Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de reactie op verzoek van het lid Tjeerd de Groot, gedaan tijdens de regeling van Werkzaamheden van 11 mei 2021, over de plannen voor een stroomkabel dwars door Schiermonnikoog (Kamerstuk 35092-27)
2021D34950 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd over de brief van 18 mei
2021 «Reactie op verzoek van het lid Tjeerd de Groot, gedaan tijdens de regeling van
Werkzaamheden van 11 mei 2021, over de plannen voor een stroomkabel dwars door Schiermonnikoog»
(Kamerstuk 35 092, nr. 27).
De fungerend voorzitter van de commissie, Azarkan
De adjunct-griffier van de commissie, Van Dijke
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II
Antwoord/Reactie van de Minister
8
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie merken op dat er veel discussie is ontstaan omtrent het
voorkeurstracé voor de stroomkabel die het windpark ten noorden van de Waddeneilanden
moet verbinden met het elektriciteitsnet. Deze leden merken daarbij op dat het van
groot belang is dat de 700 megawatt (MW) wind-op-zee tijdig met het net verbonden
wordt in verband met de energietransitie. De leden willen natuurlijk wel dat eventuele
schade zoveel mogelijk wordt beperkt, want het Waddengebied is een fantastisch natuurgebied
dat we moeten behouden en beschermen. Het gaat eveneens om een belangrijk landbouwgebied.
De leden van de VVD-fractie hebben enkele vragen over het voorgestelde tracé en het
proces.
De leden van de VVD-fractie hebben ten eerste vragen omtrent de schade. Hoe groot
is de schade die aangericht zou worden bij het voorkeurstracé. Kan de Minister bij
de beantwoording van deze vraag ingaan op de schade bij zowel de aanleg van het voorkeurstracé
als het onderhoud in de toekomst? Kan de Minister daarbij tevens ingaan op de schade
voor zowel de natuur, als ook voor de boeren in het gebied? Wat kan er gedaan worden
om de schade te beperken? In hoeverre is de schade permanent?
De leden van de VVD-fractie hebben ten tweede vragen omtrent de alternatieven voor
het voorkeurstracé. Waarom is het niet mogelijk om de oostelijke route te kiezen?
Waarom zou de oostelijke route in dat geval niet meer beschikbaar zijn voor toekomstige
kabels? Kan daar niet al tijdig ruimte voor ingebouwd worden? Wat zou daarvoor nodig
zijn? Wat zijn de kosten van de verschillende tracés? Welke andere varianten zijn
of worden nog bekeken? Wanneer is het onderzoek in opdracht van de Minister naar alternatieven
gereed? Welke varianten worden daarin bekeken?
De leden van de VVD-fractie hebben ten derde vragen omtrent het te volgen proces.
Hoeveel tijd is er nog beschikbaar, voorafgaand aan het nemen van onomkeerbare stappen,
willen we de aanlanding van dit windpark niet nodeloos vertragen? Hoe werkt de Minister
aan het draagvlak onder omwonenden en belanghebbenden? Ziet de Minister nog mogelijkheden
om het draagvlak verder te versterken? Welk overleg heeft er plaats gevonden met de
regio en met de ondernemers en welk overleg vindt er nog plaats? Wat zijn de uitkomsten
daarvan?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de verschillende
stukken die zijn ingediend ten behoeve van het rondetafelgesprek. Zij wensen nog een
aantal vragen en opmerkingen voor te leggen.
De leden van de D66-fractie willen vooropstellen dat zij het van groot belang vinden
dat er vaart wordt gemaakt met het behalen van de doelen uit het klimaatakkoord en
dat vertraging voorkomen wordt. Tegelijkertijd vinden deze leden dat met een kwetsbaar
gebied als het Waddengebied, dat van onschatbare waarde is voor de natuur en heel
Nederland, met de grootste zorgvuldigheid moet worden omgegaan. Deze leden zijn er,
na de uitvoering van de contra-expertise van de Kamer en het bijwonen van het rondetafelgesprek,
niet van overtuigd dat deze zorgvuldigheid voldoende geborgd is in het proces tot
nu toe. Deze leden vragen dan ook hoe de Minister reflecteert op de zorgvuldigheid
van het proces nu de «adempauze», die in de Kamerbrief van 18 mei werd aangekondigd, bijna voorbij is. (Kamerstuk
35 092, nr. 27). Hierbij vragen deze leden specifiek op een reflectie op de cumulatieve effecten
van alle andere activiteiten op de Wadden op de lange termijn en de realisatie van
het voorkeursalternatief (VKA).
De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse genomen van de «heatmap» die
is ontwikkeld door het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ)
ten behoeve van het rondetafelgesprek. De «heatmap» schetst de biodiversiteitshotspots
op de Wadden en hoe de verschillende tracés deze doorkruisen. Hieruit wordt nogmaals
duidelijk dat het huidige VKA door juist de meest kwetsbare en ecologisch rijke gebieden
van de Wadden loopt. Kan de Minister reageren op deze biodiversiteitsanalyse? Deelt
de Minister de mening van de leden van de D66-fractie dat deze analyse bevestigt dat
het huidige VKA grote risico’s voor de natuur met zich meebrengt? Hoe schat de Minister
de mogelijkheden op eventueel herstel van de mosselbanken en het zeegras in en op
welke wijze is dit ecologisch onderbouwd? Hoe ziet de Minister deze kwetsbaarheden
in het licht van het verslechteringsverbod en voorzorgsprincipe dat geldt in de Wadden,
gezien de Natura-2000-status? Is de Minister het met de leden van de D66-fractie eens
dat, gelet op het verslechteringsverbod in artikel 6 lid 2 van de Vogel en Habitatrichtlijn
(VHR), juridische procedures tot grote vertraging kunnen leiden? Is een juridische
risicoanalyse op basis van deze twee genoemde principes uit de VHR meegenomen in het
besluit voor het huidige VKA? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kan deze gedeeld worden?
De leden van de D66 fractie vragen zich met betrekking tot de ecologische risico’s
van het VKA af in hoeverre verdrinking van de wadplaten is meegenomen in de bestaande
ecologische risicoanalyse. Is bij het kijken van de effecten van het graven bij de
Waddenzee bijvoorbeeld gekeken naar waar het zand vandaan moet komen om dat weer aan
te vullen? Zo ja, waar komt dit zand vandaan? Is meegenomen of er een netto substantiële
zandtoevoer naar die steeds steilere voordelta bestaat, ook met het zicht op een versnellende
zeespiegelstijging? En acht de Minister het aannemelijk dat het nu creëren van lokale
bodemdaling «ergens in het waddensysteem» straks de schaal en snelheid van het verdrinken
van ecologische waardevolle wadplaten zal uitvergroten?
De leden van de D66-fractie hebben de zorg dat bij het zoeken naar de verschillende
mogelijkheden voor het aanlanden van energie, te vroeg in het proces al een te nauwe
en onvoldoende integrale en toekomstgerichte scope is gehanteerd. Hierin voelen zij
zich gesterkt door de inbrengen van de verschillende stakeholders aan het rondetafelgesprek
en de contra-expertise, waarin werd geconcludeerd dat de cumulatieve effecten van
de aanlanding, nog toekomstige kabels voor windparken, onvoldoende zijn meegenomen.
Kan worden gereageerd op deze zorg? De leden van de D66-fractie hebben uit de voorliggende
brief begrepen dat de Verkenning aanlanding wind op zee (VAWOZ) parallel loopt aan
de nadere uitwerking van het bestaande VKA. Deelt de Minister de mening van deze leden
dat het voor een integrale keuze voor het VKA nodig is om in elk geval de voortschrijdende
inzichten van het VAWOZ-onderzoek mee te nemen in de uiteindelijke besluitvorming
voor een definitief VKA? In hoeverre is dit ook het geval?
De leden van de D66-fractie roepen in herinnering dat bij het vaststellen van de Waddenagenda
voor 2050 werd gesteld dat kabels en buisleidingen door de Waddenzee naar het vasteland
in principe aan moeten sluiten bij bestaande corridors. Is dit principe volgens de
Minister voldoende meegenomen bij het uitkiezen van de verschillende opties en de
uiteindelijke keuze voor het huidige VKA? Is de Minister van mening dat het VKA nog
steeds de beste keuze is als deze doelstelling en het voortschrijdend inzicht van
het VAWOZ-onderzoek in acht worden genomen?
De leden van de D66-fractie vragen of het een optie is om, met het oog op de toekomstige
energieopgave, nu al de dikke kabel van 10 gigawatt (GW) te leggen op het oostelijk
tracé, waar toekomstige windparken als een soort van stopcontact op kunnen worden
aangesloten. Op welke termijn is de aanleg van deze kabel mogelijk? Leidt dit tot
vertraging van de 2030-doelstelling? De leden van de D66-fractie hebben begrepen dat
deze grotere kabels al op korte termijn bij IJmuiden ver worden toegepast. Op die
manier hopen deze leden dat schade aan het kwetsbare Waddengebied zoveel mogelijk
kan worden voorkomen en het gebruik van de wisselstroomkabels niet nodig is. Kan de
Minister reflecteren op deze optie? De leden van de D66-fractie hebben begrepen dat
dit technisch al mogelijk is, maar wellicht wel grote wijzigingen in de huidige plannen
met zich meebrengt en daardoor ook enige vertraging en hogere kosten kan opleveren.
Is de Minister het eens met deze leden dat, om te voldoen aan het voorzorgsprincipe,
de best beschikbare technieken moeten worden gekozen om schade aan een kwetsbaar Natura-2000-gebied
te voorkomen, ook met het oog op het risico van vertraging als gevolg van juridische
procedures? Hoeveel vertraging en hoeveel hogere kosten schat de Minister dat een
wijziging van de plannen met zich meebrengt? Hoe omvangrijk schat de Minister deze
vertraging en deze kosten ten opzichte van mogelijke vertraging en kosten die het
project oplevert door schending van het voorzorgsprincipe en het verslechteringsverbod?
Wordt een eventuele grotere wijziging nog meegenomen in de huidige besluitvorming?
Zo nee, waarom niet? Welke andere opties liggen er op dit moment nog op tafel?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de stukken over de plannen voor
een stroomkabel dwars door Schiermonnikoog. Deze leden merken op dat er in het gebied
zorgen zijn over de impact van de aanleg van de stroomkabel op onder andere de natuur
en de landbouw. Deze leden onderschrijven het belang van wind op zee en het transport
van de op zee geproduceerde elektriciteit. Daarbij hechten zij er wel aan dat de impact
op onder andere de natuur en landbouw zo veel mogelijk wordt beperkt bij de definitieve
besluitvorming over het te kiezen traject, alsmede bij de daadwerkelijke aanleg van
de stroomkabel. Vanuit deze gedachte hebben voornoemde leden enkele vragen voor de
Minister.
De leden van de CDA-fractie constateren dat de landbouwsector vraagt om onderzoek
naar de gevolgen van de aanleg van een stroomkabel voor de bedrijfsvoering van landbouwbedrijven
in het unieke pootgoedgebied waardoor het voorkeurstraject loopt. Bij akkerbouwers
in het gebied zijn er grote zorgen over onder andere de mogelijke introductie van
plantenziekten als gevolg van de aanleg van de kabel en verziltingsrisico die op kunnen
treden. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister in hoeverre deze door de agrarische
sector genoemde risico’s momenteel voldoende in beeld zijn. Is de Minister bereid
om in samenwerking met de sector de gevolgen voor de bedrijfsvoering van landbouwbedrijven
te onderzoeken, zodat ook dit aspect goed in beeld is op het moment dat over wordt
gegaan tot een definitief besluit over het te kiezen tracé?
De leden van de CDA-fractie merken op dat netbeheerder TenneT aangeeft dat er verschillende
aanlegtechnieken beschikbaar zijn met een beperkte verstoring en impact op de omgeving
tot gevolg. Zo wordt in het position paper van TenneT voor het rondetafelgesprek van
16 september 2021 het gebruik van een Wadtrencher, een machine die de gronddruk heeft
van een gemiddelde wadloper, genoemd als mogelijkheid. TenneT sprak daarbij uit op
basis van eerder ervaringen in Nederland en Duitsland te verwachten dat er na enkele
weken geen sporen op de wadplaten meer zichtbaar zijn. De leden van de CDA-fractie
vragen de Minister dieper in te gaan op de ervaringen op andere locaties. Kan de Minister
aangeven wat bij deze eerdere aanleg van kabels in onder andere Duitsland de exacte
gevolgen waren voor de natuur, op welke termijn de natuur zich heeft hersteld en op
welke wijze bij deze trajecten is gepoogd de natuurimpact zoveel mogelijk te beperken?
Kan hij tevens aangeven of de verwachting van TenneT, dat na enkele weken geen sporen
op de wadplaten meer zichtbaar zijn, ook betekent dat de aangetaste natuur zich daadwerkelijk
binnen een dermate korte termijn hersteld? Is daar op andere locaties onderzoek naar
gedaan en zo ja, wat waren daarvan de uitkomsten? Tevens vragen de leden van de CDA-fractie
hoe de Minister de zorgen, zoals geuit door Tjisse van der Heide van het NIOZ, duidt
dat ongeacht de aanlegtechnieken de schade aan de natuur onomkeerbaar zal zijn. Is
dat een breed gedragen kritiek vanuit de wetenschap? Herkent de Minister deze kritiek?
Hoe zal hij daarmee omgaan?
De leden de CDA-fractie merken op dat de keuze voor het voorkeurstracé Eemshaven-West
omgeven is met zorgen over natuur en landbouw, maar dat het alternatieve tracé Eemshaven-Oost
ruimtelijke en technische risico’s kent en mogelijk niet toekomstvast is. Gezien de
zorgen over het huidige voorkeurstracé en de onzekerheid over de haalbaarheid van
het alternatieve tracé vragen deze leden de Minister om te herbevestigen dat als onderdeel
van de VAWOZ 2030, waarin wordt onderzocht welke verbindingen er door het Waddengebied
nodig zullen zijn en welke mogelijkheden hiervoor zijn, ook wordt bezien of het gekozen
voorkeursalternatief het juiste is. Kan hij tevens de uitspraak van de voormalig Minister
van Economische zaken en Klimaat (Kamerstuk 35 092, nr. 27) bevestigen dat als hieruit blijkt dat er goede redenen zijn om het gekozen voorkeurstracé
te wijzigen, dat in overweging genomen zal worden? Kan de Minister tevens toezeggen
dat als er sprake is van een heroverweging, er daarbij ook aandacht zal zijn voor
de borging van werkgelegenheid in Noord-Nederland?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hechten veel belang aan het behouden van natuur
en het oplossen van de biodiversiteitscrisis, alsook het oplossen van de klimaatcrisis.
Klimaatverandering heeft immers een directe impact op het Waddengebied en dus de biodiversiteit
van dit unieke natuurgebied. De uitrol van duurzame energie is daarom essentieel,
ook voor het Waddengebied. Deze leden vinden het daarom belangrijk dat de uitrol van
windparken op zee snel plaatsvindt, zonder permanente schade aan de natuur.
De leden van de GroenLinks-fractie zouden graag een goed overzicht van de alternatieven
zien en dan met name de oostelijke variant. Kan de Minister de voor- en nadelen van
deze variant uiteenzetten? Kunnen hierbij de kosten, het ruimtebeslag en de ecologische
gevolgen duidelijk op een rijtje worden gezet? Is de Minister bereid een meerprijs
te betalen als daarmee schade aan de natuur voorkomen kan worden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij-voor-de-Dieren-fractie
De leden van de Partij-voor-de-Dieren-fractie hebben kennisgenomen van de stukken.
Zij merken op dat de discussie over de aanleg van de stroomkabel momenteel gaat over
de keuze tussen de tracés Eemshaven-Oost of Eemshaven-West. De Minister heeft een voorkeur voor het tracé-west,
ondanks dat deze dwars door Schiermonnikoog en dwars door een kwetsbaar en biodivers
stuk van het UNESCO Werelderfgoed Waddenzee loopt en ondanks dat deze niet wordt gewenst
door regionale en lokale overheden. De argumentatie van de Minister is dat hij het
tracé-oost open wil laten voor toekomstige kabels, zoals gelijkstroomkabels of waterstofleidingen
in het kader van de energietransitie. De aanleg van deze kabels zou meer impact op
de natuur hebben dan de huidige voorgestelde wisselstroomverbinding, vandaar de voorkeur
voor het tracé-oost
De leden van de Partij-voor-de-Dieren-fractie wijzen op een contra-expertise door
de Waddenacademie, waaruit naar voren komt dat de tot nu toe gevolgde procedure onvoldoende
is om de hoofddoelstellingen voor het Waddengebied te behalen. Deze leden merken daarom
op dat de huidige voorgestelde keuze tussen tracé-oost en -west een onjuist uitgangspunt
heeft, een zogenaamd vals dilemma. Zo sluit het huidige voorstel niet aan bij het
beleid van de overheid voor de Wadden, waarbij kabels moeten aansluiten op bestaande
corridors. Daarnaast houdt de huidige procedure onvoldoende rekening met de impact
van het gebruik, onderhoud en de mogelijke ontmanteling van de kabel en met cumulatieve
effecten. Deelt de Minister het inzicht van de Waddenacademie dat de gevolgde procedure
onvoldoende is om de hoofddoelstellingen voor het Waddengebied te behalen? Zo nee,
waarom niet? Zo ja, wat gaat de Minister ondernemen om de procedure als nog in lijn
te brengen met het behalen van de hoofddoelstellingen? Welke rol kan het voorgestelde
toetsingskader van de Waddenacademie spelen in het behalen van de hoofddoelen uit
de Agenda? Deelt de Minister het inzicht dat de aanleg van de stroomkabel in het UNESCO-gebied
vanuit een technisch oogpunt is ingegeven en niet vanuit een oogpunt van natuur? Zo
nee, waarom niet?
Effecten op het UNESCO Werelderfgoed Waddenzee
De leden van de Partij-voor-de-Dieren-fractie vragen de Minister op welke manier bij
het huidige project rekening gehouden is met de huidige gebruikers van de Waddenzee
en de cumulatieve effecten op de natuur? Is de Minister zich er van bewust dat er
rekening gehouden moet worden met cumulatieve effecten? Zo nee, hoe gaat hij dat rechtzetten?
Kan de Minister aangeven hoeveel (extra) schade door bestaande vergunningen aan de
Waddenzee wordt toegebracht? Is bekend wat de schade van de aanleg langs tracé-west
daaraan gaat toevoegen? Zo nee, waarom niet en is de Minister bereid dit te onderzoeken?
Is het mogelijk dat we ongemerkt een «tipping point» passeren en hoe voorkomt de Minister
dat dit gebeurt?
De leden van de Partij-voor-de-Dieren-fractie vragen of de Minister kan aangeven wat
de oorspronkelijke afwegingen waren voor het plaatsen van windmolens op de Noordzee
boven de Waddeneilanden, zowel met betrekking tot Gemini als met betrekking tot het
nieuwe park genaamd «Ten noorden van de Waddeneilanden»? Hoe werd bij deze keuze rekening
gehouden met het plaatsen van de kabels, de ligging van het Werelderfgoed Waddenzee
en het type kabels? Kan de Minister aangeven hoe de geplande windmolenparken in andere
delen van de Noordzee zijn betrokken bij de afwegingen? Hoe ver is er vooruitgekeken
bij geplande en geambieerde windparken in de Noordzee? Is er vooruitgekeken tot 2030,
of ook al tot 2040 of 2050? Hoeveel GW zal er in 2050 in de Noord- en Waddenzee moeten
worden opgewekt volgens de huidige stand van zaken van de plannen? Op welke manier
zijn de (cumulatieve) effecten van dit project meegenomen, in relatie tot andere huidige
en toekomstige projecten en huidige en toekomstige gebruikers? Deelt de Minister het
inzicht dat het kwetsbare UNESCO Werelderfgoed moet worden ontzien van activiteiten
en ontwikkelingen, die het gebied kunnen aantasten, door in te zetten op duurzame
energieopwekking in andere delen van Noordzee of door er zorg voor te dragen dat kabels
niet door het biodiverse Waddengebied getrokken worden? Zo ja, hoe kan dit worden
meegenomen in de energietransitie?
De leden van de Partij-voor-de-Dieren-fractie vragen of de Minister kan aangeven hoe
zwaar het thema milieu heeft gewogen in het huidige afwegingskader in verhouding tot
andere thema’s, zoals omgeving, techniek, toekomstvastheid en kosten. Tellen alle
thema’s even zwaar mee of is er een weging geweest? Hoe zijn de gevolgen van het gebruik,
het onderhoud en de ontmanteling meegenomen in het huidige afwegingskader? Wat waren
de resultaten? De leden krijgen graag inzicht in de documenten die betrekking hebben
op deze afweging. Indien het niet is onderzocht, is de Minister bereid om dit alsnog
te onderzoeken? Kan de Minister aangeven hoe de ambitie om te komen tot een natuurinclusieve
samenleving (waarin bij alle besluiten en handelingen de effecten op de natuur en
de kansen die natuur en natuurlijke processen bieden, meegenomen zijn) is betrokken
bij de voorkeursafweging voor tracé-west? Is onderzocht welke kansen er worden geboden
door de natuur en natuurlijke processen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat waren de
resultaten? Zijn deze kansen onderzocht voor tracé-oost? Zo nee, waarom niet? Zo ja,
wat waren de resultaten?
De leden van de Partij-voor-de-Dieren-fractie vragen hoe de uitgangspunten van het
clusteren van kabels, buizen en leidingen en van zuinig gebruik van de beperkte ruimte
in de Waddenzee zijn meegenomen in de huidige procedure. Welke andere aanlegpunten
zijn er bekeken in Nederland en daarbuiten? Hoeveel en welke kabels, die hergebruikt
kunnen worden, liggen er in de Waddenzee en hoeveel liggen er in Noordzee? Welke rol
zouden (oude) bestaande gasbuizen en andere kabels kunnen spelen bij de aanleg van
de stroomkabel? Is onderzocht op welke manier hergebruik technisch mogelijk is, hoeveel
dit kost en welke milieu of andere voor- of nadelen hiermee behaald worden, rekening
houdend met de ambitie om klimaatneutraal te worden en het gebruik van fossiele brandstoffen
te beëindigen? Als hergebruik onderzocht is, wat waren de resultaten? Als dit hergebruik
niet onderzocht is, waarom niet en is de Minister bereid dit te laten onderzoeken?
De leden van de Partij-voor-de-Dieren-fractie vragen of het klopt dat gelijkstroom
duurder is om aan te leggen en dat dit mogelijk de keuze voor wisselstroom heeft beïnvloed?
Klopt het dat gelijkstroom op langere afstanden van meer dan tientallen kilometers
economisch efficiënter is, omdat minder elektriciteitsverlies optreedt? Klopt het
dat bij de aanleg van een gelijkstroomverbinding, met een capaciteit groter dan 1.000
MW, een bipolair systeem technisch-economisch het meest voordelig is? Wat is het verschil
tussen monopolaire en bipolaire gelijkstroom? Wat zijn de effecten van de aanleg,
het gebruik, het onderhoud en de ontmanteling van wisselstroom-, monopolaire en bipolaire
gelijkstroomkabels op milieu en met name het kwetsbare Waddengebied? Wat zijn de effecten
van wisselstroom en monopolaire en bipolaire stroom op soorten die gevoelig zijn voor
elektrische- en magneetvelden, zoals haaien, roggen en vissen, graag uitgesplitst
naar type stroom? Welke onderzoek is hiernaar gedaan? Wat is de reikwijdte van de
effecten van wisselstroom in vergelijking met monopolaire en bipolaire gelijkstroom?
Welke maatregelen kunnen genomen worden om de effecten van magneetvelden rondom kabels
te verminderen? Hoe diep moet de wissel- of gelijkstroomkabel komen te liggen om mogelijke
effecten op diersoorten te vermijden? Hoe diep liggen de huidige kabels, die mogelijk
hergebruikt kunnen worden? Is de Minister bereid dit te onderzoeken?
De leden van de Partij-voor-de-Dieren-fractie willen weten of er nog andere alternatieve
tracés bekeken worden, naast de huidige negen. Klopt het dat de kabel, die momenteel
wordt aangelegd, moet voldoen aan de productie van 6 GW? Op welke manier wordt er
al rekening gehouden met een productie van 11 GW die gepland staat voor 2030? Wordt
er wellicht nog verder vooruitgekeken of wordt er geen rekening mee gehouden? Is onderzocht
of de Gemini-kabels opgevist kunnen worden om dan een (bipolaire) gelijkstroom kabel
terug te plaatsen, die rekening houdt met tenminste 11 GW potentie? Is onderzocht
of de kabels boven het Waddengebied naar Den Helder of IJmuiden doorgetrokken kunnen
worden? Is de Minister bereid dit te onderzoeken, hierbij ook rekening houdend met
de ambitie om tot een klimaatneutrale, natuurinclusieve samenleving te komen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de plannen voor een stroomkabel
dwars door Schiermonnikoog. Het lid van de BBB-fractie vindt het onbegrijpelijk dat
in het licht van de energietransitie alles geoorloofd lijkt. Waar de overheid enerzijds
draconische maatregelen wil nemen die diep ingrijpen op de persoonlijke levenssfeer
van burgers, waarmee wij doelen op het onteigenen van boeren ten gunste van stikstof
om huizen te kunnen bouwen, lijkt diezelfde overheid zonder blikken of blozen een
uniek natuurgebied, waarschijnlijk onherstelbaar, te willen aantasten teneinde het
onder hoge druk realiseren van de energietransitie. Dat is onbegrijpelijk op het moment
dat er een alternatief voorhanden is: tracé-oost. In de Kamerbrief geeft de Minister aan dat het wijzigen van
het voorkeurstracé in overweging genomen wordt als daar aanleiding toe is. Er is in
de tussentijd een alarmerende brief binnen gekomen waarin 30 kustonderzoekers waarschuwen
voor de desastreuze gevolgen voor de biodiversiteitshotspots in het gebied van het
westelijke tracé, terwijl er een alternatief voorhanden is. Erkent de Minister de
analyse die in deze brief uiteen gezet is en is dit voldoende aanleiding om het oostelijk
tracé te heroverwegen? Zo nee, waarom niet?
Het lid van de BBB-fractie heeft daarnaast de notitie van de Waddenacademie doorgenomen.
Ook zij stellen dat de beoordeling tekortgeschoten is en dat de mogelijke aanlandingsstations
niet het sluitstuk, maar het vertrekpunt hadden moeten zijn. Kan de Minister uitleggen
waarom dit niet gebeurd is?
II Antwoord/Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F. Azarkan, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
D.D. van Dijke, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.