Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 790 Verandering in de Grondwet van de bepaling inzake de onschendbaarheid van het brief-, telefoon- en telegraafgeheim
Nr. 5 VERSLAG
Vastgesteld 28 mei 2021
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek
van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt Verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen
tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging
over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.
1. Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel
verandering in de Grondwet van de bepaling inzake de on-schendbaarheid van het brief-,
telefoon- en telegraafgeheim. Met de omschrij-ving «Ieder heeft recht op eerbiediging
van zijn brief – en telecommuni-catiegeheim» worden ook moderne en toekomstige vormen
van communicatie beschermd en wordt de bepaling in de Grondwet techniekonafhankelijk.
Met dat voorstel krijgen ook e-mail en andere vormen van telecommunicatie grondwettelijke
bescherming. De leden van de VVD-fractie achten dat een goede zaak. Het wetsvoorstel
geeft de leden van de VVD-fractie geen aanleiding tot het stellen van vragen aan de
regering.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij begrijpen
de noodzaak van het moderniseren van artikel 13 van de Grondwet. Het artikel diende
ooit als doel om de communicatie via de post de telegraaf te beschermen. Nu in een
digitaal verbonden samenleving het gros van de com-municatie via andere kanalen loopt,
is een techniek-onafhankelijke formulering noodzakelijk. Deze leden hanteren als uitgangspunt
dat communicatie vertrou-welijk dient te zijn. Ongeacht het middel dat daarvoor gebruikt
wordt. De voorgenoemde leden merken op dat in de eerste lezing van de grondwets-wijziging
beraadslaagd is over enkele aanscherpingen en verduidelijking van de grondwetsbepaling.
Zij wensen de regering daarover nog enkele vragen te stellen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel
om de reikwijdte van de onschendbaarheid van het brief-, telefoon- en telegraafgeheim
dat is neergelegd in artikel 13 Grondwet, uit te breiden naar alle communicatiemiddelen.
Deze leden onderkennen met de regering, dat de grondwettelijke bescherming van het
brief- en telecommunicatiegeheim een adequate formulering behoeft, die onafhankelijk
is van de technologische vormgeving.
De leden van de fractie van de SP hebben de grondwetswijziging gelezen en zijn ten
aanzien van de eerste lezing niet van mening veranderd. Zij zien geen aanleiding voor
het maken van verdere opmerkingen.
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel.
Er leeft bij hen een enkele nieuwe vraag.
2. Verticale en horizontale werking
De leden van de D66-fractie memoreren dat de werking van het brief- en telecommunicatiegeheim
in het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State (TK 33 989, nr. 4) en in bij de behandeling in de eerste lezing aan de orde is geweest. Het voorstel
zoals het aanvankelijk in consultatie ging, bevatte een specifieke bepaling over de
horizontale doorwerking. Dat betekent dat het brief- en telecommunicatiegeheim zich
niet alleen de verhouding burger en overheid betreft, maar ook tussen burger en derden.
In dat licht kan gedacht worden aan bijvoorbeeld online collectieven, bedrijven of
andere staten, die (in staat zijn om) communicatiegegevens (te) onderscheppen. De
regering heeft destijds de bepaling uit het voorstel geschrapt. Inmiddels is er meer
bekend over de dreiging van ongewenste actoren die in Nederland actief zijn. Door
aftappen van informatie tot het nestelen in de communicatie-infrastructuur om direct
over telecommunicatie-informatie te beschikken. Deze leden vragen de regering te reflecteren
de verticale en horizontale werking van het brief- en telecommunicatiegeheim. Borgt
het voorgestelde grondwetartikel de horizontale doorwerking van het brief- en telecommunicatiegeheim?
Hoe is of wordt deze bescherming in de wetgeving uitgewerkt?
De leden van de SGP-fractie constateren dat sinds de mondeling behandeling van het
wetsvoorstel in de Tweede Kamer inmiddels ruim vier jaren zijn verstre-ken. In die
periode hebben zich ook nieuwe vragen en problemen voorgedaan als het gaat om de bescherming
van de communicatie en de digitale veiligheid van de burger, niet alleen in relatie
tot de overheid maar zeker ook in de relatie tussen burgers onderling, waaronder grote
marktpartijen. Zijn er volgens de regering nog zaken die nieuw licht werpen op de
inhoud en bedoeling van het wetsvoorstel?
3. Reikwijdte
De leden van de D66-fractie merken voorts op dat in de eerste lezing is beraad-slaagd
over de onderdelen die vallen onder het brief- en telecommunicatie-geheim. Zij vragen
de regering te verhelderen welke onderdelen wel en niet onder het brief- en telecommunicatiegeheim
vallen. Betreft het alleen de inhoud van de communicatie of bijvoorbeeld ook de opslag
van communicatie-gegevens en verkeersdata?
4. Gronden voor inbreuk
De leden van de D66-fractie lezen dat de regering voorstelt dat «het belang van de
nationale veiligheid» het criterium is waarbij een door de wet aangewezene – zonder
rechterlijke toetsing – inbreuk mag plegen op het brief- en telecommunicatiegeheim.
Deze leden vragen hoe ruim de beoordelingsruimte van een door de wet aangewezene is
in de beoordeling of een inbreuk in het belang van de nationale veiligheid is? Is
het mogelijk dat een door de wet aangewezene een zaak die niet in het belang van een
democratische samen-leving is, desalniettemin beschouwt als een belang van de nationale
veiligheid? Is het mogelijk dat er inbreuk wordt gepleegd op het brief- en telecommunica-tiegeheim
van een journalist of een klokkenluider als een door de wet aangewezene van oordeel
is dat de inbreuk in het belang van de nationale veiligheid is? Kan de regering een
overzicht verstrekken van allen die bij of krachtens een wet reeds zijn aangewezen
of zullen worden aangewezen?
De fungerend voorzitter van de commissie, Martin Bosma
De adjunct-griffier van de commissie, Hendrickx
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Martin Bosma, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
F.M.J. Hendrickx, adjunct-griffier
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen | Niet deelgenomen |
---|---|---|---|
VVD | 34 | Voor | |
D66 | 24 | Voor | |
PVV | 17 | Voor | |
CDA | 14 | Voor | |
PvdA | 9 | Voor | |
SP | 9 | Voor | |
GroenLinks | 8 | Voor | |
PvdD | 6 | Voor | |
ChristenUnie | 5 | Voor | |
FVD | 5 | Voor | |
DENK | 3 | Voor | |
Groep Van Haga | 3 | Voor | |
JA21 | 3 | Voor | |
SGP | 3 | Voor | |
Volt | 2 | Voor | |
BBB | 1 | Voor | |
BIJ1 | 1 | Niet deelgenomen | |
Fractie Den Haan | 1 | Voor | |
Gündogan | 1 | Niet deelgenomen | |
Omtzigt | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.