Lijst van vragen : Lijst van vragen, gesteld aan de regering, over het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2020 bij het Ministerie van Financiën en Nationale Schuld (Kamerstuk 35830-IX-2)
2021D20236 LIJST VAN VRAGEN
De vaste commissie voor Financiën heeft over de brief van de Algemene Rekenkamer van
19 mei 2021 inzake de resultaten van het verantwoordingsonderzoek over 2020 Ministerie
van Financiën (IXB) en Nationale Schuld (IXA) (Kamerstuk 35 830 IX, nr. 2) de navolgende vragen ter beantwoording aan de Minister van Financiën voorgelegd.
De voorzitter van de commissie, Tielen
De adjunct-griffier van de commissie, Schukkink
Nr.
Vraag
1.
Wat vindt u van het oordeel van de Algemene Rekenkamer dat bij compensatieregeling
voor de gedupeerden van de kinderopvangtoeslag beperkt aandacht is geweest voor M&O-beleid?
2.
Wat is de stand van zaken omtrent het verschil in mening over de informatievoorziening
aan het parlement, en de noodzaak artikel 4.7 van de Comptabiliteitswet 2016 te verduidelijken,
dat is ontstaan als gevolg van het Verantwoordingsonderzoek 2019?
3.
Dreigt door de toeslagenaffaire en de aandacht voor de menselijke maat en de ruimhartige
compensatie uit vrees voor een nieuwe, soortgelijke toestand de aandacht voor misbruik
en oneigenlijk gebruik een ondergeschoven kindje te worden, in het licht van de constatering
van de Algemene Rekenkamer dat bij het besluit over de aangekondigde compensatieregeling
(forfait 30.000 euro) van 22 december 2020 geen zichtbare aandacht is geweest voor
de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van het M&O-beleid van deze nieuwe regeling?
4.
Betekent het komende jaren nog altijd niet op orde zijn van de ICT, waardoor onvoldoende
hulpmiddelen aanwezig zijn om gemotiveerde keuzes te kunnen maken voor het toezicht
op de naleving van wet- en regelgeving, dat de Belastingdienst komende jaren ten aanzien
van het toezicht op het naleven van regelgeving inzake schenk- en erfbelasting in
het duister tast?
5.
Hoe is het mogelijk dat de meeste initiatieven om de ICT te verbeteren nog in de planningsfase
verkeren, waarbij een opsomming aan gapende onvolkomenheden een gapend gat vormt dat
met ambitieuze voornemens moet worden gedicht?
6.
Hoeveel jaren kost het de Belastingdienst om de ICT op orde te krijgen en kunt u garanderen
dat de systemen dan ook werken?
7.
Nu de ideale handhavingsstrategie van de Belastingdienst (regie nemen over het toepassen
van de handhavingsmix) in geen geval een consequente en over de hele linie toegepaste
praktijk is, mag het advies van de Algemene Rekenkamer hierover worden beschouwd als
theoretische notie die niet alleen feitelijk mijlenver van de feitelijke handhavingsstrategie
is verwijderd maar die ook in de toekomst een volstrekt onrealistisch ideaalbeeld
schetst van de wijze waarop de Belastingdienst zou dienen te functioneren?
8.
Welk vertrouwen kan nog worden gesteld in het vermogen van de Belastingdienst inzake
alles wat met handhaving te maken heeft, als de Algemene Rekenkamer constateert dat
zowel de ICT rammelt, dat de handhavingsstrategie niet werkt en dat een instrument
als een fraudesignaleringsvoorziening in strijd is met de Algemene Verordening Gegevensbescherming
(AVG), terwijl de stoplap van een tijdelijke signalenvoorziening nog in de maak is?
9.
Welke consequenties trekt u uit het treurig stemmende beeld dat de Algemene Rekenkamer
schetst over een Belastingdienst die beleidsmatig en beheersmatig geen raad weet met
toezicht, handhaving en fraudebestrijding, waarbij het ingezette instrumentarium ook
nog eens strijdig is met de wet?
10.
Hoeveel tijd heeft de Belastingdienst nog nodig, in aanmerking genomen het gegeven
dat de problemen groot zijn en oplossingen tijd vragen, gelet op bijvoorbeeld het
gegeven dat de Algemene Rekenkamer sinds 2015 al rapport na rapport heeft gepresenteerd
waarin wordt geconstateerd dat de Belastingdienst tijd nodig heeft?
11.
Kunt u een bevredigende verklaring verstrekken voor het achterwege blijven van het
opvolgen van aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer gedaan in het Verantwoordingsonderzoek
2019 over het beheersen van de risico's van informatiebeveiliging, waarvan u eerder
heeft aangegeven dat u deze zult opvolgen?
12.
Is de problematiek van het niet toepassen van het toetsingskader voor fiscale regelingen
beperkt tot het Ministerie van Financiën, of heeft ook de Tweede Kamer onvoldoende
inzicht hierin?
13.
Bent u voornemens de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer over het alleen inzetten
van fiscale regelingen als deze a) onlosmakelijk zijn verbonden met de heffingsstructuur
van de belastingwetgeving en b) aantoonbaar de meest effectieve en doelmatige manier
zijn om bepaalde beleidsdoelen te bereiken, over te nemen?
14.
Bent u voornemens de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer over te nemen om in alle
gevallen wanneer fiscale regelingen niet onlosmakelijk zijn verbonden met de heffingsstructuur
van de belastingwetgeving óf niet aantoonbaar de meest doeltreffende en doelmatige
manier zijn om bepaalde beleidsdoelen te bereiken, deze fiscale regelingen af te schaffen
of te vervangen door alternatieve regelingen (bijvoorbeeld subsidies, heffingen of
wettelijke regulering)?
15.
Wat vindt u van de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer dat deze zich zelfs kan
voorstellen dat afzien van overheidsinterventie als het gaat om het inzetten van fiscale
regelingen ook tot het keuzerepertoire kan behoren?
16.
Kunt u aangeven welke signalen zijn ontstaan na het stopzetten van de Fraudesignaleringsvoorziening
(FSV)?
17.
Wanneer kan de Kamer een integrale en uitvoerige kabinetsreactie tegemoet zien op
alle door de Algemene Rekenkamer gesignaleerde onvolkomenheden en gedane aanbevelingen?
18.
Kunt u toelichten waaruit volgens u het grijze gebied bestaat dat ontstaan is als
gevolg van het (publiekelijk) aankondigen van de compensatieregeling voor gedupeerden?
Op welke wijze kan dat volgens u worden opgelost in een breder gesprek over uitwerking
van het verplichtingenbegrip? Ziet u hierbij een rol voor het parlement als medewetgever?
19.
Kunt u reflecteren op de constatering van de Algemene Rekenkamer dat het bedrag aan
verplichtingen dat in het Jaarverslag 2020 van het Ministerie van Financiën en Nationale
Schuld is opgenomen een overschrijding omvat van 2.263,5 miljoen euro op de begrotingsartikelen 1,
2, 5, 11 en 12? Hoe kunnen deze slotverschillen verklaard worden?
20.
Kunt u tevens reflecteren op de constatering dat het bedrag aan uitgaven 169,9 miljoen euro
aan overschrijdingen omvat, op de begrotingsartikelen 2, 11 en 12? Hoe kunnen deze
slotverschillen verklaard worden?
21.
Kunt u reflecteren op de uitspraak van de Algemene Rekenkamer dat de bedrijfsvoering
voortgang boekt, maar nog niet in control is?
22.
Kunt u aangeven hoe u de zes onvolkomenheden die in de bedrijfsvoering van het Ministerie
van Financiën zijn ontdekt gaat aanpakken?
23.
Kunt u aangeven of, en zo ja, hoe u opvolging gaat geven aan de constatering van de
Algemene Rekenkamer dat er onvoldoende invulling is gegeven aan het voorafgaand toezicht
op risicoregelingen en de centrale coördinatie van het financieel beheer?
24.
Kunt u tevens aangeven hoe u beter grip kunt krijgen op de inzet van fiscale regelingen?
25.
Bent u voornemens om de procedures rondom het uitvoeren van het voorafgaand toezicht
op risicoregelingen te verduidelijken? En zo ja, op welke punten?
26.
Hoe kunt u waarborgen dat bij mogelijk toekomstige crises tekortkomingen in het financieel
beheer van ministeries eerder opgepakt kunnen worden?
27.
Kunt u aangeven hoe er werk wordt gemaakt van het aantrekken van voldoende IT-specialisten
en financiële middelen om het bestaande IT-landschap in stand te houden, verouderde
systemen te moderniseren en applicaties te vernieuwen en verbeteren?
28.
Kunt u aangeven waarom de twee aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer uit 2019 om
de manier waarop het ministerie omgaat met informatiebeveiligingsincidenten te verbeteren
nog niet zijn opgevolgd?
29.
Welke financiële risico’s worden er nu gelopen zolang de controle op de rechtmatigheid
van de eindafrekening garantieregeling herverzekering leverancierskredieten niet op
orde is?
30.
Hoe beoordeelt u de effectiviteit van het Toetsingskader fiscale regelingen?
31.
Hoe verklaart u dat slechts 4,2 procent van de uitbetalingen van de compensatie voor
gedupeerde ouders in de toeslagenaffaire over 2020 heeft plaatsgevonden?
32.
Hoe sorteert u, gezien de huidige tekortkomingen binnen de Uitvoeringsorganisatie
Herstel Toeslagen (UHT), voor op de risico’s die bestaan voor een snelle afhandeling
van de compensatieregeling voor gedupeerde ouders, in acht nemend dat naast de publieke
schulden nu ook de private schulden van gedupeerden zullen worden overgenomen en dit
mogelijk kan leiden tot verdere vertraging?
33.
Hoe beoordeelt u het commentaar van de Algemene Rekenkamer dat de UHT niet is opgezet
als crisisorganisatie, te veel bezig is met de organisatie zelf en te weinig met het
oplossen van het probleem?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
M. Schukkink, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.