Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over de stand van zaken aanpassen van de ondersteuningsstructuur voor zieke leerlingen (Kamerstuk 35570-VIII-222)
2021D24836 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties
                  de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Minister
                  voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media d.d. 21 mei 2021 inzake de Stand van
                  zaken aanpassen van de ondersteuningsstructuur voor zieke leerlingen (Kamerstuk 35 570 VIII, nr. 222).
               
De fungerend voorzitter van de commissie, Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie, De Vrij
Inhoud
blz.
                         
                         
                         
                         
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
•
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de D66-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de PVV-fractie
3
•
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
3
•
Inbreng van de leden van de SP-fractie
4
•
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
4
•
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
5
•
Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie
5
                         
                         
                         
                         
II
Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
6
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
               
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de stand van zaken «aanpassen
                  van de ondersteuningsstructuur voor zieke leerlingen» en hebben hierover nog enkele
                  vragen.
               
De leden van de VVD-fractie vragen wat de voordelen zijn van één landelijke organisatie
                     ten opzichte van educatieve voorzieningen bij universitair medische centra (umc’s)
                     en een aantal onderwijsadviesbureaus (oab’s) als ondersteuningsstructuur van het onderwijs
                     aan zieke leerlingen. Kan de Minister dit toelichten en hierbij ingaan op de specifieke
                     voordelen voor deze doelgroep van zieke leerlingen? Kan de Minister eveneens aangeven
                     wat de eventuele implicaties zijn voor ouders van de betreffende leerlingen, en hierbij
                     ook aangeven wat eventuele andere voordelen zijn, zoals kwaliteit dienstverlening/aanbod,
                     kostenefficiëntie?
                  
Daarnaast lezen de leden dat organisaties, direct na het uitgaan van de brief van
                     de Minister, schriftelijk worden geïnformeerd, zodat ze de benodigde interne processen
                     kunnen voortzetten om zich voor te bereiden op het opzetten van een landelijke organisatie.
                     Dit lijkt de leden enigszins voorbarig. Op basis van welke wettelijke verankering
                     gebeurt dit? Hoe verhouden deze voorbereidingen zich tot het aangekondigde wetsvoorstel
                     om de veranderende structuur wettelijk te verankeren? Waarom wordt er niet eerst gewacht
                     op een wettelijke verankering, voordat de voorbereidingen bij deze organisaties worden
                     getroffen? Daarnaast vragen de leden of er nu sprake is van onomkeerbare stappen met
                     betrekking tot het wetsvoorstel om de structuur te veranderen naar één landelijke
                     organisatie.
                  
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het Kamerstuk ten
                  behoeve van het schriftelijk overleg «Stand van zaken aanpassen van de ondersteuningsstructuur
                  voor zieke leerlingen». Zij hebben nog enkele kritische vragen en opmerkingen, bijvoorbeeld
                  over de realisatie van een landelijke structuur.
               
Landelijke structuur
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat alle kinderen de beste kansen verdienen
                     op goed onderwijs. Uiteraard geldt dit ook voor zieke leerlingen, die op dit moment
                     helaas niet altijd optimaal onderwijs krijgen. Bijvoorbeeld omdat ze door een school
                     geweigerd worden omdat deze school niet genoeg capaciteit heeft, of omdat de school
                     bang is dat deze de leerling niet voldoende kan ondersteunen.
                  
Deze leden lezen dat de voorbereidingen voor het onderbrengen van educatieve voorzieningen
                     onder één landelijke organisatie voorspoedig verlopen. Deze leden hebben zorgen over
                     het onderbrengen van deze voorzieningen onder een enkele organisatie, omdat het hen
                     onduidelijk is wat de reden is achter de structuurverandering. Welk probleem lost
                     de Minister hier precies mee op? Welke argumenten zijn er om een landelijke structuur
                     op touw te zetten? Is de Minister het met deze leden eens dat het inhoudelijke doel,
                     namelijk goed onderwijs aan zieke leerlingen, centraal moet staan?
                  
Zo is de huidige structuur bijvoorbeeld zo ingericht dat acuut kan worden ingesprongen
                     en een zieke leerling snel onderwijs kan krijgen. Hoe gaat de Minister borgen dat
                     met een landelijke structuur de snelheid geborgd blijft, die nu bestaat doordat verantwoording
                     rechtstreeks verloopt via de oab’s naar het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
                     en nu erg laagdrempelig is, zo vragen de leden.
                  
Passend en inclusief onderwijs
De leden van de D66-fractie signaleren dat na het verschijnen van het rapport van
                  Oberon verschillende gesprekken zijn gevoerd met vertegenwoordigers uit het veld.
                  Bovendien is de Minister bezig met een wetsvoorstel, welke begin 2022 zal worden aangeboden
                  aan de Kamer. Kan de Minister toelichten of naar aanleiding van het rapport en ten
                  behoeve van het schrijven van het wetsvoorstel ook is gesproken met leerlingen zelf,
                  of bijvoorbeeld hun ouders/verzorgers? Hoe verhoudt dit wetsvoorstel zich tot de 25
                  actiepunten genoemd ter verbetering van passend onderwijs? Hoe draagt het wetsvoorstel
                  bij aan inclusief onderwijs, zo vragen de leden.
               
Inbreng van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de stand van zaken
                  over het aanpassen van de ondersteuningsstructuur voor zieke leerlingen.
               
Allereerst hebben de leden van de PVV-fractie vragen over de nieuwe organisatie die
                  bestaat uit een onafhankelijke stichting met een onafhankelijke raad van toezicht.
                  De leden vragen waarom er voor deze optie gekozen is en of er nog alternatieven onderzocht
                  zijn. Ook vragen de leden of de Kamer de onderliggende stukken zou kunnen ontvangen
                  die tot deze beslissing geleid hebben.
               
Tevens vragen de leden van de PVV-fractie hoe de Minister regie kan houden op deze
                  landelijke stichting als dit een onafhankelijk rechtspersoon betreft. Ook vragen de
                  leden of de Minister een schatting kan geven van de inschaling van de beoogd directeur-bestuurder
                  van de beoogde stichting.
               
Ten slotte vragen de leden van de PVV-fractie of de betreffende landelijke organisatie
                  de benodigde diensten mag inkopen bij lokale organisaties. Ook vragen de leden of
                  de betreffende landelijke organisatie aanbestedingsplichtig is en of er in dit geval
                  kwaliteitseisen vanuit het ministerie verwacht kunnen worden waaraan de ondersteuning
                  moet voldoen.
               
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige brief van de Minister.
                  Deze leden hebben nog enige vragen.
               
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister wat de precieze opdracht was die aan
                  de kwartiermaker werd meegegeven. Daarnaast vragen deze leden of bij het aanpassen
                  van de ondersteuningsstructuur voor zieke leerlingen ook de ervaringen zijn meegenomen
                  die zijn opgedaan in de scholen ten aanzien van het verzorgen van digitaal onderwijs
                  tijdens de lockdown vanwege corona. Is door de kwartiermaker ook gekeken op welke
                  wijze het digitaal onderwijs is opgezet voor bijvoorbeeld schipperskinderen en kinderen
                  van kermisexploitanten die niet op een internaat zitten en welke lessen daaruit te
                  trekken zijn? Is het de bedoeling een digitale school op te zetten die voor ieder
                  ziek kind zowel vanuit huis als vanuit een ziekenhuis makkelijk toegankelijk is of
                  is het de bedoeling dat er verschillende systemen naast elkaar blijven bestaan voor
                  zieke kinderen in een ziekenhuis, kinderen die thuis zijn vanwege ziekte of omdat
                  er geen passend onderwijsaanbod voor hen is, zo vragen deze leden.
               
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister in het verlengde van de voorgaande
                  vraag of het mogelijk is de ondersteuningsstructuur die er is voor zieke leerlingen
                  en die nu wordt aangepast ook te kunnen inzetten voor de thuiszitters, bijvoorbeeld
                  als tussenoplossing voordat een passend aanbod wordt gevonden. Dit kan ervoor zorgen
                  dat de leerling die noodgedwongen thuiszit niet te veel achter raakt, maar ook als
                  een soort opstap voor het weer hele dagen naar school gaan.
               
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de stand van zaken
                  aapassen van de ondersteuningsstructuur voor zieke leerlingen. Zij hebben hier nog
                  enkele vragen over.
               
De leden van de SP-fractie hebben vernomen van Onderwijs Ontwikkeling Nederland dat
                  de huidige ondersteuningsstructuur goed functioneert. Waarom wordt er dan toch overgegaan
                  op een landelijke organisatie met regionale uitvoering, terwijl nu al de snelheid
                  geboden kan worden in acute situaties? Waarom zou het huidige systeem onvoldoende
                  flexibel zijn om te kunnen voorzien in een toekomstbestendige, flexibele, stabiele
                  en landelijk dekkende ondersteuningsstructuur? Wat zijn de voor- en nadelen van de
                  landelijke organisaties met regionale uitvoering ten opzichte van de huidige situatie?
                  In hoeverre zijn ouders en kinderen betrokken bij deze keuze voor een landelijke organisatie?
                  In hoeverre is dit een geldkwestie? Gaat hier een bezuiniging mee gepaard of niet,
                  zo vragen de leden.
               
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige brief. Zij willen
                  waarborgen dat leerlingen zo snel mogelijk de juiste ondersteuning ontvangen wanneer
                  zij ziek worden. Professionals die de regionale context begrijpen en over een regionaal
                  netwerk beschikken zijn daarbij van belang naar mening van voornoemde fractie. Reorganisatie
                  mag niet ten koste gaan van het maatwerk dat nodig is om zo goed mogelijke zorg en
                  onderwijs te bieden aan leerlingen die tijdelijk of voor langere tijd ziek zijn.
               
De leden van de van de PvdA-fractie zijn enigszins verwonderd over het feit dat er
                  momenteel een reactie op het rapport ligt dat inmiddels drie jaar oud is, nog niet
                  eerder ter sprake is gekomen, maar nu de basis vormt voor deze wijziging van de ondersteuningsstructuur.
                  Kan het kabinet in duidelijke taal uitleggen welk probleem er nu precies wordt opgelost
                  met deze wijziging? Wat betekent het concreet dat de «continuïteit en flexibiliteit
                  van de ondersteuning» hiermee worden geborgd? Welke problemen zijn er met de «onderliggende
                  wetgeving en subsidiestructuur» dat deze toe is aan vervanging? Waarom is er sinds
                  de aankondiging van mogelijke aanpassing van de ondersteuningsstructuur in 2018 niets
                  meer over gerapporteerd? Wat is de huidige urgentie van dit probleem of deze problemen
                  dat het kabinet kiest voor deze aanpassing nu het demissionair is? Kan de Minister
                  toelichten wat de huidige ondersteuningsstructuur, die volgens de Oberon nog niet
                  toekomstbestendig, nog niet flexibel, nog niet stabiel en nog niet landelijk dekkend
                  is gedurende de periode van 2018 tot 2023 heeft betekend en nog gaat betekenen voor
                  zieke leerlingen? De voornoemde leden behoeven duidelijke tekst en uitleg over wat
                  de situatie momenteel is.
               
De leden van de van de PvdA-fractie vragen of een dergelijke verandering van de structuur
                  momenteel de meest gewenste en verantwoorde optie is. Er wordt gesteld dat de huidige
                  ondersteuningsstructuur veel waardevolle elementen heeft. Kan de Minister toelichten
                  wat de waardevolle elementen zijn? Wat zijn de elementen die wellicht toe zijn aan
                  vernieuwing en verbetering? Wordt het kind met het badwater weggegooid wanneer wordt
                  overgegaan naar een nieuwe structuur in plaats van het aanpassen van de huidige structuur
                  daar waar het te wensen overlaat, zo vragen de leden.
               
De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister welke mogelijke wetswijzigingen of
                  anderszins hij heeft overwogen alvorens het werk aan een nieuwe wet in gang te zetten.
                  Zijn er simpelere wetswijzigingen mogelijk om barrières weg te nemen en te voorkomen
                  dat leerlingen tussen wal en schip belanden bij de overgang naar een nieuwe ondersteuningsstructuur?
                  Begrijpt de Minister de vraagtekens die voornoemde fractie plaatst bij de timing van
                  dit schriftelijk overleg gezien de mate van vordering van de voorbereidingen van de
                  aanpassing van de ondersteuningsstructuur? Kan de Minister toelichten hoe de betrokken
                  partijen zijn voorstel appreciëren? De bedanken de Minister alvast voor een duidelijke
                  en transparante beantwoording van hun vragen.
               
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat het kabinet de ondersteuningsstructuur
                  van het onderwijs aan zieke leerlingen wil aanpassen. De voornoemde leden lezen dat
                  het kabinet zich hierbij beroept op een onderzoek van Oberon, dat heeft geconcludeerd
                  dat de huidige subsidiestructuur verouderd is en onvoldoende flexibel. Het kabinet
                  wil dit oplossen door de ondersteuningsstructuur van lokaal/regionaal gewortelde organisaties
                  naar een landelijke organisatie te brengen. Op welke manier zal dit problemen oplossen?
                  Welke problemen worden op dit moment ervaren via de lokaal/regionaal gewortelde structuur?
                  Hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat met een landelijke structuur de snelheid geborgd
                  blijft en wordt voorkomen dat kwetsbare leerlingen tussen wal en schip raken? Heeft
                  bij deze beslissing de inhoud voorop gestaan of financiële argumenten, zo vragen de
                  leden.
               
De leden van de GroenLinks-fractie lezen ook dat dit besluit personele gevolgen gaat
                  hebben bij oab’s en umc’s. Hoe groot zijn deze personele gevolgen en over wat voor
                  gevolgen gaat het, zo vragen deze leden.
               
Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben ervan kennisgenomen dat de brief van de
                  Minister over de stand van zaken rond het aanpassen van de ondersteuningsstructuur
                  voor zieke leerlingen ter bespreking ligt. De kern van ondersteuning voor zieke leerlingen
                  betreft maatwerk. Dat vraagt om een ondersteuningsstructuur die flexibel is. De leden
                  lezen met interesse dat de Minister werkt aan een aanpassing van de ondersteuningsstructuur
                  die deze flexibiliteit waarborgt en tegelijkertijd wel stabiliteit biedt.
               
Voor de leden van de ChristenUnie-fractie is de school een gemeenschap waarin leraren,
                  leerlingen en ouders samenwerken aan goed onderwijs. Als een leerling ziek is en ondersteuning
                  nodig heeft wordt die samenwerking uitgebreid met bijvoorbeeld ziekenhuizen of zorginstellingen
                  en hulp vanuit OZL1-consulenten. Vanuit die samenwerking moet volgens de leden worden gezocht naar een
                  goede ondersteuningsstructuur.
               
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat voor de totstandkoming van de brief
                  er met een vertegenwoordiging van het veld is gesproken. Zij missen hierin enkele
                  partijen. In het Oberon-rapport wordt schematisch de OZL-keten weergegeven, met daarin
                  de diverse betrokkenen: UMC, een eventuele perifeer ziekenhuis, de consulenten OZL-EV/OAB,
                  het Samenwerkingsverband en thuis en school.2 De vertegenwoordiging waarmee gesproken is voor de brief zijn de umc’s terug en de
                  oab’s. De leden lezen nergens dat er gesproken is met samenwerkingsverbanden en eventuele
                  vertegenwoordiging van perifere ziekenhuizen. Nog belangrijker lezen de leden nergens
                  dat er gesproken is met vertegenwoordigers van de OZL-ketenonderdelen «thuis» en «school».
               
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Minister of hij inderdaad niet gesproken
                  heeft met (vertegenwoordigers van) ouders en scholen over een aanpassing van de ondersteuningsstructuur.
                  Wat is de reden om ouders en scholen nog niet te betrekken in deze fase van het proces?
                  Hoe is de Minister van plan om ouders en scholen wel te betrekken bij de totstandkoming
                  van een ondersteuningsstructuur die toekomstbestendig, flexibel en stabiel is? Tot
                  slot vragen de leden aan de Minister of hij een rol in de nieuwe ondersteuningsstructuur
                  weggelegd ziet voor samenwerkingsverbanden en zo ja, welke.
               
II Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
               
          Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap - 
              
                  Mede ondertekenaar
A.M. de Vrij, adjunct-griffier 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.