Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over het Jaarverslag Ministerie van Financiën en Nationale Schuld 2020 (Kamerstuk 35830-IX-1)
35 830 IX Jaarverslag en slotwet Ministerie van Financiën en Nationale Schuld 2020
Nr. 6
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 10 juni 2021
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister
van Financiën over het Jaarverslag Ministerie van Financiën en Nationale Schuld 2020
(Kamerstuk 35 830 IX, nr. 1).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 7 juni 2021. Vragen en antwoorden
zijn hierna afgedrukt.
De fungerend voorzitter van de commissie, Tielen
Adjunct-griffier van de commissie, Schukkink
Vraag 1
Wat is de reden dat bij de actualisatie van de middellangetermijnverkenning (MLT)
in maart het Economische en Monetaire Unie (EMU)-saldo structureel (Europese Commissie
(EC)-methode) zo is verslechterd ten opzichte van november?
Vraag 2
Welke invloed heeft de nieuwe prognose van het Centraal Bureau voor de Statistiek
(CBS) van het arbeidsaanbod precies op de schuld in 2060 in de actualisatie van de
MLT van maart en welk deel van de bijstelling wordt door het hogere arbeidsaanbod
verklaard?
Vraag 3
Kunt u een overzicht geven van het structurele EMU-saldo (met en zonder EC-definitie)
van de MLT en de actualisaties daarvan?
Antwoord op vragen 1, 2 en 3
Onderstaande tabel geeft het feitelijk en het structureel EMU-saldo weer zoals geraamd
bij het CEP2021 (zie ook bijvoorbeeld tabel 2.3 van de CPB-publicatie actualisatie
verkenning middellangetermijn 2022–2025, https://www.cpb.nl/actualisatie-middellangetermijnverkenning-2022–2025-maart-2021) en de bijstellingen ten opzichte van de novemberraming. Het CPB publiceert alleen
het structurele saldo volgens de methode van de Europese Commissie.
De uitgaven zijn bij het CEP2021 voor de jaren 2021–2025 opwaarts bijgesteld door
onder andere extra steunmaatregelen voor Corona, de uitgaven voor het Nationaal Programma
Onderwijs en extra geld voor de afwikkeling van de problematiek rond de kinderopvang.
Hierdoor verslechtert het structurele saldo.
De bevolkingsprognose van het CBS van december 2020 liet een hogere bevolkingsgroei
zien dan eerder werd aangenomen. Door de verwerking van de deze bevolkingsprognose
is het arbeidsaanbod in de meeste recente actualisatie van de MLT bij het CPB verhoogd,
wat heeft geleid tot een hogere economische groei op de middellange en de lange termijn.
De hogere groei is de belangrijkste oorzaak van de verbeterde raming van de overheidsfinanciën
in de komende kabinetsperiode en de lagere schuldprojectie in 2060. Het precieze effect
hiervan is niet volledig te isoleren van andere wijzigingen in de actualisatie van
maart 2021 ten opzichte van de actualisatie van november 2020.
Feitelijk en structureel EMU-Saldo
Raming CEP 2021
2021
2022
2023
2024
2025
Feitelijk EMU-saldo (A+B+C)
–5,9
–1,7
–1,4
–1,1
–1,0
EMU-saldo conjunctureel
(A)
–1,7
–0,3
0,0
0,0
0,0
EMU-saldo eenmalige en andere tijdelijke maatregelen
(B)
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
EMU-saldo structureel
(C)
–4,1
–1,4
–1,4
–1,1
–1,0
Novemberraming 2020
2021
2022
2023
2024
2025
EMU-saldo (A+B+C)
–4,6
–2,4
–1,6
–1,2
–1,2
EMU-saldo conjunctureel
(A)
–1,9
–1,0
–0,7
–0,5
–0,4
EMU-saldo eenmalige en andere tijdelijke maatregelen
(B)
–0,1
0,0
0,0
0,0
0,0
EMU-saldo structureel
(C)
–2,7
–1,4
–0,9
–0,7
–0,7
Raming CEP 2021 – Novemberraming 2020
2021
2022
2023
2024
2025
EMU-saldo (A+B+C)
–1,2
0,8
0,3
0,2
0,1
EMU-saldo conjunctureel
(A)
0,1
0,7
0,7
0,6
0,4
EMU-saldo eenmalige en andere tijdelijke maatregelen
(B)
0,1
0,0
0,0
0,0
0,0
EMU-saldo structureel
(C)
–1,4
0,0
–0,5
–0,4
–0,3
Vraag 4
Kunt u aangeven welke signalen zijn ontstaan na het stopzetten van de Fraudesignaleringsvoorziening
(FSV)?
Antwoord op vraag 4
De Fraude Signalering Voorziening (FSV) is op 27 februari 2020 uitgezet. Sinds het
signaalproces stil staat heeft de Belastingdienst circa 15.000 signalen ontvangen.
De medewerkers van de Belastingdienst hebben op dit moment geen toegang tot deze signalen
als gevolg van het stilleggen van het proces, omdat het proces niet voldoet aan AVG-wet-
en regelgeving. De Belastingdienst kan daarom op dit moment de vraag, wat voor een
soort signalen sindsdien zijn ontvangen, niet beantwoorden.
Vraag 5
Kunt u aangeven wanneer de vertraagde onderhandelingen over de implementatie van het
kapitaaleisenraamwerk voor banken, Bazel III, in Europese regelgeving en de herziening
van de Solvency-II-richtlijn afgerond zullen zijn?»
Antwoord op vraag 5
De Europese Commissie verwacht na de zomer, waarschijnlijk in september of oktober,
haar voorstel voor de implementatie van het laatste deel van de Bazel III standaarden
te publiceren. Hierna zal een onderhandelingstraject volgen. Het doel is om de uiteindelijke
standaarden voor 1 januari 2023 te implementeren. Dit is namelijk de deadline die
in het Basel Committee on Banking Supervision is afgesproken.
Momenteel is de Europese Commissie ook bezig met haar voorstel voor de herziening
van de Solvency II richtlijn. Dit nadat de Europese Autoriteit voor Verzekeringen
en Bedrijfspensioenen (EIOPA) eind december 2020 advies heeft gepubliceerd op verzoek
van de Europese Commissie. De verwachting is dat de Europese Commissie in het derde
kwartaal van 2021 met een voorstel komt hoe de richtlijn aan te passen. Ook hier zal
het EU-voorzitterschap daarna de onderhandelingen over dit voorstel starten met lidstaten
en zal binnen het Europees parlement de onderhandelingen starten over een gezamenlijk
standpunt. Het kabinet kan geen indicatie geven wanneer die onderhandelingen afgerond
zijn.
Vraag 6
Hoe verdraagt de ontvlechting van de Douane en Toeslagen van de Belastingdienst, om
als zelfstandige onderdelen een plaats te krijgen binnen het Ministerie van Financiën,
zich met de constatering van de Algemene Rekenkamer dat er, gelet op de druk op de
organisatie en de geconstateerde zwakheden en tekortkomingen, geen grote wissels op
de Belastingdienst mogen worden getrokken?
Antwoord op vraag 6
De Belastingdienst is volgens de Algemene Rekenkamer gebaat bij besluitvorming waarin
realisme en ambitie hand in hand gaan, van regeerakkoord tot de jaarlijkse belastingplannen.
Een goed uitvoerbaar belastingstelsel is een belangrijke randvoorwaarde voor een goed
functionerende Belastingdienst. Uitvoeringstoetsen dienen daarom met aandacht te worden
gewogen door zowel het kabinet als het parlement, waarbij een realistisch beeld ontstaat
van de mogelijkheden om een maatregel uit te voeren. Als de fiscale wetgeving groeit,
dan legt dit druk op de capaciteit inclusief de inpasbaarheid in de ICT-systemen.
Dit pleidooi wordt door mij in mijn reactie op het Verantwoordingsonderzoek Financiën
& Nationale Schuld 20201 van harte onderschreven.
In de Kamerbrief van 21 april bent u geïnformeerd over de voortgang op het ontvlechtingstraject
waarin Toeslagen en Douane als zelfstandige directoraten-generaal worden gepositioneerd
naast de Belastingdienst. Hierdoor kan de DG Belastingdienst zich richten op haar
kerntaak, namelijk het heffen en innen van Belastingen, en op het oplossen van de
specifieke uitdagingen voor de eigen organisatie. Zo kan DG Belastingdienst de balans
tussen realisme en ambitie beter borgen. De ontvlechting verloopt stapsgewijs zodat
bij elke stap bewust wordt afgewogen wat de gevolgen per organisatieonderdeel zijn,
wat de toegevoegde waarde ervan is en of er mogelijk sprake is van een bredere impact.
Vraag 7
Wat was de aanleiding voor het in 2019 begonnen programma leiderschap en cultuur voor
de Belastingdienst, waarover in april 2020 de externe klankbordgroep is gestart die
als opdracht heeft de organisatie een spiegel voor te houden op het gebied van leiderschap
en cultuur, en waren er al enigszins tastbare resultaten, of is dit zo’n programma
waarvan het commitment onmeetbaar en ongrijpbaar zal zijn?
Antwoord op vraag 7
De ontwikkelingen en de context van de Belastingdienst vormden in 2019 aanleiding
om de pijler cultuur toe te voegen aan de Aanpak Beheerst Vernieuwen, zoals opgenomen
in de Eerste Voortgangsrapportage op het Jaarplan van de Belastingdienst aan de Kamer
in juli 2019 (Kamerstuk 31 066 nr. 500). Mede naar aanleiding hiervan is een onderzoek naar de cultuur van de Belastingdienst
uitgevoerd door Deloitte (Kamerstuk 31 066 nr. 648), waaraan 12.000 medewerkers hebben meegedaan. Leiderschap en Cultuur zijn belangrijke
randvoorwaarden voor het verwezenlijken van de ambitie van De Belastingdienst zoals
verwoord in de Meerjarenvisie: «De beste Belastingdienst voor Nederland: een Belastingdienst
waar burgers en bedrijven vertrouwen in hebben en medewerkers trots op zijn.»
Vanaf het voorjaar 2019 is er aandacht besteed aan de thema’s resultaatgerichtheid,
samenwerken en een open en veilig werkklimaat binnen de organisatie. Van werkvloer
tot directiekamers zijn interventies uitgevoerd om bewustzijn te creëren over het
werkklimaat en de samenwerking. Verder wordt aan alle leidinggevenden een ontwikkelassessment
aangeboden gebaseerd op de leiderschapskwaliteiten van de Belastingdienst. Cultuur
is een onderwerp dat voortdurend in alle facetten van het werk aandacht zal blijven
vragen. De monitoring wordt op verschillende manieren uitgevoerd.
Vraag 8
Is er een tijdpad beschikbaar met de acties die de Europese Commissie de komende jaren
wil ondernemen om haar doelstelling voor een sterkere interne markt met goed ontwikkelde
kapitaalmarkten te verwezenlijken?
Antwoord op vraag 8
Ja, het tijdspad dat de Europese Commissie voor ogen heeft wat betreft de verdieping
van de kapitaalmarktunie is opgenomen in het nieuwe kapitaalmarktunie actieplan.2 In het schriftelijk overleg over het BNC-fiche heb ik dit tijdspad van de Commissie
aan uw Kamer doen toekomen.3
Vraag 9
Kunt u aangeven wat er gebeurt met het opgebouwde bedrag van 48 miljoen euro uit de
reserve en de daaraan gekoppelde verplichting van 300 miljoen euro die zijn vrijgevallen
sinds er geen claim is gedaan op de garantie die de Staat heeft afgegeven aan TenneT?
Antwoord op vraag 9
In 2010 heeft de Staat een garantie van € 300 mln. voor 10 jaar afgegeven aan TenneT.
Als vergoeding voor deze garantie heeft TenneT in totaal € 48 mln. aan premies betaald.
De Staat heeft deze premies in een begrotingsreserve gestort ter dekking van eventuele
schade. Zoals gemeld in de 2e suppletoire begroting 2020 is de garantie in 2020 komen te vervallen zonder dat er
een claim heeft plaatsgevonden. Het opgebouwde bedrag van € 48 mln. uit de reserve
is daarom vrijgevallen. Dit bedrag is dus ten gunste gekomen van de schatkist. De
garantieverplichting van € 300 mln. is in 2020 afgeboekt.
Vraag 10
Is er zicht op de hoogte van de garantiepremie en rente van KLM in 2021?
Antwoord op vraag 10
In de 1e suppletoire begroting 2021 zijn de actuele verwachte ontvangsten aan de garantiepremie
(€ 11,6 mln.) en rente (€ 21,4 mln.) opgenomen. De daadwerkelijke ontvangsten zijn
echter ook afhankelijk van de mate waarin KLM gebruik maakt van de leenmogelijkheden.
Vraag 11
Hoe en op welke manier wordt er budgettair rekening gehouden met de voorspelde schadegolf
die in 2021 wordt verwacht?
Antwoord op vraag 11
Er wordt geen schadegolf in 2021 uit hoofde van de garantieregeling Herverzekering
Leverancierskredieten meer verwacht. Waar ten tijde van het jaarverslag nog een verschuiving
van de schades van 2020 naar 2021 verwacht werd, is uit de meest recente data gebleken
dat de onderliggende faillissementsgolf die verwacht werd, zich hoogstwaarschijnlijk
niet zal concretiseren. Het uitblijven van faillissementen is mede het gevolg van
het bredere steunpakket. Hierdoor zullen de schades voor de Staat, ook in 2021, naar
verwachting beperkt zijn. Dankzij de betere economische vooruitzichten in combinatie
met de rest van het steun- en herstelpakket is besloten de regeling na 30 juni 2021
te beëindigen (zie Kamerbrief inzake steun- en herstelpakket in Q3). De ramingen voor
de regeling zullen worden bijgewerkt met de ontwerpbegroting van 2022.
Vraag 12
Is de verwachting dat een bilaterale garantie die aan de Unie is verstrekt van 6 miljard
euro niet tot uitgaven zou leiden bijgesteld?
Antwoord op vraag 12
Het blijft de verwachting dat deze garantie niet tot uitgaven leidt. In de begroting
van Financiën is dan ook geen uitgavenraming opgenomen.
Vraag 13
Is de verwachting dat de garantie inzake het Internationaal Monetair Fonds (IMF) van
De Nederlandsche Bank (DNB) niet tot uitgaven zou leiden bijgesteld?
Antwoord op vraag 13
Het blijft de verwachting dat deze garantie niet tot uitgaven leidt. In de begroting
van Financiën is dan ook geen uitgavenraming opgenomen en dit wordt niet bijgesteld.
Vraag 14
Is de verwachting dat de garantieverplichting voor het deel van de Recovery and Resilience
Facility (RRF) dat gebruikt kan worden voor het verstrekken van leningen aan lidstaten
niet tot uitgaven zou leiden bijgesteld?
Antwoord op vraag 14
Het blijft de verwachting dat deze garantie niet tot uitgaven leidt. In de begroting
van Financiën is dan ook geen uitgavenraming opgenomen.
Vraag 15
Kunt u een inschatting geven hoeveel financiële instellingen op Europees niveau het
advies van de Europese Centrale Bank (ECB) hebben opgevolgd om als gevolg van de coronacrisis
in 2020 geen dividend meer uit te keren?
Antwoord op vraag 15
De ECB heeft na het uitbreken van de coronacrisis de banken die direct onder haar
toezicht staan gevraagd om alle dividenduitkeringen op te schorten tot in ieder geval
eind december 2020. In een recent interview noemt dhr. Enria, de voorzitter van de
Raad van Toezicht van de Europese Centrale Bank, dat alle financiële instellingen
zich aan deze aanbeveling hebben gehouden.4 DNB geeft aan dat ook de Nederlandse banken die niet direct onder ECB toezicht staan
de aanbeveling breed hebben opgevolgd.
Vraag 16
Wat zijn de oorzaken dat onzekerheid omtrent kredietkwaliteit is toegenomen?
Antwoord op vraag 16
De coronacrisis heeft een ernstige economische schok teweeg gebracht. Voor banken
ontstaat onzekerheid omtrent kredietkwaliteit omdat het minder duidelijk is of bedrijven
financieel gezond zijn en in staat zullen blijven om hun rekeningen te betalen. Bovendien
is het aannemelijk dat het afbouwen van steunmaatregelen zal leiden tot een toename
in het aantal faillissementen. Dit kan zijn weerslag hebben op de gezondheid van bankbalansen.
Het is van belang dat banken kredietrisico op tijd herkennen en vervolgens voldoende
voorzieningen treffen.
Gelukkig zijn in de afgelopen jaren belangrijke stappen genomen om de weerbaarheid
van banken te versterken. Europese toezichthouders hebben een groot aantal richtsnoeren
gemaakt die banken helpen bij het beheer van niet-presterende leningen (NPLs). Tevens
is in Europees verband afgesproken dat banken volgens duidelijke regels en criteria
moeten voorzien op NPLs. Daardoor kunnen zij mogelijke verliezen op NPLs beter opvangen.
Ook dienen banken NPLs eerder als zodanig te erkennen en hier transparant over te
zijn.
Vraag 17
Kunt u aangeven waarom er bij sommige staatsdeelnemingen geen evaluatiemoment van
het aandeelhouderschap is gepland?
Antwoord op vraag 17
In de Nota Deelnemingenbeleid rijksoverheid 2013 staat dat het aandeelhouderschap
in elke staatsdeelneming iedere zeven jaar wordt geëvalueerd5. Actuele ontwikkelingen kunnen aanleiding zijn om het aandeelhouderschap in een deelneming
eerder of later te evalueren. Sinds 2013 is voor alle permanente deelnemingen het
aandeelhouderschap geëvalueerd, met uitzondering van het aandeelhouderschap in KLM
en de relatief recent genomen belangen in Air France-KLM en Invest-NL. Of het aandeelhouderschap
in Air France-KLM het beoogde resultaat heeft opgeleverd, kan het best beoordeeld
worden als de Nederlandse staat een langere periode aandeelhouder is, zoals ook in
de beleidsdoorlichting deelnemingenbeleid is aangegeven. Daarom zal in 2024 een gecombineerde
evaluatie plaatsvinden van het aandeelhouderschap in KLM en Air France-KLM. Op dat
moment is de Nederlandse staat vijf jaar aandeelhouder van Air France-KLM.
In 2020 is de beleidsdoorlichting van het begrotingsartikel over staatsdeelnemingen
uitgevoerd6
7. Eén van de aanbevelingen uit deze beleidsdoorlichting is om voor alle deelnemingen,
ook beleidsdeelnemingen en niet-permanente deelnemingen, elke zeven jaar het staatsaandeelhouderschap
te evalueren. Het kabinet onderschrijft de bevindingen en aanbevelingen uit de beleidsdoorlichting
en ziet voldoende aanleiding voor het schrijven van een nieuwe Nota Deelnemingenbeleid.
Dit is aan een nieuw kabinet. De planning voor de evaluaties van de staatsdeelnemingen
wordt opgenomen in de nieuwe nota Deelnemingenbeleid.
Vraag 18
Kunt u aangeven waarom de streefwaarde voor het aantal deelnemingen waarvan het aandeelhouderschap
is geëvalueerd in het begrotingsjaar 2020 niet is gehaald?
Antwoord op vraag 18
In 2020 zijn de evaluaties van het aandeelhouderschap van zowel BNG Bank als NWB Bank
afgerond. De streefwaarde is daarmee behaald. Deze evaluaties zijn per abuis niet
opgenomen in het jaarverslag. In het Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen 2019, dat
verschenen is op 16 juni 2020, zijn deze wel opgenomen en wordt nader ingegaan op
de uitkomsten van beide evaluaties8.
Vraag 19
Waarom slaat het budgettaire effect voor Nederland van het subsidiedeel van Next Generation
EU (NGEU) pas neer in de raming van de Nederlandse afdrachten op de begroting van
Buitenlandse Zaken vanaf 2028?
Antwoord op vraag 19
De aflossing en rentebetalingen op de leningen voor het subsidiedeel NGEU zullen
tot uiterlijk eind 2058 plaatsvinden via de EU-begroting. Het MFK-akkoord bevat een
budget voor
de rentebetalingen tot en met 2027. Als de envelop voor deze rentebetalingen groter
is dan benodigd, zal het overschot voor het eind van het MFK worden benut voor de
eerste aflossingen op de Unieleningen. Deze budgettaire effecten zijn dus bij de verwerking
van het MFK-akkoord reeds opgenomen in de raming van de Nederlandse afdrachten op
de begroting van Buitenlandse Zaken. Ook de opbrengst van eventuele nieuwe eigen middelen
zullen worden gebruikt voor dergelijke aflossingen. Het is niet mogelijk om het effect
hiervan nu reeds in te schatten. Los hiervan start de aflossing van deze leningen
in 2028 en zullen vanaf dan dus opgenomen worden in de EU-begroting en in de raming
van de Nederlandse afdrachten op de begroting van Buitenlandse Zaken.
De aflossing en rentebetalingen op de leningen die worden gebruikt voor het verstrekken
van leningen worden vanzelfsprekend afgelost met de rente en aflossing die de Unie
zal ontvangen van de lidstaten die deze leningen bij de Unie zijn aangegaan.
Vraag 20
Kunt u een overzicht geven van de committering van het budget dat de Wereldbank middels
een steunpakket van 160 miljard dollar heeft geïntroduceerd?
Antwoord op vraag 20
Op de website van de Wereldbank (https://www.worldbank.org/en/about/what-we-do/brief/world-bank-group-op…) is het actuele overzicht te vinden van de committeringen onderverdeeld in regio’s
en landen. Daarnaast is er ook een interactieve wereldkaart opgesteld waar het actuele
aantal projecten te zien is (https://maps.worldbank.org/). Tot nu toe zijn er projecten goedgekeurd in 100 landen. In aanvulling daarop is
het goed te melden dat de Wereldbank op 2 april jl. de eerste projecten voor vaccinatieprogramma’s
onder de COVID-19 Fast-Track Facility ter hoogte van 1,9 miljard dollar heeft goedgekeurd.
Vraag 21
Wordt dit steunpakket uitgebreid nu ongeveer 80 procent van dit toegekende budget
is gecommitteerd?
Antwoord op vraag 21
Het steunpakket loopt tot en met Fiscal Year 21 van de Wereldbank (30 juni 2021).
De Wereldbank heeft tot op heden geen voorstellen gedaan voor uitbreiding van het
steunpakket. Zoals aan de Kamer gemeld in de geannoteerde agenda voor de voorjaarsvergadering[1]
en in beantwoording van de gestelde Kamervragen naar aanleiding van de geannoteerde
agenda[2] hebben donorlanden, waaronder Nederland, ingestemd met het vervroegen van
een jaar van de twintigste middelenaanvulling van IDA (IDA-20). Dit als gevolg van
het naar voren halen van 35 miljard dollar voor de COVID-19-respons.
Vraag 22
Kunt u aangeven of er gedurende de coronacrisis sprake is van een gelijk speelveld
als het gaat om internationale afspraken rondom exportondersteuning?
Antwoord op vraag 22
De OESO Arrangement biedt het internationale kader voor de voorwaarden waaronder publieke
exportfinanciering wordt gegeven. Deze is ook in tijden van economische crisis van
toepassing. In de Arrangement staan bijvoorbeeld ook afspraken over wanneer uitstel
van terugbetaling gegeven mag worden. Daarnaast is voor liquiditeitsproducten of korte
termijnfinanciering (< 2 jaar) Europese regelgeving van toepassing. De Europese Commissie
heeft de mogelijkheden hiervoor in het kader van de coronacrisis uitgebreid. De getroffen
maatregelen in Nederland, zoals de verruiming van de exportkredietverzekering (Kamerstuk
35 420, nr. 16) en de garantieregeling herverzekering leverancierskredieten (Kamerstuk 35 433, nr. 9), zijn in lijn met de EU regelgeving voor een gelijk speelveld.
Vraag 23
Zal gezien de coronacrisis het renterisicokader ook vaker geëvalueerd worden?
Antwoord op vraag 23
Het renterisicokader wordt sinds de invoering van het nieuwe beleidskader 2020–2025
minimaal tweejaarlijks intern geëvalueerd, terwijl de vorige beleidskaders tot en
met 2019 standaard eens in de vier jaar werden geëvalueerd. Door het renterisicokader
vaker intern te evalueren biedt het de kans om met beleidskeuzes sneller en flexibeler
te kunnen inspelen op ontwikkelingen in de markt (bijvoorbeeld ten aanzien van rente,
ECB-beleid, liquiditeit) en om economische en budgettaire ontwikkelingen en vooruitzichten
sneller tot uitdrukking te laten komen in het beleidskader voor de financiering van
de staatsschuld. Op die manier wordt bereikt dat steeds op basis van de dan geldende
omstandigheden wordt bezien of bijstelling van het beleidskader gewenst is, zonder
van tevoren een precieze reactiefunctie vast te leggen. Hiermee wordt ook voldoende
flexibiliteit gecreëerd. In 2026 zal het kader door middel van een beleidsdoorlichting
voor het gehele artikel 11 integraal worden geëvalueerd.
Vraag 24
Wat gebeurt er indien het renterisicobedrag de grens van 30 procent overschrijdt?
Antwoord op vraag 24
Het 12-maands Renterisicobedrag (RRB) – het bedrag als percentage van de staatsschuld
waarover de rente binnen een jaar opnieuw moet worden vastgesteld – is binnen het
beleidskader 2020–2025 vastgesteld op een maximum percentage van gemiddeld 30% per
jaar. De ontwikkeling van het RRB wordt dan ook nauwkeurig in de gaten gehouden. In
het geval het RRB boven de 30% uit dreigt te komen zal het Agentschap conform het
beleidskader bijsturen om het RRB terug te dringen. Dit kan bijvoorbeeld door het
voortijdig beëindigen van afgesloten receiverswaps (renteswaps waarbij een vaste rente
wordt ontvangen en een variabele rente wordt betaald) of door het afsluiten van nieuwe
payerswaps (renteswaps waarbij een vaste rente wordt betaald en een variabele rente
wordt ontvangen). Tevens kan ervoor gekozen worden om meer op de kapitaalmarkt te
financieren in plaats van op de geldmarkt.
Vraag 25
Kunt u aangeven of, en zo ja hoe er budgettair rekening wordt gehouden met het eventueel
stijgen van de rente in de context van de volgende zin: «Mede door de lage rente is
het Agentschap erin geslaagd de nieuw te financieren schuld tegen rentebaten of relatief
beperkte rentekosten te financieren, met een acceptabel risico voor de Rijksbegroting.»?
Antwoord op vraag 25
Ondanks de stijgende financieringsbehoefte en het feit dat de geldmarkt (kortetermijnfinanciering)
doorgaans als buffer functioneert voor schommelingen gedurende het jaar, heeft het
Agentschap gedurende 2020 de gemiddelde looptijd verder weten te verlengen naar 6,9
jaar door ook al gedurende het jaar het aantal kapitaalmarktuitgiften (langetermijnfinanciering)
te verhogen. Door de gemiddelde looptijd van de schuldportefeuille verder te verlengen
worden de huidige lage rentes voor een langere periode vastgelegd. Hiermee wordt meer
budgettaire zekerheid gecreëerd voor de middellange termijn.
De rentelasten voor de komende jaren worden begroot met behulp van de rentetarieven,
die door het CPB worden geraamd en gepubliceerd. De ramingen van het CPB gaan op dit
moment uit van een lichte verhoging van de rente in latere jaren. Met deze hogere
rente voor de komende jaren wordt in de begroting rekening gehouden.
Vraag 26
Kunt u aangeven welke sancties Nederland kan verwachten inzake het te laat implementeren
van het Ultimate Benificial Owner (UBO)-register voor trusts?
Antwoord op vraag 26
De Europese Commissie kan op grond van artikel 258 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie optreden tegen een lidstaat die een bepaalde verplichting niet is nagekomen welke
op deze lidstaat rust krachtens het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie of het Verdrag betreffende de Europese Unie. Als de Europese Commissie vindt dat sprake is van dergelijke niet-nakoming, dan
kan zij een zogeheten inbreukprocedure ingang zetten. Een inbreukprocedure kent over
het algemeen een aantal vaste stappen. Allereerst zal de Europese Commissie de betreffende
lidstaat een ingebrekestelling sturen. Als de lidstaat niet alsnog (tijdig) aan de
betreffende verplichting voldoet, kan de Europese Commissie vervolgens een zogeheten
met reden omkleed advies uitbrengen. Indien de betreffende lidstaat dat advies niet
binnen de door de Europese Commissie vastgestelde termijn opvolgt, kan de Europese
Commissie de zaak aanhangig maken bij het Hof van Justitie van de Europese Unie. De
betreffende lidstaat moet vervolgens conform het arrest van dat Hof handelen. Doet
die lidstaat dat niet dan kan de Europese Commissie dit aan genoemd Hof voorleggen.
In het uiterste geval kan de Europese Commissie het Hof vragen een financiële sanctie
op te leggen aan de lidstaat. Een financiële sanctie kan bestaan uit een boete en/of
een dwangsom.
Vraag 27
Wanneer wordt verwacht dat de werkafspraken rondom het vertrouwelijk informeren van
de Eerste Kamer, bijvoorbeeld over aandelenverwerving, bekrachtigd zullen worden?
Antwoord op vraag 27
Op ambtelijk niveau zijn voorlopige werkafspraken met de Eerste Kamer gemaakt. Aan
de bekrachtiging van deze afspraken wordt momenteel gewerkt en daarmee blijft het
voorlopige karakter bestaan.
Vraag 28
Kunt u een overzicht geven van de ICT-systemen waar sprake is van een hoger dan gemiddelde
technische schuld en waarbij de continuïteit een belangrijk risico is?
Antwoord op vraag 28
De systemen voor de keten Gegevens, Omzetbelasting en Loonheffing zijn omvangrijke
systemen met een hoger dan gemiddelde technische schuld. Er zijn echter geen acute
risico’s. Wel is er sprake van een lage wendbaarheid (aanpasbaarheid). Om de continuiteitsrisico’s
op de middellange termijn te mitigeren zijn inmiddels ketenplannen opgesteld.
Vraag 29
Waarom zal ontvlechting van de Belastingdienst moeten zorgen voor een betere dienstverlening
aan burgers en bedrijven?
Antwoord op vraag 29
Zoals ook vermeld in de brief aan uw Kamer van 21 april 2021 over de stand van zaken
van de ontvlechting hebben de Belastingdienst, Toeslagen en Douane (Kamerstuk 31 066, nr. 811) andere doelen en opgaven, bedienen ze deels andere doelgroepen, kennen eigen processen
en de medewerkers hebben andere taken en expertise. Om deze verschillende maatschappelijke
opgaves waar te kunnen maken en om voor de eigen specifieke doelgroepen maatwerk te
leveren, is het belangrijk dat gericht aandacht kan worden besteed aan de verschillende
doelgroepen. Met de ontvlechting kan elke organisatie met de medewerkers aan de slag
om te werken aan de eigen opgaven voor de eigen doelgroepen en de cultuur en dienstverlening
die daarbij passen. Dit betekent ook dat de transformatie van de dienstverlening van
de Belastingdienst en Toeslagen gerichter kan worden opgepakt en het perspectief van
burgers en ondernemers daadwerkelijk als vertrekpunt kan worden genomen in de ontwikkeling
van de dienstverlening. Daar waar het vanuit dat perspectief wenselijk of nodig is
dat wordt samengewerkt, wordt dat gedaan.
Vraag 30
Is er nu sprake van een betere dienstverlening bij de Belastingdienst in verband met
de toeslagenaffaire?
Vraag 31
Is er feitelijke verbetering van de dienstverlening bij de Belastingdienst?
Antwoord op vraag 30 en 31
De Belastingdienst heeft afgelopen jaar fors geïnvesteerd in het verbeteren van de
dienstverlening. Zo is onder andere een impuls gegeven aan de bereikbaarheid en klantgerichtheid
van de Belastingtelefoon en tijdige afhandeling van bezwaren en van aangiften voor
erf- en schenkbelasting. Dit heeft – hoewel nog niet op alle onderdelen aan de normen
wordt voldaan – tot onder meer een stijging van de telefonische bereikbaarheid en
een toename van het aantal bezwaren dat op tijd wordt afgedaan geleid. Ook de komende
jaren investeert de Belastingdienst in het verder verbeteren van haar dienstverlening,
bijvoorbeeld door uitbreiding van het aantal fysieke loketten en van Stella-teams
voor burgers die te maken hebben met een stapeling van problemen. In de kabinetsreactie
op het rapport ongekend onrecht zijn hier extra middelen voor toegezegd.
Vraag 32
In hoeverre is het Ministerie van Financiën mede verantwoordelijk voor de maatregelen
in de nood- en steunpakketten?
Vraag 33
Hoe zit deze verantwoordelijkheid feitelijk in elkaar ten opzichte van het Ministerie
van VWS en het Ministerie van Buitenlandse zaken (handel)?
Antwoord op vragen 32 en 33
Ministers zijn verantwoordelijk voor het begrotingsbeheer en de bedrijfsvoering: het
ontwikkelen, vaststellen en uitvoeren van het beleid, het toezicht houden op het uitvoeren
van het beleid, het financieel beheer en de daartoe gevoerde administraties en voor
de begroting en het jaarverslag (artikel 4.1 Comptabiliteitswet). De Minister van
Financiën is belast met het toezicht op het begrotingsbeheer van het Rijk. Hij heeft
de verantwoordelijkheid voor het algemene financiële beleid en het doelmatig beheer
van de financiële middelen van het Rijk (artikel 4.12 Comptabiliteitswet). De Minister
van Financiën heeft in die hoedanigheid een toetsende rol bij de maatregelen in de
nood- en steunpakketten. De verantwoordelijkheid als toezichthouder van de Minister
van Financiën verschilt daarmee wezenlijk van de verantwoordelijkheid van de ministers
voor het begrotingsbeheer en de bedrijfsvoering op het departement. De Minister van
Financiën draagt ook de verantwoordelijkheid over de begroting van Financiën. De maatregelen
uit de nood- en steunpakketten op de begroting van Financiën, zoals de Herverzekering
Leverancierskredieten, vallen onder zijn verantwoordelijkheid.
Vraag 34
Hoe kunnen we feitelijk terugzien in het jaarverslag dat de aanpak van de coronacrisis
laat zien dat onze welvaart om meer draait dan alleen het materiële?
Antwoord op vraag 34
In het jaarverslag worden de gerealiseerde beleidsdoelen, gebruikte instrumenten en
ingezette middelen verantwoord ten opzichte van de begroting. De beleidsdoelen ten
aanzien waarvan middelen worden ingezet zijn meer omvattend dan het vergroten van
materiële welvaart.
In de maatregelen tegen de verspreiding van het virus is altijd een afweging gemaakt
tussen economische, materiële belangen en andere belangen, zoals het beschermen van
de gezondheid van de zwakkeren in de samenleving.
In de financiële steunpakketten wordt daarnaast niet alleen materiële productie van
bedrijven ondersteunt, maar wordt bijvoorbeeld ook zekerheid aan ondernemers en werknemers
geboden. Zo zijn beleidsinstrumenten vaak materieel in hun aard, terwijl de beoogde
effecten aan allerlei aspecten van de kwaliteit van leven raken.
Het jaarverslag gaat daarnaast over de ontwikkeling van de nationale schuld. De nationale
schuld is in het jaar 2020 opgelopen, om extra middelen vrij te maken voor crisismaatregelen.
Deze maatregelen hebben de klap van de crisis voor huishoudens kunnen verzachten,
en daarmee ook de immateriële welvaart positief beïnvloed.
Vraag 35
Hoe gaat het ministerie om met de kwaliteit van het leven, voor nu en voor later,
in het licht van de toeslagenaffaire?
Antwoord op vraag 35
Toeslagen wil haar wettelijke taak zo goed mogelijk uitvoeren. In het volle besef
dat dit van groot belang is voor mensen en huishoudens en dat de afhankelijkheid groot
is. Vanuit dit besef volgt de noodzaak tot de grootst mogelijke zorgzaamheid in de
uitvoeringstaak van Toeslagen: alle toeslaggerechtigden helpen om hier optimaal, eerlijk
en zo zorgenvrij mogelijk gebruik van te maken. Het leven is voor velen al ingewikkeld
genoeg. Toeslagen moeten geen zorgen geven, maar juist zorgen wegnemen.
De bedoeling is iedereen in onze maatschappij in staat te stellen de meest essentiële
dingen in het leven te kunnen betalen: wonen, medische zorg en de zorg voor kinderen.
Toeslagen maakt vitale voorzieningen betaalbaar door een financiële bijdrage uit te
keren. Deze bijdrage stelt mensen elke maand opnieuw in staat de rekeningen te betalen
voor de huur, de zorgverzekering, de kinderopvang en ander levensonderhoud van kinderen.
Het systeem van regels en processen dat Toeslagen hanteert, is echter voor veel burgers
(te) complex. Veranderingen in het leven en het huishouden van mensen kunnen immers
leiden tot wijzigingen in het recht op een toeslag. En daar zijn veel mensen zich
niet altijd goed van bewust. Aan Toeslagen dan ook de maatschappelijke opgave om iedereen
hierbij zo veel mogelijk te helpen. Zodat onbewuste of onbedoelde fouten in aanvragen
en aangiften niet leiden tot grote terugbetalingen en daarmee grote financiële zorgen
achteraf.
De problematiek rondom de kinderopvangtoeslag heeft laten zien dat dit, ondanks inspanningen,
niet altijd goed gaat. Toeslagen werkt aan het herstellen van deze fouten uit het
verleden. De hersteloperatie is erop gericht gedupeerden te compenseren voor het onrecht
dat hen is aangedaan, hen de kans te bieden op een nieuwe start, en te werken aan
herstel van vertrouwen. Dit richt zich niet alleen of financieel herstel maar ook
op andere hulp indien die nodig is voor een nieuwe start, bijvoorbeeld op het gebied
van wonen, zorg of werk.
Richting de toekomst wil Toeslagen iedereen zo goed mogelijk blijven ondersteunen
om toeslagen juist en tijdig aan te vragen en te wijzigen. Dat doen we onder andere
door proactief te acteren en betrokken, duidelijk en geduldig te zijn in onze contacten.
We attenderen mensen op verschillende manieren en leggen zaken uit in persoon, per
telefoon, op papier en digitaal én we helpen eventuele fouten snel en zorgvuldig te
herstellen.
Vraag 36
Zijn de risico’s van de hoge Nederlandse hypotheekschulden ondervangen?
Vraag 37
Waarom zijn de risico's van de hoge Nederlandse hypotheekschulden nog niet ondervangen?
Antwoord op vraag 36 en 37
Door dit kabinet en voorgaande kabinetten zijn belangrijke maatregelen genomen om
de overmatige hypotheekschulden in Nederland te beperken, zoals het stapsgewijs afbouwen
van de maximale Loan-to-Value (LTV) naar 100 procent en de versnelde afbouw van de hypotheekrenteaftrek tot circa
37 procent in 2023 (basistarief). Door het invoeren van de fiscale aflossingseis in
2013 zullen daarnaast veel huishoudens, zowel starters als doorstromers, gestaag aflossen
op hun hypotheekschuld. Het aflossen op de hypotheekschuld maakt huishoudens minder
kwetsbaar voor een restschuld bij verkoop van de woning en draagt daarmee bij aan
de financiële weerbaarheid van huishoudens en aan een stabiele economie.
Op basis van de hypotheekschuldmonitor die ik vorig jaar naar uw Kamer heb gestuurd,
kan geconcludeerd worden dat in de periode van 2013 – 2019 op veel indicatoren positieve
ontwikkelingen hebben plaatsgevonden.9 De hypotheekschuld nam af ten opzichte van het bruto binnenlands product en restschuldrisico’s
zijn sterk afgenomen. De coronacrisis heeft tot dusver nog niet tot grote problemen
geleid op de hypotheekmarkt, wat ook laat zien dat Nederlandse woningeigenaren er
nu een stuk beter voorstaan dan bij aanvang van de financiële crisis in 2008. We constateren
wel dat huishoudens de afgelopen jaren meer zijn gaan lenen ten opzichte van hun inkomen.
Een verklaring hiervoor is dat de woningprijzen zich in de afgelopen jaren sneller
hebben ontwikkeld dan de inkomens van huishoudens. Hierdoor kunnen consumenten een
prikkel ervaren om steeds meer te lenen. Het Nibud adviseert het kabinet jaarlijks
over de maximale financieringslast die een huishouden op basis van het toetsinkomen
kan dragen. De leennormen beperken hiermee dat huishoudens bij het aangaan van een
hypotheek onverantwoorde risico’s nemen. Niet voor alle consumenten is (zo goed als)
maximaal lenen de meest passende keuze. Ik zie een belangrijke verantwoordelijkheid
voor hypotheekadviseurs om de consument te wijzen op de betaalbaarheidsrisico’s bij
een hoge hypotheek en samen met de consument te verkennen of de maandlasten passend
zijn.
Vraag 38
Wat heeft Nederland met de voortrekkersrol gedaan in het onderzoek en debat over de
voordelen van digitaal geld om de risico’s te verminderen?
Antwoord op vraag 38
Nederland heeft bij de ontwikkeling van het onderzoek naar de digitale euro een voortrekkers
rol doordat DNB een van de voorlopers is binnen het Eurosysteem op dit onderwerp.
DNB is in een vroeg stadium onderzoek gestart naar de mogelijkheden, de risico’s en
de mogelijke ontwerpkeuzes bij een digitale euro. Daarnaast heeft DNB onderzoek gedaan
naar de voorkeur van consumenten met betrekking tot het gebruik van een mogelijke
digitale euro. Dankzij het kabinet is dit onderwerp op de agenda van de Eurogroep
gekomen. Er is in de Eurogroep het afgelopen jaar meerdere malen gesproken over de
ontwikkelingen op het gebied van de digitale euro. Hieruit is gebleken dat er bij
veel lidstaten enthousiasme is over de mogelijkheden van een digitale euro. In de
Eurogroep van april jongstleden heb ik namens het kabinet benadrukt dat het nodig
is dat we ook echt een politieke discussie over de doelen en wat we willen bereiken
met de digitale euro hebben. De doelstellingen bepalen namelijk in grote mate de concrete
ontwerpkeuzes van een mogelijke digitale euro. Het is goed dat het Eurosysteem hier
volop mee bezig is, maar de discussie hierover moet niet alleen op technisch niveau
binnen het Eurosysteem worden gevoerd, maar hoort ook op politiek niveau te worden
besproken.
Vraag 39
Hoe gaat het ministerie meer menselijke maat meten?
Antwoord op vraag 39
De Belastingdienst heeft met ingang van 2021 een herijkte set kritische prestatie
indicatoren (kpi's) en voor Toeslagen is er een nieuw begrotingsartikel ingericht.
De Kamer is hierover geïnformeerd bij brief van 26 juni 2020 «Verbeterd inzicht in
de begroting van Financiën (IXB)10. De kpi’s sluiten nu beter aan bij de strategie van de Belastingdienst. De indicatoren
maken de ambities concreet en prestaties meetbaar. Voor de Belastingdienst betekent
dit dat er inzicht is in de mate waarin de uitvoerings- en toezichtstrategie succesvol
leidt tot realisatie van het strategische doel: structurele naleving van (fiscale)
regels door burgers en bedrijven. Hiermee ontstaat inzicht in hoe burgers en ondernemers
het handelen van de Belastingdienst ervaren.
Daarnaast wordt er met de herijkte kpi’s ook gewerkt met tussendoelen waaraan subjectieve
indicatoren zijn verbonden. De subjectieve indicatoren focussen op de ervaringen van
burgers en bedrijven. Voor Toeslagen kan worden gedacht aan bijvoorbeeld het gemak
dat burgers ervaren bij het aanvragen en muteren van hun toeslagen en de mate waarin
burgers ervaren dat zij toereikend door Toeslagen geïnformeerd worden over hun rechten
en plichten.
Tot slot heeft de Belastingdienst de visie en ambitie op dienstverlening aangescherpt.
U wordt hier binnenkort nader over geïnformeerd. Om te monitoren of de ambitie wordt
waargemaakt worden in de komende maanden indicatoren ontwikkeld en worden daar streefwaarden
aan gekoppeld. Menselijke maat is een belangrijk aspect van dienstverlening en de
intentie is dit als deelaspect mee te nemen in de verschillende vormen van tevredenheidsonderzoeken
aangaande de dienstverlening aan burgers en ondernemers.
Vraag 40
Waarom is de stand van het achterstallig onderhoud van de ICT die eind 2020 is uitgekomen
op 36 procent, zo laag?
Antwoord op vraag 40
De Belastingdienst is in 2018 begonnen met een apart programma om de technische schuld
(achterstallig onderhoud) in beeld te brengen en meerjarige sturing in te richten
op het afbouwen en vervolgens laag houden van de technische schuld. Dit, tezamen met
andere verbeterinitiatieven, is een dermate succes gebleken dat het gemiddelde percentage
van de technische schuld voor alle applicaties snel is gedaald. Wel blijft aandacht
belangrijk en ondanks een goede gemiddelde score zijn er uitschieters die aandacht
behoeven. Zie ook de beantwoording van vraag 28.
Vraag 41
Waarom zijn er zo weinig gerealiseerde beleidsdoorlichtingen op punt 5. Exportkredietverzekeringen
afgelopen jaren?
Antwoord op vraag 41
Periodiek wordt het gehele exportkredietverzekeringsinstrumentarium elke 5–7 jaar
geëvalueerd in een beleidsdoorlichting. In 2016 is dit voor het laatst gebeurd en
in 2022 staat de volgende evaluatie op de planning. Conform beleid zal de Kamer dit
najaar geïnformeerd worden over de opzet van de beleidsdoorlichting in 2022.
Op ad-hoc basis worden ook gerichte evaluaties uitgevoerd op specifieke instrumenten
of onderdelen van het exportkredietverzekering-beleid. Een dergelijke evaluatie is
bijvoorbeeld in 2020 uitgevoerd voor het mvo-beleid voor de exportkredietverzekering
(ekv). Momenteel wordt gewerkt aan de implementatie van de aanbevelingen uit de evaluatie,
waarna het evaluatierapport met de Kamer gedeeld zal worden. Daarnaast zal, conform
toegezegd in de 2018 ekv-monitor, deze zomer gestart worden met een evaluatie van
het anti-omkopingsbeleid voor de ekv.
Vraag 42
Hoeveel geld in totaal is betaald aan de consultants om advies te krijgen over bedrijfsvoering
van de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT)?
Antwoord op vraag 42
In 2020 is circa 15,5 miljoen euro uitgegeven aan externe inhuur. Deze kosten zijn
onder te verdelen in 3 categorieën:
Inzet ten behoeve van het primaire proces en ondersteuning: inzet in het primaire
proces (de integrale beoordeling van de situatie en contact met ouders) en ondersteunende
processen waar onderbezetting heerst. De kosten hiervan in 2020 bedroegen 8 miljoen
euro.
Inzet ten behoeve van het opzetten en inrichten van organisatie (incidenteel): ondersteuning
bij het opbouwen en inrichten van de herstelorganisatie, ontwikkelen van methodes
voor de herbeoordeling en het inrichten van de vereiste werkprocessen die nodig zijn
deze organisatie werkend te krijgen. De kosten hiervan in 2020 bedroegen 3 miljoen
euro.
Adviesopdrachten: externe onderzoeken, gerelateerd aan de herstelorganisatie. De kosten
hiervan in 2020 bedroegen 4,5 miljoen euro.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
M. Schukkink, adjunct-griffier