Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag : Nota naar aanleiding van het verslag
35 769 Wijziging van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het verkorten van de wettelijke betaaltermijn tot 30 dagen
Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 7 september 2021
Inleidende opmerkingen
Met belangstelling heb ik kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de leden
van de fracties van de VVD, D66, het CDA, de SP en de SGP. Ik dank de leden voor hun
inbreng. Hieronder ga ik, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, graag in
op de vragen en opmerkingen van de leden van deze fracties. Ik ga daarbij uit van
de volgorde van de vragen in het verslag, waarbij in een aantal gevallen naar antwoorden
op samenhangende vragen wordt verwezen.
I. ALGEMEEN
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorliggende
wetsvoorstel. Deze leden vinden het positief dat dit wetsvoorstel erop is gericht
om de wettelijke betaaltermijn te verkorten tot 30 dagen, zodat het ondernemers tijdig
betaald worden. Zij hebben echter nog een aantal vragen en opmerkingen.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel.
Deze leden hebben nog enkele vragen die zij aan de regering wil voorleggen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel.
Zij hebben hierover nog de volgende vragen en opmerkingen.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel dat erop gericht
is de positie van midden- en kleinbedrijf (mkb) te versterken in relatie tot grote
ondernemingen. Zij hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende
wetsvoorstel. Zij delen de wens om de regelgeving met betrekking tot betaaltermijnen
aan te scherpen. De praktijk leert dat mkb-ondernemingen nog regelmatig geconfronteerd
worden met lange betaaltermijnen. Deze leden hebben nog enkele vragen.
1. Voorgeschiedenis en probleemschets
1.1 Voorgeschiedenis
1.
De leden van de CDA-fractie merken op dat verwezen wordt naar de economische crisis
van voor 2011, die onder andere werd gekenmerkt door de behoefte bij leveranciers
uit het mkb om contant of op korte termijn te worden betaald, de behoefte bij afnemers
aan langere betaaltermijnen of overschrijding van de overeengekomen termijn, een krimpend/stagnerend
aanbod aan mkb-financiering door banken, en de noodzaak om de kasstroom richting mkb
in stand te houden om ondernemingen door de crisis te helpen. Welke overeenkomsten
met de huidige economische crisis ten gevolge van COVID-19 ziet de regering?
Zowel in 2009 als in 2020 raakte de Nederlandse economie in een recessie, waarin de
consumptie, investeringen en internationale handel daalden en de staatsschuld opliep.
De economie kromp vorig jaar met 3,8%, vergelijkbaar met de kredietcrisis in 2009.
Er zijn echter ook wezenlijke verschillen tussen de crises. Zo is de oorsprong van
de twee economische crises verschillend. De economische crisis die begon in 2007 is
een financiële crisis en vond zijn oorsprong bij financiële instellingen. De huidige
crisis vindt zijn oorsprong in een gezondheidscrisis, die niet is ontstaan vanuit
een financiële oorzaak. De economische effecten van de financiële crisis waren, mede
door de directe overheidssteun, anders dan die van de coronacrisis. Bij de financiële
crisis werd het proces van financiële intermediatie verstoord wat vooral leidde tot
hogere kapitaalkosten en verminderde investeringen. In tegenstelling tot de financiële
crisis is tijdens de coronacrisis geen sprake van een groot negatief prijseffect op
de financiële markten en de prijzen van de woningmarkt zijn juist tijdens de coronacrisis
gestegen. In deze crisis zijn voornamelijk ondernemingen getroffen die vanwege contactbeperkende
maatregelen hun (normale) bedrijfsvoering niet konden voortzetten. Bovendien is tijdens
deze crisis een forse stijging van de werkloosheid en het aantal faillissementen vooralsnog
uitgebleven als gevolg van de directe overheidssteun voor bedrijven en werkenden.
Dit heeft er hoogstwaarschijnlijk voor gezorgd dat de effecten niet zijn overgeslagen
op de financiële sector, waardoor een mogelijke verslechtering van de bankbalansen
kon worden voorkomen. Daarbij staat het financiële systeem en met name de bankensector
er tegenwoordig sterker voor dan tijdens de financiële crisis. Dankzij strengere kapitaal-
en liquiditeitseisen zijn de Nederlandse banken nu aanzienlijk beter gekapitaliseerd
en daarmee beter in staat om klappen op te vangen. Deze factoren maken naar verwachting
dan ook een veel sneller herstel mogelijk dan na de financiële crisis en zorgen ervoor
dat de crises moeilijk met elkaar te vergelijken zijn.
In het begin van de coronacrisis was er sprake van een hoge onzekerheid. Volgens cijfers
van Graydon en Exact liepen de betaaltermijnen in het tweede kwartaal van 2020 dan
ook iets op. Daarnaast ontving het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (hierna:
EZK) signalen dat tientallen grote ondernemingen tijdens de coronacrisis eenzijdig
de afgesproken betaaltermijn oprekten. Mijn ministerie heeft daarop geïntervenieerd.
Voor de volledigheid vermeld ik nog het volgende. Sinds het uitbreken van de coronacrisis
is de zakelijke kredietverlening redelijk op peil gebleven, gesteund door het monetaire
beleid en binnenlandse maatregelen, zoals garantieregelingen door de overheid en de
tijdelijke verlaging van de systeembuffer voor banken door DNB. Het volume van nieuwe
leningen aan Nederlandse niet-financiële bedrijven zakte sinds het najaar van 2020
onder het niveau van voor de crisis, maar is in maart 2021 sterk hersteld.1 Het lijkt erop dat de daling komt door zowel verminderd aanbod als verminderde vraag.
Uit de Survey on the access to finance of enterprises (SAFE-enquête) blijkt dat het Nederlandse mkb meer belemmeringen ervaart in het verkrijgen
van krediet dan het mkb in andere landen. Daarnaast is ook de vraag van het mkb naar
bankfinanciering in Nederland gedaald. Nederlandse banken gaven in de Bank Lending Survey (BLS) van de ECB aan dat de intern gehanteerde criteria voor de kredietverlening
aan het mkb sinds het tweede kwartaal van 2020 zijn aangescherpt en dat de vraag achterbleef.
De banken gaven in de BLS aan dat ze verwachten dat de zakelijke kredietverlening
in 2021 weer zal stijgen, doordat de acceptatiecriteria gelijk blijven en de vraag
naar kredietverlening zal groeien. Dit is ook de verwachting van DNB.2
2.
De leden van de CDA-fractie constateren dat met de aanpassing van de Algemene voorwaarden
inkoop rijksoverheid (ARIV) in 2008 is geregeld dat overheden facturen van ondernemingen
binnen maximaal 30 dagen moeten voldoen. Deze leden vragen wat de (on)mogelijkheden
zijn om deze betalingstermijn te verkorten naar bijvoorbeeld vijftien dagen, vanuit
de voorbeeldrol die de overheid vervult. Kan de regering de voor- en nadelen hiervan
schetsen?
Ik vind een spoedige betaling door overheden van groot belang. In dat kader verwijs
ik uw Kamer graag naar de jaarlijkse Monitor Betaaltermijnen Overheid. Ik zie dat
overheden zo snel mogelijk proberen te betalen en in ieder geval binnen de wettelijke
termijn van 30 dagen. Daarbij speelt dat het financieel beheer bij overheden budget-gestuurd
is, in tegenstelling tot bedrijven waarbij winststreven en liquiditeitsbeheer belangrijke
factoren zijn. Daarom geldt in het algemeen dat overheden betalen zodra zij de nodige
informatie en interne akkoorden hebben ontvangen. Zij wachten dan niet tot de uiterste
contractuele betaaldatum. In het document «Sneller betalen: zó doen we dat» gepubliceerd
door het Ministerie van EZK in 2019 staan voorbeelden van overheden met korte betaaltermijnen
van minder dan vijftien dagen. Aan de andere kant is bij overheden een rechtmatige
betaling van groot belang. Processen om de rechtmatigheid van betaling te borgen,
zorgen ervoor dat betaling in minder dan 30 dagen niet altijd realiseerbaar is.
Een manier om snellere betaling te realiseren is via e-facturatie, waarbij ook het
belang van rechtmatigheid is geborgd. Vanaf 18 april 2019 dienen alle overheidsorganisaties
en aanbestedende diensten in staat te zijn om e-facturen te ontvangen en te verwerken.
De rijksoverheid heeft e-facturatie via haar inkoopvoorwaarden verplicht gesteld aan
haar leveranciers. Dit geldt echter niet voor alle overheden. De eerste uitdaging
ligt momenteel bij het actief gebruikmaken van dit kanaal door overheidsorganisaties.
Om consistent in minder dan 15 dagen te kunnen uitbetalen is een verdere digitaliseringsslag
nodig door overheden en (met name kleine) bedrijven. Zij dienen dan naast e-facturen
ook gebruik te maken van andere elektronische berichten zoals e-orders en e-prestatieverklaringen.
Samenvattend, in antwoord op uw vraag, streven overheden naar spoedige betaling en
betalen zij indien mogelijk sneller dan de wettelijke betaaltermijn van 30 dagen.
Processen om de rechtmatigheid van betaling te borgen, zorgen ervoor dat betaling
van álle facturen in minder dan 30 dagen moeilijk is te realiseren. Een manier om
snelle betaling te realiseren is via e-facturatie. Om dit echter volledig effectief
te laten zijn, dient de bedrijfsvoering bij overheden en bedrijven beter op elkaar
aan te sluiten.
3.
De leden van de SP-fractie lezen dat in de praktijk vaak langere betaaltermijnen dan
30 dagen worden gehanteerd. Zij vragen of dit een direct gevolg is geweest van het
initiatiefwetsvoorstel waarin werd geregeld dat een maximale termijn van 60 dagen
kon worden afgesproken, en hiermee de gevreesde aanzuigende werking werkelijkheid
werd.
In het onderzoekrapport van Sira Consulting geven de onderzoekers aan dat zij op basis
van de cijfermatige onderzoeken geen onderbouwde uitspraak kunnen doen over het effect
van de wet. Daarnaast merken zij op dat de door hen geïnterviewde partijen verschillende
inzichten hebben hierover. Aan de ene kant geven partijen aan dat de wet geen of zelfs
een contraproductief effect heeft gehad. Aan de andere kant wordt benoemd dat door
de wettelijke regeling in ieder geval de meest excessieve betaaltermijnen zijn voorkomen.
4.
Voorts vragen de SP leden waarom slechts 63 van de 3300 grote ondernemingen in Nederland
is aangesloten bij het initiatief Betaalme.nu, als het niet aan gebrek aan bekendheid
ligt.
Bij de oprichting in 2014 heeft Betaalme.nu de doelstelling geformuleerd dat het in
Nederland de norm moet worden dat het mkb binnen 30 dagen vanaf factuurdatum over
liquiditeit kan beschikken. Om die doelstelling te bereiken, probeerde Betaalme.nu
de grote ondernemingen via een manifest te verbinden aan betaling van hun leveranciers
binnen 30 dagen. Daarbij heeft Betaalme.nu de 500 grootste bedrijven van Nederland
actief benaderd en niet alle 3300 grote ondernemingen. Door de stapsgewijze aanscherping
van wetgeving over betaaltermijnen aan het mkb is de ruimte voor zelfregulering verminderd
en is de belangstelling van grote ondernemingen om deel te nemen aan Betaalme.nu afgenomen.
Daarom heeft Betaalme.nu zich vanaf 2020 in overleg met mij niet verder ingezet om
meer grote bedrijven aan het manifest te verbinden.
5.
Kan worden aangegeven welke redenen bedrijven hebben voor het uitonderhandelen van
een langere betaaltermijn (SP)?
Een lange betaaltermijn biedt voordeel voor de debiteur. Hoe langer hij mag wachten
met het betalen voor zijn grondstoffen en andere productiemiddelen, des te minder
geld hoeft hij voor te schieten voor het produceren van de goederen of diensten die
hij verkoopt. De opbrengst van zijn eigen producten ontvangt hij immers pas wanneer
deze zijn verkocht en betaald. Dit voorschieten brengt kosten met zich doordat hiervoor
financiering moet worden gevonden, bijvoorbeeld in de vorm van een lening waarvoor
rente moet worden betaald, of uit eigen middelen waarbij een ondernemer het geld niet
kan gebruiken voor investeringen in zijn bedrijf. Daarom willen bedrijven deze financiële
behoefte zo klein mogelijk houden.
6.
Op welke manier heeft de coronacrisis geleid tot het benutten van de onderhandelingsmacht
om betaaltermijnen te verlengen (SP)?
Mkb-ondernemingen hebben vaak een afhankelijke relatie tot grote ondernemingen, er
is dan ook sprake van een ongelijkwaardige onderhandelingspositie. Hierdoor stemmen
mkb-ondernemingen vaak in met langere betaaltermijnen. De economische situatie als
gevolg van de coronacrisis heeft deze afhankelijke positie meer zichtbaar gemaakt.
Een aantal grote ondernemingen paste tijdens de coronacrisis eenzijdig de afgesproken
betaaltermijn aan. Voor veel mkb-ondernemingen verergerde dit de financiële problemen.
Door meer handelskrediet aan te bieden tijdens de coronacrisis hopen grootbedrijven
hun concurrentievermogen te vergroten en de verkoop te stimuleren. Om liquiditeitsproblemen
te voorkomen stellen grootbedrijven betalingen aan eigen leveranciers uit.
Graag verwijs ik u tevens naar het antwoord op vraag 1.
1.2 Probleemschets
7.
De leden van de D66-fractie constateren dat de aangenomen motie-Wörsdörfer/Amhaouch
de regering oproept tot het instellen van een wettelijke norm om de betalingstermijn
voor grotere bedrijven aan kleinere leveranciers in te perken tot 30 dagen en dat
ook de rijksoverheid onder de grote opdrachtgevers wordt geschaard (Kamerstuk 32 637, nr. 363). Deze leden vragen wat de gemiddelde betaaltermijn vanuit de rijksoverheid aan mkb-bedrijven
is. Deze leden vragen voorts hoe zich deze termijn in de afgelopen jaren heeft ontwikkeld.
Overheden zijn sinds 2013 wettelijk verplicht hun rekeningen binnen 30 dagen te betalen.
De overheid heeft niet alleen een wettelijke verplichting om tijdig te betalen, maar
vervult hierin ook een voorbeeldfunctie. Jaarlijks informeer ik uw Kamer met de Monitor
Betaaltermijnen Overheid over het betaalgedrag van de rijksoverheid, provincies en
gemeenten. In boekjaar 2020 betaalde de rijksoverheid haar facturen in 96% van de
gevallen binnen 30 dagen. In boekjaar 2019 was dit respectievelijk 95,8%, in boekjaar
2018: 95,1% en in boekjaar 2017: 95,8%.
De betaaltermijnen van de rijksoverheid worden in totaliteit gemonitord waarbij geen
onderscheid wordt gemaakt naar leverancier. Daarom zijn er geen aparte cijfers van
betaaltermijnen van de rijksoverheid aan mkb-bedrijven en is het niet mogelijk om
aan te geven hoe deze betaaltermijnen zich hebben ontwikkeld in de afgelopen jaren.
De verwachting is dat de betaaltermijnen aan het mkb in lijn zullen liggen met de
hierboven genoemde gemiddelde betaaltermijnen.
8.
De leden van de CDA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de gemiddelde
betaaltermijn het volgende verloop ziet: 45 dagen in 2011, 41 dagen in 2015, 39,5
dagen in 2019 en 39,8 dagen in de eerste helft van 2020. Het betaalgedrag van grote
bedrijven aan mkb-ondernemingen ligt boven de 41 dagen. Het woord «gemiddeld» impliceert
dat er bedrijven zijn die wel binnen 30 dagen betalen en bedrijven die niet binnen
30 dagen betalen. Kan de regering inzoomen op beide groepen? Wie zijn die bedrijven?
Wat kenmerkt hen? Betreft het homogene of juist heterogene groepen?
Er is geen informatie op bedrijfsniveau beschikbaar over het betaalgedrag van bedrijven
onderling. De gemiddeld gerealiseerde betaaltermijn tussen bedrijven en specifiek
van grote bedrijven naar mkb is in de tabel hieronder weergegeven (gemiddelde duur
van betaaltermijn in dagen, deze gegevens zijn afkomstig van Graydon).
Q1 2020
Q2 2020
Q3 2020
Q4 2020
Q1 2021
B2B
39,8
39,8
39,3
38,4
38,3
Groot naar mkb
42,7
41,2
37,9
37,5
41,1
Om meer zicht te krijgen op late betalingen aan mkb-leveranciers, is een meldpunt
ingericht bij de Autoriteit Consument & Markt (hierna: ACM).
9.
De leden van de CDA-fractie zijn voorts benieuwd in welke (mkb-)sectoren de problemen
als gevolg van lange contractuele betaaltermijnen momenteel het grootste zijn. Wat
kan de regering hierover melden? Is de regering daarnaast nog nieuwe, actuele cijfers
over betaaltermijnen bekend? Wat weet de regering over de wettelijke betaaltermijnen
in de ons omringende landen, bijvoorbeeld België en Duitsland?
De actuele cijfers over betaaltermijnen tussen bedrijven en specifiek van grote bedrijven
naar mkb zijn opgenomen in het antwoord op vraag 8.
Ik heb bij Graydon de meest recente cijfers over betaaltermijnen per sector opgevraagd.
Deze staan in onderstaande tabel weergegeven over het afgelopen jaar. Het is lastig
om aan te geven welke sectoren de grootste problemen ervaren door lange betaaltermijnen.
In het algemeen geldt dat lange betaaltermijnen kunnen leiden tot liquiditeitsproblemen
bij een onderneming. Ondernemingen die door hun verdienmodel over minder liquiditeit
beschikken, hebben meer last van lange betaaltermijnen
Sector
2020
Q1
2020
Q2
2020
Q3
2020
Q4
2021
Q1
Winning van delfstoffen
44
42
42
47
43
Industrie
42
43
43
42
43
Productie en distributie van en handel in electriciteit, aardgas, stoom en gekoelde
lucht
42
40
41
38
42
Winning en distributie van water, afval- en afvalwaterbeheer en sanering
40
39
39
39
38
Bouwnijverheid
39
37
40
48
39
Groot-en detailhandel, reparaties van auto's
43
60
33
31
31
Vervoer en opslag
36
38
40
38
38
Logies –, maaltijd – en drankverstrekking
32
32
33
32
31
Informatie en communicatie
37
39
38
39
38
Financiële instellingen
40
39
42
38
39
Verhuur en handel in onroerend goed
47
48
49
47
30
Advisering, onderzoek en overige specialistische zakelijke dienstverlening
39
42
44
46
38
Verhuur van roerende goederen en overige zakelijke dienstverlening
40
42
41
42
40
Wettelijke betaaltermijnen in omringende landen
Net zoals in Nederland zijn in België en Duitsland de regels over betaaltermijnen
gebaseerd op de Europese Richtlijn 2011/7/EU van het Europees Parlement en de Raad
van 16 februari 2011 betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties
(PbEU 2011 L 48). Het uitgangspunt van deze richtlijn is dat facturen in beginsel
binnen 30 dagen betaald dienen te worden. Richtlijn 2011/7/EU laat hierop enkele uitzonderingen
toe. In de eerste plaats zijn afspraken tussen ondernemingen over een betaaltermijn
van langer dan 30 dagen mogelijk, met een maximum van 60 dagen. Een contractuele betaaltermijn
van langer dan 60 dagen kan alleen rechtsgeldig worden overeengekomen indien dit uitdrukkelijk
in de overeenkomst is opgenomen (dus niet in de algemene voorwaarden) en daarbij geen
sprake is van kennelijke onbillijkheid jegens de schuldeiser.
Daarnaast gelden in Duitsland en België de volgende specifieke regels. Als partijen
in Duitsland onderling geen afspraken hebben gemaakt over de betaaltermijnen, dan
is volgens Duits recht betaling verschuldigd onmiddellijk na de opleveringsdatum.
Volgens Duits recht is de debiteur in dit geval in gebreke nadat hij een betalingsherinnering
heeft ontvangen van de crediteur of 30 dagen na de opleveringsdatum. Duitsland kent
strengere regels voor «standaard» betaaltermijnen in algemene voorwaarden. Indien
een standaardtermijn is opgenomen in de algemene voorwaarden wordt deze als onredelijk
en daarmee ongeldig beschouwd indien die langer is dan 30 dagen. In bijzondere omstandigheden
kan zelfs een betaaltermijn korter dan 30 dagen onredelijk zijn. België kent ten opzichte
van de Europese richtlijn dezelfde aanscherping als tot op heden in Nederland geldt;
grote ondernemingen dienen mkb-ondernemingen binnen 60 dagen te betalen.
Voor meer informatie over regels over betaaltermijnen in de lidstaten van de EU verwijs
ik u graag naar een publicatie van de Europese Commissie hierover uit 2018.3
De leden van de CDA-fractie lezen dat bij het mkb sprake is van een financieringsgat
van meer dan 55 miljard euro dat in belangrijke mate kan worden gedempt door «gewoon»
op tijd te betalen. Deze leden zien hierin een belangrijk argument om voor een spoedige
inwerkingtreding van het wetsvoorstel te pleiten.
10.
De leden van de CDA-fractie lezen dat een aantal keer de financiële dienstverlener
Graydon wordt aangehaald als verstrekker van informatie over betaalgedrag/betaaltermijnen.
Is dit in Nederland de enige partij die dergelijke gegevens verzamelt of doet bijvoorbeeld
het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) dat ook?
In Nederland zijn meerdere (commerciële) partijen die betaalgegevens verzamelen en
publiceren, denk aan Graydon, Betaalme.nu, Dun & Bradstreet, Intrum Justitia, Exact
en Atradius. Het Centraal Bureau voor de Statistiek verzamelt geen informatie over
betaalgedrag/betaaltermijnen. De rijksoverheid maakt relatief vaak gebruik van de
cijfers van Graydon omdat Graydon beschikt over de meest omvangrijke kredietinformatie.
De rijksoverheid maakt ook in minder mate gebruik van Betaalme.nu, Dun and Bradstreet
en Intrum Justitia.
11.
De leden van de SP-fractie lezen dat de gemiddelde betaaltermijn thans ruim boven
de 41 dagen ligt. Wat is het gewenste doel voor een gemiddelde betaaltermijn die de
regering als gevolg van deze wetswijziging probeert te bewerkstelligen?
Het wetsvoorstel bepaalt dat grote ondernemingen in hun handelsrelatie met mkb-ondernemingen
geen betaaltermijn van meer dan 30 dagen kunnen afspreken. Daarmee wordt beoogd te
komen tot een kortere gemiddelde betaaltermijn van grote ondernemingen aan mkb-ondernemingen
dan thans het geval is.
12.
Voorts vragen deze SP leden welke redenen grote afnemers hebben voor het eenzijdig
verlengen van een betaaltermijn? Deze leden vinden de afhankelijke positie die mkb-bedrijven
hebben ten opzichte van grote afnemers zorgelijk en delen dat het van belang is dat
mkb-bedrijven beter worden beschermd.
Graag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 5.
13.
Heeft de regering naast het verkorten van de wettelijke betaaltermijn nog andere ideeën
over hoe mkb-bedrijven beter kunnen worden beschermd? Zo ja, welke zijn dit (SP)?
In het kader van de evaluatie van de wet op het tegengaan van onredelijk lange betaaltermijnen
is onderzocht welke andere alternatieve of flankerende maatregelen mogelijk zijn om
een gerealiseerde betaaltermijn van 30 dagen te realiseren zonder de wet aan te scherpen.
In de kamerbrief van 8 juni 2020 over de evaluatie is dit toegelicht.4 In dit evaluatierapport van Sira Consulting worden zeven verschillende alternatieve
en flankerende maatregelen voorgesteld die op hoofdlijnen zijn uitgewerkt. Twee maatregelen
heb ik overgenomen, namelijk i) het onder de aandacht brengen van en adviseren over
betaaltermijnen, en ii) het openen van het Meldpunt Achterstallige Betalingen om de
mogelijkheid van publiek toezicht te verkennen. Een aantal maatregelen kent teveel
nadelen en is daarom niet betrokken bij het verdere traject. Daarnaast is een aantal
maatregelen onvoldoende effectief geacht om het probleem op te lossen. Dit is toegelicht
in de kamerbrief van 8 juni 2020 over de evaluatie en in de memorie van toelichting
bij dit wetsvoorstel.
14.
De leden van de SGP-fractie lezen in de memorie van toelichting dat lange betaaltermijnen
te maken hebben met gemaakte afspraken die ruimte bieden voor lange betaaltermijn
dan wel met het niet nakomen van afspraken over betaaltermijnen. Kan de regering aangeven
of het vooral gaat om afspraken die ruimte laten voor lange betaaltermijnen of vooral
om het niet nakomen van gemaakte afspraken?
Onderzoeken van Intrum Justitia en Betaalme.nu wijzen uit dat lange betaaltermijnen
en het niet nakomen van afspraken beide ongeveer evenveel bijdragen aan late betaling.
In het European Payment Report Intrum Justitia 2020 staat dat 38% van de ondervraagde
ondernemers de afspraken die ruimte laten voor lange betaaltermijnen ziet als de oorzaak
van late betaling tegenover 36% die aangeeft dat het gaat om het niet nakomen van
gemaakte afspraken. Onderzoek van Betaalme.nu uit 2021 laat zien dat het percentage
mkb-ondernemers dat ontevreden is over de afgesproken betaaltermijnen gelijk is aan
het percentage mkb-ondernemers dat aangeeft dat afnemers niet binnen de afgesproken
termijn facturen betalen.5
Het bij wet reguleren van toelaatbare contractuele betaaltermijnen draagt er in ieder
geval aan bij dat benadeelde ondernemers toegang krijgen tot privaatrechtelijke remedies
waarmee ze naleving van deze termijn kunnen afdwingen.
15.
De leden van de SGP-fractie hebben begrepen dat er inmiddels meer recente cijfers
van financieel dienstverlener Graydon beschikbaar zijn. Kan de regering de Kamer hierover
informeren?
Graag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 9.
16.
De leden van de SGP-fractie constateren dat sommige grote ondernemingen ondanks de
huidige wet betaaltermijnen eenzijdig verlengden naar meer dan 60 dagen. In een aantal
gevallen is overleg geweest met Betaalme.nu en het Ministerie van Economische Zaken
en Klimaat om de betaaltermijn in te korten. Wat zegt dit over de effectiviteit van
de onderhavige wetgeving? Hoe wordt voor voldoende handhaving gezorgd? Waarom geeft
de regering in dit verband geen gevolg aan het advies van het Adviescollege Toetsing
Regeldruk (ATR) om een evaluatiebepaling op te nemen? Is de regering hier alsnog toe
bereid?
Volgens de huidige wet kunnen grote ondernemingen die mkb-ondernemingen als schuldeiser
hebben, een betaaltermijn afspreken van maximaal 60 dagen (artikel 6:119a lid 6 BW).
Het feit dat sommige grote ondernemingen, ondanks de huidige wet, betaaltermijnen
(in relatie tot mkb-ondernemers) eenzijdig verlengden naar meer dan 60 dagen, laat
zien dat het bestaan van een wettelijke regeling niet automatisch leidt tot naleving.
Bij de genoemde interventies van EZK bleek meermaals dat de t.b.v. het mkb aangescherpte
regeling niet bij iedereen bekend was. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 14
worden (te) lange contractuele termijnen en niet nakoming van contracten in vrijwel
gelijke mate gezien als oorzaken van late betaling. Met dit wetsvoorstel wordt de
ruimte die de wet biedt om lange betaaltermijnen af te spreken verder beperkt. Bij
het niet naleven van de betaaltermijn is de grote onderneming wettelijke rente verschuldigd
aan de mkb-onderneming. Dit betekent dat, bij gelijkblijvende gerealiseerde betaaltermijnen,
grote ondernemingen meer wettelijke rente verschuldigd zijn aan mkb-ondernemingen.
Dit zal grote ondernemingen ertoe aanzetten de gerealiseerde betaaltermijn te bekorten,
ook omdat te verwachten is dat het verkorten van de wettelijke betaaltermijnen bijdraagt
aan het privaatrechtelijk handhaven van overeengekomen betaaltermijnen. Het zal voor
mkb-ondernemingen – doordat zij bij gelijkblijvende gerealiseerde betaaltermijnen
aanspraak kunnen maken op meer wettelijke rente – immers aantrekkelijker worden de
wettelijke rente daadwerkelijk te gaan vorderen. Onderzocht zal worden of in aanvulling
op dit wetsvoorstel publiek toezicht opportuun is. Hiertoe heeft de ACM op mijn verzoek
het Meldpunt Achterstallige Betalingen opgericht.
Verder ben ik groot voorstander van het evalueren van de desbetreffende wet. Echter
is ervoor gekozen om in het voorliggende wetsvoorstel geen wettelijke evaluatiebepaling
op te nemen, zodat het moment van evalueren niet vastligt en afhankelijk van de economische
situatie kan worden bezien wat het juiste moment is voor het uitvoeren van een evaluatie.
De economische situatie als gevolg van de coronacrisis heeft bijvoorbeeld invloed
gehad op het betaalgedrag van grootbedrijven en dit zou de resultaten van een evaluatie
van de wet kunnen beïnvloeden. Ik ben voornemens om de wet te evalueren op een geschikt
tijdstip.
2. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel
2.1 Reikwijdte
De leden van de CDA-fractie constateren dat het wetsvoorstel alleen ziet op handelsrelaties
tussen de grote ondernemingen in de rol van afnemer en het mkb in de rol van leverancier
of dienstverlener, en niet op bijvoorbeeld handelsrelaties tussen mkb-ondernemingen
onderling. Als redenen worden genoemd dat uitbreiding van de werkingssfeer naar alle
handelsrelaties ertoe zou kunnen leiden dat de problemen voor het mkb nog groter worden,
omdat het eigen betaalritme niet langer kan worden afgestemd op binnenkomende betalingen
van afnemers in combinatie met de moeilijkheid om financiering te krijgen om vertragingen
in de kasstroom te overbruggen. Deze leden vinden dit plausibel.
17.
De leden van de SP-fractie lezen in de memorie van toelichting dat in het evaluatierapport
van de Wet tegengaan onredelijk lange betaaltermijnen werd geconcludeerd dat een zzp’er
of micro-ondernemer ook last kan hebben van lange contractuele betaaltermijnen bij
een overeenkomst met een grotere mkb-onderneming. Deze leden vinden dat ook de positie
van zzp’ers en micro-ondernemingen versterkt moet worden. Waarom wordt er niet voor
gekozen hier eveneens maatregelen te nemen? Deze leden zouden dit wel graag zien,
aangezien ook hier sprake is van asymmetrische onderhandelingsposities.
In het evaluatierapport van de Wet tegengaan onredelijk lange betaaltermijnen stellen
de onderzoekers dat een zzp’er of micro-ondernemer ook last kan hebben van lange contractuele
betaaltermijnen bij een overeenkomst met een grotere mkb-onderneming. Ofschoon dit
niet uitgesloten is, lijkt dit toch relatief uitzonderlijk. VNO-NCW, ONL, Platform
Zelfstandige Ondernemers (PZO), Intermediairs voor Zelfstandig Ondernemers Nederland
(I.ZO Nederland) en MKB-Nederland krijgen geen signalen uit het veld dat hier sprake
is van een grootschalig probleem.
Naast de contractuele betaaltermijn speelt ook bij mkb-ondernemingen onderling de
naleving van de overeengekomen termijn een rol. Er zijn veel signalen dat overschrijding
van de overeengekomen betaaltermijn vaak voortkomt uit financieel onvermogen en niet
uit berekening of laksheid. Veelal is te laat betalen een gevolg van zelf te laat
betaald worden. Indien de kortere betaaltermijn ook voor grotere mkb-ondernemers zou
gaan gelden ten opzicht van zzp’ers en micro-ondernemingen, zou dat kunnen leiden
tot problemen voor de grotere mkb-onderneming, omdat het eigen betaalritme niet langer
kan worden afgestemd op binnenkomende betalingen van afnemers.
Om onnodige wet- en regelgeving te voorkomen en om het mkb te beschermen tegen onbedoelde
inperking van de eigen speelruimte, is specifiek gekozen voor het handhaven van de
werkingssfeer zoals die voortvloeit uit de in 2017 aangenomen initiatiefwet. De voorgestelde
maximale contractuele betaaltermijn zal alleen van toepassing zijn op handelsrelaties
tussen de grote ondernemingen in de rol van afnemer en het mkb in de rol van leverancier
of dienstverlener. Er is daarmee gekozen om aan te sluiten bij de reikwijdte van de
huidige wet, wat ook bijdraagt aan het minimaliseren van administratieve lasten voor
het bedrijfsleven.
2.2 Overgangsrecht
18.
De leden van de CDA-fractie constateren dat het wetsvoorstel onmiddellijke werking
heeft voor overeenkomsten die worden gesloten na inwerkingtreding van de wet. Het
wetsvoorstel voorziet in een overgangstermijn van een jaar voor overeenkomsten die
ten tijde van de inwerkingtreding reeds bestaan. Na dat jaar zal de nieuwe regeling
van toepassing zijn op alle op dat moment bestaande overeenkomsten die onder de reikwijdte
van het artikel vallen. Kan de regering aangeven hoe het wetsvoorstel na te zijn aangenomen
onder de aandacht van het bedrijfsleven gaat worden gebracht, bijvoorbeeld met een
voorlichtingscampagne in samenwerking met ondernemersorganisaties?
Nadat het wetsvoorstel is aangenomen door de Eerste en Tweede Kamer, zal over de wet
breed worden gecommuniceerd vanuit de rijksoverheid, Kamer van Koophandel, Ondernemersplein,
Betaalme.nu, maar ook vanuit diverse belangorganisaties zoals MKB-Nederland en ONL
en diverse nieuwskanalen. Ik zal bezien of er verder een voorlichtingscampagne nodig
is met de ondernemersorganisaties.
19.
De leden van de CDA-fractie vinden het, gelet op de gevolgen van de coronacrisis voor
het mkb van groot belang dat het wetsvoorstel zo snel mogelijk na de parlementaire
behandeling in werking treedt. Wanneer verwacht de regering dat dit het geval is?
Ik beoog de wet zo spoedig mogelijk in werking te laten treden en hoop dan ook op
spoedige aanvaarding door beide Kamers der Staten-Generaal. Na aanvaarding van het
wetsvoorstel zal de wet op het eerstvolgende vaste verandermoment (1 januari of 1 juli)
in werking kunnen treden.
3. Uitvoering en handhaving
20.
De leden van de VVD-fractie lezen in de memorie van toelichting dat een meldpunt bij
de Autoriteit Consument en Markt (ACM) zal worden opgericht waar midden- en kleinbedrijven
gedurende één jaar anoniem meldingen kunnen doen over grote ondernemingen die de wettelijke
dan wel de afgesproken betaaltermijn niet naleven of nakomen. Hoe zal dit meldpunt
eruit gaan zien? Is dit meldpunt direct beschikbaar zodra de wet ingaat? Op welke
wijze worden de eerdere lessen, geleerd naar aanleiding van het beperkte gebruik van
Betaalme.nu ingezet om het meldpunt bij de ACM wel voldoende reikwijdte te geven?
Op 26 januari jl. is het Meldpunt Achterstallige Betalingen geopend bij de ACM. Mkb'ers
kunnen op de website van de ACM anoniem een melding doen door het invullen van een
online formulier.6 In dit formulier kan de mkb-onderneming aangeven welk groot bedrijf te laat betaalt,
om welk factuurbedrag het gaat en hoe lang de daadwerkelijke betaling duurt. Mkb'ers
krijgen tevens de mogelijkheid om hun gegevens achter te laten, zodat zij door de
ACM kunnen worden teruggebeld indien een extra toelichting op hun melding noodzakelijk
wordt geacht.
Om te zorgen dat het mkb binnen 30 dagen vanaf factuurdatum over liquiditeit kan beschikken,
heeft Betaalme.nu verschillende programma’s ingesteld. Onderdeel daarvan is het MKB-loket
dat Betaalme.nu heeft opgericht waarbij mkb-ondernemers gratis terecht kunnen voor
tips, klachtenbehandeling en bemiddeling om sneller facturen te innen. Bij het MKB-loket
werd zichtbaar dat mkb’ers terughoudend zijn met het indienen van een klacht indien
bekend wordt bij hun afnemer dat zij een klacht hebben ingediend. Dit heeft bijgedragen
aan de keuze om mkb’ers de mogelijkheid te geven om anoniem een melding te doen bij
het Meldpunt Achterstallige Betalingen van de ACM. In het antwoord van vraag 22 licht
ik verder toe hoe ik heb gecommuniceerd rondom de opening van het Meldpunt Achterstallige
Betalingen.
21.
De leden van de D66-fractie constateren dat met het voorliggende wetsvoorstel een
wettelijke norm om de betalingstermijn voor grotere bedrijven aan kleinere leveranciers
in te perken tot 30 dagen wordt ingesteld. Deze leden vragen op welke wijze «grote
bedrijven» in dit voorstel worden gedefinieerd?
Voor de definitie van «grote onderneming» is aangesloten bij criteria uit het jaarrekeningenrecht
(zie de artikelen 395a t/m 398 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek).
In het algemeen geldt dat een onderneming wordt gekwalificeerd als een groot bedrijf
als een onderneming aan minimaal twee van de volgende kenmerken voldoet. De onderneming
heeft i) activa van meer dan € 20 miljoen, ii) een netto-omzet van meer dan € 40 miljoen,
of iii) meer dan 250 werknemers.
22.
De leden van de D66-fractie constateren dat het voornemen is een meldpunt in te richten
bij de ACM, waar ondernemers een jaar lang meldingen kunnen doen van het niet-naleven
van betalingstermijnen. Deze leden vragen wanneer dit meldpunt naar verwachting gereed
is en op welke wijze kleine ondernemers van het bestaan van deze regeling op de hoogte
worden gesteld. Deze leden vragen daarnaast bij welke uitkomst de regering het meldpunt
als een succes beschouwd en wat op dat moment de mogelijkheden zijn om het meldpunt
langer dan een jaar in te richten?
Op 26 januari jl. is het Meldpunt Achterstallige Betalingen geopend bij de ACM. De
opening van het meldpunt heeft op verschillende nieuwskanalen aandacht gekregen nadat
het Ministerie van EZK hieraan een nieuwsbericht heeft gewijd. Daarnaast is gevraagd
aan MKB-NL, O-NL en het Instituut voor het Midden- en Klein bedrijf (IMK) om de opening
van het meldpunt met hun achterban te delen. Bovendien verwijst het Ondernemersplein
naar het meldpunt van de ACM. De opening van het meldpunt viel samen met de tweede
uitbraak van de coronapandemie. Door mij is om deze reden terughoudend gecommuniceerd
over het meldpunt gezien de onzekere situatie waarin ondernemingen zich als gevolg
van de coronacrisis bevinden. Er wordt bezien of verdere communicatie over de opening
van het meldpunt nodig is later dit jaar.
Op basis van de meldingen bij het meldpunt kan inzicht worden verkregen in de omvang
van de problematiek. Op 27 juli 2021 hebben 39 mkb’ers melding gedaan bij het meldpunt.
Het is de bedoeling dat het meldpunt informatie oplevert op basis waarvan kan worden
besloten of het instellen van publiek toezicht opportuun is. Factoren die onder meer
van belang zijn bij het besluit om publiek toezicht in te stellen, zijn de omvang
van het probleem van late betalingen, de mate waarin de afgesproken of wettelijke
betaaltermijn wordt overschreden en de mate waarin mkb-ers bij overschrijding van
de termijn wettelijke rente vorderen van grote bedrijven. Hierover verwacht ik meer
informatie te krijgen via het meldpunt. Daarnaast spelen bijvoorbeeld de gevolgen
van publiek toezicht op het Nederlandse vestigingsklimaat een rol. Bij de nadere besluitvorming
over eventueel publiek toezicht zal ik mij niet alleen op de resultaten van het meldpunt
baseren, maar ook andere onderzoeksmethoden inzetten, om een vollediger beeld te krijgen.
Het meldpunt is op dit moment geopend voor één jaar, maar in overleg met de ACM zal
worden bezien of het wenselijk is deze termijn te verlengen.
23.
De leden van de CDA-fractie lezen dat het wettelijk regelen van publiek toezicht op
het naleven van regels omtrent privaatrechtelijke verhoudingen, in casu betaaltermijnen,
een ingrijpend middel is en dat de regering eerst in kaart wil brengen hoe groot de
meldingsbereidheid van benadeelde mkb-ondernemers en wat de aard en omvang van de
ontvangen signalen is. Hiertoe wordt bij de ACM een meldpunt opgericht waar mkb-ondernemingen
gedurende één jaar anoniem meldingen kunnen doen over grote ondernemingen die de wettelijke
dan wel de afgesproken betaaltermijn niet naleven of nakomen. Eén jaar voor een meldpunt
dat nog aan bekendheid moet winnen, lijkt deze leden nogal kort. Zij vragen of twee
jaar geen geschiktere termijn is.
Graag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 22.
24.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering wanneer het meldpunt operationeel dient
te zijn en hoe mkb-ondernemers hiervan op de hoogte worden gebracht. Wordt het anonieme
melders ook mogelijk gemaakt bewijslast mee te sturen om meer inzicht te krijgen in
de problematiek.
Wat betreft uw vraag over wanneer het meldpunt operationeel is en hoe mkb-ondernemers
hiervan op de hoogte zijn gesteld, verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 22.
Mkb'ers kunnen op de website van de ACM anoniem een melding doen door middel van het
invullen van een online formulier. In dit formulier kan de mkb-onderneming aangeven
welk groot bedrijf te laat betaalt, om welk factuurbedrag het gaat en hoe lang de
daadwerkelijke betaling op zich heeft laten wachten. Mkb'ers krijgen tevens de mogelijkheid
om hun gegevens achter te laten indien zij dit zelf op prijs stellen, zodat zij door
de ACM kunnen worden teruggebeld indien een extra toelichting op hun melding noodzakelijk
wordt geacht. Op deze manier kan zo nodig meer inzicht worden geboden in de problematiek.
Bewijsmateriaal, zoals facturen of afschriften, wordt daarvoor niet nodig geacht.
25.
De leden van de CDA-fractie vragen wat de regering vindt van het naast monitoren ook
periodiek rapporteren door de ACM over bedrijven die zich niet houden aan de wettelijke
betaaltermijnen. Zou dit kunnen bijdragen aan het doel van het wetsvoorstel? Wat vindt
de regering van een meldplicht voor accountants van grote bedrijven om jaarlijks te
rapporteren over het aantal keren dat een bedrijf te laat heeft betaald? Wil de regering
toezeggen hier serieus naar te kijken?
ACM beperkt zich op basis van de nu geldende afspraken tot het verzamelen en registreren
van meldingen en rapporteert periodiek aan mij over deze meldingen. Het wetsvoorstel
beoogt de gemiddelde betaaltermijn van grote ondernemingen aan mkb-ondernemingen te
verkorten. Monitoring en rapportage door ACM op zich dragen daar niet direct aan bij,
maar kan wel informatie opleveren over de problematiek. Op basis van onder meer deze
informatie zal ik besluiten of het wettelijk regelen van publiek toezicht opportuun
is.
In het kader van de evaluatie van de wet op het tegengaan van onredelijk lange betaaltermijnen
is onderzocht welke andere alternatieve of flankerende maatregelen mogelijk zijn om
een gerealiseerde betaaltermijn van 30 dagen te realiseren zonder de wet aan te scherpen.
In de kamerbrief van 8 juni 2020 over de evaluatie is dit toegelicht.7 In het evaluatierapport van de Wet tegengaan onredelijk lange betaaltermijnen van
Sira Consulting worden zeven verschillende alternatieve en flankerende maatregelen
voorgesteld die op hoofdlijnen zijn uitgewerkt. Eén van de voorgestelde maatregelen
is een rapportageplicht over betaaltermijnen voor grote ondernemingen. In het antwoord
op vraag 13 geef ik aan dat deze maatregel te veel nadelen kent en ik daarom deze
maatregel niet heb overgenomen. Met deze optie komt de controle te liggen bij de accountant,
terwijl accountants aangeven dat het onmogelijk is om alles te controleren. Als accountant
kijkt men naar de getrouwheid van de jaarrekeningen.
De kosten die het niet-naleven van een contractuele betaaltermijn oplevert zijn momenteel
te laag om te signaleren voor een accountant. Voor de NOCLAR8 moet er sprake zijn van een materiële invloed op de financiële verantwoording. Indien
er sprake is van een niet-materiële invloed kan een accountant van een groot bedrijf
daar niets over zeggen. Specifiek voor grote ondernemingen wordt een extra kostenpost
door de betaling van wettelijke rente niet gezien als een materiële invloed op de
cijfers. Ik ben dan ook van mening dat dit voorstel te veel nadelen kent, waardoor
ik hier verder geen gevolg aan geef.
26.
De leden van de SGP-fractie vragen of bij de anonieme meldingen ook de gelegenheid
wordt gegeven om facturen of afschriften als bewijsmateriaal mee te sturen. Zij vragen
tevens of de mogelijkheid om te lange betaaltermijnen bij de ACM te melden breed wordt
gecommuniceerd.
Wat betreft uw vraag over de mogelijkheid voor melders om bewijsmateriaal mee te sturen,
verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 24.
Voor uw vraag hoe is gecommuniceerd over het meldpunt, verwijs ik u naar mijn antwoord
op vraag 22.
27.
De leden van de SGP-fractie hebben gelezen dat het ATR adviseert om het meldpunt ook
open te stellen voor ondernemingen in andere handelsrelaties dan de ondernemingen
die vallen onder het voorliggende wetsvoorstel. Gaat de regering hier gevolg aan geven?
Graag verwijs ik u naar de eerste twee alinea’s van mijn antwoord op vraag 17. Op
basis daarvan geef ik geen gevolg aan het ATR advies om het meldpunt ook open te stellen
voor ondernemingen in andere handelsrelaties dan de ondernemingen die vallen onder
het voorliggende wetsvoorstel.
Regeldruk
28.
De leden van de VVD-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de optie Betaalme.nu
wordt overgenomen. Wordt hiermee bedoeld dat betaalme.nu naast de mogelijke nieuwe
wetgeving zal blijven bestaan? Op welke wijze verwacht de regering dat Betaalme.nu
naast de wet een verdere bijdrage gaat leveren aan het verbeteren van betaaltermijnen,
nadat is gebleken dat dit instrument niet voldoende was om voldoende verbetering te
realiseren?
Betaalme.nu heeft op dit moment onder andere een informatieve functie om actief te
communiceren over het wetsvoorstel en de gevolgen hiervan voor zowel mkb-ondernemingen
als grote bedrijven. De onderzoekers hebben in het evaluatierapport van de Wet tegengaan
onredelijk lange betaaltermijnen onderzocht welke andere alternatieve of flankerende
maatregelen mogelijk zijn om een betaaltermijn van 30 dagen te realiseren zonder de
wet aan te scherpen. Eén van de maatregelen is het onder de aandacht brengen van en
adviseren over betaaltermijnen. In de memorie van toelichting is aangegeven dat deze
optie wordt overgenomen. Op dit moment wordt in samenwerking met de Kamer van Koophandel,
het Ondernemersplein en Betaalme.nu de informatievoorziening over betaaltermijnen
verbeterd.
Gezien het huidige wetsvoorstel verwacht ik niet dat na 2021 opnieuw aan Betaalme.nu
subsidie zal worden verleend door het Ministerie van EZK. Bij de oprichting in 2014
heeft Betaalme.nu namelijk de doelstelling geformuleerd dat het in Nederland de norm
moet worden dat het mkb binnen 30 dagen vanaf factuurdatum over liquiditeit kan beschikken.
Zodra het wetsvoorstel inwerking treedt, is de doelstelling van Betaalme.nu tot wettelijke
norm verheven.
29.
De leden van de VVD-fractie lezen verder dat er wordt gesproken over een mogelijke
publieke toezichthouder naar aanleiding van het meldpunt bij de ACM. Hoe zou zo een
toezichthouder er volgens de regering uit moeten zien? Bij welke uitslag van het meldpunt
bij de ACM zou de regering van mening zijn dat er behoefte is aan een toezichthouder?
Graag verwijs ik u naar de tweede alinea van mijn antwoord op vraag 22.
30.
De leden van de VVD-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de bedrijfseffecten
die de wet voor grote ondernemingen heeft zijn onderzocht door Betaalme.nu. Hoeveel
bedrijven hebben hieraan meegewerkt? Was Betaalme.nu hier wel de juiste instantie
voor nu is gebleken dat ze niet voldoende in staat zijn geweest om genoeg verbetering
te realiseren?
Betaalme.nu heeft in juli 2020 op mijn verzoek een twaalftal deelnemers benaderd met
de vraag wat de bedrijfseffecten zijn die de wet voor grote ondernemingen met zich
meebrengt. De meeste deelnemers waren ten tijde van het onderzoek lid van Betaalme.nu,
waardoor zij bekend zijn met de problematiek rondom betaaltermijnen. Daarnaast heb
ik het onderzoeksbureau Sira Consulting gevraagd om onderzoek te doen naar de effecten
van de huidige wetgeving en de verwachte effecten van de voorgestelde aanscherping.
De informatie over de verwachte bedrijfseffecten van het wetsvoorstel is tot uiting
gebracht in de memorie van toelichting.
31.
De leden van de D66-fractie constateren dat het ATR adviseert om een evaluatie in
het voorstel op te nemen, om zo de effectiviteit van het handhavingsinstrumentarium
te kunnen toetsen. Deze leden vragen waarom er, in tegenstelling tot het advies van
de ATR, in het voorstel niet voor is gekozen een evaluatiebepaling op te nemen.
Graag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 16.
32.
De leden van de CDA-fractie constateren dat een verwacht effect van het wetsvoorstel,
behalve een betere liquiditeitspositie voor mkb-ondernemingen, is dat grote bedrijven
hun werkkapitaal minder kunnen financieren via leveranciers en dit meer via banken
moeten doen. Hoe kijkt in dit kader de bankensector naar dit wetsvoorstel?
De bankensector geeft aan dat grotere bedrijven vanwege hun bedrijfseconomische uitgangspositie
en organisatiestructuur in beginsel makkelijker geld kunnen lenen dan de kleine bedrijven
die hun toeleverancier zijn. Grotere ondernemingen kunnen derhalve indien gewenst
makkelijker het werkkapitaal door middel van bankleningen financieren, waarvan de
rente op dit moment laag is. Uit de financieringsmonitor komt ook naar voren dat het
aantrekken van externe financiering eenvoudiger wordt naar gelang het bedrijf groter
is. Grote ondernemingen kunnen als gevolg van hun organisatiestructuur ook vaker gebruik
maken van het financieringsaanbod van andere financiers, zij zijn daarmee minder aangewezen
op bankleningen.
33.
De leden van de SP-fractie vragen of het verkorten van de wettelijke betaaltermijn
voldoende is en daadwerkelijk de positie van mkb-bedrijven zal versterken en of er
niet meer nodig is. Kan specifiek worden in gegaan op het instellen van een periodieke
rapportage van de Autoriteit Consument en Markt en een meldplicht voor accountants
bij bedrijven die regelmatig betaaltermijnen overschrijden?
Met dit wetsvoorstel wordt de ruimte die de wet biedt om lange betaaltermijnen af
te spreken verder beperkt. Daarnaast zorgt het wetsvoorstel ervoor dat benadeelde
ondernemers toegang krijgen tot privaatrechtelijke remedies waarmee ze naleving van
deze termijn kunnen afdwingen. In mijn antwoord op vraag 16 leg ik uit hoe dat werkt.
Ook zal worden onderzocht of in aanvulling op dit wetsvoorstel publiek toezicht opportuun
is. Hiertoe heeft de ACM op mijn verzoek het Meldpunt Achterstallige Betalingen opgericht.
Daarmee verwacht ik dat het verkorten van de wettelijke betaaltermijn en het openen
van het Meldpunt Achterstallige betalingen voldoende is om de positie van mkb-bedrijven
te versterken.
Inzake uw vragen omtrent het instellen van een periodieke rapportage door de ACM en
de meldplicht voor accountants bij bedrijven die regelmatig betaaltermijnen overschrijden,
verwijs ik u naar het antwoord op vraag 25.
Consultatie
34.
De leden van de VVD-fractie lezen in de memorie van toelichting dat het risico bestaat
dat buitenlandse ondernemers die in Nederland handeldrijven het Nederlandse recht
vanwege de kortere betaaltermijnen proberen te omzeilen. De regering schat in dat
het effect beperkt is. Waarop is deze inschatting gebaseerd? Is in het kader van het
internationaal gelijk speelveld rekening gehouden met de gevolgen voor de mkb-bedrijven,
die wettelijk verplicht worden om met een sterk ingeperkte betaaltermijn zaken te
moeten doen? In hoeverre zet dat deze mkb-bedrijven op achterstand ten opzichte van
in het buitenland gevestigde mkb-collega’s die wel een ruimere termijn kunnen hanteren?
In de keuze voor een bepaalde afnemer of leverancier spelen veel verschillende factoren
een rol. Factoren die onder meer van belang kunnen zijn, zijn de prijs en kwaliteit
van het product of de dienst, de afstand tussen leverancier en afnemer, de persoonlijke
relatie tussen afnemer en leverancier en de service rond de levering van het product
of de dienst. In deze, niet uitputtende, lijst van concurrentie parameters kunnen
betaaltermijnen ook van belang zijn. In het evaluatierapport van de Wet tegengaan
onredelijk lange betaaltermijnen van Sira Consulting staat dat mkb-ondernemingen met
een sterke marktpositie niet verwachten meer concurrentie te zullen krijgen vanuit
het buitenland. Ook ik acht het onwaarschijnlijk dat de wetswijziging een bepalende
factor zou zijn in de afweging van buitenlandse afnemers om al dan niet zaken te willen
doen met Nederlandse bedrijven. Dit omdat bij die afweging veel andere factoren, zoals
hiervoor genoemd, een rol spelen en omdat in alle EU lidstaten als gevolg van Richtlijn
2011/7/EU reeds het uitgangspunt van betaling binnen 30 dagen geldt.
35.
De leden van de VVD-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de verwachting
bestaat dat Europa op korte termijn gaat meebewegen in de richting die Nederland met
dit wetsvoorstel inslaat. Wanneer verwacht de regering hier meer over te kunnen zeggen?
Aan welke termijn moet gedacht worden?
Er ligt op dit moment nog geen concreet voorstel om de Richtlijn 2011/7/EU (de tweede
richtlijn betaaltermijnen) te herzien. In 2019 heeft het Europees Parlement echter
een resolutie uitgevaardigd, waarin verschillende tekortkomingen van de huidige richtlijn
worden vastgesteld.9
Met name bij transacties tussen bedrijven was het Europees Parlement van mening dat
het ontbreken van een maximale betalingstermijn een kritieke lacune is in de doeltreffendheid
van de desbetreffende richtlijn. Het Europees Parlement verklaarde dat er gestreefd
moet worden naar een betaaltermijn van 30 dagen en dat een betaaltermijn van 60 dagen,
zoals toegestaan door de Richtlijn 2011/7/EU nadelig kan zijn voor bedrijven, vooral
voor mkb-ondernemers.
Gezien het bovenstaande is de ervaring van Nederland (en van andere lidstaten, zoals
België, Polen en Italië) voor Europa zeer waardevol. De impact van deze maatregelen
zullen worden gemonitord om mogelijk toekomstige voorstellen te evalueren.
36.
De leden van de VVD-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de informatievoorziening
over betaaltermijnen zal worden verbeterd. Wat is de strategie om dit te realiseren?
Op dit moment wordt in samenwerking met de Kamer van Koophandel, het Ondernemersplein
en Betaalme.nu de informatievoorziening over betaaltermijnen verbeterd.
Ik verwacht in het najaar deze verbeterslag te kunnen afronden, waardoor ondernemers
op een toegankelijke wijze kennis kunnen nemen van alle informatie omtrent betaaltermijnen
die van belang is bij ondernemen.
37.
De leden van de CDA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat het ATR in zijn
advies erop wijst dat de vraag is of en in hoeverre mkb-ondernemers de kortere betaaltermijn
daadwerkelijk zullen gaan afdwingen met een gang naar de rechter, of toch hun handelsrelatie
niet op het spel durven zetten. Hierom acht het ATR een evaluatie wenselijk. Is de
regering daartoe bereid?
Graag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 16.
38.
De leden van de SGP-fractie lezen dat de regering erkent dat het risico bestaat dat
buitenlandse ondernemers die in Nederland handeldrijven het Nederlandse recht vanwege
de kortere betaaltermijnen proberen te omzeilen. De regering geeft aan dat haar inschatting
is dat dit effect beperkt is. Kan zij deze inschatting nader toelichten?
Graag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 34.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer
Indieners
-
Indiener
M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.