordt dit
geëvalueerd? Welke evaluatiemethode wordt daarvoor gebruikt? Wanneer worden de resultaten
gedeeld met de Kamer?
Stimulerende maatregelen in het bestuursrecht
De leden van de Volt-fractie vragen wat de voortgang is ten aanzien van het voornemen
van de Minister om samen met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
voorzieningen te treffen die gericht zijn op laagdrempelige geschilbeslechting, en
het voorstel om die voorzieningen te betrekken bij de wijzigingen van de Awb, zoals
toegezegd in kabinetsreactie op het onderzoek «Ongekend Onrecht»? Welke concrete voorzieningen
gericht op het stimuleren van laagdrempelige geschilbeslechting wil de Minister voorstellen?
Welke elementen uit het programma PCMO, die hun waarde in de praktijk hebben bewezen,
zullen hierin plaats krijgen, en waarom?
Hoe houdt de Minister rekening met de impact van de verschillende voorzieningen op
de rechtszoekenden en hoe de rechtszoekenden de voorzieningen ervaren? Hoe gaat hij
dit meten en evalueren? Wanneer wordt dit aan de Kamer teruggekoppeld? Welke verschillende
andere trajecten zijn er de afgelopen tijd in gang gezet om het gebruik van geschiloplossing
in onderling overleg door de overheid te stimuleren? Hoe staat het met de voortgang
van deze trajecten? Wat zijn de eerste ervaringen van deze trajecten? Hoe wordt hierin
de impact op en de ervaringen van rechtszoekenden gemeten? Hoe worden de grondrechten
van de rechtszoekenden geborgd in deze trajecten met de overheid waarbij sprake is
van een ongelijke machts- en informatiepositie (zie artikel 17 Grondwet, artikel 6
Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 47 van het Europees Handvest)?
Wordt daarbij de optie overwogen om verplichte of vrijwillige (juridische) bijstand
te verzorgen voor de rechtszoekende wanneer mediation wordt ingezet? Zo nee, waarom
niet?
Stimulerende maatregelen in het privaatrecht
De leden van de Volt-fractie willen de Minister ten aanzien van dit onderwerp het
volgende vragen. Wat is de huidige stand van zaken ten aanzien van de vraag of de
bevoegdheid van de rechter om partijen met instemming te verwijzen naar mediation
gecodificeerd moet worden? Wat is het standpunt van de Minister hierbij? Wat is de
huidige stand van zaken ten aanzien van de vraag of een inverbindingstelling bij incassozaken
meerwaarde heeft om betalingsregelingen te stimuleren en de vraag of de nadelen/kosten
hierbij opwegen tegen de baten? Wat is het standpunt van de Minister hierbij?
Wat is de huidige stand van zaken ten aanzien van de gesprekken met de rechtspraak
over de wijze waarop toepassing van artikel 96 Rv vanuit mediation gemakkelijker en
aantrekkelijker kan worden gemaakt? Wat is het standpunt van de Minister met betrekking
tot dit vraagstuk? Hoe vordert de pilot bij de rechtbank Gelderland die zich richt
op deelgeschillen in familiezaken? Wat zijn de eerste ervaringen van de rechtbank
en de rechtszoekenden?
Overige stimulerende initiatieven
De leden van de Volt-fractie vragen wat de vorderingen zijn met betrekking tot de
gesprekken met het Juridisch Loket om na te gaan op welke wijze de bekendheid met
mediation kan worden vergroot. Wat is de oorzaak van de daling van het aantal doorverwijzingen
naar mediation geweest en wat kan eraan worden gedaan om het aantal doorverwijzingen
te laten stijgen? Wat zijn de vervolgstappen van de Minister ten aanzien van de uitkomst
van deze gesprekken?
Het WODC doet op dit moment onderzoek naar het Canadese «Civil Resolution Tribunal»
en de mogelijkheden om een vergelijkbare online geschiloplossingsvoorziening in de
Nederlandse situatie toe te passen. Welke andere initiatieven onderzoekt de Minister
om online geschiloplossingsvoorzieningen, of soortgelijke online middelen voor alternatieve
geschilbeslechting aan te bieden? Wat zijn daarvan de eerste conclusies?
Waarborgen rechtspositie rechtszoekenden
Tot slot hebben de leden van de Volt-fractie een aantal algemene vragen over de rechtspositie
van rechtszoekenden op het moment dat stimulerende maatregelen ter bevordering van
het gebruik van mediation worden geïmplementeerd. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen
dat de rechts- en informatiepositie van rechtszoekenden voldoende beschermd wordt
bij de stimulering van de toepassing van mediation en andere vormen van alternatieve
geschilbeslechting in de breedte? Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat het stimuleren
van de toepassing van mediation en andere vormen van alternatieve geschilbeslechting
niet ten koste gaat van de toegang tot het recht voor rechtszoekenden? Hoe staat de
Minister op dit moment tegenover het implementeren van een wettelijk verschoningsrecht
voor mediators? Kan hij dit standpunt onderbouwen? Hoe gaat hij de ervaringen van
en impact op rechtszoekenden bij het stimuleren van de toepassing van mediation en
andere vormen van alternatieve geschilbeslechting onderzoeken, meten en evalueren?
Hoe staat hij tegenover het invoeren van een verplicht wettelijk register voor mediators
die werken in rechtsgebieden waar de rechts- en informatiepositie van partijen ongelijk
is, zoals bijvoorbeeld in het bestuursrecht?
Welke andere middelen ter bevordering van de rechts- en informatiepositie overweegt
de Minister om in te zetten om de toegang tot het recht te bevorderen, zoals bijvoorbeeld
het aanbieden van bijstand (in de vorm van juridische bijstand, of sociaal-maatschappelijke
bijstand) of betere online informatievoorzieningen over de mogelijkheden voor rechtszoekenden
en de procedures die zij moeten volgen om hun problemen met de overheid op te lossen?
Hoe wordt gewaarborgd dat de procespositie van rechtszoekenden in relatie tot een
eventuele gerechtelijke procedure niet negatief wordt beïnvloed in het geval dat mediation
niet slaagt? Hanteert de Minister dezelfde methodologie voor de evaluatie van de verschillende
pilots om zo de coherentie tussen de verschillende pilots te bewaken en integratie
in het voorziene nieuwe rechtsbijstandsstelsel? Zo nee, waarom niet? Is de Minister
bereid om dit alsnog te doen in het vervolg?
8. Vragen en opmerkingen vanuit de SGP-fractie
Inleiding
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de brief van 25 juni 2021 waarin
de Minister de Tweede Kamer meedeelt het conceptwetsvoorstel inzake mediation niet
in consultatie te brengen. Deze leden onderschrijven de Bijbelse lijn dat de kans
op een duurzame oplossing van een geschil het grootst is als partijen het geschil
zoveel mogelijk in onderling overleg oplossen. Deze leden hebben nog enkele vragen.
Aanleiding voor het wetsvoorstel
De leden van de SGP-fractie lezen dat begin 2019 een groep van mediators en wetenschappers
samen met het bestuur van de MfN aanbevelingen heeft aangeboden voor een nieuw conceptwetsvoorstel
mediation. Deze leden lezen dat de meeste aanbevelingen op steun konden rekenen en
dat er toen echt draagvlak vanuit het veld leek te zijn voor een nieuw wetsvoorstel.
Zij lezen dat de aanbevelingen zoveel mogelijk als basis zijn gebruikt. De leden van
de SGP-fractie zijn verbaasd dat het wetsvoorstel uiteindelijk niet op voldoende steun
kan rekenen. In hoeverre wijkt het conceptwetsvoorstel af van de aanbevelingen en
kan dit in overleg met het MfN nog op reparatie rekenen?
Bezwaren van partijen
De leden van de SGP-fractie lezen dat er twee rondetafelbijeenkomsten hebben plaatsgevonden
met mediatonorganisaties en andere betrokken partijen over (delen van) het wetsvoorstel.
Na schriftelijke reactie is gebleken dat er onvoldoende draagvlak voor het wetsvoorstel
is. Deze leden constateren dat in 2019 de MfN de aanbevelingen over het wetsvoorstel
mediation aan de Minister presenteerde. Nu is gebleken dat na de rondetafelbijeenkomsten,
naar aanleiding van de aanbevelingen van de MfN, het wetsvoorstel niet op voldoende
steun kan rekenen. Zo constateren de leden van de SGP-fractie dat het conceptwetsvoorstel
mediation volgens de MfN geen effectieve bijdrage levert aan de ontwikkeling en bevordering
van mediation. Kan de Minister aangeven in hoeverre dit conceptwetsvoorstel wel bijdraagt
aan de ontwikkeling en bevordering van mediation? Kan hij voorts aangeven of hij bereid
is het wetsvoorstel in overleg met het MfN aan te passen, zodat het wel op voldoende
steun kan rekenen vanuit het veld?
Inschrijvingsvoorwaarden Wet op de rechtsbijstand
De leden van de SGP-fractie lezen dat de Minister in gesprek is met de RvR om te bezien
op welke wijze ook andere mediators die aan dergelijke eisen voldoen en zich daaraan
met voldoende waarborgen conformeren, bij de raad kunnen worden ingeschreven. Deze
leden vragen welke criteria hier worden gehanteerd, welke procedures worden gevolgd
en hoe de kwaliteit van het register gewaarborgd blijft. Zij constateren dat inschrijving
bij de RvR buiten de MfN om, leidt tot de versnippering die de Minister met dit conceptwetsvoorstel
juist probeert te voorkomen. Kan hij aangeven hoe hij versnippering tegen wil gaan
als het voor individuele mediators mogelijk wordt, buiten het MfN om, zich bij de
RvR in te kunnen schrijven.
II. Reactie van de Minister voor Rechtsbescherming
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
P.F.L.M. Tielens-Tripels, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.