Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda informele Landbouw- en Visserijraad 5-7 september 2021
2021D31433 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben de onderstaande
                  fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Landbouw,
                  Natuur en Voedselkwaliteit over de informele Landbouw- en Visserijraad van 5–7 september
                  2021.
               
De fungerend voorzitter van de commissie, Kuiken
De adjunct-griffier van de commissie, Nouse
Inhoudsopgave
blz.
                         
                         
                         
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
4
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
5
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
6
Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie
9
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
11
                         
                         
                         
II
Antwoord / Reactie van de Minister
12
                         
                         
                         
III
Volledige agenda
12
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de
                  Landbouw- en Visserijraad. Deze leden hebben daar meerdere vragen en opmerkingen over.
               
Uitdagingen en maatschappelijke rol van plattelandsgebieden
De Minister geeft aan in de discussie over de uitdagingen en de maatschappelijke rol
                  van plattelandsgebieden onder meer de stikstofcrisis te betrekken, maar hóe gaat zij
                  dat doen? De leden van de VVD-factie zouden graag zien dat de Minister de Raad bijpraat
                  over de stikstofcrisis in Nederland en dat we hier samen met de sector hard aan trekken,
                  maar dat strenge deadlines vooral tot onrust leiden in de sector. Is de Minister bereid
                  deze zorgen van agrariërs onder de aandacht te brengen? Ook wijst de Minister op de
                  positie van grensregio’s. Juist daar is maatwerk en inzet voor een gelijk speelveld
                  tussen lidstaten cruciaal, toch lezen deze leden dat niet in de inzet van het kabinet.
                  Is de Minister bereid dit ook mee te nemen en dit overtuigend onder de aandacht te
                  brengen?
               
Verhouding stad en platteland
De leden van de VVD-fractie lezen dat er tijdens de informele Raad een discussie zal
                  plaatsvinden over de verhouding tussen stad en platteland, waarbij de Minister gevraagd
                  zal worden naar te nemen maatregelen om potentiële conflicten te vermijden die ontstaan
                  door landbouwactiviteiten. Volgens deze leden is dit een belangrijk onderwerp voor
                  Nederland. Immers, in vergelijking met andere Europese lidstaten is de ruimtelijke
                  indeling een grote opgave voor ons dichtbevolkte land waarin de agrarische sector
                  zo’n belangrijke rol vervult. De Minister schrijft in de geannoteerde agenda dat «de
                  tolerantie van de samenleving voor negatieve externaliteiten van de landbouw afneemt».
                  Welke «externaliteiten» bedoelt zij hiermee? En welke «negatieve externaliteiten»
                  ziet zij in Nederland als voornaamste aanleiding tot spanningen? Hoe verhoudt zich
                  dat tot andere lidstaten?
               
De leden van de VVD-fractie zien dat de verhouding tussen stad en platteland nogal
                  eens onder druk lijkt te staan. Los van de culturele verschillen, is er vanuit de
                  agrarische sector veel zorg over de vermindering van kostbare landbouwgrond. In een
                  tijd waarin we zoeken naar een goede milieubalans met de sector is grondgebondenheid
                  daarbij een waardevolle oplossingsrichting. Hoe ziet de Minister dit? Vindt zij ook
                  dat het feit dat kostbare landbouwgrond zo veel mogelijk behouden moet worden voor
                  landbouw een oorzaak is voor spanning tussen stad en platteland? Is zij bereid dit
                  aan de orde te stellen in de Raad?
               
Beleid, GLB en middelen
Volgens de leden van de VVD-fractie staan er interessante hoofdvragen centraal tijdens
                  de informele Raad. Het is goed dat lidstaten ervaringen en verwachtingen met elkaar
                  uitwisselen. Voor deze leden staat bij de totstandkoming van het Nederlandse Nationaal
                  Strategisch Plan (NSP) het uitgangspunt van een gelijk speelveld tussen lidstaten
                  centraal, waar het gaat om de internationale discussie over het nieuwe Gemeenschappelijk
                  Landbouwbeleid (GLB). De Europese Unie is geen homogene entiteit, maar een unie van
                  onafhankelijke lidstaten, waartussen en zelfs waarbinnen grote verschillen zijn. Deze
                  leden vragen de Minister expliciet aandacht te hebben voor de unieke Nederlandse kenmerken,
                  op het terrein van grond, milieu en transport/export. Is de Minister daartoe bereid
                  en zo ja, op welke wijze doet zij dat?
               
De leden van de VVD-fractie ontvangen signalen vanuit de agrarische sector dat als
                  boeren niet kunnen voldoen aan basiseisen in het GLB, zij ook geen toegang tot de
                  ecoregelingen en het agrarisch natuurbeheer krijgen. Op die manier vindt minder vergroening
                  plaats en schiet het GLB zijn doel voorbij, zo denken deze. Zij vragen de Minister
                  of zij bereid is om te komen tot een lage instap en geen verzwaring van de eisen zoals
                  die nu aan de basisbetaling worden gesteld.
               
«Van boer tot bord»-strategie en biodiversiteitsstrategie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de studie van het Joint Research
                  Centre van de Europese Commissie over de effecten van de Van boer tot bord-strategie
                  en de EU-biodiversiteitsstrategie. Wat vindt de Minister van de resultaten van het
                  onderzoek? Deze leden constateren dat meerdere interventies en doelstellingen niet
                  worden meegenomen in de analyse. Zij vernemen graag op welke manier de effecten van
                  de overige interventies en doelstellingen uit de Van boer tot bord-strategie en biodiversiteitsstrategie
                  worden onderzocht. Hoe denkt de Minister daarover? Deze leden constateren dat de daadwerkelijke
                  impact van de effecten afhangt van de daadwerkelijke implementatie. Zij vernemen graag
                  van de Minister welk implementatiescenario het meest realistisch is volgens de meest
                  actuele inzichten. In welke mate vallen er implementatieverschillen te verwachten
                  tussen de Europese lidstaten?
               
EU-bossenstrategie 2030
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de nieuwe bossenstrategie 2030.
                  In deze strategie staat dat er 3 miljard bomen bij moeten komen. Deze leden vragen
                  zich af hoeveel bomen daarvan in Nederland geplant zouden moeten worden en hoe de
                  aanplant gefinancierd gaat worden. Zij ontvangen graag een reactie van de Minister.
                  De Europese Commissie geeft aan dat zij met stakeholders gaan kijken naar nieuwe indicatoren
                  voor duurzaam bosbeheer. Welke indicatoren zijn redelijkerwijs te verwachten en in
                  welke mate is Nederland daarop voorbereid? Deze leden delen de mening dat optimalisatie
                  van het gebruik van hout essentieel is. In welke mate is het gebruik van hout momenteel
                  geoptimaliseerd in Nederland en welke stappen dienen er nog genomen te worden? Hoe
                  zorgt de Minister ervoor dat de optimalisatie van het gebruik van hout voor de ondernemers
                  in deze sector betaalbaar en behapbaar is? De Europese Commissie wil op termijn 30%
                  van het Europese landoppervlakte gaan beschermen. Hoe kijkt de Minister naar deze
                  doelstelling en welke gevolgen heeft een dergelijke ambitie voor Nederland? Eind 2021
                  komt er een wetgevend voorstel voor ecosysteemherstel. In welke mate zal het wetgevende
                  voorstel naar verwachting een dwingend karakter hebben? In welke mate zal Nederland
                  aanvullende bosplannen op moeten stellen in relatie tot de huidige bossenstrategie
                  van eind 2020? Meerdere lidstaten hebben hun zorgen geuit over de EU-bossenstrategie
                  vanwege het feit dat de bevoegdheid voor bosbeleid voornamelijk bij de lidstaten ligt.
                  Hoe vindt de Minister het totstandkomingstraject van de EU-bossenstrategie en de strategie
                  zelf?
               
End the Cage Age
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Europese Commissie een brede impactassessment
                  gaat uitvoeren voordat er concrete wetgevingsvoorstellen worden gedaan. De Minister
                  schreef in de beantwoording van een vorig schriftelijk overleg dat er gekeken zal
                  worden «naar voordelen voor dierenwelzijn, sociale en economische behoeften van de
                  veehouderijsector in de EU, de internationale handelsdimensie en naar milieuaspecten.»
                  Graag willen deze leden nog iets meer toelichting krijgen van de Minister over dit
                  impactassessment. Wanneer verwacht de Europese Commissie dit assessment gereed te
                  hebben? Zal dat dan meteen een openbaar stuk zijn? In welke mate zal het assessment
                  zich uitsluitend richten op onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek?
               
Verder schrijft de Minister dat de Europese Commissie had verwezen naar plattelandsontwikkelingsgelden
                  en de gelden die via de NSP’en kunnen worden vastgelegd voor «het financieren van
                  de noodzakelijke aanpassingen die boeren zullen moeten maken naar aanleiding van deze
                  wetgevingsvoorstellen.» Hoe duidt de Minister dit? Kan zij al iets van een verwachting
                  uitspreken over de financiële omvang van deze noodzakelijke aanpassingen?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de agenda van de Landbouw- en
                  Visserrijraad van 5 tot en met 7 september en wensen de Minister enkele vragen voor
                  te leggen.
               
Het versterken van de dialoog tussen stedelijke- en plattelandsgebieden
De leden van de D66-fractie hebben met interesse vernomen welke uitdagingen expliciet
                  genoemd gaan worden door de Minister, namelijk: de stikstofcrisis, de klimaatopgave
                  en de biodiversiteitscrisis, die veel van onze plattelandsgebieden vragen. Kan worden
                  toegelicht op welke manier de Minister de verhouding tussen stad en platteland specifiek
                  ziet op deze onderwerpen en of verschillende aanpakken nodig zijn voor de verschillende
                  genoemde uitdagingen? Welke maatregelen worden genomen om potentiële conflicten te
                  vermijden die wellicht kunnen ontstaan door landbouwactiviteiten in plattelandsgebieden,
                  zoals het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, organische meststoffen, het plaatsen
                  van mestverwerkingsstations en geluids- en geuroverlast?
               
Joint Research Center studie over de effecten van de «Van boer tot bord»-strategie
Op 28 juli jongstleden is de studie van het Joint Research Centre van de Europese
                  Commissie over de effecten van de «Van boer tot bord»-strategie en de EU-biodiversiteitsstrategie
                  naar buiten gekomen, zo hebben de leden van de D66-fractie vernomen. Kan de Minister
                  een appreciatie geven over deze studie?
               
EU-bossenstrategie
De leden van de D66-fractie juichen het toe dat de Europese Commissie een EU-bossenstrategie
                  hebben gepresenteerd. Deze leden zijn van mening dat het cruciaal is om de biodiversiteit
                  van Europa beter te beschermen. Het herstel en de veerkracht versterken van bossen
                  is hierbij cruciaal. Kan de Minister een eerste appreciatie geven van de EU-bossenstrategie?
                  Kan de Minister tevens aangeven hoe de nationale bossenstrategie past binnen de EU-bossenstrategie
                  en op welke punten deze van elkaar afwijken? Zijn er onderdelen uit de nationale bossenstrategie
                  die aanpassing vergen op basis van de recent gepresenteerde EU-bossenstrategie? Eind
                  2021 wil de Europese Commissie in samenwerking met de lidstaten en stakeholders tot
                  een gezamenlijke definitie komen voor primaire en «old-growth»-bossen en het strikte
                  beschermingsregime. Welke definitie gaat door Nederland aangedragen worden?Deze leden
                  hebben vernomen dat meerdere lidstaten zorgen hebben geuit over de EU-bossenstrategie,
                  het subsidiariteitsbeginsel en het punt dat deze lidstaten zich onvoldoende betrokken
                  voelen bij de totstandkoming van deze strategie. Hoe oordeelt de Minister over deze
                  zorgen?
               
Fit for 55 en de aanpassing van de LuLucF verordening
Kan de Minister aangeven hoe zij aankijkt tegen de voorgestelde aanpak om in drie
                  fasen tot klimaatneutraliteit te komen in 2035 voor de land- en bosbouwsector? De
                  leden van de D66-fractie lezen dat fase 1 (tot 2025) de huidige voorschriften van
                  kracht blijven. Hierin is opgenomen dat lidstaten moeten zorgen dat de uitstoot van
                  broeikasgassen niet meer is dan de koolstofverwijderingen. Hoe doet Nederland het
                  op dit punt? Kan worden toegelicht wat de veranderingen van de voorgestelde aanpak
                  voor invloed hebben op de Nederlandse landsector? Kan de Minister aangeven hoe de
                  precieze verdeling tussen lidstaten tot stand komt voor het bepalen van individuele
                  doelstellingen die samen moeten leiden tot de 310 miljoen ton verwijdering?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderliggende stukken voor
                  het schriftelijk overleg over de Landbouw- en Visserijraad en hebben nog enkele vragen.
               
Kan de Minister aangeven hoe zij aankijkt tegen de voorgestelde aanpak om in drie
                  fasen tot klimaatneutraliteit te komen in 2035 voor de land- en bosbouwsector? Welke
                  kansen ziet de Minister voor de Nederlandse land- en bosbouwsector en welke gevaren
                  ziet zij?
               
Kan de Minister aangeven wat de precieze gevolgen voor de Nederlands landsector zullen
                  zijn van de aanpassingen voor de land- en bosbouwsector vanwege de Land Use and Land-Use
                  Changes (LULUC)-verordening? Met name als het gaat om gevolgen voor de landbouw, en
                  tevens specifiek op het moment dat de niet CO2-uitstoot van deze sector mee gaat tellen voor LULUCF.
               
Kan de Minister aangeven hoe de precieze verdeling tussen lidstaten tot stand zal
                  komen en hoe de individuele doelstellingen die samen moeten leiden tot de 310 miljoen
                  ton verwijdering zullen worden bepaald? In hoeverre wordt bij deze verdeling rekening
                  gehouden met de individuele omstandigheden van lidstaten? Hoe zal de Minister ervoor
                  zorgen dat er voldoende rekening wordt gehouden met de Nederlandse omstandigheden,
                  weinig bos (forest sinks) en veel landbouw? In hoeverre ziet de Minister kansen dat
                  er gekozen wordt voor Europese doelstellingen in plaats van nationale? Zo ja, hoe
                  wil zij zich hier hard voor maken?
               
Kan de Minister een eerste appreciatie geven van de voorgestelde EU-bossenstrategie?
                  Kan de Minister aangeven hoe de EU-bossenstrategie en de eerder gepresenteerde nationale
                  bossenstrategie samenhangen? Kan zij hierbij ook aangeven in hoeverre er sprake is
                  van verschillen van bijvoorbeeld definities? Zijn er onderdelen uit de nationale bossenstrategie
                  die aanpassing vergen op basis van de recent gepresenteerde EU-bossenstrategie?
               
Er zijn verschillende lidstaten die hun zorgen hebben geuit over het subsidiariteitsbeginsel.
                  Hoe ziet de Minister deze zorgen? Kan de Minister aangeven in hoeverre zij de strategie
                  en de voorgenomen voorstellen voor wetgeving in lijn acht met het subsidiariteitsbeginsel?
               
Wat is de stand van zaken van het uitvoeren van de motie van het lid Boswijk c.s.
                  (Kamerstuk 33 576, nr. 237) over maatregelen in kaart brengen om vrijwillig bos planten op landbouwgronden mogelijk
                  te maken?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde
                  agenda van de informele Landbouw- en Visserijraad van 5 tot en met 7 september en
                  van de reactie van de Minister op deze discussiepunten.
               
De dialoog tussen stedelijke- en plattelandsgebieden
In de geannoteerde agenda valt te lezen dat een van de vragen die het voorzitterschap
                  ter voorbereiding naar de lidstaten heeft gestuurd, als volgt luidt: «Welke maatregelen
                  neemt u om potentiële conflicten als gevolg van landbouwactiviteiten in plattelandsgebieden,
                  zoals het gebruik van bestrijdingsmiddelen, het gebruik van dierlijke meststoffen,
                  lawaai en stankoverlast, te voorkomen?» In de reactie van de Minister op deze vraag
                  missen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie een aantal belangrijke punten
                  voor de discussie. Erkent de Minister dat deze «potentiële conflicten» in Nederland
                  in veel gebieden reële conflicten zijn? Is de Minister bereid om tijdens het overleg
                  aan te geven dat dit onderwerp erg speelt in de Nederlandse samenleving? Is de Minister
                  bereid te benoemen dat het feit dat Nederland de hoogste veedichtheid ter wereld kent,
                  alsmede het hoogste gebruik van landbouwgif per hectare van Europa1, hieraan ten grondslag ligt? Zal de Minister hierbij ook ingaan op het risico van
                  het ontstaan en de verspreiding van zoönosen, ofwel dierziekten die op mensen kunnen
                  overspringen? Zo is bijvoorbeeld al lange tijd bekend dat omwonenden binnen een straal
                  van twee kilometer rond een geitenbedrijf extra risico lopen om longontstekingen te
                  krijgen. En ook ondervinden sommige mensen nog altijd dagelijks de gevolgen van de
                  Q-koortsepidemie. Gaat de Minister de conclusies en aanbevelingen van de expertgroep-Bekedam
                  delen, die constateerde dat Nederland een potentiële hotspot is voor zoönotische uitbraken,
                  omdat we met veel dieren en mensen op een klein oppervlak wonen en een hoge graad
                  van verstedelijking kennen waardoor infecties zich snel kunnen verspreiden?2 Zo nee, waarom niet? Welke concrete maatregelen kan de Minister tijdens dit overleg
                  noemen die zij neemt en heeft genomen teneinde deze reële conflicten te beëindigen
                  en nieuwe potentiële conflicten te voorkomen?
               
Studie over de effecten van de «Van boer tot bord»-strategie en de EU-Biodiversiteitsstrategie
Tevens valt in de agenda te lezen dat de uitkomsten van de studie naar de effecten
                  van de «Van boer tot bord»-strategie en de EU-Biodiversiteitsstrategie in het kader
                  van de 2030 klimaatdoelstellingen en het nieuwe GLB zijn gedeeld. De commissie LNV
                  kan op 15 september beslissen over de verdere behandeling van deze studie.
               
De studie vormt, zoals vermeld, een beperkte analyse van de mogelijke effecten van
                  de «Van boer tot bord»-strategie en de EU-Biodiversiteitsstrategie. Bovendien wordt
                  de studie ook gebruikt om te testen of het CAPRI-model (Common Agricultural Policy
                  Regionalised Impact) nog geschikt is voor het analyseren van de nieuwe milieu en klimaatambities.
               
Kan de Minister de leden van de Partij voor de Dieren-fractie informeren over de uitkomsten
                  van de studie voor het volledig implementeren van de «Van boer tot bord»-strategie
                  en de EU Biodiversiteitsstrategie met betrekking tot de volgende aspecten: de 50%
                  vermindering van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, de 25% vermeerdering van
                  het aandeel land voor biologische landbouw, de 10% vermeerdering van het gebruik van
                  landbouwgrond voor landschapselementen, de maatregelen voor de verminderde uitstoot
                  van broeikasgassen in de landbouwsector en de 50% vermindering van nutriëntenverliezen?
                  Deze leden zien dit graag uitgesplitst naar aspect.
               
In de studie wordt ook het risico op een weglekeffect genoemd wanneer landen buiten
                  de EU geen aanvullende maatregelen nemen. Kan de Minister aangeven hoeveel EU-landen
                  (Europese financiële instellingen) investeren in projecten die bijdragen aan weglekeffect
                  en hoe de EU green taxonomie kan bijdragen aan het verminderen van dit effect? Deelt
                  de Minister het inzicht dat subsidies die het milieuvoordeel verminderen gestopt dienen
                  te worden?
               
Wat is het standpunt van Nederland over de uitkomsten van de studie en het nut van
                  het CAPRI-model? Wat is het standpunt van Nederland over voortzetting van de studie?
                  Deelt de Minister de mening dat er naast de maatregelen aan de vraagkant van de voedselketen
                  ook moet worden gekeken naar de kosten van het niet uitvoeren van de strategieën en
                  de voordelen en opbrengsten van het volledig uitvoeren van beide strategieën?
               
EU-bossenstrategie 2030
Ook zal de Europese Commissie de nieuwe EU-bossentrategie voor 2030 presenteren en
                  nieuwe indicatoren voor duurzaam bosbeheer bespreken. Onderdeel is mogelijk het cascadebeginsel,
                  waarbij hout een bestemming krijgt in volgorde van afnemende prioriteit, van meubel-
                  tot energieproduct. Kan de Minister aangeven of het cascadebeginsel al onderdeel is
                  van de strategie waarvoor indicatoren bedacht zullen worden? Kan de Minister aangeven
                  welke definities van primaire en «old-growth»-bos er nu bestaan en welke mogelijke
                  aanpassingen Nederland onderschrijft?
               
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn tegen het gebruik van hout als
                  energiebron. Deelt de Minister het inzicht dat met het cascadebeginsel het gebruik
                  als biomassa gestopt kan worden, aangezien er nooit genoeg hout over zal zijn om te
                  verbranden? Zo nee, waarom niet?
               
Kan de Minister toelichten waarom de Europese Commissie op het laatste moment de set
                  verplichte criteria voor de beoordeling van duurzaam bosbeheer heeft geschrapt uit
                  het plan voor een wetgevend voorstel voor een geïntegreerd monitoringskader voor bos,
                  en deze criteria in plaats daarvan vrijwillig heeft gemaakt? Klopt het dat de Commissie
                  op dit punt gezwicht is voor de lobby van een groepje lidstaten en de industrie? Als
                  de Commissie niet gezwicht is voor de lobby, hoe is deze verandering dan tot stand
                  gekomen? Is de Minister het met deze leden eens dat vrijwilligheid gezien de urgentie
                  van de biodiversiteitscrisis niet meer te rechtvaardigen is? Erkent zij dat op een
                  dergelijke manier omgaan met bossen gezien kan worden als verwoesting van de bossen
                  en daarmee ecocide? Zo nee, op welke manier is het op het laatste moment schrappen
                  van de set verplichte criteria voor de beoordeling van duurzaam bosbeheer dan te rechtvaardigen?
               
Kan de Minister reflecteren op de kritiek van meerdere milieuorganisaties dat de nieuwe
                  bossenstrategie economische winst prioritair stelt aan winst voor het klimaat en biodiversiteit?3 Voorts vragen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie zich af in hoeverre de
                  bossenstrategie van invloed is op het gedrag van EU-lidstaten en -bedrijven in landen
                  buiten de EU. Deze leden benadrukken dat de EU de op een na grootste regio is die
                  de meeste grondstoffen gelinkt aan ontbossing importeert. Deelt de Minister het inzicht
                  dat bos buiten de EU ook beschermd dient te worden door maatregelen in de EU? Op welke
                  manier voorziet de EU-bossenstrategie hierin? Op welke manier zou de EU-bossenstrategie
                  op dit punt verbeterd kunnen worden volgens de Minister? Op welke manier zouden financiële
                  instellingen, zoals pensioenfondsen, bij kunnen dragen aan het beschermen van bossen
                  buiten de EU? Op welke manier ondersteunt de EU-bossenstrategie hen hier nu bij? Wat
                  betekent de EU-bossenstrategie voor de zorgplicht van financiële instellingen? Biedt
                  de EU-bossenstrategie financiële instellingen voldoende ondersteuning volgens de Minister?
                  Zo ja, wat zijn de gevolgen voor financiële instellingen die ondanks de EU-bossenstrategie
                  toch meehelpen met het veroorzaken van ontbossing (bijvoorbeeld door te investeren
                  in de intensieve veeteelt)? Zo nee, waar zit op dat vlak de ruimte voor verbetering
                  in de EU-bossenstrategie volgens de Minister? Op welke manier kan de Nederlandse overheid
                  zelf bijdragen aan het beschermen van bos buiten de EU middels het instrumentarium
                  «exportkredietverzekeringen» (ekv)? Op welke manier zou de EU-bossenstrategie geïntegreerd
                  kunnen worden in de aanvraagprocedure voor ekv’s? In hoeverre bevat de strategie maatregelen
                  gericht op het indammen van de import van landbouwgrondstoffen en -producten zoals
                  rundvlees, leer, palmolie, soja, cacao en rubber uit landen buiten de EU? Zullen de
                  nieuwe indicatoren ook gebruikt worden voor hout dat afkomstig is van buiten de EU?
                  Zijn er andere onderdelen uit de nationale bossenstrategie die aanpassing vergen op
                  basis van de recent gepresenteerde EU-bossenstrategie?
               
Daarnaast moet de EU-bossenstrategie bijdragen aan het doel van de EU-Biodiversiteitsstrategie
                  om 30% van het landoppervlakte in EU te beschermen, waarvan 10% strikt. Deelt de Minister
                  het inzicht dat ten minste 30% van het Europese landoppervlak effectief en strategisch
                  beschermd moet worden, en wel vooral essentiële ecosystemen, die belangrijk zijn voor
                  biodiversiteit en ecosysteemdiensten? Deelt de Minister het inzicht dat veenweidegebied
                  zo’n essentieel ecosysteem is, voor zowel biodiversiteit als het tegengaan van klimaatverandering?
                  Hoe verhoudt de EU-bossenstrategie, die tot meer bos moet leiden, zich tot de noodzaak
                  bestaande essentiële ecosystemen te beschermen? Kan de Minister aangeven wat is afgesproken
                  over de definitie van het begrip «strikt beschermd»?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie
Europa wil het eerste klimaatneutrale continent zijn. Daarvoor moeten we in alle sectoren
                  vergroenen, ook in de landbouw. Het GLB is een belangrijk instrument om onze ambities
                  voor een groene circulaire economie te bereiken door onze boeren te ondersteunen in
                  de overgang naar duurzame voedselproductie. Tijdens de informele Landbouw- en Visserijraad
                  van 13–15 juni is door de voorzitter van de Europese landbouwkoepel Comité des organisations
                  professionnelles agricoles (COPA) aangegeven dat haalbare doelen de komende periode
                  van belang zijn om de landbouw bij te laten dragen aan de oplossingen rondom het klimaatvraagstuk.
                  Het GLB moet de boeren ondersteunen bij deze overgang. Tijdens de Landbouw- en Visserijraad
                  van 28–29 juni werden compromissen uit het hervormingspakket van het GLB kenbaar gemaakt.
                  De Minister geeft aan dat met het oog op een gelijk speelveld en verduurzaming van
                  de Europese boeren, de richting voor de laatste drie punten van deze lijst compromissen
                  worden gesteund.
               
Kan de Minister aangeven op welke manier(en) de positie van de boeren en op welke
                  manier het gelijke speelveld voor hen beschermd is? Welke specifieke punten kan de
                  Minister terugkoppelen waaruit blijkt dat het belang van de Nederlandse boeren voldoende
                  is meegenomen? Welke verduurzamingsmogelijkheden zijn voor Nederlandse boeren mogelijk
                  op basis van dit compromis? Kan de Minister toelichten of deze mogelijkheden volstaan,
                  of had de Minister zelf liever nog andere punten toegevoegd aan het compromis? Op
                  welke manier zijn de Nederlandse positie en doelen rondom een gelijk speelveld en
                  klimaatdoelstellingen meegewogen?
               
De Minister heeft in de beantwoording van eerdere vragen van de leden van de Volt-fractie
                  aangegeven dat het GLB-budget op zichzelf onvoldoende is om de klimaatdoelen te halen
                  en dat hier aanvullende middelen en instrumenten voor nodig zijn. Heeft de Minister
                  al enig zicht op welke middelen en instrumenten dit zijn en hoe en wanneer deze zullen
                  worden ingezet? Zo nee, wanneer verwacht de Minister dit beeld wel te hebben? Kan
                  de Minister toezeggen daar zo snel mogelijk terugkoppeling op te geven aan de Kamer,
                  door middel van een brief?
               
De leden van de Volt-fractie geloven dat boeren een nieuwe taak willen, waarbij ze
                  zowel zorgen voor ons voedsel als voor onze omgeving. Welke mogelijkheden ziet de
                  Minister in het NSP om het oude model niet in stand te houden, maar ook de boeren
                  voldoende te ondersteunen om de hervormingen door te voeren? En welke pijnpunten ziet
                  de Minister?
               
De Minister zei immers zelf al dat de nieuwe Europese Commissie eigenlijk meer ambitieuze
                  klimaatdoelstellingen heeft gesteld en dat het GLB daarmee in lijn moet komen. Daarnaast
                  sprak Commissaris Wojciechowski over hoe de «Van boer tot bord»-strategie kan zorgen
                  voor een verduurzaming van de gehele voedselketen. Het landbouwbeleid staat niet op
                  zichzelf. In haar voorstel stelt de Europese Commissie dat de klimaatdoeleinden alleen
                  gehaald kunnen worden als we het GLB in lijn brengen en koppelen aan de «Van boer
                  tot bord»-strategie en de biodiversiteitstrategie. Daarnaast gaf de Minister twee
                  commissiedebatten geleden aan dat het nuttig is om te gaan kijken welke stappen je
                  nú al kunt gaan zetten met het GLB om deze ambitieuzere doelen te halen. Heeft de
                  Minister nu al een concreter beeld bij een aantal van die stappen?
               
De Europese Rekenkamer heeft geconcludeerd dat de 103 miljard van het totale GLB-budget
                  2014–2020, dat was toegewezen aan klimaatadaptatie en -mitigatie, niet heeft geleid
                  tot het reduceren van broeikasgassen. Het is dus belangrijk dat we de verschillende
                  plannen – het «Fit-for-55»-pakket, de «Van boer tot bord»-strategie en het GLB – goed
                  op elkaar afstemmen in de Nederlandse situatie om de doelen te halen. In het klimaatplan
                  en de klimaatwet is een reductiedoel opgesteld van 6 miljoen ton voor landbouw en
                  landgebruik, een doel dat verzwaard is door de sector zelf. Is dit volgens de Minister
                  voldoende, aangezien de klimaatwet een doel hanteert dat lager ligt dan de doelen
                  uit het «Fit-for-55»-pakket? Zo niet, wat zou volgens de Minister dan het streefdoel
                  moeten zijn voor de sector? En op welke manier houdt de Minister hier rekening mee
                  in het NSP? Wanneer en op welke manier wordt dit door de Minister teruggekoppeld?
               
In dezelfde beantwoording heeft de Minister aangegeven dat aanvullende middelen en
                  instrumenten nodig zijn voor het herstel van de biodiversiteit, naast de Europese
                  «Van boer tot bord»-strategie. Welke middelen en instrumenten schat de Minister nodig
                  te hebben? En verwacht de Minister dat dit een nationale of internationale aanpak
                  vereist? Kan de Minister in de beantwoording van de vragen zo veel mogelijk de verschillende
                  stappen toelichten, zodat het afwegingskader zo transparant en inzichtelijk mogelijk
                  is?
               
De Minister geeft aan dat er tijdens de Landbouw- en Visserijraad van 19 juli een
                  aantal lidstaten aangaf het doel van 25% biologische landbouw als erg ambitieus te
                  ervaren. Nederland heeft in deze Raad aangegeven dat biologische landbouw een belangrijke
                  rol kan spelen in de transitie naar een duurzaam voedselsysteem. Welke uitdagingen
                  ziet de Minister in het behalen van deze doelen in de Nederlandse situatie? En welke
                  acties zal de Minister in het NSP opstellen om deze uitdagingen uit de weg te nemen?
                  Is hiervoor al voorbereidend werk gedaan? Zo ja, wat kan de Minister nu al terugkoppelen
                  over deze voorbereidingen?
               
Zoals aangegeven in de eerdere schriftelijke beantwoording, is het volgens de Minister
                  van cruciaal belangrijk goed contact te onderhouden met andere lidstaten en praktijken
                  uit te wisselen, met name in de implementatiefase. Deze fase staat nu voor de deur
                  en ontstaat in het opstellen van het NSP. Is er contact geweest met andere lidstaten
                  tijdens het opstellen van het NSP? Zijn in dit contact de gezamenlijke uitdagingen
                  rondom de biologische landbouw besproken? Hoe valt dit samen met de natuur inclusieve
                  en meer extensieve kringlooplandbouw? Zo ja, wat waren de uitkomsten van deze uitwisseling
                  en waar ziet de Minister kansen voor verbetering in contact? Welke kansen en obstakels
                  ziet de Minister? Zijn er bijvoorbeeld landen of regio’s waarmee «best practices»
                  uitgewisseld kunnen worden? Op welke manier wordt hier in het opstellen van de kaders
                  van het NSP al rekening mee gehouden?
               
De Minister gaf in de vorige schriftelijke beantwoording aan dat met het nieuwe GLB
                  stappen worden gezet om boeren te vergoeden voor geleverde publieke diensten, via
                  de ecoregelingen. Deze doelgerichte betalingen ontvangt een boer aanvullend op de
                  hectarebetalingen waaraan ook voorwaarden met betrekking tot klimaat en leefomgeving
                  zijn verbonden. Welke voorwaarden zijn hieraan verbonden? En welk percentage van de
                  pijler verwacht de Minister in te moeten zetten voor deze aanvullende betalingen om
                  de klimaat- en biodiversiteitsdoelen te halen?
               
De invulling van de ecoregelingen is volgens de Minister mede gebaseerd op zes lopende
                  GLB-pilots. Het ontwerp van de ecoregelingen en de conditionaliteit wordt ook getoetst
                  aan praktijkproeven. Dat zijn gesprekken met boeren en adviseurs. Hierover is op 1 juli
                  een stakeholderbijeenkomst met allerlei partijen georganiseerd. Kan de Minister aangeven
                  wat de uitkomsten waren en hoe deze worden meegenomen in de voorbereiding van het
                  NSP?
               
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de
                  Landbouw- en Visserijraad van 5 tot en met 7 september en het verslag van de Landbouw-
                  en Visserijraad op 19 juli.
               
Het lid van de BBB-fractie is zeer teleurgesteld over de inbreng van de Minister over
                  de uitdagingen die zich in op het platteland voordoen en inzet behoeven. Waar de Minister
                  zaken als klimaat, de energietransitie en de biodiversiteitscrisis expliciet benoemt,
                  is de volgens dit lid belangrijkste opgave die in het buitengebied ligt vergeten.
                  Voedselzekerheid is wereldwijd een van de belangrijkste opgaven voor de komende decennia.
                  Het bevreemdt haar dan ook dat dit niet als belangrijk inzetpunt van de Minister is
                  opgenomen en zij verzoekt de Minister om het belang van het waarborgen van de voedselproductie
                  in Nederland en andere lidstaten alsnog in haar inbreng op te nemen.
               
Het lid van de BBB-fractie wil daarnaast opmerken dat er volgens internationale wetenschappers
                  de komende decennia meer dan 3 miljoen vierkante kilometer extra landbouwgrond nodig
                  zal zijn om de toenemende mondiale bevolking te kunnen voeden. Dat pleit ervoor om
                  in de vruchtbare delta voor voedselproductie geschikte gronden te beschermen en voedselproductie
                  niet ondergeschikt te maken aan andere opgaves. De Minister heeft daar over nog niets
                  opgenomen in haar inzet. Kan de Minister toezeggen dat zij inzet gaat plegen om ervoor
                  te zorgen dat het areaal landbouwgrond dat geschikt is voor voedselproductie op peil
                  blijft?
               
Het lid van de BBB-fractie heeft daarnaast kennisgenomen van de intentie van de Europese
                  Commissie om de kloof tussen stad en platteland te dichten. Wat dit lid hierin mist
                  is een aanpak van de kenniskloof over voedselproductie. De Minister spreekt over de
                  ongewenste externaliteiten die de landbouw veroorzaakt en waar minder maatschappelijk
                  begrip voor is. Dit lid is van mening dat de kloof tussen stad en platteland juist
                  verkleind kan worden door goede en objectieve informatie over enerzijds het belang
                  van zelfvoorzienend zijn inzake voedselproductie en anderzijds de hoge duurzaamheidseisen
                  waaraan onze Nederlandse boeren reeds voldoen. Zij wil er daarnaast op wijzen dat
                  het Planbureau voor de Leefomgeving vorig jaar in de landgebruikvoetafdruk nog becijferde
                  dat zelfs als Nederland volledig vegetarisch gaat eten, de landbouw de Nederlandse
                  bevolking niet kan voeden. Juist het gebrek aan goede en objectieve kennis omtrent
                  voedselzekerheid en voedselproductie vergoot de kloof tussen stad en platteland. Dit
                  lid vindt het een enorme tekortkoming dat de Minister die niet in haar inzet noemt.
                  Gaat de Minister dit belangrijke punt alsnog verwerken in haar inzet?
               
II Antwoord / Reactie van de Minister
               
III Volledige agenda
               
Geannoteerde agenda informele Landbouw- en Visserijraad 5–7 september 2021
Kamerstuk 21501-32-[2021Z14454] – Brief d.d. 12-08-2021, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J.
                     Schouten
                  
Verslag informele Landbouw- en Visserijraad van 13–15 juni 2021
Kamerstuk 21501-32-1329] – Brief d.d. 15-07-2021, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J.
                     Schouten
                  
Verslag Landbouw- en Visserijraad van 28 en 29 juni 2021
Kamerstuk 21501-32-1330 – Brief d.d. 16-07-2021, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J.
                     Schouten
                  
Verslag Landbouw- en Visserijraad 19 juli 2021
Kamerstuk 21501-32-1334 – Brief d.d. 20-08-2021, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J.
                     Schouten
                  
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 L.L. Nouse, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
