Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg inzake het verslag Raad voor Concurrentievermogen 27 en 28 mei 2021 (Kamerstuk 21501-30-535)
2021D28924 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Buitenlandse
Zaken voorgelegd over de Geannoteerde agenda informele Raad voor Concurrentievermogen
van 21 en 22 Juli 2021, de Fiche: Mededeling Mondiale benadering van Onderzoek en
Innovatie (Kamerstuk 22 112, nr. 3146), het Verslag Raad voor Concurrentievermogen 27 en 28 mei 2021 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 535) en de Fiche: Verordening machineproducten.
De fungerend voorzitter van de commissie, Azarkan
De adjunct-griffier van de commissie, Reinders
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II
Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geagendeerde stukken. Deze
leden hebben hierbij nog enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat op dit moment door de Europese Commissie wordt
gewerkt aan een (niet bindend) Pact voor onderzoek en innovatie (O&I). Het Pact zal
voortborduren op de Commissiemededeling over de Europese onderzoeksruimte (ERA) van
september 2020 en de vier strategische doelen uit de mededeling verder uitwerken.
Een van de doelen betreft «Investeringen en hervormingen prioriteren». Wat doet de
Europese Commissie zelf op dit gebied? Komen er voorstellen vanuit de Commissie om
Europese fondsen op dit punt te moderniseren?
De leden van de VVD-fractie lezen dat Nederland met betrekking tot het debat over
de vernieuwde Europese onderzoeksruimte het positief acht dat er gesproken wordt over
het vertalen van Europese onderzoek- en innovatiedoelen (O&I) naar nationale plannen.
Nederland zal, conform het BNC-fiche over de vernieuwde ERA, het belang uitdragen
van investeringen om een hoogwaardig O&I-klimaat te creëren en om grote maatschappelijke
uitdagingen aan te pakken. Speciale aandacht gaat uit naar open science, impact van
O&I, erkennen en waarderen, gendergelijkheid en samenwerking in ecosystemen. Kan de
Staatssecretaris aangeven of er ook meer aandacht komt voor economische- en kennisveiligheid
en het tegengaan van ongewenste overdracht van kennis en technologie, onderwerpen
zoals benoemd in het Fiche: Mededeling vernieuwde Europese Onderzoeksruimte (ERA)
voor onderzoek en innovatie van 6 november 2020? Wat is concreet de inzet van Nederland
op economische- en kennisveiligheid? Kan de Staatssecretaris hier specifiek ingaan
op het bestrijden van spionage? Wat kan Nederland leren van andere lidstaten, en wat
kunnen andere lidstaten leren van Nederland? Welke nationale of Europese regels dienen
aangepast te worden om economische- en kennisveiligheid beter te borgen?
De leden van de VVD-fractie lezen voorts dat de Raad zal debatteren over de balans
tussen openheid en strategische autonomie bij internationale samenwerking in onderzoek
en innovatie. De Staatssecretaris verwacht dat er lidstaten zullen zijn die naar verwachting
een meer protectionistische houding tonen en samenwerking, waaronder gezamenlijke
publieke aanbestedingen, eerder tot de Europese Unie willen beperken. Kan de Staatssecretaris
aangeven welke lidstaten dit zijn? Deze leden vinden het standpunt dat Nederland in
deze discussie inneemt onduidelijk. Moet volgens de Staatssecretaris het belang van
internationale samenwerking voorop blijven staan, maar wel met aandacht voor het beschermen
van de strategische belangen van de Europese Unie en Nederland? Kan de Staatssecretaris
concreet aangeven of ze gezamenlijke publieke aanbestedingen tot de Europese Unie
wil beperken of niet? Nederland is voorstander om bij internationale samenwerking
maatwerk toe te passen en om niet op voorhand derde landen uit te sluiten, zo lezen
deze leden. Acht de Staatssecretaris het uitsluiten van landen wel mogelijk? In welke
gevallen?
De leden van de VVD-fractie lezen dat Nederland omtrent het Horizon 2020 programma
de zesde plaats inneemt van lidstaten die de meeste middelen uit Horizon 2020 ontvangen.
Kan de Staatssecretaris een top-10 geven van de lidstaten die de meeste middelen uit
Horizon 2020 ontvangen? Voorts lezen deze leden dat de gemiddelde slaagkans van Nederlandse
deelnemers in Horizon 2020 met 16,9 procent boven het Europese gemiddelde van 12,4
procent ligt. Wat vindt de Staatssecretaris van deze gemiddelde slaagkansen, zowel
voor Nederland, als op Europees niveau? Wegen deze slagingspercentages op tegen de
kosten van het programma? Wat kan Nederland doen om slagingspercentages te verhogen?
Kan de Staatssecretaris aangeven wat ten aanzien van dit punt in het verleden in gedaan
en in de toekomst zal doen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de
informele Raad voor Concurrentievermogen van 19–22 juli en wensen enkele vragen te
stellen.
Europese Onderzoeksruimte: vertaling van gedeelde Europese doelen naar nationale acties
De leden van de D66-fractie lezen dat op het moment van schrijven van de geannoteerde
agenda, de exacte vraagstelling van het debat over de vernieuwde Europese Onderzoeksruimte
nog niet bekend is. Deze leden vragen of de vraagstelling inmiddels wel bekend is.
De leden van de D66-fractie constateren dat de Europese Commissie werkt aan een (niet-bindend)
Pact voor onderzoek en innovatie (O&I). Deze leden vragen de Staatssecretaris welk
doel de Europese Commissie beoogt te bereiken met het Pact en of het Pact van invloed
is op de verdere vormgeving van Horizon Europe. Voorts merken deze leden op dat open
wetenschap en open innovatie geen speerpunten van het Pact lijken te zijn. Zij vragen
of dat wel onderdeel van de Nederlandse inzet is.
De leden van de D66-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat er in de aankomende
Raad vermoedelijk gesproken wordt over de vertaling van de strategische ERA-doelen
naar nationale acties. Deze leden vragen de Staatssecretaris om uiteen te zetten op
welke ERA-doelen Nederland de grootste stappen te maken heeft en welke acties daartoe
ondernomen zou kunnen worden.
Gebalanceerde openheid: de mondiale aanpak van onderzoek en innovatie
De leden van de D66-fractie lezen dat op het moment van schrijven van de geannoteerde
agenda, de exacte vraagstelling van het debat over de mondiale aanpak van onderzoek
en innovatie nog niet bekend is. Zij vragen of de vraagstelling inmiddels wel bekend
is.
De leden van de D66-fractie vragen of er reeds afspraken zijn gemaakt over de associatie
en deelname van landen aan Horizon Europe. Is er een transparant proces en heldere
criteria op basis waarvan besloten wordt of een land kan associëren of deelnemen aan
(onderdelen van) het kaderprogramma? Is het respecteren van academische vrijheid een
van de criteria?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken. Zij hebben
daarover de volgende vragen en opmerkingen.
Geannoteerde agenda Informele Raad voor Concurrentievermogen
Onderzoek & Interne Markt – Industrie d.d. 19–22 juli 2021
De leden van de CDA-fractie lezen dat tijdens de Raadsbijeenkomst zal worden gedebatteerd
over de vernieuwde Europese Onderzoeksruimte (ERA), maar op het moment van schrijven
de exacte vraagstelling van dit debat nog niet bekend was. Zij vragen of hier inmiddels
meer duidelijkheid over is.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Europese Commissie werkt aan een «Pact voor
onderzoek en innovatie» (O&I). Is Nederland bij de totstandkoming hiervan betrokken?
Is het voor ons land mogelijk invloed op dit Pact uit te oefenen? Indien ja, gaat
het de Staatssecretaris dat doen? Is de Staatssecretaris bekend met het bericht Vlaanderen haalt investeringsnorm voor Onderzoek en Ontwikkeling in het Financieel Dagblad van 30 juni 2021? Wat vindt zij ervan dat het Vlaanderen
wel lukt 3 procent van het Bruto Binnenlands Product (BBP) uit te geven aan Onderzoek
& Ontwikkeling, terwijl deze norm in Nederland bij lange na niet gehaald wordt? Hoe
komt dat? Wat doet Vlaanderen anders dan wij? Eerder dit jaar heeft Nederland met
Duitsland een innovatie- en technologiepact gesloten. Ziet de Staatssecretaris het
voor zich dat in de toekomst meer van dergelijke bilaterale pacten zullen worden gesloten?
Indien ja, met welke landen? Hoe wordt dat bepaald?
De leden van de CDA-fractie lezen dat ten aanzien van het beleidsdebat over openheid
en strategische autonomie bij internationale samenwerking in O&I kiest Nederland voor
het standpunt «open waar mogelijk, gesloten indien nodig» en pleit voor maatwerk in
plaats van het op voorhand uitsluiten van derde landen. Is de Staatssecretaris van
mening dat de Europese Unie thans over voldoende en de juiste instrumenten beschikt
om dit maatwerk te kunnen toepassen? Kan zij aangeven hoe vaak het in de afgelopen
jaren is voorgekomen dat derde landen zijn uitgesloten? In welke situaties? Om welke
reden(en)?
De leden van de CDA-fractie lezen over de prestaties van Nederland in Horizon 2020
(2014–2020). Van de 5,3 miljard euro is het grootste deel neergekomen bij Nederlandse
universiteiten en universitaire medische centra, onderzoeksinstellingen en het Nederlandse
bedrijfsleven. Is er een overzicht beschikbaar van alle projecten waaraan deze middelen
zijn toegekend?
De leden van de CDA-fractie steunen het kabinet in het streven naar een snelle implementatie
van de Europese industriestrategie, voor een industrie die concurrerend en duurzaam
is. De leden verwachten daarbij behalve van productinnovatie ook veel van productie-
of procesinnovatie. Op 10 november 2020 is de motie-Amhaouch/Bruins over een procesinnovatie-
stimuleringsinstrument voor het brede midden- en kleinbedrijf (mkb) aangenomen (Kamerstuk
35 570 XIII, nr. 31). Deze leden kijken uit naar de in dat kader toegezegde verkenning naar door het
mkb ervaren knelpunten op het gebied van procesinnovaties, die na het zomerreces naar
de Tweede Kamer moet komen.
De leden van de CDA-fractie spreken uit dat mede conform de aangenomen motie-Palland
c.s. over bijhouden aan welke projecten en sectoren andere lidstaten hun RRF-gelden
besteden (Kamerstuk 21 501-30, nr. 510) de Kamer op dit moment de uitvoeringsbesluiten Recovery and Resilience Facility
(RRF) over andere lidstaten ontvangt. Deze leden vragen of de Staatssecretaris een
analyse maakt van wat deze plannen betekenen voor de concurrentiekracht van Nederland.
Indien ja, kan deze concurrentieanalyse met de Kamer worden gedeeld?
Fiche: Mededeling Mondiale benadering van Onderzoek en Innovatie
Het BNC-Fiche vermeldt dat het hoger onderwijs geen plek heeft in de Mededeling Mondiale benadering van Onderzoek en Innovatie. Onderneemt de Staatssecretaris acties om dit alsnog voor elkaar krijgen? Verder
schrijft de Minister dat het voorstel «te weinig oog heeft voor het nationale beleid
omtrent economische en kennisveiligheid van de EU-lidstaten». Waar moeten deze leden
hierbij precies aan denken, bijvoorbeeld het stelen van (bedrijfs-)gevoelige informatie?
In 2020 publiceerde Dialogic een analyse naar onderzoeks- en innovatie-ecosystemen.
Deze leden vragen in hoeverre het versterken van onderzoeks- en innovatie-ecosystemen
óók een plek heeft of gaat krijgen in de Europese O&I-aanpak.
Verslag Raad voor Concurrentievermogen 27 en 28 mei 2021
De leden van de CDA-fractie lezen over de voorstellen die Nederland aandraagt om de
effectiviteit van het Digital Markets Act-voorstel (DMA) te verbeteren, waaronder
het kunnen opleggen van aanvullende verplichtingen aan specifieke poortwachters, het
kunnen meenemen van ecosysteemvorming bij de aanwijzing van poortwachters, het kunnen
onderzoeken van alle relevante fusies en overnames door poortwachters, en het versterken
van de (ondersteunende) rol van nationale toezichthouders bij de handhaving van de
DMA. Hoe zijn deze verbetervoorstellen ontvangen? Hoe groot is de kans dat deze alsnog
in het DMA-voorstel terechtkomen?
De leden van de CDA-fractie zouden voort van de Staatssecretaris willen weten wat
het tijdspad is voor het voorstel voor het Single Market Emergency Instrument (SMEI).
Wat zijn de relevante beslismomenten?
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de Kamerbrief Nederlandse steun aan twee IPCEI’s van 9 juli 2021 (Zaaknummer 2021Z13481), als reactie op de motie-Amhaouch c.s. over het momentum voor IPCEI niet voorbij
laten gaan (Kamerstuk 32 637, nr. 459). Deze leden waarderen de positieve houding van de Staatssecretaris en kijken uit
naar de verdere concretisering en uitwerking.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Staatssecretaris over de verordening inzake
buitenlandse subsidies schrijft dat Nederland hoopt dat de mogelijkheden tot het opleggen
van sancties voldoende effect hebben. Is zij voldoende overtuigd van dit effect? Welke
sancties zijn er mogelijk?
De leden van de CDA-fractie brengen in herinnering dat in de Raad voor Concurrentievermogen
van 27–28 mei 2021 raadsconclusies zijn aangenomen over ruimtevaart, over een New Space for People en een Space for People in European coastal areas. Hoe is Nederland hierbij betrokken? Deze leden hebben met belangstelling kennisgenomen
van het initiatief Space Based Secure Connectivity Initiative, «voor een snel veilig internet dat altijd en overal voor iedereen in Europa beschikbaar
is», en zouden hier graag van op de hoogte blijven evenals van nieuwe wetgevende voorstellen
op dit terrein. Kan de Staatssecretaris hun meer informatie geven over de strategie
voor een European launcher alliance? Wat houdt die precies in?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Staatssecretaris graag zou zien dat het volgende
jaarlijkse interne-marktrapport wordt aangevuld en geconcretiseerd met aanbevelingen
om de interne markt te versterken. Deze leden zijn benieuwd of het in de lijn der
verwachtingen ligt dat dit gaat gebeuren. Welke aanbevelingen zou de Staatssecretaris
zelf doen hieromtrent?
Fiche: Verordening machineproducten
De leden van de CDA-fractie lezen dat voor het bedrijfsleven «lichte positieve financiële
consequenties te verwachten zijn», onder andere vanwege kosten door explicietere verplichtingen
voor fabrikanten, gemachtigden, importeurs en distributeurs en door nadere veiligheidseisen.
Is het mogelijk deze extra kosten te kwantificeren?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F. Azarkan, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
R.D. Reinders, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.