Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de regeling nieuwe versie AERIUS Calculator en wijziging stikstofregistratiesysteem (Kamerstuk 35600-59)
2021D34017 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben de onderstaande
fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit over de Regeling nieuwe versie AERIUS Calculator en wijziging
stikstofregistratiesysteem (Kamerstuk 36 600, nr. 59).
De fungerend voorzitter van de commissie, Kuiken
De adjunct-griffier van de commissie, Goorden
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
4
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
4
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
5
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
6
II
Antwoord / Reactie van de Minister
7
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de wijziging
van de Regeling natuurbescherming en omgevingsregeling (nieuwe versie AERIUS Calculator
en wijziging stikstofregistratiesysteem). Deze wijzigingsregeling levert een belangrijke
bijdrage aan de legalisering van de zogenaamde melders onder het Programma Aanpak
Stikstof (PAS). Dit zijn bedrijven die op dit moment buiten hun schuld om in onzekerheid
verkeren, omdat hun bedrijf niet is vergund. Het is goed dat provincies aangeven niet
over te gaan tot handhaving. Deze leden vragen of de Minister kan garanderen dat er
bij geen PAS-melder die voldoet aan een van de drie genoemde criteria gehandhaafd
zal worden, totdat alle PAS-melders voorzien zijn van een vergunning conform de Wet
natuurbescherming (Wnb). Kan de Minister aangeven om hoeveel PAS-melders het gaat
en hoeveel van hen inmiddels zijn gelegaliseerd? Verder vragen zij de Minister hoe
zij omgaat met de zogenaamde interimmers en of ze daarbij kan ingaan op de positie
van de tuinbouw.
Het is goed dat voor afzonderlijke woningbouwprojecten de mogelijkheid wordt geboden
voor een reservering van de totaal voor een woningbouwcluster benodigde depositieruimte.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het verzoek tot reservering plaatsvindt door
het college van burgemeester en wethouders. Is er afstemming geweest met de decentrale
overheden op dit gebied? Zo ja, is daarbij ook stilgestaan bij de uitvoering hiervan?
Wat zijn eventuele risico’s als de reservering weliswaar is gedaan, maar er uiteindelijk
geen stikstofruimte beschikbaar is? Voor rekening van welke overheid komt dit risico
te vallen? Of valt dit risico onder de verantwoordelijkheid van de ontwikkelaar? Deze
leden ontvangen graag een toelichting hierop. De reserveringsmogelijkheid voor woningbouw
wordt verruimd en dat is goed nieuws. Kan de Minister aangeven om hoeveel van deze
projecten het (indicatief) gaat en welke looptijd hierbij gepaard is?
De Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (Srv) geeft de stikstofruimte die ingebracht
wordt in het registratiesysteem. Terecht wijst de Minister erop dat deze regeling
oorspronkelijk bedoeld was om geuroverlast te voorkomen. Geuroverlast wordt met name
ervaren in stedelijke gebieden en minder in het buitengebied. In het buitengebied
zijn juist de Natura 2000-gebieden te vinden waarop de ammoniak het meeste effect
heeft. Had de Minister daarmee vooraf eigenlijk niet kunnen weten dat de inschrijving
op de regeling daarmee achteraf best zou tegenvallen? Op welke wijze is de sector
hierbij betrokken geweest? Kan de Minister aangeven om hoeveel gesaneerde bedrijven
het gaat en wat er met de grond is gebeurd, of gebeurt, die hierdoor is vrij komen
te vervallen? De wijzigingsregeling staat enkel stil bij de Srv, maar er zijn meer
beëindigingsregeling, zowel op landelijk als decentraal niveau. Kan de Minister een
overzicht geven van de verschillende regelingen, de verwachte stikstofopbrengst en
of deze stikstofopbrengst ingebracht gaat worden in het registratiesysteem?
De leden van de VVD-fractie nemen met waardering kennis van de update van AERIUS.
Het is van vitaal belang dat deze calculator gegevens bevat die recht doen aan de
werkelijkheid. Onterecht ingetekende natuurgebieden leiden tot onnodige druk op industrie,
woningbouw, landbouw en infrastructuur. Kan de Minister aangeven op welke wijze zij
provincies erbij ondersteunt dat met iedere update de juiste kaarten en gegevens worden
verwerkt in AERIUS?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de Regeling nieuwe versie AERIUS
Calculator en wijziging stikstofregistratiesysteem en hebben hierover nog enkele kritische
vragen en opmerkingen.
1. Inleiding
De leden van de D66-fractie lezen dat restruimte in het kader van de Srv kan worden
ingezet om PAS-meldingen te legaliseren. Deze leden vernemen dat deze ruimte beschikbaar
zal komen nadat ruimte is vergeven aan onder andere woningbouwprojecten en projecten
uit het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT). Hoeveel ruimte
verwacht de Minister dat overblijft voor de PAS-meldingen? Hoe ver is de inventarisatie
van PAS-meldingen? Welk effect heeft het feit dat minder varkensboeren dan gepland
zich hebben opgegeven voor de Srv op de te vergeven stikstofruimte? In welke mate
heeft dit een negatief effect op de benodigde ruimte voor woningbouwprojecten?
Daarnaast zijn de leden van de D66-fractie benieuwd hoe deze wetswijziging zich verhoudt
tot de 25 kilometerregel bij het vergeven van vergunningen. Klopt het dat bij bronmaatregelen
alle depositiewinst, na het afromen van 30%, gebruikt mag worden of in een stikstofbank
gestopt mag worden, dus ook verder dan 25 kilometer? Geldt de afkapgrens alleen voor
vergunningen of ook voor bronmaatregelen? Eerder drongen deze leden al aan middels
schriftelijke vragen om advies te vragen bij de Raad van State over de juridische
houdbaarheid van de afkap van 25 kilometer. Zij betreuren het dat de Minister dit
niet van plan is. Zij vragen de Minister nogmaals of zij bereid is de Raad van State
om voorlichting te vragen.
2.1 Achtergrond
De leden van de D66-fractie vragen de Minister wanneer zij komt met een programma
met maatregelen om de gevolgen van de stikstofdepositie van de projecten te mitigeren
of compenseren. Deze leden zijn van mening dat dit programma er zo snel mogelijk moet
komen om verdere achteruitgang van de natuur te voorkomen.
4. Bronmaatregelen
De leden van de D66-fractie lezen: «voor ten minste 30% zal de stikstofreductie worden
gebruikt om ook bij te dragen aan de vermindering van de stikstofbelasting op de Natura
2000-gebieden». Betekent dit dat ook meer dan 30% van de reductie zal of kan worden
ingezet om de stikstofbelasting op Natura 2000-gebieden te verminderen? Waar doelt
het woordje «ook» op? Wordt deze ruimte ook gebruikt voor andere doeleinden dan herstel
van de natuur?
10.2 Overheden
De leden van de D66-fractie vragen wat precies de verantwoordelijkheid is van het
Rijk en wat de verantwoordelijkheid is van de provincies, bijvoorbeeld in het kader
van het aanvragen van een Natura 2000-vergunning. Is hier een heldere taakverdeling?
Graag ontvangen deze leden hier een uitgebreide reflectie op.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de Regeling nieuwe versie AERIUS
Calculator. Deze leden hebben daar enkele vragen over.
De uitkomsten van AERIUS Calculator worden in hoge mate bepaald door de kartering
van stikstofgevoelige natuur. Hoe actueel zijn de karteringen van de habitattypen,
de stikstofgevoelige leefgebieden en de zoekgebieden? Worden de karteringen van bovengenoemde
gebieden gecontroleerd? Door wie en met welke frequentie? Afgelopen winter werd bekend
dat provincies nogal wat karteerfouten hebben gemaakt. Er was bijvoorbeeld stikstofgevoelige
natuur gekarteerd op landbouwgronden en op de plek waar weidevogelgrasland was ingetekend,
stonden in werkelijkheid bomen. Zijn alle fouten hersteld? Bij de AERIUS-karteringen
van «herstellend hoogveen» (habitattype H7120) valt op dat veel van deze hectares
op de Natuurbeheerkaart voor de subsidies van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
(RVO) staan gekarteerd als heide (vochtige heide of droge heide). Is het toegestaan
om deze hexagonen voor de stikstofwetgeving te karteren als «herstellend hoogveen»
(AERIUS) en deze te beheren en ontwikkelen als heide voor de natuurbeheersubsidies
(Natuurbeheerplan/Ambitieplan RVO-subsidies)?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de Regeling nieuwe versie AERIUS
Calculator en wijziging stikstofregistratiesysteem en hebben hierover enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie constateren dat PAS-meldingen pas kunnen worden gelegaliseerd
met dankzij de Srv vrijgekomen stikstofdepositieruimte, nadat deze ruimte eerst is
benut voor woningbouw- en MIRT-projecten en clusters van ruimtelijk samenhangende
woningbouwprojecten. Deze leden vragen de Minister wat haar prognose is voor de straks
daadwerkelijk beschikbare stikstofdepositieruimte voor het legaliseren van PAS-meldingen
en het tempo waarmee de PAS-meldingen kunnen worden gelegaliseerd. Op welke termijn
zullen naar inschatting van de Minister alle daarvoor in aanmerking komende PAS-melders
zijn gelegaliseerd? Hoeveel PAS-melders zullen naar de inschatting van de Minister
gebruik maken van de mogelijkheid tot legalisering?
De leden van de CDA-fractie merken op dat de Minister vaststelt welke ruimte vanuit
het stikstofregistratiesysteem beschikbaar gesteld kan worden aan clusters van ruimtelijk
samenhangende woningbouwprojecten en PAS-meldingen. Hiertoe wordt een compartimentering
in het stikstofregistratiesysteem gehanteerd, waarin woningbouw en MIRT-projecten
en de PAS meldingen van elkaar worden gescheiden. Deze leden lezen voorts dat alleen
resterende ruimte die na inzet voor woningbouw en MIRT-projecten in het compartiment
voor de PAS-meldingen terechtkomt en dat de vaststelling van deze restruimte periodiek
plaats zal vinden. Zij vragen de Minister op basis waarvan zij zal komen tot een vaststelling
van de restruimte. Hoe wordt daarbij de «realistische buffer» ingebouwd? En welke
ruimte is er om, indien daar aanleiding voor is, de verdeling over de compartimenten
aan te passen dan wel om depositieruimte uit de buffer in te zetten voor het legaliseren
van PAS-meldingen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben met ontzetting kennisgenomen
van de Regeling nieuwe versie AERIUS Calculator en wijziging stikstofregistratiesysteem
(hierna: de Regeling). In de Regeling wordt beschreven dat en hoe de PAS-melders worden
gelegaliseerd. PAS-melders zijn bedrijven waarvoor onder het PAS slechts een melding
volstond, omdat zij minder dan 1 mol stikstof per hectare per jaar aan depositie veroorzaakten.
De Europese Habitatrichtlijn staat zo’n «drempelwaarde» waaronder een natuurvergunning
niet nodig zou zijn echter niet toe, en vereist ook voor activiteiten die weinig depositie
veroorzaken een individuele passende beoordeling en mogelijk een natuurvergunning.
Deze Regeling beoogt echter om PAS-melders alsnog een natuurvergunning te verlenen
(te legaliseren) zonder dat middels een passende beoordeling of een ADC-toets uitgesloten
kan worden dat de activiteit een significant verslechterend effect heeft op Natura
2000-gebieden. Dit gebeurt in de context waarin een programma van maatregelen waarmee
vaststaat dat de natuurdoelen (op termijn) met zekerheid gehaald zullen worden, nog
altijd ontbreekt. Deze leden constateren daarom dat met het opnieuw uitgeven van «stikstofruimte»
aan economische activiteiten, zonder dat die ruimte beschikbaar is, dezelfde dure
fout wordt begaan als onder het PAS: een PAS 2.0.
Nog schandelijker vinden de leden van de Partij voor de Dieren-fractie dat met deze
Regeling de PAS-meldingen niet zullen worden gecontroleerd op juistheid. Ook onjuiste
meldingen, of dat nu met of zonder opzet is gedaan, komen dus in aanmerking voor legalisatie.
Kan de Minister aangeven of dat haar bedoeling is? Is het mogelijk dat een bedrijf
dat in werkelijkheid meer stikstofdepositie veroorzaakt, of zal veroorzaken, dan 1 mol/ha/jr
toch een PAS-melding heeft gedaan? Kan de Minister garanderen dat alle PAS-meldingen
zijn gecontroleerd op juistheid en volledigheid? Zo ja, door welke instantie is dat
gedaan en wanneer? Zo nee, kan de Minister in de Regeling opnemen dat alleen voor
projecten waarin tijdens het PAS (tussen 1 juli 2015 en 28 mei 2019) een volledige
en juiste melding is gedaan, depositieruimte wordt gereserveerd? Kan de Minister bevestigen
dat projecten waarvoor toestemming is verleend voor 1 juli 2015 niet worden gelegaliseerd?
Dit zijn namelijk projecten die niet onder het PAS vielen (pre-PAS-projecten) en vergunningplichtig
zijn. En kan de Minister bevestigen dat ingetrokken of vervallen PAS-meldingen niet
alsnog worden gelegaliseerd?
Kan de Minister aangeven of zij contact heeft gehad met de Europese Commissie over
deze Regeling? Zo ja, wat is er besproken?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie willen hierbij expliciet noemen dat
er voor Lelystad Airport een onjuiste PAS-melding is gedaan, zowaar twee weken voor
de uitspraak van de Raad van State die het PAS vernietigde.1 Uit de passende beoordeling bij de ontwerpbeschikking van Lelystad Airport blijkt
dat het project zorgt voor een depositie van 4,1 mol/ha/jr bij 45.000 vliegtuigbewegingen.
Kan de Minister bevestigen dat Lelystad Airport dus ruim boven de grens van 1 mol/ha/jr
voor PAS-melders zit? Kan zij bevestigen dat het hier gaat om een foutieve PAS-melding?
Waarom heeft Lelystad Airport niet al eerder, voor of tijdens de looptijd van het
PAS, een natuurvergunning aangevraagd? Kan de Minister bevestigen dat Lelystad Airport
al een baan en een terminal heeft aangelegd zonder daarvoor een natuurvergunning te
hebben? Klopt het dat deze baan en terminal dus onwettig zijn aangelegd? Beaamt de
Minister dat deze «onomkeerbare en significante investeringen» dus niet te goeder
trouw zijn gedaan? Kan de Minister, indien zij onjuiste en onvolledige PAS-meldingen
niet wil uitsluiten van legalisatie, ten minste de omstreden PAS-melding voor Lelystad
Airport uitsluiten van legalisatie? Zo nee, waarom trekt zij het project Lelystad
Airport voor, ten nadele van boeren en andere ondernemers, die veel moeite doen om
wel op een juiste manier een natuurvergunning te krijgen?
Tot slot vinden de leden van de Partij voor de Dieren-fractie het onjuist dat de Minister
met deze Regeling de ecologische natuurcrisis die de stikstofuitstoot veroorzaakt,
verengt tot een juridische rekenopgave. Deze leden zien nergens in terug dat de Minister
beseft dat het voor verschillende soorten beschermde natuur code zwart is, oftewel
dat kwetsbare habitats voorgoed zullen verdwijnen als we niet nu de stikstofuitstoot
drastisch terugdringen. In plaats daarvan zoekt en creëert deze Minister juridische
geitenpaadjes waardoor de vergunningverlening voor economische activiteiten weer op
gang kan komen. Realiseert de Minister dat zij hiermee roekeloos gedrag vertoont ten
opzichte van de overbelaste natuur? Deelt de Minister het inzicht dat er op een dode
planeet helemaal geen economische activiteit meer plaats kan vinden?
Vragen en opmerkingen van het lid van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie constateren dat de Minister ervoor heeft gekozen de zogenoemde
meldingsvrije activiteiten niet op te nemen in de voorliggende regeling. De betreffende
ondernemers of andere initiatiefnemers hebben echter evenzeer recht op legalisatie
als de PAS-melders. Ook voor de bedrijfsontwikkeling en de positionering ten opzichte
van banken is de zekerheid dat depositieruimte beschikbaar gesteld zal worden ook
voor hen van belang. Is de Minister bereid de zogenoemde meldingsvrije activiteiten
ook op te nemen in de voorliggende regeling? Het geeft tevens de gelegenheid om deze
groep activiteiten mee te nemen bij het leggen van «de ruimtelijke puzzel» voor een
optimaal gebruik van de beschikbare ruimte. Deze leden horen graag of prioriteit gegeven
wordt aan het legaliseren van PAS-melders en meldingsvrije activiteiten.
De leden van de SGP-fractie lezen dat voor depositieruimte die bestemd is voor de
legalisatie van PAS-meldingen en van onder het PAS meldingsvrije activiteiten – na
de inwerkingtreding van de Omgevingswet – artikel 11.71, vijfde lid, Besluit kwaliteit
leefomgeving (Bkl) de mogelijkheid biedt om de door bronmaatregelen bereikte reductie
volledig in het register op te nemen, maar dat de Minister desondanks toch de 30%
afroming toe wil passen. Kan zij nader toelichten waarom zij hiervoor kiest en zo
depositieruimte laat liggen?
De leden van de SGP-fractie hebben nog enkele vragen over AERIUS (Calculator).
Onlangs heeft de Minister schriftelijke vragen van het lid Bisschop over de wijze
waarop de stikstofdepositie berekend wordt en de vergelijking met de kritische depositiewaarden
beantwoord.2 Deze beantwoording roept enkele vragen op. De Minister schrijft dat provincies kunnen
kiezen voor de kritische depositiewaarde die hoort bij het meest optimaal ontwikkelde
herstellende hoogveen (variant «actieve hoogvenen») ook al komt er actueel bos voor.
De als sterk overbelast aangemerkte situatie wordt dan in belangrijke mate echter
veroorzaakt door het voorkomen van ongewenste bomen/bos (en bijbehorende extra droge
depositie) en niet zozeer door de ammoniakconcentratie in de lucht. Daarbij komt dat
het typische hoogveenlandschap voor actieve hoogvenen er nog niet voorkomt. Is de
Minister bereid ervoor te zorgen dat in deze gevallen bij het bepalen of sprake is
van een overbelaste situatie zo veel mogelijk uitgegaan wordt van de actuele situatie
en onder meer initiatiefnemers van projecten niet af te rekenen op onvoldoende beheer?
De leden van de SGP-fractie lezen in de reactie op de vierde vraag dat de Minister
aangeeft dat de depositie niet alleen bepaald wordt door de ter plekke aanwezige vegetatiestructuur,
maar ook door de terreinruwheid die mede beïnvloed wordt door de omliggende vegetatiestructuur.
Dat neemt echter niet weg dat de omliggende vegetatiestructuur (bos) niet alleen de
terreinruwheid (en daarmee de aerodynamische weerstand) van een hexagoon bepaalt,
maar ook een eigenstandige hoge depositie met zich meebrengt vanwege het landgebruik/de
vegetatie. Als in een bepaald hexagoon het aandeel bos groot is en het aandeel stikstofgevoelige
habitat met een lage vegetatiestructuur zoals droge heide klein is, is sprake van
overschatting van de depositie op de daar aanwezige stikstofgevoelige habitat, omdat
het bos alleen al vanwege de relatief hoge depositiebijdrage als landgebruik de gemiddelde
depositie op het hexagoon doet stijgen. Erkent de Minister dat bij hexagonen op de
overgang van bos naar stikstofgevoelige habitats met een lage vegetatiestructuur sprake
is van overschatting van de stikstofdepositie op deze stikstofgevoelige habitats en
dat een goede vergelijking met de kritische depositiewaarde dan niet mogelijk is?
Is de Minister bereid om ervoor te zorgen dat bij de bepaling of sprake is van overbelasting
dergelijke hexagonen niet mee te tellen dan wel op een andere wijze, onder meer in
AERIUS Calculator, rekening te houden met de genoemde overschatting?
De leden van de SGP-fractie constateren dat de Minister ervoor blijft kiezen om te
rekenen en te toetsen op hexagoonniveau, terwijl de commissie-Hordijk heeft geadviseerd
om te kijken naar het clusteren van hexagonen om de wetenschappelijke schijnzekerheid
van berekeningen op detailniveau te verkleinen. De Minister gaf eerder aan dat zij
van mening is dat berekeningen op hexagoonniveau een betere inschatting geven van
de ecologisch relevante effecten van stikstofdepositie (Kamerstuk 35 334, nr. 158). De omvang van deze relevante effecten is echter met een dermate grote onzekerheid
omgeven dat de commissie-Hordijk dit niet meer wetenschappelijk verantwoord vindt.
Deze leden willen erop wijzen dat Europese jurisprudentie leert dat het bij het toetsen
van projecteffecten gaat om een passende beoordeling «op basis van de beste wetenschappelijke
kennis ter zake». En wat betreft het verkrijgen van zekerheid waarbij geen sprake
is van negatieve effecten, het gaat om wat «wetenschappelijk gezien redelijkerwijs»
uitgesloten kan worden. Zij vragen of de Minister alsnog bereid is een vorm van clustering
van hexagonen toe te passen. Het zou ook tegemoetkomen aan de eerder in deze inbreng
geschetste overschatting van de depositie in hexagonen op de overgang van bos naar
stikstofgevoelige natuur met een lage vegetatiestructuur.
II Antwoord / Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
F.C.G. Goorden, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.