Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 865 Wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot vaststelling van het Europees wetboek van elektronische communicatie (Implementatie Telecomcode)
Nr. 5
VERSLAG
Vastgesteld 16 september 2021
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van
haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen
tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging
over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.
I. ALGEMEEN
1. Doel en aanleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het onderhavige
wetsvoorstel en hebben daar nog enkele vragen en opmerkingen over.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorliggende
wetsvoorstel. Deze leden hebben hier op dit moment geen verdere vragen of opmerkingen
over.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige
wetsvoorstel. Zij hebben hierover nog verschillende vragen en opmerkingen.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de voorliggende wetswijziging
ter implementatie van de Telecomcode. Zij constateren dat deze wetswijziging met vertraging
het tweede deel van de Telecomcode implementeert en tot doel heeft bij te dragen aan
de universele toegankelijkheid van breedbandinternet, de werking van de interne markt
voor elektronische communicatiediensten te versterken, mededinging tussen aanbieders
te bevorderen en de positie van consumenten te verbeteren. Deze leden hebben enkele
vragen over de voorgenomen instrumenten voor efficiënter en flexibeler FM-frequentiegebruik en de uitrol van glasvezel. Alvorens die te stellen, vragen zij hoe de voorliggende
implementatie van de Telecomcode aansluit bij de genoemde uitwerkingen onder 2.1,
2.2 en 2.3 van de aanbevelingen in de brief over informatie- en communicatietechnologie
en frequentiebeleid (Kamerstuk 24 095, nr. 754) naar aanleiding van het rapport van de Autoriteit Consument & Markt (ACM) over de
glasvezelmarkt.
2. De Telecomcode
De leden van de VVD-fractie benadrukken dat de digitale economie volop kansen biedt
voor onze samenleving en dat de uitrol van 5G hier een positieve bijdrage aan kan
leveren. Het is dan ook positief dat dit wetsvoorstel bijdraagt aan de verdere uitrol
van 5G in Nederland.
De leden van de CDA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de aanleiding
voor de Telecomcode onder meer de constatering van de Europese Commissie is, dat er
onvoldoende wordt geïnvesteerd in rurale gebieden. Herkent de regering dit ook in
Nederland?. Zo ja, in welke regio’s en welke extra acties kunnen worden ingezet op
deze gebieden?
2.3. Interconnectie, interoperabiliteit, aanmerkelijke marktmacht, en toegang tot
netwerken
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben in het commissiedebat Telecommunicatie
van 20 mei 2021 de Staatssecretaris gevraagd naar een mogelijk concessiemodel voor
de glasvezeluitrol. De Staatssecretaris gaf hierin aan dat er dan sprake zou zijn
van een monopolie, terwijl de Telecomcode juist gericht is op het bevorderen van infrastructuurconcurrentie.
Wel kijkt de Staatssecretaris naar «alle andere mogelijkheden om partijen een beetje
te helpen een beetje schappelijk met elkaar om te gaan» (Kamerstuk 24 095, nr. 542). De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering in dat licht welke beleidsopties
en mogelijkheden, die bijdragen aan die schappelijke omgang, zij in de voorliggende
Telecomcode ziet. Tevens vragen deze leden welke beleidsopties op tafel hebben gelegen
in het licht van voorliggende wetswijziging en waarom deze wel of niet zijn meegenomen
in de implementatie van de Telecomcode.
2.4. Universele dienst
De leden van de CDA-fractie constateren dat de Telecomcode de universele dienst (UD)
vervangt en moderniseert. De UD is het vangnet om ervoor te zorgen dat een minimum
aan diensten beschikbaar en betaalbaar is. Volgens de overwegingen bij de Telecomcode
dienen echter eerst andere beleidsinstrumenten te worden aangewend, zoals gerichte
staatssteun voor de uitrol van snel internet in buitengebieden, indien de markt hierin
onvoldoende voorziet.
Hoe kijkt de regering naar de inzet van dit instrument in Nederland, wetende dat in
ons land enige tienduizenden adressen zijn waarvoor het nog onzeker is of zij eind
2023 kunnen beschikken over snel internet (ten minste 100 Mbps), zoals via glasvezel?
Wat is de status van de uitvoering van de motie-Van Dijk c.s. over technologische
alternatieven voor snel internet onderzoeken (Kamerstuk 24 095, nr. 536)? Eerder heeft de regering aangegeven hierbij een rol voor gemeenten te zien, waarvan
bekend is dat deze hier vaak onvoldoende financiële middelen voor hebben. Hoe kijkt
de regering hiernaar in relatie tot de insteek vanuit de Telecomcode?
2.5. Bescherming van gebruikers van communicatiediensten – Eindgebruikers
De leden van de VVD-fractie achten het positief dat dit wetsvoorstel beoogt eindgebruikers
meer bescherming te bieden door hen, voorafgaand aan het sluiten van een overeenkomst
met de telecomaanbieder, meer informatie te verstrekken. Kan de regering concreet
toelichten welke onderdelen nieuw zijn in deze informatieplicht van aanbieders? Welke
aanvullende informatie krijgen consumenten voorafgaand aan het afsluiten van een contract
met de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel dieze voorheen niet kregen?
De leden van de CDA-fractie juichen de nieuwe verplichtingen uit de Telecomcode ter
bescherming van de (eind-)gebruikers van communicatiediensten toe, zoals het verstrekken
van een beknopte en gemakkelijk leesbare samenvatting van een overeenkomst en het
beter in staat stellen van eindgebruikers om prijsvergelijkingen te maken. Begrijpen
zij het goed dat de eveneens nieuwe verplichting om eindgebruikers een faciliteit
aan te bieden om het gebruik van elke dienst te bewaken en te beheersen bijvoorbeeld
kan bijdragen aan het voorkomen van «bill shocks», waarvoor het lid van Den Berg in
2020 aandacht heeft gevraagd in schriftelijke vragen (Aanhangsel van de Handelingen,
Vergaderjaar 2019–2020, nr. 3880)?
2.6. Beveiliging
De leden van de VVD-fractie vragen hoe dit wetsvoorstel, specifiek artikel 11a.1 Telecommunicatiewet
(Tw), zich verhoudt tot het gebruik van end-to-end»»-encryptie door bedrijven zoals
WhatsApp?
3. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel
3.1. Reikwijdte van de Telecommunicatiewet en begrippen
De leden van de CDA-fractie constateren dat het Agentschap Telecom (AT) erop wijst
dat de nieuwe definitie van het begrip «elektronische communicatiedienst» uit de Telecomcode
ertoe leidt dat de zorg- en meldplicht uit hoofdstuk 11a van de Tw ook gaat gelden
voor nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten, zoals WhatsApp.
Een gevolg hiervan is dat het AT zelf moet onderzoeken welke aanbieders van nummeronafhankelijke
interpersoonlijke communicatiediensten er zijn, omdat aanbieders van dergelijke diensten
zich niet hoeven te registreren. Verplichte registratie is echter niet mogelijk, omdat
de Telecomcode die ruimte niet biedt. De regering heeft in reactie op het advies van
de Afdeling advisering van de Raad van State (RvS) toegezegd dit knelpunt in Europees
verband aan de orde te stellen. Is zij daarbij ook van plan bij andere lidstaten te
informeren hoe zij deze uitvoeringsproblematiek oppakken en hierover aan de Kamer
te rapporteren?
3.2. Institutionele wijzigingen – Nationale regelgevende instantie
De leden van de CDA-fractie constateren dat artikel 44 van de Telecomcode de mogelijkheid
biedt voor regelingen rondom kostenomslag. De regering kiest ervoor om die regeling
zelf als generieke regeling uit te voeren. Waarom is er niet voor gekozen dit bij
de ACM, als nationale regelgevende instantie, neer te leggen, gezien haar ervaring
met kostenomslag van gedeeld gebruik bij andere netwerken, zoals antennemasten of
andere telecomnetwerk-onderdelen? Welke overwegingen spelen hier een rol? Hoe werkt
de generieke regeling uit in geval van geschillen? De memorie van toelichting wekt
de indruk dat een ministeriële regeling voor kostenomslag pas tot stand komt als in
de praktijk grote verschillen ontstaan. Vanwaar de keuze om dit niet meteen te regelen?
3.3. Medegebruik van publieke infrastructuur en colocatie en gedeeld gebruik
De leden van de CDA-fractie menen dat terecht wordt gewezen op de positieve bijdrage
van de uitrol van 5G aan de digitale connectiviteit in steden en van Nederland als
geheel. Wat betekent het uitstellen van de eerstvolgende veiling van 5G-frequenties,
als gevolg van de uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen Inmarsat
en de Staatssecretaris EZK over de wijziging van het Nationale Frequentie Plan 2014
(Kamerstuk 24 095, nr. 547), voor de positie van Nederland als digitale koploper? Hoezeer raakt ons land op
achterstand? Hoe kan die achterstand worden ingelopen? Zijn hier scenario’s voor?
De leden van de CDA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat «mobiele operators
aanvankelijk alleen «small cells» gaan uitrollen in gebieden waar voldoende vraag
is naar specifieke connectiviteit, die alleen met 5G kan worden bewerkstelligd». Impliceert
dit dat inwoners van minder drukke, bijvoorbeeld rurale gebieden onzeker moeten zijn
over de beschikbaarheid van 5G?
3.3.1 Medegebruik van publieke infrastructuur
De leden van de VVD-fractie constateren dat dit wetsvoorstel de verplichting opneemt
voor overheidsinstanties, in het bijzonder gemeentes, om publieke infrastructuur beschikbaar
te stellen voor zendapparatuur en bijbehorende connectiviteitsinfrastructuurelementen
van aanbieders. In hoeverre is de benodigde infrastructuur van gemeentes hier klaar
voor? Is de regering hierover in gesprek geweest met gemeentes? Zo ja, wat waren de
uitkomsten van deze gesprekken?
De leden van de VVD-fractie vragen hoe de regering deze verplichting voor overheidsinstanties
beoordeelt, kijkend naar bijvoorbeeld de gemeentelijke bevoegdheid en verantwoordelijkheid
voor het inrichten van de openbare ruimte.
De leden van de VVD-fractie verlangen te weten hoe deze aangekondigde verplichting
zich verhoudt tot het verlengde Antenneconvenant, dat streeft naar een zorgvuldige
plaatsing van antennes voor mobiele communicatie.
De leden van de VVD-fractie vragen de regering op te helderen welke plichten en rechten
gelden voor overheidsinstanties, in het bijzonder gemeentes, bij het beheer van de
zendapparatuur? Wie is bijvoorbeeld verantwoordelijk voor het onderhoud en het daarmee
goed functioneren van de zendinstallaties? Hoe verhoudt de rol van gemeentes zich
hier tot de rol van aanbieders?
3.3.2 Colocatie en gedeeld gebruik
De leden van de CDA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de in artikel
44 van de Telecomcode opgenomen bevoegdheid niet alleen ziet op «small cells», maar
ook op andere netwerkelementen en op bijbehorende faciliteiten, zowel bovengronds
als ondergronds, zoals mantelbuizen, kabelgoten, antenne-opstelpunten en gebouwen.
Dit werkt door in de artikelen 5b.1 t/m 5b.3 van de Tw. Kan de regering, afgaande
op de zinsnede «niet alleen», bevestigen dat deze artikelen ook betrekking hebben
op de aanleg van glasvezelnetwerken, bijvoorbeeld in situaties waar sprake is van
ondergrondse ordening en/of schaarste in de ondergrondse ruimte, of vanwege bescherming
van het milieu? Deelt de regering de mening dat het toepasselijk verklaren van de
artikelen 5b.1 t/m 5b.3 op glasvezelnetwerken op gepaste plaatsen kan bijdragen aan
een versnelde uitrol van die netwerken en dus aan de realisatie van ten minste 100
Mbps voor iedereen in 2023, conform de gewijzigde motie-Van den Berg (Kamerstuk 24 095, nr. 434)?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in artikel 5b.1 dat met het oog op de bescherming
van het milieu, de volksgezondheid of de openbare veiligheid of vanwege stedenbouwkundige
of planologische doelstellingen het desbetreffende bestuursorgaan colocatie of gedeeld
gebruik van netwerkelementen en bijbehorende faciliteiten en gedeeld gebruik van eigendom
kan opleggen. Deze leden vragen wat het gevolg voor het stadsdeel Segbroek in Den
Haag was geweest, indien deze Telecomcode eerder geïmplementeerd was en bestuursorganen
eerder meer mogelijkheden en instrumenten hadden om gedeeld gebruik of colocatie op
te leggen. Welke lessen zijn geleerd van de casus Segbroek? Naar welke onderdelen
en hoe zijn deze lessen vertaald naar onderdelen in de voorliggende wetswijziging?
De leden van de ChristenUnie-fractie hechten waarde aan het belang van de wet voor
de consument wiens straat meerdere malen opengebroken wordt met alle gevolgen voor
het straatbeeld en de straatkwaliteit van dien en aan de consumenten in het buitengebied
die hopen dat de straat ooit opengebroken gaat worden, zodat ook zij toegang krijgen
tot glasvezelinternet. Deze leden vragen daarom wat de impact is van het invoeren
van de Telecomcode voor de consument. Hoe draagt deze Telecomcode eraan bij dat trottoirs
minder vaak worden opengebroken, maar ook dat Nederland sneller verglaasd wordt? Hoe
draagt deze implementatie eraan bij dat consumenten of telecompartijen op een transparante
manier en zonder onzichtbare drempels een keuze kunnen maken voor respectievelijk
aanbieders van en investeringen in glasvezelnetwerk?
3.3.3 Verhouding tussen de hoofdstukken 5, 5a, 5b, 5c, 6 en 6a
De leden van de VVD-fractie stellen tot slot vast dat dit wetsvoorstel de vaststelling
van de omslagregeling belegt bij het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat,
waarbij een adviserende rol is weggelegd voor de ACM. Gezien de expertise en ervaring
van de ACM binnen dit domein vernemen voornoemde leden graag waarom hier gekozen is
voor het ministerie als toezichthouder. Kan de regering hier een toelichting op geven?
3.4. Interconnectie, interoperabiliteit, aanmerkelijke marktmacht, en toegang tot
netwerken
3.4.1. Aanmerkelijke marktmacht
De leden van de CDA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat met de zogenaamde
«afsprakenprocedure» duidelijkheid wordt gegeven over de wijze waarop ondernemingen
met aanmerkelijke marktmacht vrijwillig toegang tot hun netwerk kunnen geven, om daarmee
zelf richting te geven aan de wijze waarop die toegang wordt gegeven. Het betreft
onder andere afspraken met betrekking tot een aanbod op grond waarvan andere ondernemingen
(mede)investeringen kunnen doen in netwerken met zeer hoge capaciteit, bijvoorbeeld
glasvezelnetwerken. Wat verwacht de regering hiervan in Nederland?
3.5. Bescherming van gebruikers van communicatiediensten – Eindgebruikers
3.5.1. Gelijkwaardige toegang en keuzemogelijkheden voor eindgebruikers met een handicap
De leden van de CDA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat, net als in het
huidige regelgevend kader, in de Telecomcode bepalingen zijn opgenomen met het oog
op gelijkwaardige toegang en keuzemogelijkheden voor eindgebruikers met een handicap.
De bepalingen in artikel 111 van de Telecomcode ten aanzien van die toegang en keuzemogelijkheden
hebben evenwel een dwingender karakter dan het op het huidige regelgevend kader gebaseerde
artikel 7.8, derde lid, Tw. Zij lezen dat gelet hierop ervoor is gekozen de huidige
bepalingen over toegang en keuzemogelijkheden voor eindgebruikers met een fysieke
beperking over te brengen naar een afzonderlijk artikel. Het nieuwe artikel 7.3ab
Tw, dat in de plaats komt van het huidige artikel 7.8, derde lid, Tw, regelt dat de
toegang en keuze tot elektronische communicatiediensten van aanbieders van voor het
publiek beschikbare openbare elektronische communicatiediensten gelijkwaardig is aan
die van de meerderheid van de eindgebruikers. Deze leden vragen wat de zinsnede «de
toegang en keuze tot elektronische communicatiediensten van aanbieders van voor het
publiek beschikbare openbare elektronische communicatiediensten is gelijkwaardig aan
die van de meerderheid van de eindgebruikers» precies betekent. Kan dit worden uitgelegd?
In hoeverre is dit een correcte vertaling van artikel 111 van de Telecomcode, die
ziet op gelijkwaardige toegang en keuzemogelijkheden voor eindgebruikers met een handicap?
Kan voorts worden toegelicht hoe artikel 7.3aa Tw in de praktijk werkt, dat wil zeggen
«het stellen van regels om evenredig te kunnen profiteren van keuze tussen ondernemingen»?
Wat betekent dit concreet voor eindgebruikers met een handicap die worden geconfronteerd
met diensten die weliswaar veel worden gebruikt maar voor hen slecht toegankelijk
zijn? Hoe zijn zij hiermee geholpen?
3.5.2. Toegang tot het alarmnummer 1-1-2
De leden van de CDA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat door technologische
ontwikkelingen naast spraakcommunicatiediensten ook andere kanalen om noodhulpdiensten
via het alarmnummer 1-1-2 te bereiken relevant worden en dat samen met de Minister
van Justitie en Veiligheid zal worden bezien hoe andere kanalen dan spraakcommunicatiediensten
op een verantwoorde wijze kunnen worden geïntroduceerd en wat dit betekent voor de
regelgeving. Hoe en wanneer krijgt dit handen en voeten? Kan dit mogelijk worden betrokken
bij de uitvoering van de motie-Van Dijk/Rajkowski over het ontsluiten van de witte
gebieden (Kamerstuk 24 095, nr. 535)?
4. Uitvoering en impactassessment
De leden van de CDA-fractie benoemen dat onderzoeksbureau Cebeon een assessment heeft
uitgevoerd naar de impact van de verplichtingen uit de voorgestelde hoofdstukken 5b
en 5c Tw voor met name gemeenten. Deze leden zijn benieuwd of dit onderzoek openbaar
is en/of zij het kunnen ontvangen. Cebeon concludeert dat overheidsinstanties de kosten
voor de noodzakelijke werkzaamheden uit hoofde van de nieuwe wetgeving kunnen verhalen
op de initiatiefnemers door middel van kostendekkende leges en marktconforme vergoedingen.
Zijn deze conclusies met gemeenten gedeeld, bijvoorbeeld via de Vereniging Nederlandse
Gemeentes (VNG)? Is de nieuwe wetgeving afgestemd met de VNG of individuele gemeenten?
Beschikken gemeenten naar de mening van de Staatssecretaris behalve over voldoende
middelen ook over voldoende kennis om hun nieuwe taken uit te oefenen? Hoe is geborgd
dat lokale overheden niet met taken geconfronteerd worden, waarvoor zij eigenlijk
niet zijn toegerust?
5. Advies en consultatie
De leden van de CDA-fractie constateren dat er geen mkb-toets is uitgevoerd, omdat
er in de telecomsector naar verwachting geen of een zeer beperkt aantal mkb-ondernemingen
zijn én omdat mkb-bedrijven zijnde eindgebruiker door dit wetsvoorstel juist worden
begunstigd. Is bij de voorbereiding van dit wetsvoorstel desalniettemin met mkb-organisaties als MKB-Nederland en Ondernemend Nederland (ONL) gesproken?
5.1. Gezondheid en straling
De leden van de CDA-fractie constateren dat de Gezondheidsraad op 2 september 2021
een advies heeft uitgebracht over 5G. Hoe heeft de regering opvolging gegeven aan
het advies van de Gezondheidsraad om in te zetten op meer onderzoek?
De leden van de CDA-fractie constateren dat de Europese Commissie heeft aangegeven
de nieuwe blootstellingslimieten in een nieuwe aanbeveling of richtlijn over te zetten.
Het is de leden niet duidelijk of dit reeds is gebeurd. Zij vragen de regering de
Kamer hierover te informeren. Wanneer zullen de nieuwste ICNIRP-richtlijnen zijn vastgelegd
onder de Telecommunicatiewet?
De leden van de CDA-fractie constateren dat ondanks het advies van de Gezondheidsraad
er bij mensen nog steeds veel onrust over straling is. Zijn er initiatieven in ontwikkeling,
bijvoorbeeld op het gebied van communicatie om mensen nog beter te informeren?
5.2. Medegebruik van publieke infrastructuur en colocatie en gedeeld gebruik
De leden van de CDA-fractie constateren dat twee informatiebijeenkomsten zijn georganiseerd
om de verplichtingen die uit de Telecomcode voortvloeien toe te lichten, onder andere
waar het gaat om de openbare ruimte, de effecten van 5G op de gezondheid en de mogelijkheden
om regie te kunnen voeren op de plaatsing van small cells. Hoe denkt de regering over
een campagne om bijvoorbeeld gemeentes te begeleiden bij de toepassing van de nieuwe
wetgeving?
6. Uitvoerings- en handhavingstoets
6.1. Uitvoerings- en handhavingstoets ACM
De leden van de CDA-fractie constateren dat met de Telecomcode en de daaruit voortvloeiende
wijziging van de Telecommunicatiewet een aantal taken en bevoegdheden, zoals het monitoren
van de retailprijzen van de diensten die onder de universele dienstverlening vallen
en het bepalen van de kwaliteit van dienstverlening, van de Minister naar een nationale
regelgevende instantie, in Nederland de ACM, verschuift. Die wordt ook belast met
de certificering van een (prijs)vergelijkingsinstrument, als een aanbieder van het
instrument in kwestie dat zou willen. In haar uitvoerings- en handhavingstoets schrijft de ACM dat zij inschat dat voor de uitvoering
van de implementatie van de EECC (Europees wetboek voor elektronische communicatie)
extra middelen nodig zijn en extra inzet van mensen nodig is. Wil de regering hierop
ingaan? Hoe is of wordt gewaarborgd dat de ACM zowel haar bestaande als nieuwe taken
en bevoegdheden goed kan uitvoeren?
7. Inwerkingtreding
De leden van de CDA-fractie merken op dat de implementatietermijn van de Telecomcode
is verstreken. Wanneer verwacht de regering dat het voorleggende wetsvoorstel in werking
kan treden en de implementatie van de verschillende onderdelen zal zijn voltooid?
II. ARTIKELEN
Hoofdstuk 10
Artikel 10.11a
De leden van de CDA-fractie lezen dat Artikel 113, tweede lid van de Telecomcode de
mogelijkheid biedt dat lidstaten maatregelen nemen om de interoperabiliteit van andere
radio-ontvangers dan autoradio-ontvangers te verzekeren, en dat behalve nieuwe autoradio’s
ook andere nieuwe consumentenradio’s verplicht met DAB+ worden uitgerust. In artikel
10.11a van de Telecommunicatiewet is ervoor gekozen om niet van deze bevoegdheid gebruik
te maken, omdat deze radio’s in Nederland ruimschoots verkrijgbaar zijn met digitale
ontvangstmogelijkheden. Kan de regering aangeven of, en zo ja welke, andere landen
wel van deze bevoegdheid/mogelijkheid gebruik maken? In hoeverre leidt dit tot ongelijkheid
tussen lidstaten en vertraging in de uitrol van DAB+?
De fungerend voorzitter van de commissie, Azarkan
Adjunct-griffier van de commissie, Van Dijke
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F. Azarkan, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
D.D. van Dijke, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.