Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2020 bij het Ministerie van Financiën en Nationale Schuld (Kamerstuk 35830-IX-2)
35 830 IX Jaarverslag en slotwet Ministerie van Financiën en Nationale Schuld 2020
Nr. 8 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 10 juni 2021
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister
van Financiën over het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2020 bij het Ministerie
van Financiën en Nationale Schuld (Kamerstuk 35 830 IX, nr. 2).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 7 juni 2021. Vragen en antwoorden
zijn hierna afgedrukt.
De fungerend voorzitter van de commissie, Tielen
De adjunct-griffier van de commissie, Schukkink
Vraag 1
Wat vindt u van het oordeel van de Algemene Rekenkamer dat bij compensatieregeling
voor de gedupeerden van de kinderopvangtoeslag beperkt aandacht is geweest voor M&O-beleid?
Antwoord op vraag 1
Bij het inrichten van het M&O-beleid is naar een evenwicht gezocht tussen snelheid/ruimhartigheid
en zorgvuldigheid. De regeling is bewust ruimhartig geformuleerd, om zoveel mogelijk
gedupeerden in korte tijd te kunnen helpen. Daarbij is, vanuit de aard van de regeling
en de door uw Kamer gevraagde snelheid, vooral oog voor het vinden van een aanknopingspunt
om compensatie toe te kennen. Het risico op uitbetaling van onterechte compensatie
is aanwezig en inherent aan deze regeling. Meer aandacht voor oneigenlijk gebruik
zou met zich meebrengen dat alle ouders langer moeten wachten en dat acht ik onwenselijk.
Bij de uitvoering van de regeling wordt echter wel degelijk ook aandacht besteed aan
het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik. Er wordt via data-analyse en handmatig
bekeken of ouders recht hebben op compensatie.
Vraag 2
Wat is de stand van zaken omtrent het verschil in mening over de informatievoorziening
aan het parlement, en de noodzaak artikel 4.7 van de Comptabiliteitswet 2016 te verduidelijken,
dat is ontstaan als gevolg van het Verantwoordingsonderzoek 2019?
Antwoord op vraag 2
Met de Tweede Kamer zijn werkafspraken over het vertrouwelijk informeren gemaakt,
evenals met de Eerste Kamer. De afspraken met de Eerste Kamer zijn voorlopige werkafspraken
gemaakt, waarmee thans de voorhangprocedure bedoeld in artikel 4.7 van de Comptabiliteitswet
2016 wordt ingevuld. Door de coronamaatregelen heeft de Eerste Kamer de voorlopige
werkafspraken nog niet kunnen evalueren en vervolgens te komen tot definitieve werkafspraken.
Indien het overleg met de Eerste Kamer leidt tot een bevredigend resultaat, vervalt
mijns inziens de noodzaak tot een wettelijke aanpassing van artikel 4.7 van de Comptabiliteitswet
2016.
Vraag 3
Dreigt door de toeslagenaffaire en de aandacht voor de menselijke maat en de ruimhartige
compensatie uit vrees voor een nieuwe, soortgelijke toestand de aandacht voor misbruik
en oneigenlijk gebruik een ondergeschoven kindje te worden, in het licht van de constatering
van de Algemene Rekenkamer dat bij het besluit over de aangekondigde compensatieregeling
(forfait 30.000 euro) van 22 december 2020 geen zichtbare aandacht is geweest voor
de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van het M&O-beleid van deze nieuwe regeling?
Antwoord op vraag 3
Er is een bewuste keuze gemaakt om snelheid in het proces aan te brengen, waardoor
het risico aanwezig is dat een aantal ouders onterecht een uitbetaling van 30.000
zal ontvangen. Wanneer er echter méér aandacht aan misbruik en oneigenlijk gebruik
wordt besteed, brengt dit een onevenredige verlenging van de behandelduur met zich
mee waar alle gedupeerde ouders last van hebben. Zoals bij het antwoord op vraag 1
is aangegeven, is wel degelijk oog voor dit risico tijdens het uitvoeringsproces door
het toepassen van data-analyse en een handmatige toets.
Vraag 4
Betekent het komende jaren nog altijd niet op orde zijn van de ICT, waardoor onvoldoende
hulpmiddelen aanwezig zijn om gemotiveerde keuzes te kunnen maken voor het toezicht
op de naleving van wet- en regelgeving, dat de Belastingdienst komende jaren ten aanzien
van het toezicht op het naleven van regelgeving inzake schenk- en erfbelasting in
het duister tast?
Antwoord op vraag 4
De ICT-ondersteuning van schenk- en erfbelasting is de afgelopen jaren sterk verbeterd.
Bij brief van 14 mei 2020 heb ik uw Kamer hierover geïnformeerd Kamerstukken 31 066 en 26 643, nr. 663). De gewone heffingswerkzaamheden (verwerken aangiftes, opleggen voorlopige en definitieve
aanslagen, en behandelen bezwaarschriften) kunnen hiermee weer tijdig worden uitgevoerd.
De ondersteuning voor het keuzeproces in het toezicht is voor de schenkbelasting deels
gerealiseerd, voor de erfbelasting is dat nog niet het geval. Hierdoor wordt er nog
gewerkt met honderd procent-controles in plaats van risico-selectie, zoals wenselijk
wordt geacht vanuit de handhavings- en uitvoeringsstrategie Belastingdienst.
Vraag 5
Hoe is het mogelijk dat de meeste initiatieven om de ICT te verbeteren nog in de planningsfase
verkeren, waarbij een opsomming aan gapende onvolkomenheden een gapend gat vormt dat
met ambitieuze voornemens moet worden gedicht?
Antwoord op vraag 5
Voor meerdere aanbevelingen op gebied van ICT geldt dat de Belastingdienst bezig is
met het oplossen van de geconstateerde onvolkomenheden en aandachtspunten. Te noemen
zijn bijvoorbeeld het wijzigingsbeheer van de ICT-systemen en doelstelling om de ICT
te verbeteren door het aantal verouderde systemen te verminderen. Voor dat laatste
geldt dat de Belastingdienst een groot deel van het aantal verouderde applicaties
(technische schuld) vervangt via het programma Modernisering IV-landschap, en goed
op schema ligt om eind 2022 onder de nagestreefde waarde van 30% technische schuld
uit te komen. In 2020 is er tevens een basis gelegd voor verbetering van het levenscyclusmanagement
zodat het aantal verouderde systemen voortaan beheersbaar blijft. Tegelijkertijd wordt
in diverse projecten de wendbaarheid van de ICT vergroot. De uitvoering van de initiatieven
is gestart op basis van planningen waarbij realiteit en ambitie in balans zijn gebracht.
Zie ook het antwoord op vraag 6.
Vraag 6
Hoeveel jaren kost het de Belastingdienst om de ICT op orde te krijgen en kunt u garanderen
dat de systemen dan ook werken?
Antwoord op vraag 6
De ICT-problematiek van de Belastingdienst vraagt om een meerjarige en integrale aanpak.
De Belastingdienst stuurt op basis van meerjarige architectuurplannen en een portfolioproces
waarin de afweging wordt gemaakt tussen beheer en onderhoud, jaarlijkse aanpassingen
van de fiscale systemen, nieuwe wetgeving, vernieuwing en de modernisering van de
ICT. De afweging hiertussen wordt gemaakt door de Belastingdienst in afstemming met
zijn opdrachtgevers en de eigenaar. Hierbij wordt actief gestuurd op het op orde brengen
van de ICT door de afbouw van de zogenaamde technische schuld.
Via het programma Modernisering IV-landschap is de technische schuld in de afgelopen
jaren gereduceerd en de Belastingdienst ligt op schema om eind 2022 onder de nagestreefde
waarde van 30% uit te komen.
Ook daarna zijn activiteiten nodig om het landschap verder op orde te brengen en te
houden. De doorlooptijd hangt onder andere af van wijzigingen in wetgeving, maar het
zal na 2022 in ieder geval nog meerdere jaren duren voordat enkele grote systemen
(bijvoorbeeld de transactiesystemen voor de OB, IH en LH) volledig gemoderniseerd
zijn. Hierbij werken de systemen op dit moment wel, maar worden knelpunten ervaren
bij het aanpassen van verouderde systemen aan nieuwe eisen (bijv. nieuwe wetgeving).
Ook kunnen op termijn continuïteitsrisico's ontstaan wanneer niet tijdig aandacht
wordt besteed aan het moderniseren van verouderde systemen. Daarom zal de Belastingdienst
structureel blijven sturen op de kwaliteit van het ICT-landschap.
Daarnaast is in 2020 het ICT-verbetertraject van start gegaan, een meerjarig verbeterprogramma
met als doel de ICT-uitvoeringsorganisatie én de sturing daarop zodanig te verbeteren
dat deze doelmatiger en effectiever kan opereren (zie ook Kamerbrief «Op weg naar
de beste Belastingdienst voor Nederland, Kamerstukken 31 066 en 32 140, nr. 700). Hiertoe worden aanbevelingen uit rapporten van Ernst & Young (EY), KPMG, Bureau
ICT-toetsing (BIT), Auditdienst Rijk (ADR) en Algemene Rekenkamer (AR) over de ICT
van de Belastingdienst geïmplementeerd. Het ICT-verbeterprogramma heeft een looptijd
tot eind 2022.
Vraag 7
Nu de ideale handhavingsstrategie van de Belastingdienst (regie nemen over het toepassen
van de handhavingsmix) in geen geval een consequente en over de hele linie toegepaste
praktijk is, mag het advies van de Algemene Rekenkamer hierover worden beschouwd als
theoretische notie die niet alleen feitelijk mijlenver van de feitelijke handhavingsstrategie
is verwijderd maar die ook in de toekomst een volstrekt onrealistisch ideaalbeeld
schetst van de wijze waarop de Belastingdienst zou dienen te functioneren?
Antwoord op vraag 7
Het advies van de Algemene Rekenkamer wordt door de Belastingdienst geenszins beschouwd
als theoretische notie. De Belastingdienst herkent de genoemde punten over de handhavingsstrategie
en werkt onverminderd aan de oplossing daarvan, zoals ook blijkt uit de bestuurlijke
reactie op het Verantwoordingsrapport Financiën en Nationale Schuld 2020.
Vraag 8
Welk vertrouwen kan nog worden gesteld in het vermogen van de Belastingdienst inzake
alles wat met handhaving te maken heeft, als de Algemene Rekenkamer constateert dat
zowel de ICT rammelt, dat de handhavingsstrategie niet werkt en dat een instrument
als een fraudesignaleringsvoorziening in strijd is met de Algemene Verordening Gegevensbescherming
(AVG), terwijl de stoplap van een tijdelijke signalenvoorziening nog in de maak is?
Vraag 9
Welke consequenties trekt u uit het treurig stemmende beeld dat de Algemene Rekenkamer
schetst over een Belastingdienst die beleidsmatig en beheersmatig geen raad weet met
toezicht, handhaving en fraudebestrijding, waarbij het ingezette instrumentarium ook
nog eens strijdig is met de wet?
Antwoord op vragen 8 en 9
De Algemene Rekenkamer beveelt aan in de handhavings- en toezichtplannen de keuzes
voor de inzet van handhavingsinstrumenten te baseren op inzicht in de risico’s en
de oorzaken van niet-naleven. Tevens beveelt zij aan periodiek en als onderdeel van
de handhavingsregie te toetsen of de in de handhavingsplannen gemaakte keuzes het
effect sorteren dat de Belastingdienst voor ogen heeft. Deze aanbevelingen worden
onderschreven en opgepakt. Naast deze noodzakelijke verbeteringen constateert de ARK
dat de Belastingdienst de afgelopen jaren al werk heeft gemaakt van het verbeteren
van het handhavingsbeleid. Zo voert de Belastingdienst steekproeven en periodieke
onderzoeken uit naar de naleving door belastingplichtigen en naar de effecten van
het toezicht. De Belastingdienst zal nog aanvullend advies inwinnen over wat er nog
aan nieuwe inzichten nodig is om de inzet van handhavingsinstrumenten te onderbouwen
en hoe het effect van de gemaakte keuzes beter kan worden gemeten en gerapporteerd.
Vraag 10
Hoeveel tijd heeft de Belastingdienst nog nodig, in aanmerking genomen het gegeven
dat de problemen groot zijn en oplossingen tijd vragen, gelet op bijvoorbeeld het
gegeven dat de Algemene Rekenkamer sinds 2015 al rapport na rapport heeft gepresenteerd
waarin wordt geconstateerd dat de Belastingdienst tijd nodig heeft?
Antwoord op vraag 10
De Belastingdienst heeft voor de verschillende problemen grote meerjarige verbetertrajecten
lopen die ieder een eigen planning en tijdshorizon hebben. Genoemd kunnen worden het
programma Transformatie Dienstverlening, het ICT-verbeterprogramma, het programma
Managementinformatie/Risicomanagement, het programma Leiderschap en Cultuur en het
programma Herstellen, Verbeteren en Borgen (HVB), bedoeld om de problemen bij het
toezicht op het gebied van AVG en informatiebeveiliging op te lossen. Ondertussen
worden ook grote inspanningen verricht op het personeelsbestand kwantitatief en kwalitatief
op orde te brengen. De Algemene Rekenkamer wijst terecht op de noodzaak van besluitvorming
waarbij realisme en ambitie hand in hand gaan, van regeerakkoord tot de jaarlijks
belastingplannen. In geval van nieuwe fiscale wet- en regelgeving of nieuwe taken
voor de Belastingdienst zullen zowel het kabinet als het parlement de uitvoeringsconsequenties
met extra aandacht moeten wegen.
Vraag 11
Kunt u een bevredigende verklaring verstrekken voor het achterwege blijven van het
opvolgen van aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer gedaan in het Verantwoordingsonderzoek
2019 over het beheersen van de risico's van informatiebeveiliging, waarvan u eerder
heeft aangegeven dat u deze zult opvolgen?
Vraag 28
Kunt u aangeven waarom de twee aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer uit 2019 om
de manier waarop het ministerie omgaat met informatiebeveiligingsincidenten te verbeteren
nog niet zijn opgevolgd?
Antwoord op vraag 11 en 28
In het Verantwoordingsonderzoek (VO) van 2019 heeft de Algemene Rekenkamer (AR) geconstateerd
dat de risico’s bij het Ministerie van Financiën ten aanzien van informatiebeveiliging
voldoende beheerst werden en twee aanbevelingen gedaan om de manier waarop het ministerie
omgaat met informatiebeveiligingsincidenten te verbeteren:
– Zorg dat de informatie van de Belastingdienst over informatiebeveiligingsincidenten
via periodieke rapportages aan het kerndepartement wordt gemeld, zodat er op centraal
niveau een volledig beeld is;
– Zorg dat de monitoring van de omgang met beveiligingsincidenten bij het kerndepartement
en bij de Belastingdienst wordt vastgelegd. Dit zorgt voor het juiste beheer van informatiebeveiligingsincidenten
met inbegrip van communicatie over zwakke plekken in de beveiliging.
In het VO van 2020 herbevestigt de AR de conclusie dat het ministerie de risico’s
op het gebied van informatiebeveiliging voldoende beheerst. Wel herhaalt ze de twee
aanbevelingen omdat deze nog niet volledig zijn opgevolgd. In 2020 is door het Ministerie
wel gestart met de opvolging van de aanbevelingen. Deze is door verschillende oorzaken
bij zowel Belastingdienst als het beleidsdepartement nog niet tot een afronding gekomen.
Om tot afronding te komen en het inzicht op centraal niveau verder te vergroten worden
in de rapportages aan de departementale CIO ook de informatiebeveiligingsincidenten
van de Belastingdienst opgenomen. Het kerndepartement en de Belastingdienst zullen
tevens de monitoring van de omgang met beveiligingsincidenten vastleggen en hierover
waar relevant rapporteren aan de departementale CIO. De incidenten en de monitoring
worden tezamen met de andere aspecten van informatiebeveiliging minimaal twee keer
per jaar besproken in het CIO-overleg Financiën. In dit overleg nemen naast de Belastingdienst
en het kerndepartement ook Douane en Toeslagen deel. Tenslotte vormen de incidenten
een onderdeel van het Informatiebeveiligingsbeeld dat Financiën eind 2021 opstelt.
Vraag 12
Is de problematiek van het niet toepassen van het toetsingskader voor fiscale regelingen
beperkt tot het Ministerie van Financiën, of heeft ook de Tweede Kamer onvoldoende
inzicht hierin?
Antwoord op vraag 12
Het toetsingskader fiscale regelingen wordt toegepast bij nieuwe regelingen en staat
centraal bij de evaluaties van fiscale regelingen. Iedere evaluatie van een fiscale
regeling wordt naar de Tweede Kamer gestuurd en wordt voorzien van een kabinetsreactie
op de conclusies en aanbevelingen van het evaluatierapport. Dat geldt ook voor de
Evaluatiedoorlichting Fiscale regelingen. Daarin is inzichtelijk gemaakt of in de
evaluatieonderzoeken de onderdelen van het toetsingskader zijn toegepast.
Vraag 13
Bent u voornemens de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer over het alleen inzetten
van fiscale regelingen als deze a) onlosmakelijk zijn verbonden met de heffingsstructuur
van de belastingwetgeving en b) aantoonbaar de meest effectieve en doelmatige manier
zijn om bepaalde beleidsdoelen te bereiken, over te nemen?
Vraag 14
Bent u voornemens de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer over te nemen om in alle
gevallen wanneer fiscale regelingen niet onlosmakelijk zijn verbonden met de heffingsstructuur
van de belastingwetgeving óf niet aantoonbaar de meest doeltreffende en doelmatige
manier zijn om bepaalde beleidsdoelen te bereiken, deze fiscale regelingen af te schaffen
of te vervangen door alternatieve regelingen (bijvoorbeeld subsidies, heffingen of
wettelijke regulering)?
Antwoord op vraag 13 en 14
Deze aanbevelingen worden omarmd en sluiten goed aan bij de conclusies van de Evaluatiedoorlichting
van fiscale regelingen die de Staatssecretaris van Financiën in juni 2020 naar de
Tweede Kamer heeft gestuurd.1 Daarbij is ook opgemerkt dat de uitkomsten van evaluaties deel uit maken van de politieke
besluitvorming samen met andere overwegingen.
Vraag 15
Wat vindt u van de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer dat deze zich zelfs kan
voorstellen dat afzien van overheidsinterventie als het gaat om het inzetten van fiscale
regelingen ook tot het keuzerepertoire kan behoren?
Antwoord op vraag 15
Het kabinet kan zich vinden in de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer, in die zin
dat altijd de vraag gesteld moet worden of overheidsinterventie nodig is en of ingrijpen
en de daaruit volgende resultaten in verhouding staan tot de kosten en neveneffecten.
Deze vraag moeten beleidsmakers zich ook stellen bij het doorlopen van het toetsingskader.
Vraag 16
Kunt u aangeven welke signalen zijn ontstaan na het stopzetten van de Fraudesignaleringsvoorziening
(FSV)?
Antwoord op vraag 16
De Fraude Signalering Voorziening (FSV) is op 27 februari 2020 uitgezet. Sinds het
signaalproces stil staat heeft de Belastingdienst circa 15.000 signalen ontvangen.
De medewerkers van de Belastingdienst hebben op dit moment geen toegang tot deze signalen
als gevolg van het stilleggen van het proces, omdat het proces niet voldoet aan AVG-wet-
en regelgeving. De Belastingdienst kan daarom op dit moment de vraag, wat voor een
soort signalen sindsdien zijn ontvangen, niet beantwoorden.
Vraag 17
Wanneer kan de Kamer een integrale en uitvoerige kabinetsreactie tegemoet zien op
alle door de Algemene Rekenkamer gesignaleerde onvolkomenheden en gedane aanbevelingen?
Antwoord op vraag 17
Elke bewindspersoon heeft een bestuurlijke reactie opgesteld op de bevindingen van
de Algemene Rekenkamer met betrekking tot zijn/haar departement. De bestuurlijke reacties
zijn terug te vinden in de gepubliceerde verantwoordingsonderzoeken van de Algemene
Rekenkamer.
De reactie op het Verantwoordingsonderzoek van het Ministerie van Financiën is, net
als de reacties van andere bewindspersonen, terug te vinden op de website van de Algemene
Rekenkamer.
Ook heb ik op de Staat van de Rijksverantwoording een reactie gegeven op het rijksbrede
beeld. Deze reactie is te vinden in de Staat van de Rijksverantwoording, eveneens
op de website van de Algemene Rekenkamer: Verantwoordingsonderzoek 2020 | Algemene Rekenkamer.
Vraag 18
Kunt u toelichten waaruit volgens u het grijze gebied bestaat dat ontstaan is als
gevolg van het (publiekelijk) aankondigen van de compensatieregeling voor gedupeerden?
Op welke wijze kan dat volgens u worden opgelost in een breder gesprek over uitwerking
van het verplichtingenbegrip? Ziet u hierbij een rol voor het parlement als medewetgever?
Antwoord op vraag 18
In mijn bestuurlijke reactie op het Verantwoordingsonderzoek van de Algemene Rekenkamer
heb ik aangegeven dat de aankondiging van de compensatieregeling voor gedupeerde ouders
in het kader van de kinderopvangtoeslag door deskundigen op verschillende manieren
wordt beoordeeld. De Audidienst Rijk en de Algemene Rekenkamer hebben geoordeeld dat
de wijze van aankondiging al voldoende was om een juridische verplichting aan te gaan.
Mijn medewerkers hebben een afwijkend standpunt omdat er bijvoorbeeld nog geen regeling
was gepubliceerd op het moment van de aankondiging (de regeling zelf volgde pas in
2021), maar ook omdat bijbehorende aanvragen van ouders eerst moesten worden getoetst
alvorens een verplichting zou worden aangegaan.
Het standpunt van de Algemene Rekenkamer kan daarnaast grote invloed hebben hoe in
de toekomst andere aankondigingen worden geïnterpreteerd (wel of geen verplichting?).
Terugkijkend op de discussie was het naar mijn mening logischer geweest als juist
door de complexiteit van het vraagstuk het rechtmatigheidsoordeel niet zo eenduidig
en negatief was geweest, maar gekozen was voor een bredere bespreking en uitwerking
van het verplichtingenbegrip, na de afronding van het jaarrekeningproces. Daarom gaan
wij graag het bredere gesprek over de uitwerking van het verplichtingenbegrip alsnog
aan. Het parlement heeft daarbij een rol als medewetgever omdat het verplichtingenbegrip
is opgenomen in de Comptabiliteitswet.
Vraag 19
Kunt u reflecteren op de constatering van de Algemene Rekenkamer dat het bedrag aan
verplichtingen dat in het Jaarverslag 2020 van het Ministerie van Financiën en Nationale
Schuld is opgenomen een overschrijding omvat van 2.263,5 miljoen euro op de begrotingsartikelen
1, 2, 5, 11 en 12? Hoe kunnen deze slotverschillen verklaard worden?
Antwoord op vraag 19
Zoals gemeld en nader toegelicht in de Slotwet zijn op begroting 9B Financiën in 2020
in totaal € 250 mln. minder verplichtingen aangegaan, dan begroot in de 2e suppletoire
begroting. Op begroting 9A Nationale Schuld zijn € 153 mln. meer verplichtingen aangegaan,
dan begroot in de 2e suppletoire begroting. Beide zijn een saldo van plussen en minnen.
De plussen op artikelen met een overschrijding (van in totaal € 2.263,5 mln.) laten
zich per artikel als volgt verklaren:
• Op artikel 1 Belastingen zijn € 279 mln. meer verplichtingen aangegaan dan begroot.
De hogere verplichting komt doordat het kabinet op 22 december 2020 heeft besloten
om de toeslagengedupeerden een forfaitaire compensatie van 30.000 euro aan te bieden.
Dit heeft geleid tot een overschrijding van de verplichtingenruimte van € 457 mln.
• Op artikel 2 Financiële Markten zijn € 33 mln. meer verplichtingen aangegaan dan begroot.
Dit komt primair doordat er in 2020 via DNB minder munten in omloop gebracht dan dat
er uit omloop zijn teruggekomen. Als gevolg daarvan heeft DNB het afgelopen jaar per
saldo een bedrag van € 31,6 mln. aan nominale waarde van in de markt uitgezette munten
uit de schatkist ontvangen. Het in circulatie brengen van euromunten leidt tot ontvangsten
voor de Staat en leidt tegelijkertijd tot een schuld aan het publiek. Zodra munten
uit circulatie terugkeren, dient de Staat de nominale waarde van deze munten via DNB
terug te geven. Op voorhand is niet te voorspellen of de nominale waarde van de in
circulatie zijnde munten in enig jaar zal toe- of afnemen. Vandaar dat, zoals toegelicht
in de ontwerpbegroting 2020, in de begroting een stelpost van nul is opgenomen.
• Op artikel 5 Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen (ekv)
zijn € 1.799 mln. meer verplichtingen aangegaan dan begroot. Dit komt primair doordat
de aangegane verplichtingen ekv met € 1,8 mld. zijn gestegen ten opzichte van de tweede
suppletoire begroting. Eind 2020 zijn er nog twee grote transacties in verzekering
genomen, waardoor de totaalstand van de aangegane verplichtingen voor schade-uitkeringen
zijn toegenomen. De ekv bevat een jaarlijks plafond van 10 miljard euro aan nieuwe
verplichtingen. De totale aangegane verplichtingen van 7,8 miljard euro in 2020 passen
daarmee binnen het jaarlijkse plafond van 10 miljard euro. In de veegbrief begrotingsmutaties
2020 is reeds aangekondigd dat de uiteindelijke realisatiecijfers van artikel 5 nog
kunnen afwijken van de 2e suppletoire begroting.
• De overschrijding op artikel 11 Financiering staatsschuld betrof € 35 mln. en op artikel 12
Kasbeheer betrof € 118 mln. Ook hier is in de veegbrief 2020 aangekondigd dat de uiteindelijke
realisaties kunnen afwijken van de 2e suppletoire begroting. Het gaat hier namelijk om artikelen waarop de uitvoering van
het staande beleid en/of de autonome acties van andere partijen bepalen hoeveel uitgaven
en verplichtingen er daadwerkelijk aangegaan worden. Het betreffen daarmee ook artikelen
waarop de realisaties zich niet goed laten voorspellen en begroten.
Vraag 20
Kunt u tevens reflecteren op de constatering dat het bedrag aan uitgaven 169,9 miljoen euro
aan overschrijdingen omvat, op de begrotingsartikelen 2, 11 en 12? Hoe kunnen deze
slotverschillen verklaard worden?
Antwoord op vraag 20
Zoals gemeld en nader toegelicht in de Slotwet zijn op begroting 9B Financiën in 2020
in totaal € 1.373 mln. minder uitgaven gedaan, dan begroot in de 2e suppletoire begroting.
Op begroting 9A Nationale Schuld zijn € 153 mln. meer uitgaven gedaan, dan begroot
in de 2e suppletoire begroting. Beide zijn een saldo van plussen en minnen. De plussen
laten zich per artikel als volgt verklaren:
• Op artikel 2 Financiële Markten zijn € 16 mln. meer uitgaven gedaan dan begroot. Dit
komt primair doordat er in 2020 via DNB minder munten in omloop gebracht dan dat er
uit omloop zijn teruggekomen. Als gevolg daarvan heeft DNB het afgelopen jaar per
saldo een bedrag van € 31,6 mln. aan nominale waarde van in de markt uitgezette munten
uit de schatkist ontvangen. Het in circulatie brengen van euromunten leidt tot ontvangsten
voor de Staat en leidt tegelijkertijd tot een schuld aan het publiek. Zodra munten
uit circulatie terugkeren, dient de Staat de nominale waarde van deze munten via DNB
terug te geven. Op voorhand is niet te voorspellen of de nominale waarde van de in
circulatie zijnde munten in enig jaar zal toe- of afnemen. Vandaar dat, zoals toegelicht
in de ontwerpbegroting 2020, in de begroting een stelpost van nul is opgenomen.
• Op artikel 11 Financiering staatschuld zijn € 35 mln. meer uitgaven gedaan dan begroot
en op artikel 12 Kasbeheer zijn € 118 mln. meer uitgaven gedaan dan begroot. Het gaat
hier om artikelen waarop de uitvoering van het staande beleid en/of de autonome acties
van andere partijen bepalen hoeveel uitgaven en verplichtingen er daadwerkelijk aangegaan
worden. Het betreffen daarmee ook artikelen waarop de realisaties zich niet goed laten
voorspellen en begroten. In de veegbrief 2020 is aangekondigd dat de uiteindelijke
realisaties kunnen afwijken van de 2e suppletoire begroting.
Vraag 21
Kunt u reflecteren op de uitspraak van de Algemene Rekenkamer dat de bedrijfsvoering
voortgang boekt, maar nog niet in control is?
Antwoord op vraag 21
De vraag betreft treft de reeds bestaande onvolkomenheden, uit het Verantwoordingsonderzoek
2019 van de AR.
In 2020 heeft Financiën maatregelen getroffen om de onvolkomenheden van de AR (verder)
op te lossen. Het verbetertraject van deze onvolkomenheden heeft echter veelal een
meerjarige doorloop. De coronacrisis, thuiswerken en de ontwikkelingen rondom de kinderopvangtoeslag
hebben veel gevraagd van de organisatie, waardoor geplande verbeteractiviteiten niet
altijd konden worden uitgevoerd. Dat alles kwam bovenop bestaande programma’s om de
bedrijfsvoering te verbeteren.
De AR bepleit dat de Belastingdienst tijd en een zekere mate van rust nodig heeft
om de bedrijfsvoering op orde te krijgen. Bij deze constatering sluit ik mij aan.
Vraag 22
Kunt u aangeven hoe u de zes onvolkomenheden die in de bedrijfsvoering van het Ministerie
van Financiën zijn ontdekt gaat aanpakken?
Antwoord op vraag 22
In 2020 heeft Financiën de monitoring van de verbetermaatregelen voor de onvolkomenheden
in de bedrijfsvoering verder versterkt. De daarbij gekozen methode bestaat uit een
aantal stappen. Eerst wordt in overleg met de AR de zogenaamde GAP vastgesteld; hierin
wordt op basis van het AR-rapport vastgesteld welke stappen moeten worden gezet om
de onvolkomenheid weg te werken. Deze stappen worden ook gepland in de tijd opdat
kan worden bezien binnen welke termijn een onvolkomenheid kan worden weggewerkt. Via
de planning & controlcyclus wordt de voortgang vervolgensgerapporteerd. In een speciaal
daartoe ingestelde monitoringscommissie, onder voorzitterschap van de directeur Financieel-Economische
Zaken wordt met de betrokken dienstonderdelen de voortgang verder gevolgd.
Tenslotte wordt de ministerstaf op basis van de voortgang en de gesprekken daarover
in de monitoringscommissie eveneens geïnformeerd.
De gekozen aanpak wordt inmiddels gezien als een best-practice.
Vraag 23
Kunt u aangeven of, en zo ja, hoe u opvolging gaat geven aan de constatering van de
Algemene Rekenkamer dat er onvoldoende invulling is gegeven aan het voorafgaand toezicht
op risicoregelingen en de centrale coördinatie van het financieel beheer?
Vraag 25
Bent u voornemens om de procedures rondom het uitvoeren van het voorafgaand toezicht
op risicoregelingen te verduidelijken? En zo ja, op welke punten?
Antwoord op vragen 23 en 25
Het kabinet heeft, met brede instemming van het parlement, een bewuste keuze gemaakt
om met grote snelheid een steunpakket voor de economie (waaronder risicoregelingen)
in te richten. Deze aanpak heeft ertoe geleid dat de overheid burgers en bedrijven
snel steun kon bieden, maar dit betekende ook dat in sommige gevallen niet alle procedures
gevolgd konden worden. Mijn ministerie is daarom aan de slag gegaan met het verder
verbeteren van het besluitvormingsproces rond risicoregelingen, zodat voor alle betrokkenen
binnen dit proces de taken en verantwoordelijkheden duidelijk zijn. Ik wil benadrukken
dat de meerderheid van de leningen en garanties conform het Beleidskader risicoregelingen
tot stand is gekomen.
Over het voorafgaand toezicht risicoregelingen kan ik melden dat mijn departement
een andere invulling geeft aan het voorafgaand toezicht op risicoregelingen dan de
Algemene Rekenkamer heeft geïnterpreteerd. Met betrekking tot de onvolkomenheid «toezichtfunctie
financieel beheer rijksoverheid» moet namelijk een onderscheid gemaakt worden tussen
het voorafgaand toezicht in het Beleidskader risicoregelingen en het voorafgaand toezicht
zoals vastgelegd in art. 4.12, lid 2 Comptabiliteitswet 2016. Door het gebruik van
dezelfde term («voorafgaand toezicht») is verwarring ontstaan over de invulling hiervan
met betrekking tot risicoregelingen. Mijn ministerie werk eraan om deze verwarring
in de toekomst te voorkomen. Met de huidige werkwijze van het afstemmen van toetsingskaders
wordt door departementen voldaan aan de invulling van voorafgaand toezicht zoals in
het Beleidskader risicoregelingen is bedoeld. Dit is de werkwijze vanaf het moment
dat het Beleidskader risicoregelingen van kracht werd bij de instelling van de Begrotingsregels
2018–2022.
Vraag 24
Kunt u tevens aangeven hoe u beter grip kunt krijgen op de inzet van fiscale regelingen?
Antwoord op vraag 24
Het kabinet zal strenger toezien op de naleving van het toetsingskader bij de evaluaties
van bestaande regelingen en de beoordeling van nieuwe fiscale regelingen. Onderdeel
daarvan is dat behalve de noodzaak van de regeling zelf, ook wordt gekeken of de regeling
niet beter als subsidie aan de uitgavenkant kan worden vormgegeven. Daarnaast houdt
een goede toepassing van het toetsingskader in dat indien een fiscale regeling wel
wordt vormgegeven aan de inkomstenkant, er vaker dient te worden gekozen voor een
horizonbepaling, zodat regelingen niet oneindig blijven doorlopen.
Vraag 25
Bent u voornemens om de procedures rondom het uitvoeren van het voorafgaand toezicht
op risicoregelingen te verduidelijken? En zo ja, op welke punten?
Antwoord op vraag 25
Zie antwoord op vraag 23
Vraag 26
Hoe kunt u waarborgen dat bij mogelijk toekomstige crises tekortkomingen in het financieel
beheer van ministeries eerder opgepakt kunnen worden?
Antwoord op vraag 26
• Door de bijzondere situatie in het afgelopen jaar zijn sommige tekortkomingen in het
financieel beheer nadrukkelijker naar voren gekomen. Verbeterpunten komen naar voren
in de verantwoordingsonderzoeken, waarna de verantwoordelijke departementen ermee
aan de slag gaan.
• We hebben geleerd van de coronacrisis en deze lessen zijn de basis voor verbeteringen
met betrekking tot het financieel beheer in tijden van crisis. Zo gaan we bijvoorbeeld
meer duidelijkheid creëren over het toezicht op risicoregelingen.
• Het oplossen van onvolkomenheden heeft tijd nodig, zeker bij weerbarstige problematiek.
• Elke bewindspersoon is verantwoordelijk voor het financieel beheer van het eigen departement.
Uiteraard zal ik vanuit mijn systeemverantwoordelijkheid volgen hoe onvolkomenheden
op het terrein van de financiële bedrijfsvoering worden opgepakt.
Vraag 27
Kunt u aangeven hoe er werk wordt gemaakt van het aantrekken van voldoende IT-specialisten
en financiële middelen om het bestaande IT-landschap in stand te houden, verouderde
systemen te moderniseren en applicaties te vernieuwen en verbeteren?
Antwoord op vraag 27
De Belastingdienst spant zich op verschillende manieren in om IT-specialisten aan
te trekken. Deze doelgroep is een zeer belangrijk, wat maakt dat bovenop de reguliere
wervingsinspanningen initiatieven worden ontplooid op de arbeidsmarkt en alternatieve
vormen van werving worden ingezet. Zo zijn er specifieke (online) doelgroepcampagnes,
wordt er gebruik gemaakt van «sourcing» voor schaarse expertises, wordt «headhunten»
ingezet voor specifieke functies en gebruiken we «referral recruitment». Ook zijn
er traineeships, duale HBO trajecten en «ICT bootcamps» opgezet. Dit alles om te laten
zien dat de Belastingdienst een aantrekkelijk werkgever is voor IT-ers. De Belastingdienst
blijft ook voor de toekomst nieuwe activiteiten ontplooien op de arbeidsmarkt om voldoende
IT-specialisten aan te trekken. Binnen de begroting van de Belastingdienst zijn middelen
beschikbaar om deze activiteiten te ontplooien.
Vraag 28
Kunt u aangeven waarom de twee aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer uit 2019 om
de manier waarop het ministerie omgaat met informatiebeveiligingsincidenten te verbeteren
nog niet zijn opgevolgd?
Antwoord op vraag 28
Zie vraag 11
Vraag 29
Welke financiële risico’s worden er nu gelopen zolang de controle op de rechtmatigheid
van de eindafrekening garantieregeling herverzekering leverancierskredieten niet op
orde is?
Antwoord op vraag 29
De huidige ontvangsten en uitgaven uit hoofde van de herverzekering hebben een tijdelijk karakter en zijn op de begroting van Financiën opgenomen als voorschotten. De voorschotten
zijn nog onderhevig aan de eindcontrole van de externe accountant, die in het voorjaar
van 2022 plaats zal vinden. De bevinding richt zich enkel op de ontvangsten, en niet
de uitgaven, van de Staat. Op dit moment is de beleidsdirectie in samenspraak met
de ADR en de externe accountant in gesprek over aanvullende werkzaamheden om meer
zekerheid te krijgen over deze ontvangsten.
Vraag 30
Hoe beoordeelt u de effectiviteit van het Toetsingskader fiscale regelingen?
Antwoord op vraag 30
Het toetsingskader fiscale regelingen zet beleidsmakers er toe aan kritisch na te
denken over het probleem, of en welk instrument ingezet moet worden en wat de gevolgen
hiervan zijn. In de praktijk is het toetsingskader onvoldoende nageleefd, hierop zal
ik strenger toezien. Tevens wordt er momenteel gewerkt aan een Rijksbrede herziening
van het integraal afwegingskader (IAK) om de toepassing ervan Rijksbreed te verbeteren.
Vraag 31
Hoe verklaart u dat slechts 4,2 procent van de uitbetalingen van de compensatie voor
gedupeerde ouders in de toeslagenaffaire over 2020 heeft plaatsgevonden?
Antwoord op vraag 31
De Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) is per 2020 formeel van start gegaan.
In de maanden daarna is er gewerkt aan een verdere inrichting van het proces. Nieuwe
medewerkers zijn geworven en opgeleid. Op de organisatie kwamen veel nieuwe taken
af waarvoor beleid moest worden ontwikkeld en werkinstructies voor medewerkers moesten
worden gemaakt. Tegelijkertijd is in deze opbouwfase gestart met het helpen van de
gedupeerde ouders. In juli 2020 heeft een pilot gedraaid en zijn de eerste 108 ouders
geholpen. Uit die pilot bleek dat beoordeling van gedupeerde ouders complexer was
dan voorzien. In de maanden daarna is er gewerkt aan een verdere inrichting van het
proces, zodat per 1 november de beoordeling van gedupeerde ouders verder kon worden
opgepakt, en zijn (met uitzondering van de 108 ouders in juli) de eerste uitbetalingen
gedaan.
Vraag 32
Hoe sorteert u, gezien de huidige tekortkomingen binnen de Uitvoeringsorganisatie
Herstel Toeslagen (UHT), voor op de risico’s die bestaan voor een snelle afhandeling
van de compensatieregeling voor gedupeerde ouders, in acht nemend dat naast de publieke
schulden nu ook de private schulden van gedupeerden zullen worden overgenomen en dit
mogelijk kan leiden tot verdere vertraging?
Antwoord op vraag 32
Het kabinet wil de ouders die zich bij UHT gemeld hebben en gedupeerd blijken te zijn
ruimhartig compenseren en hen verder helpen met het weer op de rails krijgen van hun
leven. Onderdeel hiervan is ook het overnemen van de publieke schulden van de ouders.
Daarnaast heb ik het voornemen om private schulden kwijt te schelden. De medewerkers
van UHT hebben de expertise en de motivatie om aan deze processen een bijdrage te
leveren. Met de uitvoering van de 30K regeling na het Catshuisakkoord, heeft UHT aangetoond
in staat te zijn om in korte tijd een nieuwe werkstroom binnen de organisatie op te
zetten en zo grote groepen gedupeerde ouders te kunnen helpen. Binnenkort zal een
herijking van de planning voor 2021 plaats vinden.
Vraag 33
Hoe beoordeelt u het commentaar van de Algemene Rekenkamer dat de UHT niet is opgezet
als crisisorganisatie, te veel bezig is met de organisatie zelf en te weinig met het
oplossen van het probleem?
Antwoord op vraag 33
In haar Verantwoordingsonderzoek 2020 over het jaarverslag van het Ministerie van
Financiën heeft de Algemene Rekenkamer geconcludeerd dat UHT onvoldoende als crisisorganisatie
is opgezet en opereert. Ik ben dankbaar voor de inzichten van de Rekenkamer op deze
punten. Het kabinet werkt continu aan de verbetering van de slagkracht en effectiviteit
van UHT en de organisatie daaromheen. Hiervoor hebben in 2020 meerdere onderzoeken
en doorlichtingen plaatsgevonden, waaruit concrete verbeterpunten naar voren kwamen
die zo veel mogelijk omarmd zijn. Dat zal ook in 2021 gebeuren. UHT blijft zoeken
naar organisatorische en praktische verbeteringen om gedupeerden sneller en efficiënter,
maar wel zo veel mogelijk persoonlijk te kunnen helpen. In dit kader zal het kabinet
de conclusies van de Rekenkamer ter harte nemen en waar mogelijk verbeteringen in
de UHT-organisatie doorvoeren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
M. Schukkink, adjunct-griffier