Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het Dialogic-rapport inzake beschrijving en evaluatie over de Ruimteonderzoek in Nederland (Kamerstuk 24446-75)
2021D33179 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Minister
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 22 april 2021 over het Dialogic-rapport
inzake beschrijving en evaluatie over het Ruimteonderzoek in Nederland (Kamerstuk
24 446, nr. 75).
De fungerend voorzitter van de commissie, Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie, De Jong-van de Graaf
Inhoud
blz.
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
•
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de D66-fractie
3
•
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
4
•
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
4
II
Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
4
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de aanbiedingsbrief
en het onderzoek van Dialogic «Beschrijving en evaluatie Ruimteonderzoek in Nederland»
en hebben hierover nog enkele vragen.
De leden lezen dat het ruimteonderzoek in Nederland een van de eerste stappen is ter
voorbereiding op de ministeriële conferentie in 2022 van het Europese Ruimtevaartagentschap
ESA1. Welke andere stappen worden hiervoor nog ondernomen? Op welke manier zal de inzet
van Nederland bij deze conferentie worden vormgegeven? Wanneer wordt de Kamer hierover
geïnformeerd, zo vragen de leden.
Het rapport concludeert dat aardobservatie is uitgegroeid tot een tweede brede Nederlandse
wetenschappelijke sterkte binnen het ruimteonderzoek. Hoe apprecieert het kabinet
deze specialisatie? Wat is de Nederlandse langetermijnvisie als het gaat om aardobservatie?
Worden momenteel alle kansen die er zijn benut? De leden vragen hoe de Minister de
inzet van Nederland beoordeelt als het gaat om het aandeel R&D-bestedingen2 van de overheid gericht op exploratie en exploitatie van Space. Is de Minister tevreden
met de middenmootpositie die Nederland momenteel binnen de EU inneemt? De leden vragen
welke verklaring ervoor is te geven dat het aandeel Space in Nederland de laatste
tien jaar (2009–2019) met gemiddeld 0,17% per jaar is gedaald, terwijl dit in de meeste
andere ontwikkelde landen constant is of stijgt.
De leden lezen dat het Nederlandse ruimteonderzoek zich verbreedt en een relevante
bijdrage levert aan het aanpakken van een steeds bredere set van maatschappelijke
vraagstukken. Dit is echter veelal nog niet bekend bij het grotere publiek, beleidsmakers
en uitvoeringsorganisaties. De leden vragen welke stappen de Minister gaat nemen om
deze bekendheid te vergroten.
De leden lezen dat naast de nationale financiering in de derde geldstroom vooral de
financiering vanuit de Europese Commissie belangrijk is voor het ruimteonderzoek in
Nederland. Op welke manier zet Nederland zich in Europees verband in om het ruimteonderzoek
hoog op de agenda te houden bij de Europese Commissie? Kunnen hier voorbeelden van
gegeven worden?
Ook lezen de leden dat Nederland zichzelf mogelijk tekortdoet als het gaat om het
retourpercentage op het programma Space. Dit blijft namelijk met 4% duidelijk (ver)
achter bij het gemiddelde van 8% voor alle (deel)programma’s van Horizon 2020. De
onderzoekers stellen daarbij dat een gerichte inspanning om het retourpercentage ten
minste op het programma Space te verhogen wenselijk is. Welke gerichte inspanning
gaat de Minister leveren om dit te bewerkstelligen, met daarbij meegenomen dat Space
geen apart thema meer is in het Horizonprogramma, zo vragen de leden.
De leden hebben verder vragen over de ontwikkelingen met betrekking tot de Einstein
Telescoop. Wat is de laatste stand van zaken rondom de samenwerking met België en
Duitsland? Wat is de laatste stand van zaken rondom de «concurrentie» Italië met betrekking
tot een bod?
Voorts vragen de leden op welke manier de Minister de inventarisatie en de evaluatie
van het ruimteonderzoek gaat gebruiken bij de inrichting en de vormgeving van het
onderzoeksbeleid op het gebied van ruimteonderzoek. Kan de Minister nader ingaan op
de toekomstige financiering van het zich uitbreidende ruimteonderzoek en de vraag
naar de balans tussen doorgaan op bestaande sterktes in het ruimteonderzoek en het
inzetten op opkomende thema’s of de rol van de toeleverende disciplines in het ruimteonderzoek?
Tot slot. We hebben als Nederland een sterke positie met betrekking tot ruimtevaart.
Wat de leden van de VVD-fractie betreft koesteren en verstevigen we die positie. Al
eerder sloten voornoemde leden zich dan ook aan bij de oproep vanuit de sector om
te komen tot een nationaal programma of een nationale strategie ruimtevaart en bevroegen
zij het kabinet hierover. In het licht van deze oproep hebben de leden nog de volgende
vragen. Wat betekent dit rapport voor deze oproep en voor het huidige Nederlandse
ruimtevaartbeleid? Wat vindt het kabinet van de bevindingen in het rapport? Tot slot
vragen de leden hoe deze bevindingen vertaald gaan worden in de huidige aanpak.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het Dialogic-rapport
«Beschrijving en evaluatie Ruimteonderzoek in Nederland» en hebben hier nog enkele
vragen over.
De leden van de D66-fractie hebben grote waardering voor het ruimteonderzoek in Nederland. Naast de kennis van de ruimte zelf heeft ruimteonderzoek een belangrijke bijdrage voor bijvoorbeeld klimaat- en technologieonderzoek.
Deze leden vragen op welke wijze tot op heden al dan niet gestuurd is op ruimteonderzoek
in Nederland. Zijn er doelen gesteld en zijn deze doelen behaald? De voorgenoemde
leden vragen of de impact van ruimteonderzoek ook anders inzichtelijk is dan in termen
van bibliometrie. Voorts vragen de leden of ook bekend is in welke mate het ruimteonderzoek
bijdraagt aan het concurrentievermogen.
De leden van de D66-fractie lezen dat het Europees gemiddelde aandeel R&D-bestedingen
bijna een factor twee hoger is dan het Nederlandse aandeel. Kan de Minister hierop
reflecteren? Hoe verhoudt dit zich tot de conclusie dat het Nederlandse ruimteonderzoek
zich kan meten met de wereldtop, zeker op het gebied van aardobservatie en astronomie/astrofysica?
Kan Nederland deze positie vasthouden de komende jaren en hoe doet Nederland het op
de andere gebieden van ruimteonderzoek, zo vragen de leden.
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat deze investering in ruimteonderzoek
niet in verhouding is met die van andere Europese landen, zeker niet als je bedenkt
dat het technische en administratieve «hart» van de Europese ruimtevaartorganisatie
zich in Noordwijk bevindt. Kan de Minister hierop reageren? Tevens lezen de leden
dat het rapport concludeert dat lid zijn van internationale ruimtevaartorganisaties
goed is voor het Nederlandse ruimteonderzoek. Is de Minister het eens met deze conclusie,
zo informeren deze leden.
De leden van de D66-fractie zijn benieuwd naar de huidige status van de spacecampus
waarbij verschillende Nederlandse onderzoeksinstellingen, alsmede universiteiten zijn
aangesloten. Deelt de Minister de mening dat de verdere ontwikkeling van de spacecampus
van grote toegevoegde waarde kan zijn voor het Nederlandse ruimtevaartonderzoek en
vestigingsklimaat en de ontwikkeling van start-ups, scale-ups en spin-offs van de
ruimtevaartindustrie? Welke faciliterende rol is hier weggelegd voor de Minister van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap?
De leden van de D66-fractie vragen wat de voor- en nadelen zijn van grote ruimte-instrumenten
of meerdere kleinere ruimte-instrumenten. Ook vragen zij de Minister de huidige verhouding
tussen upstream en downstream te duiden.
Voorts vragen de leden van de D66-fractie of er in het ruimteonderzoek ook aandacht
is voor kennisdeling met de samenleving, waaronder wetenschapscommunicatie. Tot slot
vragen de leden van de D66-fractie hoe de genderbalans in het ruimteonderzoek is.
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het Dialogic-rapport
«Beschrijving en evaluatie Ruimteonderzoek in Nederland». Zij zijn verheugd over de
positieve resultaten die uit deze evaluatie blijken en zij zijn erover verheugd dat
ons ruimteonderzoek zich kan meten met de wereldtop. De voornoemde leden blijven graag
op de hoogte van de wijze waarop de aanbevelingen verder vorm krijgen, onder andere
in de ministeriële conferentie in 2022 van het Europese Ruimtevaartagentschap ESA.
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het rapport van Dialogic inzake
beschrijving en evaluatie van het ruimteonderzoek in Nederland en hebben verder geen
vragen.
II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
D. de Jong-van de Graaf, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.