Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de de geannoteerde agenda informele Landbouw- en Visserijraad van 13-15 juni 2021 (Kamerstuk 21501-32-1303)
2021D22107 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben de onderstaande
fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit over de Informele Landbouw- en Visserijraad op 14 en 15 juni
2021.
De voorzitter van de commissie, Kuiken
De griffier van de commissie, Jansma
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
5
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
6
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
7
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
8
II
Antwoord / Reactie van de Minister
9
III
Volledige agenda
9
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van geannoteerde agenda van de Landbouw-
en Visserijraad van 14 en 15 juni 2021 en het verslag van de Landbouw- en Visserijraad
van 26 en 27 mei 2021. Deze leden hebben hier nog wel enkele vragen en opmerkingen
over.
Voedselsystemen, innovatie en beheer van natuurlijke hulpbronnen
Beter beheer van natuurlijke hulpbronnen vraagt grote aanpassingen van boeren, tuinders
en andere ondernemers in de voedselketen, zo schrijft het kabinet. Verwezen wordt
naar de energietransitie. Toch zijn beide ambities niet per definitie complementair
aan elkaar. Waar provincies doelstellingen willen bereiken bij de energietransitie,
zien de leden van de VVD-fractie soms landbouwgrond verdwijnen voor zonneweides. Landbouwgrond
die juist hard nodig is om een balans te creëren bij het streven naar kringloop- of
emissiearme landbouw. Hoe gaat het kabinet die balans zoeken en hoe draagt zij eraan
bij dat de geformuleerde ambities behapbaar uitvoerbaar zijn voor de agrarisch ondernemer?
Er wordt verwezen naar de Green Deal/Farm to Fork-strategie. Hierover horen de leden van de VVD-fractie zorgen bij boeren. Percentuele
reductiedoelstellingen op allerlei terreinen, zoals op het gebruik van pesticiden,
kunstmest en de aanwezigheid van nutriënten roepen vragen op of Nederland hier niet
onevenredig wordt benadeeld ten opzichte van andere Europese lidstaten. Dat zouden
de leden van de VVD-fractie onwenselijk vinden. Graag ontvangen deze leden hier een
reactie van het kabinet op. Eerder hebben deze leden om een impactanalyse gevraagd.
Er ligt schijnbaar al een dergelijke analyse klaar bij de Europese Commissie, maar
deze is nog niet beschikbaar. Ondertussen dragen recente berichtgevingen bij aan de
zorgen van de leden van VVD-fractie. Hoe kunnen zij een afgewogen beslissing maken
als ze nog geen inzicht hebben in de gevolgen van Green Deal/Farm to Fork-strategie? Zij horen graag op welke momenten de Kamer haar controlerende en kaderstellende
verantwoordelijkheid kan uitoefenen.
De leden van de VVD-fractie onderschrijven het belang van innovatie in de land- en
tuinbouw. Dit draagt immers bij aan de verduurzaming van de sector. Deze noodzakelijke
verduurzaming vraagt echter om ingrijpende aanpassingen bij boeren en tuinders. De
leden van de VVD-fractie willen dan ook graag van de Minister weten hoe zij waarborgt
dat de verduurzaming behapbaar en betaalbaar blijft voor deze ondernemers. De Minister
schrijft dat zij de uitdagingen waar het voedselsysteem voor staat herkent en erkent.
Deze leden zijn van mening dat CRISPR-Cas een belangrijk puzzelstuk is in de totale
puzzel van een weerbaar, veilig en eerlijk voedselsysteem. Deelt de Minister deze
opvatting en is zij bereid om naast precisielandbouw ook CRISPR-Cas aan te halen als
voorbeeld en dit blijvend onder de aandacht te brengen?
Ontwikkelingen EU-Biodiversiteitsstrategie 2030
De leden van de VVD-fractie hebben vernomen dat de Europese Commissie meerdere doelstellingen
wil gaan invoeren op het gebied van natuurbeheer en natuurherstel. Hierbij wordt aangegeven
dat er wettelijke bescherming zou moeten komen voor 30% van het landoppervlak en 30%
van het zee-oppervlak. Deze leden vragen dan ook aan de Minister wat de gevolgen zijn
van een dergelijke richtlijn. Zij vragen de Minister tevens om inzichtelijk te maken
hoeveel procent van het Nederlandse zee- en landoppervlak momenteel beschermd is.
Ook geeft de Europese Commissie aan dat er duidelijke instandhoudingsdoelen nodig
zijn. De leden van de VVD-fractie willen graag weten hoe de Minister waarborgt dat
er realistische instandhoudingsdoelstellingen komen. Ook willen deze leden weten hoe
dergelijke doelstellingen andere belangrijke ontwikkelingen op andere beleidsterreinen
zo min mogelijk belemmerd worden. Ook de gevolgen van de beoogde juridisch-bindende
natuurhersteldoelstellingen baren deze leden zorgen. Graag ontvangen zij een reflectie
van de Minister op de bovenstaande punten.
De toekomst van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid
De leden van de VVD-fractie hebben in de brief van de Minister over de geannoteerde
agenda gelezen dat er geen vernieuwing aan zal komen van het Gemeenschappelijke Visserijbeleid.
Desalniettemin zijn de leden benieuwd naar de gevolgen van de implementatie van het
huidige beleid. Graag ontvangen deze leden een reflectie van de Minister op dit punt.
Deze leden zijn tevens teleurgesteld in het definitieve verbod op pulsvissen. Zij
zouden dan ook graag van de Minister willen weten hoe innovatie in de visserij gestimuleerd
zal worden. In diezelfde brief geeft de Minister aan dat Covid-19 en Brexit grote
invloed hebben op de visserijsector. Zou de Minister concreter kunnen ingaan op de
exacte gevolgen van deze twee ontwikkelingen? Welke concrete stappen worden er gezet
om de verduurzaming in de visserijsector op een betaalbare en behapbare wijze te stimuleren?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de agenda van de
Landbouw- en Visserrijraad op 14 en 15 juni 2021. Zij wensen de Minister enkele vragen
voor te leggen en voor enkele andere belangrijke zaken aandacht te vragen.
GLB
De leden van de D66-fractie lezen dat het helaas niet gelukt is om tot een akkoord
te komen over het Gemeenschappelijke Landbouwbeleid (GLB). Zij lazen dat de Raad,
het Europees Parlement en de Europese Commissie de onderlinge verschillen nog niet
konden overbruggen. Kan worden toegelicht wat de grootste verschillen zijn tussen
de standpunten van de Raad en het Parlement? Klopt het dat het Parlement vooruitstrevender
is met het vergroenen van het GLB dan de Raad? Zo ja, hoe komt dit? Op welke punten
heeft Nederland zich tegen het voorstel van het Parlement uitgesproken?
Ook lezen de leden van de D66-fractie dat daarnaast belangrijke voorstellen te weinig
waren uitgewerkt om de consequenties goed te kunnen overzien. Welke voorstellen waren
dit? Welke lidstaten wilden niet verder onderhandelen met het Parlement?
Nederland heeft het standpunt ingenomen dat subsidiariteit van belang is en dat vanwege
de verschillen tussen de lidstaten de verplichtingen van de conditionaliteit aangepast
moeten kunnen worden aan de landelijke omstandigheden. Welke verschillen zouden hier
kunnen ontstaan en wat doet dit voor het gelijke speelveld in Europa wanneer deze
verschillen zich ontwikkelen? Waarom moet het mogelijk zijn dat deze verschillen moeten
kunnen ontstaan?
Deze leden lezen dat de Minister zich tegen sociale conditionaliteit heeft uitgesproken
als onderdeel van het GLB. Erkent de Minister dat in Europa en ook Nederland wel degelijk
mensen onder leef- en arbeidsomstandigheden werken die niet voldoen aan wettelijke
eisen? Zo ja, wat is dan de reden dat de Minister zich tegen sociale conditionaliteit
heeft uitgesproken welke zou bijdragen aan het verbeteren van de leef- en werkomstandigheden
van miljoenen arbeiders in de landbouw? De Minister geeft aan dat sociale conditionaliteit
zorgt voor veel administratieve en uitvoeringslasten. Waar wordt dit op gebaseerd
en wegen deze lasten niet op tegen verbeterde arbeidsomstandigheden? Hoe past sociale
conditionaliteit in het gelijke speelveld waar de Minister vaak op doelt en kan dit
niet juist zorgen voor het gelijke speelveld op de arbeidsmarkt?
De leden van de D66-fractie maken zich zorgen dat het GLB verdere vertraging kan oplopen
door het wederom niet bereiken van een akkoord. Is het mogelijk dat vertraging optreedt?
Welke tijdslijn wordt tot op heden gevolgd?
Visserij
De leden van de D66-fractie hebben vernomen dat in de Raad zal worden gesproken over
de toekomst van het Gemeenschappelijke Visserijbeleid. Deze leden lezen dat de Minister
de Commissie gaat verzoeken de aanlandplicht te evalueren en te kijken naar beter
werkbare alternatieven. Kan de Minister toelichten welke alternatieven zij zelf voor
ogen heeft en nader toelichten waarom zij dit nodig acht? Is zij het eens met de leden
van de D66-fractie dat enig alternatief op de aanlandplicht alleen kan worden toegepast
als deze effectiever is dan de huidige controle op de quota? Hoe ziet zij het gebruik
cameratoezicht en van Remote Electronic Monitoring (REM) in het werkbaarder en effectiever
maken van de aanlandplicht? Is dit meegenomen in haar oordeel dat de aanlandplicht
moet worden geëvalueerd? Kan de Minister bij de Commissie aangeven dat in de evaluatie
moet worden meegenomen hoe deze instrumenten de aanlandplicht mogelijk werkbaarder
en effectiever kunnen maken? Kan de Minister een stand-van-zaken geven over de opstart
van de pilots voor de toepassing van cameratoezicht en aangeven wanneer zij verwacht
tot invoering van de plicht over te kunnen gaan? Kan de Minister daarnaast een stand-van-zaken
geven over de verbeteringen die aan de hand van het Europese rapport over ontoereikende
controles op de aanlandplicht zijn doorgevoerd en de reactie van de Europese Commissie
op het antwoord van Nederland op dit onderzoek?
Dierenwelzijn
De leden van de D66-fractie zien in hetgeen deze Raad aan de orde komt ook nog de
gelegenheid om zich positief uit te spreken over een ontwikkeling in Duitsland op
het gebied van dierenwelzijn. Deze leden hebben namelijk met veel interesse kennisgenomen
van het Duitse besluit om het afmaken van hanenkuikens vanaf komend jaar te verbieden.1 Zij hebben begrepen dat Zwitserland Duitsland al eerder voorging en ook Frankrijk
aan het einde van dit jaar met een verbod zal komen. Deze leden zijn benieuwd hoe
de Minister aankijkt tegen deze verboden vanuit het Nederlandse perspectief en of
er in Nederland soortgelijke ontwikkelingen zijn. In Duitsland wordt om nadere invulling
te geven aan het verbod ingezet op embryoselectie. Welke ontwikkelingen spelen hierop
in Nederland? Zet de Minister ook in op het stimuleren van dit soort technieken en
andere best practices om zo een alternatief voor het hakselen van hanenkuikens te bieden? Zo ja, op welke
manier? Zo nee, waarom niet?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderliggende stukken voor
het schriftelijk overleg Landbouw- en Visserijraad en hebben nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie constateren dat de Minister aangeeft dat door het doelgericht
verzamelen en verwerken van data het mogelijk wordt dieren of gewassen gedurende de
teelt precies op maat de juiste zorg naar tijd en plaats te bieden. Hierdoor wordt
een optimale ontwikkeling van de teelt gerealiseerd met minder emissies en verspilling
van grondstoffen. Deze leden zien dat data overal een steeds prominentere rol gaan
spelen, ook binnen de landbouw. Daarbij is het wel van belang dat agrariërs grip houden
op wat er met hun waardevolle data gebeurt en daar ook zelf (financieel) van kunnen
profiteren. Zij vragen de Minister op welke wijze er op Europees niveau aandacht wordt
besteed aan de datapositie van onze boeren. Hoe wordt ervoor gezorgd dat boeren grip
houden op wat er met hun data gebeurt, zij zoveel mogelijk zelf eigenaar zijn en blijven
van deze data en daar uiteindelijk ook zelf van kunnen profiteren? In hoeverre hebben
agrariërs zicht en grip op hoe de data die zij leveren aan fabrikanten van bijvoorbeeld
gewasbeschermingsmiddelen of tractoren worden gebruikt voor adviezen die op basis
van deze data worden geleverd? Kan de Minister tevens aangeven hoe zij kijkt tegen
de rol die (het eigendom van) data kan spelen met betrekking tot het verdienmodel
van boeren, bijvoorbeeld in relatie tot het benutten van data (en de waarde die dit
vertegenwoordigt) door boeren zelf? Hoe wordt er zorg voor gedragen dat boeren niet
alleen zelf grip op en eigenaarschap van data hebben, maar dat zij de «grondstof»
data tevens zelf kunnen benutten door er daadwerkelijk bruikbare informatie van te
maken?
Op dit punt hebben de leden van de CDA-fractie ook nog enige vragen over de specifieke
casus van stamboekdata in de rundveesector. Deze leden vragen de Minister of zij het,
gelet op een eerlijke datapositie voor boeren, belangrijk vindt dat de gegevensverzameling
en het beheer van stamboekgegevens van rundveehouders op onafhankelijke wijze (en
dus niet via één commerciële speler) plaatsvindt, zodanig dat de afgifte van gegevens
zoveel mogelijk vrijwillig plaatsvindt en veehouders de producent van de database
van hun diergegevens zijn. Zij vragen de Minister inzichtelijk te maken hoe de gegevensverzameling
voor zowel de Europese verplichting tot Identificatie en Registratie (I&R) als de
registratie van stamboekdata in de rundveesector georganiseerd is, welke spelers daarin
een belangrijke rol spelen en toebedeeld hebben gekregen van de overheid en hoe dit
historisch gezien tot stand is gekomen. Klopt het dat bij deze gegevensverzameling
een commerciële speler die handelt in dieren en genetisch materiaal alle I&R-gegevens
van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland verkrijgt en de verzameling van stamboekgegevens
voor de meeste veehouders via deze commerciële organisatie verloopt alvorens de gegevens
in de stamboekdatabase geregistreerd kunnen worden? Is de rundveehouders in deze casus
zelf de producent van de stamboekdatabase die door deze commerciële speler wordt verhandeld
of is dat de commerciële partij als producent van de database? Kan de Minister tevens
aangeven in hoeverre de wijze waarop dataverzameling plaatsvindt in de rundveesector,
waarbij I&R-gegevens en stamboekgegevens (vaak onbewust en ook ongewild) gedeeld worden
met een commerciële speler, past bij de Nederlandse visie op datadeling tussen bedrijven?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben begrepen dat er tijdens de afgelopen «supertriloog»
nog geen deal rond het GLB is gesloten. Zij concluderen hieruit dat er in de komende
informele Landbouw- en Visserijraad nog gesproken gaat worden over de verdere positiebepaling
ten opzichte van de Europese Commissie en het Europees Parlement. De leden van de
GroenLinks-fractie sturen graag nog een beetje bij en hopen dat de Minister binnen
de Raad een ambitieus geluid laat horen. Het GLB moet immers in lijn zijn met de Green
Deal, Farm2Fork-strategie en biodiversiteitsstrategie.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen in het verslag van de Minister dat de verschillen
tussen de partijen vooral lagen op het ambitieniveau voor de groene architectuur van
het GLB, inclusief de mate waarin de doelen van de Green Deal een plaats moeten krijgen
in het GLB en dus de eco-regelingen en de conditionaliteit via de Goede Landbouw-
en Milieucondities (GLMCs). De leden van de GroenLinks-fractie hebben hier ook meerdere
malen aandacht voor gevraagd. Daarnaast is een verschil tussen de Raad, Commissie
en Parlement de mate waarin inkomenssteun verbonden wordt aan het naleven van wet-
en regelgeving op het gebied van arbeid- en werkomstandigheden (sociale conditionaliteit).
De Minister geeft aan dat Nederland nog wel aanknopingspunten zag in het laatste voorstel
van het Parlement. Welke aanknopingspunten waren dit? Kan de Minister ingaan op hoeveel
ruimte er nog is voor aanpassingen in het standpunt van de Raad in deze elementen?
De leden van de GroenLinks-fractie willen nogmaals aandacht vragen voor GLMC9 over
de groene architectuur, hier is immers nog geen deal over gesloten. Heeft de Minister
al meer inzicht in het budget voor het nieuwe Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer
(ANLb) nu klimaat en water als nieuwe doelen worden toegevoegd? Deze leden zijn ook
benieuwd wat de mogelijkheden op grasland zijn voor landschap in relatie tot GLMC9.
Zij hebben namelijk begrepen dat mogelijk GLMC9 alleen toepasbaar zal zijn op akkerland.
Kan de Minister hier meer inzicht in geven? Deze leden horen ook graag hoe artikel
18, waarin gebiedsgerichte toepassing uitgewerkt wordt, ingevuld zal worden in het
Nationaal Strategisch Plan (NSP). De leden van de GroenLinks-fractie zijn daarnaast
benieuwd in hoeverre er mogelijkheden zijn om beperkingen voor het gebruik van bepaalde
gewasbeschermingsmiddelen op te nemen in de conditionaliteit.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn tevreden met de reactie van de Minister op
het EU-actieplan voor de biologische sector. Veel boeren in deze sector lopen er echter
tegenaan dat een deel van het agrarisch onderzoek niet toepasbaar is op hun productiemethode.
Daarom heeft de Europese Commissie in het actieplan gesteld 30% van het onderzoeks-
en innovatiegeld binnen de landbouw in te willen zetten voor de biologische sector.
Wat vindt de Minister van dit specifieke onderdeel? Wil zij er ook voor zorgen dat
er meer geld beschikbaar komt voor dergelijk onderzoek? Zo ja, heeft zij al ideeën
hoe dit er uit gaat zien en kan zij die met de Kamer delen?
Als laatste willen de leden van de GroenLinks-fractie graag weten welke ambitie Nederland
heeft voor het implementeren van onderdelen en doelen van de Green Deal in NSP tijdens
de looptijd van het GLB 2023–2027.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
De toekomst van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat er voor vissers een foutmarge
is bij het schatten en registeren van hun vangst en dat het Europees Parlement er
onlangs mee heeft ingestemd om de foutmarge te verhogen. Dit betekent dat tot 40%
van de vis en zelfs 50% van de tonijn die door EU-boten wordt gevangen, niet meer
meegeteld zal worden. Deelt de Minister het inzicht dat het onwenselijk is om zo’n
grote foutmarge te hebben, omdat dit een accurate, wetenschappelijke bepaling van
de visbestanden ondermijnt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, is de Minister bereid om aan
de Europese Commissie kenbaar te maken dat Nederland tegen het verhogen van de foutmarge
is? Hoeveel procent bedroeg de foutmarge voorheen? Hoe zal de aangepaste foutmarge
worden meegenomen bij het vaststellen van de Maximum Sustainable Yield (MSY) door
de International Council for the Exploration of the Sea (ICES)? Hoe wordt ongeregistreerde
visvangst, zoals het overboord gooien van vis, meegenomen bij het vaststellen van
de MSY? Met hoeveel procent ongewenste vangst of fraude wordt er gerekend? Hoe wordt
de aanlandplicht meegenomen bij het vaststellen van MSY? Kan de Minister aangeven
hoe de aanpassing van de foutmarge wordt meegenomen bij de bespreking van het Gemeenschappelijk
Visserijbeleid in relatie tot de EU Biodiversiteitsstrategie?
De Minister geeft aan niet tegen camera’s aan boord te zijn in lijn met het voorstel
van de EU om camera’s die gebruik maken van REM te verplichten voor boten groter dan
12 meter. Kan de Minister aangeven hoeveel Europese vissersschepen er groter dan 12 meter
zijn? Hoeveel zijn er kleiner of gelijk aan 12 meter en hoeveel zijn er kleiner dan
12 meter? Hoeveel procent van de visquota wordt gevangen door boten die groter dan
12 meter zijn?
Klopt het dat alleen boten groter dan 12 meter, die een hoog risico lopen om ongewenste
vangsten terug te gooien, verplicht camera’s aan boord moeten hebben? Zo nee, waarom
niet? Zo ja, hoe wordt vastgesteld welke boten een hoog risico lopen? Deelt de Minister
de opvatting dat alle boten, ongeacht lengte of risico, voorzien zouden moeten worden
van camera’s? Zo nee, waarom niet? Klopt het tevens dat vissers niet verplicht zijn
te rapporteren waar en wanneer er bijvangst is van soorten die niet aangeland hoeven
worden, zoals roggen, haaien en dolfijnen, omdat deze teruggegooid moeten worden?
Hoe wordt er gecontroleerd of deze soorten levend, levensbedreigend verwond of dood
teruggegooid worden?
Klopt het dat de visactiviteiten van meer dan 49.000 boten in EU-wateren niet goed
zijn geregistreerd, maar dat deze schepen recent verplicht zijn om een locatietracker
te hebben en hun vangsten te melden?2 Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoeveel van deze boten behoren tot Nederlandse vissers?
Kan de Minister aangeven wat er niet goed gaat met de registratie en wat dit heeft
betekend voor het berekenen van de visvangst en visquota in de afgelopen jaren, dat
wil zeggen hoeveel procent van de visvangst niet is meegenomen bij de berekening van
de quota? Onderschrijft de Minister dat de eigenaars van deze boten zo snel mogelijk
aanpassingen moeten doorvoeren of anders beboet moeten worden? Kan de Minister aangeven
welke concrete stappen al zijn gezet voor de invoering van een bestuurlijke boete
in Nederland en wat de hoogte van deze boete zal zijn?
Aquacultuur
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat de Europese Commissie een
voorstel heeft gepresenteerd voor een meer duurzame en concurrerende aquacultuur.
Deze leden merken op dat viskwekerijen een nieuwe vorm van industriële dierproductie
zijn. Viskwekerijen lossen het probleem van de overbevissing niet op: veel gekweekte
vissen worden gevoerd met vismeel dat wordt gemaakt van in het wild gevangen vis.
Kan de Minister aangeven hoeveel in het wild gevangen vis, per kilogram slachtgewicht,
gevoerd wordt aan kweekvissen Kan de Minister daarbij een uitgesplitsing naar vissoort
voor Nederland en Europa maken? Acht de Minister deze hoeveelheden, zelfs wanneer
de bijvangst niet meegerekend wordt, verantwoord? Is de Minister bereid om in Europa
te ijveren voor het verbieden van het voeren van vismeel aan kweekvis? Zo nee, waarom
niet?
Het dierenwelzijn in Nederlandse viskwekerijen is onacceptabel laag, aldus onderzoek
van Compassion in World Farming.3 Vissen zijn niet in staat hun natuurlijke gedrag te vertonen, zoals rusten, foerageren
en schuilen, omdat ze in zeer hoge aantallen worden gehouden in kale bassins, die
drastisch afwijken van hun natuurlijke leefomgeving. Daarbij komt dat de kwekerijen
amper worden gecontroleerd en dat er totaal niet gelet wordt op welzijn. Ziekte- en
sterftecijfers worden niet geregistreerd, terwijl het om 15 miljoen dieren gaat. Palingen
zijn bijvoorbeeld van nature solitaire vissen, die onder normale omstandigheden duizenden
kilometers zwemmen, maar in een kwekerij met vele honderden dieren in kleine ruimten
opgepropt moeten leven. Wanneer stelt de Minister specifieke welzijnsregels op voor
het houden, transporteren en doden van in Nederland gehouden vissoorten, conform het
aangenomen amendement van het lid Vestering van de Partij voor de Dieren ten aanzien
van de Wet dieren (Kamerstuk 35 398 nr. 9)? Is de Minister bereid om in Europa op te roepen tot het opstellen van specifieke
welzijnsregels voor het houden, transporteren en doden van elke gehouden vissoort?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda van de Landbouw- en Visserijraad. Zij waarderen ten aanzien van het agendapunt
Gemeenschappelijk Visserijbeleid het voornemen van de Minister om het ruimtelijk vraagstuk
en de evaluatie van de aanlandplicht aan te kaarten.
De leden van de SGP-fractie hebben een vraag over de inbreng ten aanzien van het thema
voedselsystemen. Farm Europe heeft gepubliceerd over een studie van de Europese Commissie
naar de effecten van de nieuwe landbouw- en biodiversiteitsstrategie. De gevolgen
kunnen groot zijn: meer import van eiwitten/soja in plaats minder en significant productie-
en inkomensverlies in de landbouw. Gaat de Minister aandringen op openbaarmaking van
deze studie, zo vragen deze leden. Wil de Minister tijdens de komende informele Landbouw-
en Visserijraad haar zorgen uitspreken over de gevolgen van de nieuwe landbouw- en
biodiversiteitsstrategie?
II Antwoord / Reactie van de Minister
III Volledige agenda
Geannoteerde agenda informele Landbouw- en Visserijraad van 13–15 juni 2021, Kamerstuk 21 501-32-[] – Brief d.d. 4 juni 2021, Minister van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit, C.J. Schouten
Verslag Landbouw- en Visserijraad 26–27 mei 2021, Kamerstuk 21 501-32-[] – Brief d.d. 4 juni 2021, Minister van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit, C.J. Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
R.P. Jansma, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.