Advies Afdeling advisering Raad van State en Nader rapport : Advies Afdeling advisering Raad van State en Nader rapport
35 897 Wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW 2022)
Nr. 4 ADVIES AFDELING ADVISERING RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
d.d. 14 juli 2021 en het nader rapport d.d. 23 augustus 2021, aangeboden aan de Koning
door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het advies van de Afdeling
advisering van de Raad van State is cursief afgedrukt.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 31 mei 2021, nr. 2021001038,
machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake
het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies,
gedateerd 14 juli 2021, nr. W12.21.0142/III, bied ik U hierbij aan.
Het voorstel geeft de Afdeling advisering van de Raad van State aanleiding tot het
maken van inhoudelijke opmerkingen met betrekking tot de wijziging van de Wet inburgering
2021. De tekst van het advies is hieronder cursief opgenomen, voorzien van mijn reactie.
Bij Kabinetsmissive van 31 mei 2021, no. 2021001038, heeft Uwe Majesteit, op voordracht
van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van
de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging
van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet
SZW 2022), met memorie van toelichting.
De Verzamelwet SZW 2022 wijzigt een aantal wetten op het terrein van SZW. De Afdeling
advisering van de Raad van State maakt een opmerking over de toegevoegde waarde van
het voorstel om een hardheidsclausule op te nemen in de Wet inburgering 2021. Daarnaast
acht zij het opnemen van een hardheidsclausule niet passen bij het karakter van een
Verzamelwet. In verband daarmee dient het voorstel nader te worden overwogen.
1. Inleiding
De Wet inburgering 2021 voorziet in een gedifferentieerd boeteregime wanneer een inburgeringsplichtige
de verplichtingen tijdens het inburgeringstraject niet nakomt, of de leerroute niet
afrondt binnen de gestelde termijn.2 De wet stelt de maximale boetehoogte vast en in lagere regelgeving worden nadere
regels gesteld over de hoogte van de boete en de omstandigheden waaronder deze kan
worden opgelegd.
Daarnaast is een gefixeerd boetestelsel aan de orde indien de inburgeringsplichtige
niet of onvoldoende meewerkt aan de brede intake en niet binnen de gestelde termijn
het participatieverklaringstraject en de module Arbeidsmarkt en Participatie afrondt.
Dit houdt in dat de vastgestelde hoogte van de boete bij de grote meerderheid van
de gevallen passend wordt geacht.3
Het ontwerp voor de Verzamelwet SZW 2021 voorziet in opneming van een hardheidsclausule
in de Wet inburgering 2021. De hardheidsclausule ziet op het buiten toepassing laten
of afwijken van de bepalingen betreffende het opleggen van een bestuurlijke boete
indien toepassing daarvan zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. De
toelichting vermeldt dat de wet, het Besluit inburgering 20.. en de Regeling inburgering
20.. verschillende waarborgen bevatten om zoveel mogelijk te voorkomen dat eventuele
stapeling van boetes tot financiƫle problematiek bij inburgeringsplichtigen leidt.4 Ook is bij het bepalen van de (maximale) hoogte van de boetes die door gemeenten
en DUO kunnen worden opgelegd aan inburgeringsplichtigen uitdrukkelijk rekening gehouden
met de omstandigheid dat het om een relatief kwetsbare groep gaat.
Niettemin leidt het in de nieuwe wet inburgering opgenomen boetestelsel er nog steeds
toe dat gemeenten en DUO verplicht zijn om aan de inburgeringsplichtige een boete
op te leggen wanneer sprake is van een verwijtbare overtreding, aldus de toelichting.5 Verder zou volgens de toelichting in een mogelijkheid tot het afzien van het opleggen
van boetes, kwijtschelden van boetes of af te wijken van de voorgeschreven hoogte
van boetes, in de wet, of de lagere regelgeving, niet zijn voorzien. Daarom wordt
het nodig geacht een extra ventiel toe te voegen. Het opnemen van een hardheidsclausule
zou een oplossing bieden voor schrijnende gevallen. De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid heeft tijdens een Algemeen Overleg van 4 februari 2021 aan de Tweede
Kamer toegezegd om een dergelijke bepaling in de Wet inburgering 2021 op te nemen.6
2. Hardheidsclausule
De Afdeling onderschrijft dat het mogelijk moet zijn om bij boeteoplegging rekening
te houden met schrijnende situaties. Zij merkt evenwel op dat de evenredigheid van
de hoogte van boetes nu al op verschillende wijze kan worden gewaarborgd en wijst
daarbij op het volgende.
Vanwege het belang van democratische legitimatie van het handelen van bestuursorganen
is het primair aan de wetgever om bij het opstellen van regelgeving adequaat te bezien
in hoeverre maatwerk moet en kan worden geboden aan de betrokken burgers en (uitvoerings-)organisaties
en op welke wijze dat moet plaatsvinden. De wetgever dient daarbij zelf de verschillende
aan de orde zijnde beginselen te wegen, waaronder het evenredigheidsbeginsel,7 het rechtszekerheidsbeginsel, het verbod op willekeur, het vertrouwensbeginsel, en
daarmee recht te doen aan het primaat van de wetgever.
Ter invulling daarvan dient de wetgever te beoordelen of in het concrete geval een
discretionaire bevoegdheid voor het bestuursorgaan is vereist. Die kan worden geboden
in de vorm van open normen, dan wel van beleidsruimte in de bevoegdheden van het bestuursorgaan.
De wetgever dient daarbij ook het doenvermogen van burgers en uitvoeringsorganisaties
te wegen. Een hardheidsclausule wordt slechts overwogen voor situaties waarin gelet
op het doel en de strekking van de regeling, de toepassing van de regeling kan leiden
tot onbillijkheden van overwegende aard in niet precies te voorziene gevallen of groepen
van gevallen.8
Bij boetebepalingen dient daarnaast rekening te worden gehouden met de bepaling van
artikel 5:46, tweede en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), die eveneens
beoogt maatwerk mogelijk te maken. Bij een variabel boetestelsel volgt uit artikel
5:46, tweede lid, van de Awb dat het bestuursorgaan ambtshalve een evenredige boete
moet opleggen. Wanneer de hoogte van de boete wettelijk is gefixeerd, dient de boete
op grond van artikel 5:46, derde lid, van de Awb te worden gematigd indien de overtreder
aannemelijk maakt dat de vastgestelde bestuurlijke boete wegens bijzondere omstandigheden
te hoog is. Deze bepaling dient ook te worden toegepast indien uit het dossier sterke
aanwijzingen blijken die zouden moeten leiden tot een matiging van de hoogte van de
bestuurlijke boete.9 Deze bepaling voorziet daarmee in een anti-hardheidsclausule.10
In het advies van de Afdeling van 2 juni 2021 over het Besluit inburgering 20..11 heeft de Afdeling bovendien geadviseerd om in de mogelijkheid te voorzien om bij
het opleggen van gefixeerde, bestuurlijke boetes ambtshalve rekening te houden met
bijzondere omstandigheden, indien en voor zover het bestuursorgaan daarvan op de hoogte
is. Een dergelijke bepaling komt voor in het sociale zekerheidsrecht.12
Uit de toelichting blijkt niet dat voorgaande overwegingen adequaat zijn betrokken
bij de keuze om in de Verzamelwet toch nog een hardheidsclausule op te nemen. De Afdeling
adviseert dan ook de toegevoegde waarde van de hardheidsclausule ten opzichte van
de al bestaande mogelijkheden om de evenredigheid bij de boeteoplegging te waarborgen,
nader te motiveren en daarbij in te gaan op de hiervoor genoemde elementen.
Daarnaast overweegt de Afdeling dat een Verzamelwet slechts technische wijzigingen,
verduidelijkingen en beleid dient te bevatten waarvan op voorhand niet de verwachting
is dat ƩƩn van de onderdelen nog tot inhoudelijke politieke discussie zal leiden,
waardoor een goede parlementaire behandeling van andere onderdelen in het geding komt.13
Gelet op het voorgaande wijst de Afdeling erop dat het opnemen van een hardheidsclausule
een belangrijke inhoudelijke wijziging betreft van het inburgeringsstelsel, die een
zorgvuldige parlementaire behandeling vergt, waarbij de verschillende beginselen in
onderlinge samenhang moeten worden gewogen. De Afdeling adviseert dan ook dit onderdeel
in een afzonderlijk wetsvoorstel te regelen.
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal bezwaren bij het voorstel
en adviseert het voorstel niet bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen,
tenzij het is aangepast.
De waarnemend vice-president van de Raad van State,
S.F.M. Wortmann
Naar aanleiding van de opmerkingen van de Afdeling advies van de Raad van State is
het voorstel aangepast. De introductie van de hardheidsclausule in de Wet inburgering
2021 is geschrapt en daarmee is het wetsvoorstel aangepast conform advies. Door de
hardheidsclausule in een apart voorstel op te nemen, kan het de inhoudelijke parlementaire
behandeling krijgen die de Afdeling adviseert.
Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om een redactionele verbetering in het voorstel
van wet en de memorie van toelichting aan te brengen. Abusievelijk was een aantal
artikelen niet in alfabetische volgorde geplaatst. Dit is nu aangepast.
Ik verzoek U het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie
van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Th.C. de Graaf, vicepresident van de Raad van State -
Mede ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 34 | Voor |
D66 | 24 | Voor |
PVV | 17 | Voor |
CDA | 14 | Voor |
PvdA | 9 | Voor |
SP | 9 | Voor |
GroenLinks | 8 | Voor |
PvdD | 6 | Voor |
ChristenUnie | 5 | Voor |
FVD | 5 | Voor |
DENK | 3 | Voor |
Groep Van Haga | 3 | Voor |
JA21 | 3 | Tegen |
SGP | 3 | Tegen |
Volt | 3 | Voor |
BBB | 1 | Voor |
BIJ1 | 1 | Voor |
Fractie Den Haan | 1 | Voor |
Omtzigt | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.