Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 791 Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek BES inhoudende dat er in de verzorging en opvoeding van een kind geen plaats is voor het gebruik van geestelijk of lichamelijk geweld jegens of van enige andere vernederende behandeling van kinderen in de verzorging en opvoeding
Nr. 5 VERSLAG
Vastgesteld 4 juni 2021
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, belast met het voorbereidend onderzoek
van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het
voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen
zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet
genoegzaam voorbereid.
INHOUDSOPGAVE
blz.
I.
ALGEMEEN
1
1.
Inleiding
1
2.
Hoofdlijnen van het voorstel
2
2.1
Algemeen
2
2.2
Uitbreiding tot de BES-eilanden
2
3.
Het huidige (wettelijke) stelsel op de BES
3
4.
Gevolgen
3
5.
Advies en consultatie
4
6.
Overig
4
I. ALGEMEEN
1. Inleiding
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de wijziging van
Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek BES inhoudende dat er in de verzorging en opvoeding
van een kind geen plaats is voor het gebruik van geestelijk of lichamelijk geweld
jegens of van enige andere vernederende behandeling van kinderen in de verzorging
en opvoeding (hierna: het wetsvoorstel). Zij onderschrijven het belang van de explicitering
dat er geen plek is voor geweld in de opvoeding. Zij benadrukken dat, naast een duidelijke
wettelijke verankering, het vormgeven van de benodigde voorlichting en hulpverlening
van groot belang is. Deze leden vragen de regering dan ook om vaart te zetten achter
het opzetten van de meld- en adviespunten voor huiselijk geweld.
Voornoemde leden lezen in de memorie van toelichting dat het Besluit verplichte meldcode
huiselijk geweld en kindermishandeling niet van toepassing is in Caribisch Nederland.
Zij vragen waarom dat niet het geval is en op welke wijze is vastgelegd wanneer en
hoe men een melding van huiselijk kan doen. Deze leden vragen ook op welke wijze de
voorlichting over deze nieuwe wet zal worden vormgegeven.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van onderhavig
wetsvoorstel. Zij achten het van belang, dat zeker op een punt als geweld in de opvoeding
van kinderen, er geen ruimte bestaat over wat is toegestaan en wat niet, ook op de
BES-eilanden. Met de uitbreiding van artikel 247 van Boek 1 Burgerlijk Wetboek BES
wordt er een duidelijke norm gesteld, zo menen voornoemde leden. Zij zijn ook verheugd
te lezen dat de regering voornemens is om kinderen te betrekken bij de invulling van
het (lopende) beleid conform het verzoek van de Kinderombudsman. De bovengenoemde
leden hebben nog enkele vragen over het wetsvoorstel.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met grote belangstelling kennisgenomen
van het voorstel van wet dat voorligt. Voornoemde leden zien met instemming dat hiermee
uitvoering wordt gegeven aan de motie van het lid Van der Graaf c.s. (Kamerstuk 35 300 IV, nr. 29) om met een dergelijk wetsvoorstel te komen. Zij vinden het van belang dat in het
gehele Koninkrijk kinderen beschermd worden tegen geweld, ook in de opvoeding. Het
is een belangrijke stap dat na Europees Nederland, Sint-Maarten, Aruba en CuraƧao,
nu ook voor de BES-eilanden een verbodsbepaling in de wet wordt voorgesteld. Voornoemde
leden hebben behoefte aan het stellen van enkele nadere vragen.
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden
vinden het met de regering van belang dat niet de suggestie bestaat dat geweld in
de opvoeding in de openbare lichamen geaccepteerd is, terwijl het in het Europees
deel van Nederland niet toegestaan is. Een eenduidige regeling ligt daarom voor de
hand.
2. Hoofdlijnen van het voorstel
2.1 Achtergronden bij de Europees Nederlandse wetsgeschiedenis
De leden van de SGP-fractie vragen de regering om aan te geven in hoeverre de verwachting
tijdens de wetsbehandeling in 2006, dat een beroep op het ouderlijk tuchtigingsrecht
door wijziging van het Burgerlijk Wetboek niet meer geaccepteerd zou worden, is uitgekomen.
Deze leden hebben de indruk dat in de jurisprudentie in specifieke omstandigheden
bijvoorbeeld nog steeds wordt uitgegaan van een verantwoorde corrigerende tik in het
kader van het ouderlijk tuchtigingsrecht, waarbij de frequentie, de aard van de handeling
en de intensiteit een rol kunnen spelen.
2.2 Uitbreiding tot de BES-eilanden
De leden van de ChristenUnie-fractie zien dat in het voorgestelde gewijzigde artikel
247 lid 2 Burgerlijk wetboek BES enkel wordt gesproken over het verbod op geweld voor
ouders. Artikel 248 expliciteert dat hier ook voogden en verzorgden onder mogen worden
verstaan. Zeker gezien de pedagogische context op de BES-eilanden, achten deze leden
dit een belangrijke toevoeging. Zij vragen de regering om in de communicatie rondom
de invoering van deze wet deze brede reikwijdte ook nadrukkelijk onder de aandacht
te brengen. Voorts vragen voornoemde leden wat de precieze werking van dit wetsvoorstel
is op bijvoorbeeld scholen, kinderopvanginstellingen en sportverenigingen
3. Het huidige (wettelijke) stelsel op de BES
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar de voortgang van de realisatie van
advies- en meldpunten huiselijk geweld en kindermishandeling. Zij lezen dat najaar
2020 is gestart met het gefaseerd opzetten van een meldpunt in Bonaire. Ook lezen
zij dat voor Saba en Sint-Eustatius wordt toegewerkt naar het gefaseerd opzetten van
een meldpunt in het eerste kwartaal van 2021. Wat is de actuele stand van zaken? Zijn
de meldpunten reeds operationeel en wordt hier ook al gebruik van gemaakt?
De voornoemde leden vragen of zij het juist zien dat er geen meldcode is voor huiselijk
geweld en kindermishandeling op de BES en er ook geen juridische verplichting daartoe
bestaat. Zij vragen de regering inzicht te geven in de afwegingen om hier vooralsnog
niet toe over te gaan en of er niet alsnog toe zou kunnen worden overgegaan. Genoemde
leden merken daarbij ook op dat op een eiland met een hechte gemeenschap, het lastig
kan worden gevonden melding te maken van (mogelijke) kindermishandeling. Kan een meldcode,
en een wettelijke verplichting, hier niet juist in helpen?
Voorts vragen de bovengenoemde leden of niet breder aanleiding is om tot een Jeugdwet
voor de BES te komen. Zij denken daarbij ook aan de wijze van inrichting van jeugdzorg
momenteel. Doordat de zwaardere jeugdzorg bij het ministerie is gelegd, en de lichtere
jeugdzorg een lokale verantwoordelijkheid is, wordt niet in alle gevallen direct overgegaan
tot de zorg die het beste bij een kind past. Hoe kunnen blokkades worden weggenomen
en zou een Jeugdwet hier een oplossing voor kunnen bieden?
De leden van de SGP-fractie constateren dat de regering wel de regeling van het Burgerlijk
Wetboek gelijk wil trekken, maar dat op andere onderwerpen die te maken hebben met
het bestrijden van kindermishandeling, verschillen blijven bestaan, waaronder de meldcode.
Deze leden vragen waarom ook bij andere wettelijke regelingen inzake kindermishandeling
niet actiever getoetst wordt of deze ook in de openbare lichamen van toepassing moeten
zijn, nu de regering aan eenduidigheid zegt te hechten.
4. Gevolgen
De leden van de CDA-fractie lezen dat het wetsvoorstel hoofdzakelijk normstellend
van aard is. De verduidelijking van de verantwoordelijkheid van ouders/verzorgers
en wat deze verantwoordelijkheid betekent ten aanzien van geweld in de opvoeding is
van meerwaarde, zo menen de leden van de CDA-fractie. Deze leden vragen de regering
in dat kader wel of het wetsvoorstel niet ook andere gevolgen heeft. Is er op basis
van dit wetsvoorstel meer mogelijk in het kader van preventie en opvoedondersteuning
zo vragen de bovengenoemde leden. In dat kader vragen deze leden of de introductie
van een soortgelijk artikel 1:247 lid 2 Burgerlijk Wetboek in het Europese deel van
Nederland positieve gevolgen heeft gehad in de (uitvoerings)praktijk en of deze positieve
gevolgen ook verwacht kunnen worden op de BES-eilanden na invoering van onderhavig
wetsvoorstel.
Daarnaast vragen de voorgenoemde leden zich af of deze wetstoevoeging en verduidelijking
ook behulpzaam kunnen zijn in rechtszaken c.q. het kunnen komen tot een veroordeling.
Of is hier niet direct een verband mee c.q. een knelpunt, zo vragen deze leden.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat het wetsvoorstel een aanknopingspunt
voor professionals biedt om het gesprek over kindermishandeling aan te gaan. Zij vragen
de regering of professionals hiervoor al voldoende zijn toegerust, of dat aanvullende
ondersteuning nodig is. Voornoemde leden delen de constatering dat de norm als een
steun in de rug voor kinderen dient. Zij vragen hoe ook scholen worden bekendgemaakt
met deze wetswijziging en hoe om te gaan wanneer zij signalen horen of zien van (mogelijke)
kindermishandeling of geweld in de opvoeding.
De leden van de SGP-fractie benoemen dat de regering de mogelijkheden schetst die
het wetsvoorstel biedt om kindermishandeling te bestrijden en te voorkomen. Zij vragen
de regering te reflecteren op de ervaringen die sinds 2007 zijn opgedaan met de wet.
In hoeverre is het beoogde effect van de wet opgetreden? Heeft de toevoeging aan het
Burgerlijk Wetboek bijgedragen aan het bestrijden van kindermishandeling en ervaren
hulpverleners de regeling als een duidelijke meerwaarde?
5. Advies en Consultatie
De leden van de ChristenUnie-fractie sluiten zich aan bij het pleidooi van de Kinderombudsman
om ook aanvullend maatregelen te treffen om kindermishandeling blijvend tegen te gaan.
Welke kansen biedt voorliggend wetsvoorstel om de huidige aanpak te versterken? Voornoemde
leden vragen of het wetsvoorstel expliciet ter consultatie is voorgelegd bij de besturen
en eilandsraden van de BES-eilanden.
6. Overig
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of afdoende helder is hoeveel kinderen
momenteel te maken hebben met geweld in de opvoeding en hoe monitoring tot stand komt.
Is de regering bereid, in elk geval de eerste jaren, te rapporteren over de voortgang
van de aanpak van huiselijk geweld en dus ook de effectiviteit van voorliggend wetsvoorstel?
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
De griffier van de commissie, Brood
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
A.M. Brood, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.