Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de reactie op verzoek commissie inzake de brief aan de Provincie Utrecht over de taakstelling huisvesting vergunninghouders (Kamerstuk 32847-747)
2021D24028 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft enkele vragen en opmerkingen over
de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 17 mei
2021 houdende een reactie op een verzoek van de commissie inzake de brief aan de Provincie
Utrecht over de taakstelling huisvesting vergunninghouders (Kamerstuk 32 847, nr. 747)
De fungerend voorzitter van de commissie, Bosma
De griffier van de commissie, Roovers
Brief aan de Provincie Utrecht over de taakstelling huisvesting vergunninghouders
(32 847, nr. 747)
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief aan de Provincie Utrecht over
de taakstelling huisvesting vergunninghouders. Deze leden hebben nog enkele vragen.
Statistieken
De leden van de VVD-fractie willen weten hoeveel statushouders er op dit moment in
een AZC zitten en in- en uitstromen. Deze leden zien dit antwoord graag opgesplitst.
De leden van de VVD-fractie willen daarom weten hoeveel mensen van deze groep alleenstaande
minderjarigen zijn, hoeveel ouders met kinderen zijn, hoeveel alleenstaand zijn en
hoeveel stellen zonder kinderen zijn.
De leden van de VVD-fractie willen weten hoeveel uitgeprocedeerde asielzoekers en
illegalen er op dit moment in een AZC zitten en in- en uitstromen. Deze leden zien
dit antwoord graag opgesplitst. De leden van de VVD-fractie willen daarom weten hoeveel
mensen van deze groep alleenstaande minderjarigen zijn, hoeveel ouders met kinderen
zijn, hoeveel alleenstaand zijn en hoeveel stellen zonder kinderen zijn.
De leden van de VVD-fractie willen weten hoeveel asielzoekers er op dit moment in
een AZC zitten en in- en uitstromen. Deze leden zien dit antwoord graag opgesplitst.
De leden van de VVD-fractie willen daarom weten hoeveel mensen van deze groep alleenstaande
minderjarigen zijn, hoeveel ouders met kinderen zijn, hoeveel alleenstaand zijn en
hoeveel stellen zonder kinderen zijn.
Huisvesting
De leden van de VVD-fractie constateren dat voor gemeenten op het gebied van huisvesting
van statushouders de taak(stelling) zwaarder is geworden door het oplopen van het
huizentekort. Deze leden willen weten hoe deze gemeenten extra ondersteund worden.
Is dit enkel met extra geld of ook met ambtelijke bijstand? De leden van de VVD-fractie
willen weten hoe ervoor gezorgd gaat worden dat de voorspelling voor het aantal te
huisvesten statushouders beter gaat worden en dat het aantal te huisvesten statushouders
stabieler gaat worden.
De leden van de VVD-fractie constateren dat er nieuw rijksbeleid lijkt te zijn voor
het regionaal huisvesten van statushouders. Deze leden willen weten hoe de afstemming
met gemeenten en provincies gaat en hoe ervoor gaat worden gezorgd dat regionaal het
huizentekort niet nog meer oploopt.
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de reactie van de Minister op het verzoek van de commissie
inzake de brief aan de Provincie Utrecht. Deze leden hebben daarover enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie vragen hoe de Minister de extra ondersteuning voor de
verhoogde taakstelling huisvesting vergunningshouders voor zich ziet. Is zij van mening
dat de forse stijging van de taakstelling ook extra ondersteuning van het Rijk vraagt?
De leden van de SGP-fractie constateren dat de Minister in de brief met name ingaat
op de Integrale Handreiking, welke een zo compleet mogelijk overzicht biedt van de
beleidsmatige en financiële mogelijkheden waar gemeenten en provincies een beroep
op kunnen doen, en op het opnieuw beschikbaar stellen van de 50 miljoen euro. Klopt
het dat dit een voorzetting van het beleid in 2020 is, en dat er feitelijk geen extra
ondersteuning vanuit het Rijk is gekomen? Welke extra ondersteuning kan het Rijk bieden
om Utrechtse gemeenten (en wellicht ook andere gemeenten) te helpen bij het realiseren
van de (verhoogde) taakstelling van huisvesting van vergunningshouders?
De leden van de SGP-fractie vinden het onwenselijk dat de hoge taakstelling voor de
huisvesting van vergunninghouders ertoe leidt dat andere (kwetsbare) groepen nog minder
kans maken op een woning op de sociale huurmarkt. Hoe voorkomt de Minister dat de
verhoogde taakstelling hier wel toe leidt?
Het lid van de BIJ1-fractie heeft met belangstelling en verbazing kennisgenomen van de reactie inzake de brief
aan de Provincie Utrecht over de taakstelling huisvesting vergunninghouders. Gezien
de urgentie die de gemeente Utrecht heeft aangekaart, is het lid teleurgesteld in
de voorgestelde maatregelen om de gemeente te ondersteunen in het huisvestingstekort
voor vergunningshouders. De tijdelijke tussenvormen zijn geen structurele oplossing
en de omstandigheden van de tijdelijke tussenvormen blijven ongedefinieerd.
Alinea 1
Het lid van de Fractie BIJ1 betreurt het dat de beantwoording van brieven aan gemeenten
zo’n grote vertraging heeft. Wanneer een gemeente zorgen uit over opgelegde taakstellingen
voor een lopend jaar mag de reactie op deze zorgen geen vier maanden op zich laten
wachten. Het lid vraagt aan de Minister wat ervoor gezorgd heeft dat de beantwoording
zo lang op zich laat wachten en vraagt de Minister binnen veertien dagen de brieven
van gemeenten te beantwoorden.
Alinea 2
Het lid van de BIJ1-fractie is teleurgesteld dat hier gesproken wordt over een zeer
hoge taakstelling. Het gaat om een noodzakelijke taakstelling die hoog is geworden
door het eerder niet realiseren van taakstellingen en die het gevolg is van gemeentelijk
beleid om juist niet te investeren in sociale huisvesting. Het lid vraagt de Minister
om duidelijk te zijn over de noodzaak van deze taakstelling.
Alinea 3 en 4
Het lid van de fractie BIJ1 verwelkomt het aanbod dat aan de gemeenten geboden wordt
om te komen tot zo goed mogelijke huisvesting van vergunninghouders. Er zijn echter
wel zorgen over het desbetreffende aanbod. Het enige concrete voorstel is die van
de tussenvoorziening waar mensen tijdelijk in gehuisvest kunnen worden en daar liggen
grote zorgen. Vergunninghouders hebben veel meegemaakt en hebben, mede met het krijgen
van hun vergunning, recht op goede maar vooral vaste woonruimte. BIJ1 ziet bij gemeenten
vooral de uitdaging om binnen veertien weken woonruimte te vinden in het sociale segment,
omdat wachtlijsten vaak jarenlang zijn. Het lid ziet meerwaarde in het in gebruik
nemen van bedrijfs- en andere leegstaande panden voor sociale bewoning. Ook maakt
dit lid zich zorgen over het tijdelijke en sobere concept dat wordt aangedragen. Daarin
wordt namelijk niet gespecificeerd hoe lang vergunninghouders worden geacht te verblijven
in de tijdelijke tussenvorm, wat het begrip «sober» exact behelst en hoe de term zich
verhoudt tot de woonrechten en het recht op een vast verblijf van vergunningshouders.
Het lid van de BIJ1-fractie heeft de volgende vragen aan de Minister:
• Welke controle zal er zijn op de kwaliteit van deze tussenvormen van huisvesting?
• Is er een termijn verbonden aan hoelang mensen in deze tussenvorm van huisvesting
zullen verblijven?
• Hoeveel mensen die een gemeente moet huisvesten mogen in deze tussenvorm geplaatst
worden?
• In het licht van onze zorgen met betrekking tot de term «sober huisvesten,» kan de
demissionair Minister verhelderen wat er wordt bedoeld met de term «sober huisvesten»?
• Hoe zit het met de rechten van de bewoners wanneer ze in tussenvorm wonen?
Alinea 5 en 6
Het lid van de fractie BIJ1 is teleurgesteld over het beschikbare budget voor de huisvesting
van vergunninghouders. Deze mensen hebben alles verloren en moeten alles opnieuw opbouwen.
De steun die de overheid daarin biedt moet rechtvaardig en voldoende zijn.
Het lid heeft de volgende vragen aan de Minister:
• Hoe is dit bedrag berekend en hoe zal dit bedrag besteed mogen worden?
• Gemeentes geven aan dat dit bedrag onvoldoende is: wat gebeurt er met deze signalen?
Alinea 7 en 8
Het lid van de fractie BIJ1 is teleurgesteld over de ondersteuningsmaatregelen die
geboden worden om meer huisvesting te realiseren. Het lid vraagt de demissionair Minister
waar deze positieve toon vandaan komt terwijl de wachtlijsten voor sociale huurwoningen
alleen maar langer worden in plaats van korter.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Martin Bosma, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
C.J.M. Roovers, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.