Memorie van toelichting : Memorie van toelichting
35 891 Bekrachtiging van een onderdeel van het Besluit benoemingsprocedure SER en tot wijziging van de Wet op de Sociaal-Economische Raad in verband met vervanging van de goedkeuringsprocedure door een voorhangprocedure
Nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING
Met dit wetsvoorstel wordt conform het huidige artikel 6, tweede lid, van de Wet op
de Sociaal-Economische Raad (hierna Wet op de SER) de bekrachtigingsprocedure vormgegeven
van het Besluit benoemingsprocedure SER. Het betreft artikel 5 van dat besluit, dat
gaat over de onverenigbaarheid van functies met functies van een lidmaatschap van
de Sociaal-Economische Raad: binnen twee maanden na afkondiging van een algemene maatregel
van bestuur over dat onderwerp, wordt aan de Staten-Generaal een voorstel gedaan om
deze bij de wet te bekrachtigen.
Nu betrokkenheid van de Kamers bij lagere regelgeving tegenwoordig op andere manieren
wordt verankerd in de wetgeving en een wetgevingsprocedure ter bekrachtiging van lagere
reeds vastgestelde besluiten tot onoverzichtelijke situaties kan leiden, is voorts
met dit wetsvoorstel voor toekomstige wijzigingen de goedkeuringsprocedure vervangen
door een voorhangprocedure.
Goedkeuring
Het Besluit benoemingsprocedure SER (hierna het Besluit) bevat procedurebepalingen
betreffende de benoeming van de leden van de Sociaal-Economische Raad en bevat bepalingen
omtrent de onverenigbaarheid van het lidmaatschap van de Sociaal-Economische Raad
met andere functies en werkzaamheden.
Het besluit dient ter vervanging van een tweetal besluiten, te weten:
– het Besluit van 24 september 1959, houdende regelen betreffende de aanvaarding van
hun functie door leden van de Sociaal-Economische Raad en door bestuursleden van produkt-,
hoofdbedrijf- en bedrijfschappen en enige aanverwante onderwerpen;
– het Besluit van 22 september 1955, houdende regelen omtrent de onverenigbaarheid van
het lidmaatschap van de Sociaal-Economische Raad met enige andere werkzaamheden.
De voornaamste reden om de besluiten uit 1959 en 1955 te vervangen en samen te voegen
is om de procedure rondom deze benoemingen te actualiseren en vereenvoudigen.
De grondslag van het Besluit is gelegen in de artikelen 4, zesde lid, 6, eerste lid,
en 7 van de Wet op de SER. Artikel 6, eerste lid, van de Wet op de SER bepaalt dat
bij algemene maatregel van bestuur (hierna amvb) regels kunnen worden gesteld omtrent
de onverenigbaarheid van het lidmaatschap van de Raad met andere werkzaamheden. Het
tweede lid van artikel 6 omvat vervolgens de figuur van delegatie onder het vereiste
van goedkeuring: na afkondiging van de amvb, moeten de Staten-Generaal worden verzocht
deze bij wet te bekrachtigen. Indien het voorstel wordt teruggenomen, of door de Staten-Generaal
wordt verworpen, dient deze gedelegeerde amvb onverwijld te worden ingetrokken.
Aangezien artikel 5 van het Besluit regels stelt over de onverenigbaarheid van het
lidmaatschap van de Raad met andere werkzaamheden, is conform artikel 6, tweede lid,
van de Wet op de SER, verzocht om goedkeuring bij wet.
Voorhangprocedure
De Wet op de SER waarin de figuur van delegatie onder het vereiste van goedkeuring
is opgenomen dateert uit 1950. Een dergelijke «zware nahangprocedure», dat er een
wet aan te pas moet komen om het Besluit goed te keuren, is niet gebruikelijk meer.
Hoewel betrokkenheid van de Kamers van de Staten-Generaal bij delegatie aanvankelijk
meestal werd vormgegeven door controle achteraf, namelijk door het toezenden van een
vastgestelde regeling voor deze in werking trad, is de standaardpraktijk inmiddels
dat gekozen wordt voor controle vooraf, dat wil zeggen betrokkenheid bij een ontwerpregeling
die nog niet is vastgesteld.1
Omdat de regeling al is vastgesteld, kunnen de Kamers slechts instemmen óf instemming
aan de regeling onthouden. Dat betekent dat bij bezwaar uiteindelijk besloten moet
worden om de regeling in te trekken. Om die reden is het uitgangspunt dat deze figuur
moet worden beperkt tot regelingen die zich niet lenen voor partiële aanpassing.2
Dit uitgangspunt is hier niet aan de orde. Voorts is snelle interventie niet geboden,
zodanig dat niet gewacht kan worden met de vaststelling van het besluit, of betrokkenheid
van de Kamers daaraan niet vooraf zou kunnen gaan. In het onderhavige geval kent deze
procedure dan ook vooral nadelen. Er is sprake van «dubbel» regelgeven doordat zowel
een amvb als een wet moet worden gemaakt. Bovendien is er het risico op een onoverzichtelijke
situatie indien de amvb zou worden ingetrokken.
De betrokkenheid van de Kamers zou dan ook niet na de totstandkoming van het besluit
moeten plaatsvinden, maar vooraf. Met het oog hierop wordt de zogenoemde zware nahangprocedure
vervangen door een voorhangprocedure. Ingeval van toekomstige wijzigingen van het
Besluit die zien op de onverenigbaarheid van functies met het SER-lidmaatschap, zullen
de Kamers op voorhand in de gelegenheid moeten worden gesteld om opmerkingen over
de ontwerpamvb te maken.
Inwerkingtredingsdatum
Met het oog op de eerstvolgende reguliere benoemingen per 1 april 2022, treedt deze
wet in werking met ingang van de eerste dag van de eerste kalendermaand na de datum
van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst. Essentieel is dat de bekrachtiging
van artikel 5 van het Besluit benoemingsprocedure SER eerder geschiedt dan dat de
wijziging van artikel 6, tweede lid, Wet op de SER, in werking treedt.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.