Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde Agenda voor de JBZ-Raad van 7-8 juni 2021 (Kamerstuk 32317-685)
2021D20872 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd over de volgende stukken:
• Geannoteerde agenda voor de JBZ-Raad van 7–8 juni (Kamerstuk 32 317, nr. 685);
• Verslag van de formele JBZ-raad van 11–12 maart 2021 (Kamerstuk 32 317, nr. 682);
• Fiche: Verordening met wijzigingen Ecris-TCN en interoperabiliteit t.b.v. voorgestelde
vreemdelingenscreening (Kamerstuk 22 112, nr. 3084);
• Consultatie: Digitalisation of cross-border judicial cooperation (Kamerstuk 22 112, nr. 3100).
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
De adjunct-griffier van de commissie, Koerselman
Inhoudsopgave
blz.
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
1.
Vragen en opmerkingen vanuit de VVD-fractie
2
2.
Vragen en opmerkingen vanuit de D66-fractie
3
3.
Vragen en opmerkingen vanuit de CDA-fractie
3
4.
Vragen en opmerkingen vanuit de SP-fractie
4
II.
Reactie van de bewindspersonen
6
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
1. Vragen en opmerkingen vanuit de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda voor de JBZ-raad van 7 en 8 juni 2021. Zij stellen graag nog enkele vragen
over de inzet van de regering.
Geannoteerde agenda voor de JBZ-Raad van 7–8 juni 2021
Bestrijding van illegale content online in de context van de Digital Services Act
(DSA)
De leden van de VVD-fractie vragen of u kunt toelichten hoe het bestrijden van illegale
content online zich verhoudt tot de aanpak van terroristische en kinderpornografische
content online. Welke mogelijkheden biedt de DSA om salafistische content online te
verwijderen? Zou de zorgplicht waar u voor pleit ook strekken tot het verwijderen
van dergelijke salafistische content?
E-evidence
De leden van de VVD-fractie vragen u of u de laatste stand van zaken kunt geven met
betrekking tot het e-evidencepakket. Welke ontwikkelingen zijn er sinds de vorige
JBZ-raad geweest in het kader van de triloog over het e-evidencepakket?
Oprichting van het Europees Openbaar Ministerie (EOM)
De leden van de VVD-fractie vragen hoeveel gedelegeerde Europese aanklagers zijn benoemd
op 1 juni 2021 en uit welke lidstaten deze afkomstig zijn. Ook vragen zij welke lidstaten
nu nog een voordracht moeten doen voor benoeming van gedelegeerde Europese aanklagers
bij het EOM. Daarnaast vragen deze leden welke belemmeringen er zijn voor het EOM
om effectief op te treden, nu sommige lidstaten nog geen kandidaten voor benoeming
hebben voorgedragen.
Kernelementen voor het openbaar ministerie inclusief met betrekking tot justitiële
samenwerking in strafzaken
De leden van de VVD-fractie vragen of u de laatste stand van zaken kunt geven met
betrekking tot de evaluatieronde inzake de wederzijdse erkenning van vonnissen en
rechterlijke beslissingen, waarin ook het kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van
13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel (EAB) en de procedures van
overlevering tussen de lidstaten (het kaderbesluit EAB) en andere kaderbesluiten worden
geëvalueerd. Wanneer kan de Kamer worden geïnformeerd over de uitkomsten van deze
evaluatie en worden deze uitkomsten ook meegenomen in het WODC-onderzoek? Ook vragen
deze leden wat u vindt van het tenuitvoerleggen van het EAB in het licht van rechtstatelijke
omstandigheden in andere landen. Daarnaast vragen deze leden hoe de rechtsstatelijke
omstandigheden in andere landen worden gewogen bij de toetsing van overlevering op
grond van een EAB.
Overige onderwerpen
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Europese Commissie bij de vorige JBZ-raad
de EU-toetsingscyclus van de rechtsstaat heeft toegelicht. Valt te voorzien dat er
een nieuwe stand van zaken wordt gegeven? Bent u voornemens tijdens de JBZ-raad mogelijkheden
te benutten zich uit te spreken over de zorgen over de rechterlijke onafhankelijkheid
in Polen? Zo nee, op welke momenten bent u voornemens dit op korte termijn aan de
orde te stellen?
2. Vragen en opmerkingen vanuit de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de
bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken op 7–8 juni 2021, en willen
u nog enkele vragen voorleggen.
Geannoteerde agenda voor de JBZ-Raad van 7–8 juni 2021
Oprichting EOM
De leden van de D66-fractie zijn verheugd te lezen dat implementatiewetgeving in Nederland
in werking is getreden en dat de Nederlandse aanklagers reeds sinds 1 maart jl. actief
zijn. Deze leden kijken uit naar de eerste verslaglegging betreffende de werking van
het EOM in het algemeen en de ervaringen van de aanklagers in het bijzonder. Wanneer
kan de Kamer een dergelijke rapportage verwachten?
Wijziging oprichtingsverordening EU-agentschap voor de grondrechten («FRA»)
De leden van de D66-fractie lezen dat u stelt in te kunnen stemmen met de nu voorliggende
tekst die bij een akkoord aan Raadszijde aan het Europees parlement zal worden voorgelegd
voor instemming met deze verordening van de Raad. Deze leden vragen u een nadere toelichting
te geven bij de bezwaren die u in de geannoteerde agenda aanvoert bij de voor een
akkoord voorliggende compromistekst voor de verordening «toepasselijk recht derdenwerking
cessie van vorderingen», waarover u aangeeft voornemens te zijn in de Raad tegen te
stemmen. Denkt u in het Europees parlement steun te vinden voor de positie van Nederland?
Graag krijgen deze leden hierop een reactie.
3. Vragen en opmerkingen vanuit de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de stukken op de agenda van dit
schriftelijk overleg.
Geannoteerde agenda voor de JBZ-Raad van 7–8 juni 2021
Cessie
De leden van de CDA-fractie constateren dat het voorzitterschap tijdens de Raad een
algemene oriëntatie wil bereiken waar Nederland zich niet in kan vinden. Een reden
die hiervoor wordt gegeven, is dat bij verschillende (kleinere) lidstaten cessie amper
speelt, waardoor men geen belang heeft bij tegenstemmen. Deze leden vragen u wat er
nodig is voor een blokkerende minderheid en ook hoe u de gevolgen inschat, als er
een akkoord wordt bereikt op de algemene oriëntatie zoals die wordt voorgelegd. Deze
leden vragen of dit ingrijpende gevolgen zal hebben op de wijze waarop cessie in Nederland
is geregeld.
Bestrijding van illegale content online in de context van de DSA
De leden van de CDA-fractie delen uw opvatting dat een zorgplicht ook zou moeten gelden
voor hostingbedrijven die geen online platform in de zin van de DSA zijn. In dat kader
vragen de leden of op dit punt niet gekeken kan worden naar samenwerking met lidstaten
die er hetzelfde over denken om op dat punt alvast werk te maken van wet- en regelgeving.
De leden van de CDA-fractie vragen in dat kader hoe ver u bent met nationale wet-
en regelgeving die instrumentarium moet geven om hostingbedrijven en platforms die
criminele activiteiten faciliteren aan te pakken.
Oprichting van het EOM
De leden van de CDA-fractie lezen dat er rondom de laatste stand van zaken wat betreft
het Europees Openbaar Ministerie nog geen onderliggend document beschikbaar is. Deze
leden vragen of de hoofdaanklager geslaagd is in het voornemen om op 1 juni te starten.
Ook vragen deze leden of het document rondom de laatste stand van zaken gedeeld kan
worden met de Kamer, bijvoorbeeld als bijlage bij de beantwoording, zodra deze beschikbaar
is.
4. Vragen en opmerkingen vanuit de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
JBZ-Raad. Daarover en over aanverwante thema’s hebben zij diverse vragen.
Geannoteerde agenda JBZ-Raad 7–8 juni 2021
Kernelementen voor het openbaar ministerie inclusief met betrekking tot justitiële
samenwerking in strafzaken
De leden van de SP-fractie willen uitgebreid stilstaan bij de overleveringen van verdachten
aan andere Europese landen middels de Overleveringswet (Olw). Hierover stelden deze
leden op 27 mei jl., samen met de leden van de PvdA-fractie, ook al schriftelijke
vragen.1 De leden van de SP-fractie waren altijd al kritisch op het stelsel van overleveringen,
maar concluderen dat de EU nu in een nieuwe fase is beland waarin het stelsel in zijn
huidige vorm nauwelijks houdbaar is.
De situatie is op dit moment namelijk problematisch wanneer het gaat om overleveringen
aan Polen. Lidstaten kunnen er niet meer blindelings van uitgaan dat de Poolse rechtsstaat
onafhankelijk is. Verdachten lopen het risico om in een politiek proces te belanden.
Nederland staat echter machteloos in het beperken van overleveringen aan Polen, want
vanwege de justitiële samenwerking op basis van wederzijds vertrouwen is het lastig
voor Nederlandse rechters om overlevering tegen te houden. Zo blijkt ook uit een recente
zaak waarin een 66-jarige man die afhankelijk is van medicijnen tien jaar nadat hij
als verdachte is aangemerkt, naar Polen zal worden overgeleverd.2 De bewijslast om aan te tonen dat de verdachte een reële kans heeft dat zijn mensenrechten,
in casu het recht op een eerlijk proces, worden geschonden ligt namelijk bij hem.
Maar dat is een onmogelijke taak voor een verdachte of diens vertegenwoordiger. Dit
roept allerlei vragen op bij deze leden. Ten eerste zouden deze leden graag van u
willen horen hoeveel mensen op dit moment in een soortgelijke situatie zitten en hoeveel
verdachten de afgelopen periode al zijn overgeleverd aan Polen. Waarom levert Nederland
eigenlijk nog steeds verdachten uit aan een land waar serieuze twijfels over de onafhankelijkheid
van de rechterlijke macht zijn gerezen? Acht u het ook mogelijk dat wanneer de rechtsstaat
van een land wordt afgebroken, er een moment aankomt dat er niet langer sprake kan
zijn van wederzijds vertrouwen en dat overleveringen opgeschort dan wel beëindigd
dienen te worden? Bent u bereid om tijdens de voorgenomen standpuntuitwisseling over
overleveringen namens Nederland in te brengen dat rechters, wanneer vaststaat dat
een rechtsstaat niet meer van voldoende kwaliteit is, overleveringen op kunnen schorten
dan wel beëindigen? Acht u rechters, advocaten en verdachten in staat om te beoordelen
of er in individuele gevallen een reële kans op een oneerlijk proces bestaat? Zo nee,
denkt u dat hier een rol weggelegd is voor de regering?
De leden van de SP-fractie benadrukken ook graag acties te zien van de Nederlandse
regering om garanties te eisen voor de onderdanen, indien er echt geen juridische
gronden zijn overleveringen te weigeren. Dus als een Nederlander aan Polen overgeleverd
wordt, welke garanties worden dan geëist om een eerlijk proces te verzekeren en om
de gezondheidssituatie van betrokkene in de gaten te houden, en de duur van het voorarrest
te maximeren en/of zo spoedig mogelijk weer terug te laten keren naar Nederland? Hoe
gaat u daarvoor zorgen? Graag krijgen deze leden een reactie op deze belangrijke vragen.
De leden van de SP-fractie hebben ook vragen over de Poolse rechtsstaat zelf. Het
Constitutionele Hof in Polen dreigt zichzelf boven het Hof van Justitie van de Europese
Unie (HvJ-EU) te plaatsen.3 Een dergelijk uitspraak zou tot veel juridische onzekerheid leiden. Dat leidt tot
de volgende vragen. Volgt u deze ontwikkelingen? Zou deze uitspraak op de lange termijn
ook consequenties voor Nederland kunnen hebben? Hoe zit het met de uitvoering van
de motie-Groothuizen c.s. over onderzoek om Polen voor het HvJ-EU te dagen (Kamerstuk
35 570-VI, nr. 58)? U gaf aan dat er bij gelijkgestemde lidstaten geen animo was om Polen voor het
HvJ-EU te dagen, maar kunt u aangeven wat nu de stand van zaken is? Zijn er redenen
om aan te nemen dat daar nu wel animo voor is? Denkt u dat de beslissing van het Poolse
Constitutioneel Hof om uitspraken van het HvJ-EU te kunnen overrulen, voorzien voor
15 juni, daar wel aanleiding toe zou kunnen zijn? Graag ontvangen deze leden hierop
een reactie.
Oprichting van het Europees Openbaar Ministerie (EOM)
De leden van de SP-fractie betreuren dat vandaag het Europees Openbaar Ministerie
van start gaat. Deze leden hebben zich altijd tegen de komst van dit orgaan verzet.
Wat deze leden betreft is het een historische stap richting centralisatie (op het
terrein van justitie). Deze leden hebben nog altijd hun zorgen over de competenties
van het EOM en verwaarlozing van de taken van lidstaten ten gunste van het EOM. De
Europese Unie gaat zich nu met nationale strafvervolging bemoeien, al is het gelukkig
vooralsnog op een beperkt aantal terreinen. Kunt u toelichten hoe de activiteiten
van het EOM gemonitord worden en hoe de Kamer daarvan op de hoogte gaat worden gehouden?
Deze leden willen deze onverstandige stap graag goed in de gaten kunnen houden.
Europees civiele beschermingsmechanisme
De leden van de SP-fractie willen ook graag hun bedenkingen meegeven over het Europese
civiele beschermingsmechanisme. Nederland draagt namelijk, via de Europese bijdrage,
miljoenen bij aan dat mechanisme om tot een sterke collectieve respons op rampen te
komen, terwijl dit volgens deze leden veel beter op basis van samenwerking en goede
afspraken tussen de omringende lidstaten georganiseerd kan worden. Tegelijk komt Nederland
nu in de knoei met de vrijwillige brandweer, juist vanwege een Europese richtlijn
waarmee die sterke collectieve respons op rampen juist ondermijnd wordt. Hoe kijkt
u tegen deze tegenstelling aan? Bent u bereid om het pleidooi van negen brandweerorganisaties
uit Duitsland, Frankrijk, Oostenrijk, Nederland, Finland, Estland, Litouwen, Slovenië
en Hongarije te laten horen in de JBZ-raad om de vrijwilligheid van hulpverleningsdiensten
te behouden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat kunnen we dan precies verwachten?
Fiche: Verordening met wijzigingen Ecris-TCN en interoperabiliteit t.b.v. voorgestelde
vreemdelingenscreening
De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het fiche betreffende
de Verordening met wijzigingen Ecris-TCN en interoperabiliteit ten behoeve van de
voorgestelde vreemdelingenscreening. Daarover hebben deze leden enkele vragen. Wat
vindt u ervan dat de Europese Commissie het nalaat om impact assessments uit te voeren?
Hoe beoordeelt u de eerdere impact assessment van het Europees parlement over de bredere
inzet van Ecris-TCN? Denkt u dat de twee kritiekpunten uit die EP-impact assessment
ook op dit voorstel van toepassing zouden kunnen zijn? Zo nee, waarom niet? Wat denkt
u dat de meerwaarde van de informatie uit het Ecris-TCN is voor de screening van vreemdelingen
aan de grens? Graag krijgen deze leden hierop een reactie.
Overige onderwerpen
De leden van de SP-fractie vragen graag opnieuw aandacht voor het invorderen van verkeersboetes
op (vracht)auto’s met buitenlandse kentekens, of beter gezegd: het gebrek aan boetes.
Snelheidsovertredingen worden nog wel bekeurd, maar als je niet uit België, Zwitserland
of Duitsland komt, dan is het praktisch onmogelijk om een parkeerboete te krijgen.
Erkent u dat het heel raar is dat feitelijk maar aan bestuurders uit drie landen parkeerboetes
worden opgelegd? Klopt het dat dit is, omdat slechts met België, Duitsland en Zwitserland
aanvullende verdragen zijn gesloten teneinde het tenuitvoerleggen van deze boetes
te vergemakkelijken? Zo ja, waarom is dat alleen met deze drie landen geregeld? Waarom
is dit niet EU-breed geregeld? Erkent u voorts dat het leggen van een wielklem bij
buitenlandse kentekenhouders, niet afkomstig uit België, Duitsland of Zwitserland,
in de praktijk geen alternatief is voor het opleggen van een boete, omdat voor het
leggen van een wielklem vaak voldaan moet worden aan aanvullende plaatselijke eisen,
waar vaak niet aan voldaan wordt, of er niet voldoende gemeentelijke handhaving is
om daadwerkelijk op te treden? Wat gaat u hier aan doen? Bent u ook bereid in Europees
verband te kijken of samen opgetrokken kan worden met meer landen? Zo ja, wat gaat
u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
II. Reactie van de bewindspersonen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
G.B. Koerselman, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.