Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst vragen en antwoorden
35 763 Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2021 (Vierde incidentele suppletoire begroting inzake Coronamaatregelen)
Nr. 3
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 21 mei 2021
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm
van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 22 april 2021 voorgelegd aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport. Bij brief van 20 mei 2021 zijn ze door de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De fungerend voorzitter van de commissie, Agema
Adjunct-griffer van de commissie, Krijger
Vraag 1:
Kan in het vervolg een duidelijker relatie worden gelegd tussen de tabel met de belangrijkste
mutaties en de toelichting op die mutaties in de afzonderlijke artikelen, bijvoorbeeld
door te verwijzen naar de tabel met de belangrijkste mutaties, of door dezelfde benaming
te gebruiken of door onder de tabel al een toelichting te geven waar die belangrijkste
mutaties zijn terug te vinden?
Antwoord:
Om de gevraagde relatie aan te geven zal in de tabel per regel een verwijzing naar
de desbetreffende artikelen worden opgenomen. Daarnaast zal onder de tabel worden
verwezen naar de toelichting op de beleidsartikelen.
Vraag 2:
Kan cijfermatig aangegeven worden hoe de middelen à 1,1 miljard euro voor toegangstesten
zoals genoemd in de brief aan de Kamer (25 295, nr. 1131) zich verhouden tot de in de begroting van VWS en de in deze begrotingswijziging
opgenomen middelen?
Antwoord:
Het bedrag van 1,1 miljard euro was het totaalbedrag dat in eerste instantie was geraamd
voor spoor 2a om door middel van toegangstesten de samenleving weer te heropenen.
Of het geraamde bedrag van 1,1 miljard euro nodig zal zijn hangt af van de daadwerkelijke
besluitvorming door het kabinet (wanneer en hoelang is toegangstesten nodig/nuttig,
mede in relatie tot het epidemiologisch beeld), de hoeveelheid benodigde testen en
de prijsstelling. Het kabinet heeft hiermee gekozen voor gefaseerde besluitvorming
(en toekenning van de middelen op de VWS-begroting). Naar verwachting zullen de totale
kosten aanzienlijk lager uitvallen, vermoedelijk tussen de 500–700 miljoen.
In de betreffende brief (Kamerstukken II, 2020/21, 25 285 nr. 1131) is beschreven dat de besluitvorming en de financiering per fase geschiedt. Uw Kamer
is door middel van deze vierde incidentele begroting geïnformeerd over de middelen
voor fase 0 (5,1 mln). De middelen voor fase 1 en 2 (resp. 71,4 mln e 151,6 mln) zijn
in de zesde incidentele suppletoire begroting 2021 opgenomen die uw Kamer recentelijk
heeft ontvangen (Kamerstukken II 2020/21, 35 815, nr. 1). Er wordt per fase een meer specifieke begroting gemaakt, waardoor deze vaak afwijkt
van de meer algemene raming zoals hierboven weergegeven. Veelal vallen deze begrotingen
lager uit. De specifieke begrotingen zijn leidend voor de Incidentele Suppletoire
Begrotingen en zijn gebaseerd op de daadwerkelijke verwachte realisatie in die fase.
Hoe deze middelen zich verhouden tot het totaal aan middelen voor testcapaciteit,
die tot nu toe voor 2021 zijn toegevoegd aan de VWS-begroting, verwijs ik naar het
antwoord op vraag 17.
Vraag 3:
Is een deel van de middelen voor toegangstesten al besteed of zijn daarvoor verplichtingen
aangegaan en waarom is daarvoor niet gewacht op toestemming vanuit de Kamer?
Antwoord:
De opdracht voor de opstartfase (fase 0) aan Stichting Open Nederland is op 22 februari
jl. formeel verstrekt door de Minister van VWS in afstemming met de bewindslieden
van EZK en OCW – dit is in mijn brief aan uw Kamer op 23 februari jl. gemeld (Kamerstukken
II 2020/21, 25 295, nr. 995). De opdracht voor het vervolg is woensdag 14 april jl. aan de Stichting verstrekt.
Waarbij de overeenkomsten tussen het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
en Stichting Open Nederland tevens op 14 april jl. zijn gedeeld met uw Kamer. De opdrachten
zijn formeel aangegaan na akkoord door het kabinet. Uw Kamer is middels deze vierde
incidentele begroting geïnformeerd over de middelen voor fase 0. Hierbij is aangegeven
dat vooruitlopend op autorisatie het Kabinet het in het belang van het Rijk noodzakelijk
acht om verplichtingen aan te kunnen gaan cf. artikel 2.27, tweede lid, Comptabiliteitswet.
De middelen voor fase 1 en 2 zijn in de zesde incidentele suppletoire begroting 2021
opgenomen die uw Kamer recentelijk heeft ontvangen (Kamerstukken II 2020/21, 35 815, nr. 1). Zoals hierboven aangegeven volgt er – alvorens met een volgende fase gestart kan
worden – steeds een beslismoment in de Ministeriële Commissie Corona. Dit is zowel
voor fase 0 als fase 1 en 2 gebeurd.
Vraag 4:
Wat is het benodigde bedrag indien de eigen bijdrage voor een test bij het heropenen
van de samenleving gereduceerd wordt van maximaal 7,50 euro naar 0 euro?
Antwoord:
In de raming van 1,1 miljard euro zoals deze met uw Kamer is gedeeld is nog geen rekening
gehouden met een eigen bijdrage van 7,50 euro.
Inmiddels is uw Kamer akkoord gegaan met het wetsvoorstel Tijdelijke wet Toegangsbewijzen
COVID-19. Uw Kamer heeft ook het amendement van het lid Bikker c.s. aangenomen dat
regelt dat de kosten voor het toegangstesten voor rekening van de overheid komen.
Daarom worden er geen baten voor de eigen bijdrage opgenomen.
Vraag 5:
Kunt u een uitsplitsing maken van de bedragen die begroot zijn voor fieldlabs voor
wetenschappelijk onderzoek, de testperiode van de toegangstesten en de daadwerkelijke
kosten voor het implementeren van de toegangstesten?
Antwoord:
De begroting zoals deze nu is opgesteld loopt tot 31 augustus 2021. Het betreft hier
dus de geraamde middelen die nodig zijn voor het opbouwen van de testcapaciteit en
het feitelijk testen.
De fieldlabs vormen geen apart onderdeel van de begroting van VWS. De testcapaciteit
die voor spoor 2a wordt opgezet wordt tot aan de inwerkingtreding van de wetgeving
met betrekking tot de toegangstesten gedeeltelijk benut voor de fieldlabs. Het Ministerie
van EZK betaalt de onderzoeksondersteuning ter waarde van 3,6 miljoen euro en VWS
stelt de testen hiervoor beschikbaar vanuit de beschikbare totale middelen.
Vraag 6:
Wat is de prijs per test die is begroot?
Antwoord:
Voor de exploitatie van de pilotfase rekent SON met een voorlopige prijs per test,
de definitieve hoogte vindt plaats op basis van nacalculatie. Deze prijs varieert
per fase onder andere door het aantal testen waarover de kosten kunnen worden verdeeld.
Gemiddeld is nu geraamd met een prijs in fase 0 en 1 van 30 euro per test. De prijs
is voor de volgende fasen naar beneden bijgesteld, mede als gevolg van schaalvergroting
en aanbesteding. Overigens zijn niet alle kosten meegenomen in deze prijs, maar betreft
het alleen de exploitatiekosten.
Vraag 7:
Betreffen de mutaties aan GGD’en en veiligheidsrisico’s (van 267 miljoen euro), zoals
weergegeven in de tabel met de belangrijkste mutaties (tabel 2.1), specifiek de uitgaven
aan GGD-GHOR, zoals weergegeven in artikel 1 onder 2. Ziektepreventie en dan opdrachten?
Zo ja, betreft dat de volledige 267 miljoen euro? Zo nee, wat betreffen die mutaties
aan GGD'en en veiligheidsrisico’s dan wel?
Antwoord:
De 267 miljoen euro is in zijn totaliteit bestemd voor de GGD-GHOR. Met de GGD-GHOR
zijn dienstverleningsovereenkomsten (DVO’s) opgesteld waarin de opdrachten van de
GGD-GHOR vastgesteld zijn ten behoeve van de coronacrisis-bestrijding. Het gaat hier
onder andere om werkzaamheden vanuit het klant contact center, ondersteuning bij het
bron- en contactonderzoek of ondersteuning bij vaccinaties. De financiële benodigdheden
van deze werkzaamheden worden ook vastgelegd in de DVO’s.
Vraag 8:
Waarom is voor 267 miljoen euro gekozen als bedrag om aanvullend beschikbaar te stellen
aan de GGD’en en veiligheidsrisico’s? Zou een hoger aanvullend bedrag ervoor zorgen
dat het proces van vaccinatie en/of testen soepeler of sneller zou kunnen verlopen?
Antwoord:
De 267 miljoen euro is beschikbaar gesteld voor de werkzaamheden van de GGD-GHOR.
Zij ondersteunen onder ander bij de werkzaamheden zoals genoemd in de vraag. Deze
middelen zijn benodigd voor de werkzaamheden die zij uitvoeren en zijn vastgelegd
in dienstverleningsovereenkomsten, zie ook het antwoord op vraag 7. Een hoger bedrag
reserveren leidt niet tot versnelling van het proces.
Vraag 9:
Waar in de tabellen aangaande de budgettaire gevolgen van beleid zijn de negatieve
mutaties voor het jaar 2022 te vinden die gepresenteerd zijn in tabel 2, onder 12)
en om welke middelen gaat dat hier?
Antwoord:
De negatieve mutaties betreffen zowel bijstellingen vanwege lagere uitgaven en bijstellingen
van ontvangsten. Voor de aanschaf en distributie van persoonlijke beschermingsmiddelen
betreft het een mutatie van 11 miljoen euro vanwege ontvangsten vanuit betaling aan
het RIVM door de ziekenhuizen voor de aanschaf van het medicijn Remdesivir. Deze mutatie
is vorig jaar verwerkt in de 4e incidentele suppletoire begroting 2020. Voor de Overige maatregelen betreft de negatieve
mutatie van 8 miljoen euro een saldering van budget voor werkzaamheden van het Landelijk
Centrum Geneesmiddelen (LCG) en ontvangsten van de zorgverzekeraars in verband met
de aanschaf van antilichamen. Deze mutaties zijn verwerkt in de 4e incidentele suppletoire begroting 2021.
Vraag 10:
Kunt u een nadere uitsplitsing maken van de kosten zoals die begroot zijn voor de
GGD'en en veiligheidsregio's (maatregel A2, tabel 1 in de memorie van toelichting)?
Antwoord:
In tabel 1 onder maatregel A2 staat 267 miljoen euro. Dit bedrag is begroot voor de
werkzaamheden van de GGD-GHOR. In de afronding gaat het in zijn totaliteit om de middelen
die begroot zijn voor de GGD-GHOR. Het betreft Klant Contactcenter (9 miljoen euro),
bron- en contactonderzoek (143,8 miljoen euro), coördinatietaken (12,4 miljoen euro),
CoronIT (20,7 miljoen euro), het landelijk serviceloket teststraten (76,7 miljoen
euro) en overige kosten (3,96 miljoen euro). Voor de veiligheidsregio’s zijn geen
extra middelen begroot.
Vraag 11:
Kunt u van alle uitgaven die op deze begroting bestemd zijn voor testcapaciteit een
uitsplitsing maken per testspoor, dus spoor 1, spoor 2a, spoor 2b, et cetera en daarbinnen
een uitsplitsing van wel en niet aanbestede middelen?
Antwoord:
Ten behoeve van de testcapaciteit is 2,36 miljard euro begroot voor de inkoop van
verschillende testcapaciteit in deze 4e ISB 2021. De 2,36 miljard euro wordt onder andere besteed aan de inkoop van testen
en testmaterialen en het contracteren van laboratoria. Dit betreft niet alleen PCR-testen
en antigeentesten, maar ook innovatieve testen zoals de LAMP en ADEM test. Zie vraag
20 voor een nadere uitsplitsing. De verschillende testsoorten worden in de verschillende
sporen ingezet. Het is niet zo dat een specifieke test wordt ingekocht ten behoeve
van een specifiek spoor. Daarnaast zijn in de vierde incidentele suppletoire begroting
apart de kosten opgenomen voor de toegangstesten in spoor 2a; zie hiervoor beantwoording
vraag 2.
Er zijn op verschillende momenten inkopen gedaan voor testcapaciteit. Daar waar mogelijk
is een beroep gedaan op de uitzondering van dwingende spoed als bedoeld in de Aanbestedingswet,
die het mogelijk maakt om tot enkelvoudig onderhandse gunning over te gaan. De Kamer
is over alle inkopen en contracten geïnformeerd middels onder andere de stand van
zaken Covid-19 brief van 13 april (Kamerstuk II 2020/21, 25 295 nr. 1105). Uw Kamer is middels de Stand van zakenbrief Covid-19 van 23 februari (Kamerstukken
II 2020/21, 25 295, nr. 995) geïnformeerd over de voortgang van de activiteiten in spoor 2a.De wijze waarop de
opdrachtverstrekking voor spoor 2a is verlopen is uitgebreid toegelicht in mijn brief
van 14 april jl. (Kamerstukken II 2020/21, 25 295, nr. 1131).
Vraag 12:
Betreft maatregel A7 (tabel 1 van de memorie van toelichting) aangaande testcapaciteit
zowel uitgaven voor testen in het kader van de bestrijding van het coronavirus (via
de GGD) als voor het heropenen van de samenleving? Zo ja, kan hiervan een uitsplitsing
worden gemaakt?
Antwoord:
Het betreft zowel testcapaciteit in het kader van de bestrijding van het coronavirus
via de GGD’en (spoor 1) als voor het heropenen van de samenleving (spoor 2a). In beide
sporen wordt gebruik gemaakt van verschillende testmethoden. Voor spoor 1 verwijs
ik naar de Roadmap van de GGD/GGD-GHOR die ik 13 april jl. aan uw Kamer heb gestuurd
als bijlage bij de Stand van Zaken brief (Kamerstuk II, 2020/21 25 295, nr.1105). In spoor 2a wordt toegewerkt naar een testcapaciteit van 400.000 testen per dag,
waarvan 225.000 antigeentesten. De feitelijke inzet van de testmethoden kan per dag
verschillen, afhankelijk van de testbehoefte.
Vraag 13:
Kan bij maatregel A7 (tabel 1 van de memorie van toelichting) aangaande testcapaciteit
een uitsplitsing worden gemaakt (ook per testspoor) in de type kosten, zoals exploitatie,
testmateriaal per type test, personeel, locatiehuur, laboratoria en overige onkosten,
die per testspoor worden gemaakt?
Antwoord:
Wat betreft spoor 1 (testen ter bestrijding van het virus) zijn alleen de kosten voor
testmaterialen en contracteren laboratoria opgenomen. De overige kosten waar U naar
vraagt, lopen via de meerkostenregeling, wat een bevoorschotting betreft aan de GGD’en.
De definitieve afrekening voor 2020 vindt plaats in september 2021. Dan zullen de
daadwerkelijke kosten bekend zijn.
Wat betreft spoor 2a verwijs ik u naar de brief van 14 april jl. (Kamerstukken II
2020/21, 25 295, nr. 1131) en de daarbij behorende achtergrondstukken. Hiervan zal totaal ca. 900 miljoen euro
via de Stichting lopen voor realisatie en exploitatie van toegangstesten. Het resterende
bedrag is bestemd voor de kosten van antigeentesten en de opbouw van XL-straten voor
de ademtesten en LAMP. Meer gedetailleerde kostenoverzichten zijn hierbij niet te
geven in verband met bedrijfsgevoeligheid.
Vraag 14:
Op basis waarvan is het benodigde bedrag voor de GGD-GHOR bepaald en is dat voldoende
om de komende maanden het coronavirus effectief te kunnen bestrijden?
Antwoord:
De middelen die begroot zijn voor de GGD-GHOR zijn vastgesteld in overleg met de organisatie.
De taken die de organisatie uitvoert zijn in samenwerking tussen VWS en de GGD-GHOR
vastgelegd in verschillende Dienstverleningsovereenkomsten. Voor de GGD-GHOR is 267
miljoen euro begroot tot 1 juli 2021. Een raming voor een langere periode is niet
realistisch, gezien de onvoorspelbaarheid van het coronavirus en de epidemiologische
situatie.
Vraag 15:
Kan een uitsplitsing gegeven worden van de bedragen bij de «opdrachten» ziektepreventie
(totaal zo’n 3,1 miljard euro) over de verschillende posten?
Antwoord:
De gevraagde uitsplitsing wordt weergegeven in onderstaande tabel.
Opdrachten ziektepreventie (bedragen x € 1.000)
2021
Beveiliging distributie en het transport vaccins
38.720
Communicatiemiddelen Corona Tester
4.900
GGD GHOR: Klant contact center
8.993
GGD GHOR: Bron en contactopsporing
143.842
GGD GHOR: Corona divers
12.434
GGD GHOR; CoronIT
20.689
GGD GHOR: Digitale randvoorwaarden
3.960
GGD GHOR: Landelijk Serviceloket teststraten
76.687
Ophogen budget Vaccins
430.000
Testen spoor 2a – fase 0
5.040
Quarantaine-check
534
Testen covid-19
2.364.000
Totaal
3.109.799
Vraag 16:
Betreffen de mutaties aan GGD’s en veiligheidsrisico’s (van 267 miljoen euro), zoals
weergegeven in de tabel met de belangrijkste mutaties op pagina 2, specifiek de uitgaven
aan GGD-GHOR, zoals weergegeven in artikel 1 onder 2 Ziektepreventie en dan opdrachten?
Zo ja, betreft dat de volledige 267 miljoen euro? Zo nee, wat betreffen die mutaties
aan GGD’s en veiligheidsrisico’s dan wel?
Antwoord:
De 267 miljoen euro betreffen de middelen die nodig zijn bij de GGD-GHOR bij het uitvoeren
van haar taken. Er is voor de uitvoering van de taken 267 miljoen euro begroot tot
1 juli 2021. De volledige 267 miljoen euro betreft dus enkel de GGD-GHOR.
Vraag 17:
Kan er een gedetailleerde uitsplitsing gegeven worden van het totaal aan middelen
voor testcapaciteit en de middelen die toegevoegd worden met deze begrotingswijziging?
Antwoord:
De gevraagde uitsplitsing en de met deze begrotingswijziging toegevoegde middelen
staan weergegeven in onderstaande tabel.
Totaal testcapaciteit (bedragen x € 1.000)
2021
Uitbreiding van testcapaciteit/laboratoria
ISB3 2020
405.000
Sneltesten
ISB4 2020
652.000
RIVM i.v.m. testen
ISB4 2020
54.000
Uitbreiding van testcapaciteit
ISB4 2020
264.000
Tegemoetkoming werkgevers voor testen werknemers (spoor 2)
ISB3 2021
544.500
Spoor 2a fase 0
ISB4 2021
5.040
Uitbreiding testcapaciteit
ISB4 2021
2.364.000
Totaal
4.288.540
Vraag 18:
Kunt u uitleggen hoe de passage onder het kopje «Testen spoor 2a – fase 0» zich verhoudt
tot de tabellen in de begroting van VWS over de begrote middelen?
Antwoord:
Testen spoor 2a heeft als doel het testen om de samenleving (verder) te heropenen.
Het kabinet besluit steeds per fase om de testcapaciteit al dan niet verder op te
schalen. Dit betekent dat ook de financiering per fase loopt. Uw Kamer wordt dan ook
per fase geïnformeerd over de financiële consequenties. In de vierde incidentele suppletoire
begroting is uw Kamer geïnformeerd over fase 0. In de zesde incidentele suppletoire
begroting 2021, die recentelijk naar uw Kamer is verzonden (Kamerstukken II, 2020/21,
35 815, nr 1), zijn fase 1 en 2 budgettair verwerkt.
Vraag 19:
Voor de «fase 0» van het spoor 2a van het testen is nu een bedrag opgenomen, maar
kunt u ook inschatten in hoeverre voor volgende fasen ook middelen benodigd zijn en
waarom deze nog niet zijn opgenomen in deze begrotingswijziging?
Antwoord:
Voor de gehele uitrol van spoor 2a is een raming opgesteld van circa 1,1 miljard euro.
Het kabinet besluit steeds per fase om de testcapaciteit al dan niet verder op te
schalen. Dit betekent dat ook de financiering per fase beschikbaar wordt gesteld.
In de vierde incidentele suppletoire begroting 2021 is voor fase nul 5,0 miljoen euro
opgenomen (Kamerstukken II, 2020/21, 35 763, nr. 2). In de zesde incidentele suppletoire begroting 2021, die recentelijk naar uw Kamer
is verzonden (Kamerstukken II, 2020/21, 35 815, nr 1), zijn fase 1 en 2 budgettair verwerkt. Of het geraamde bedrag van 1,1 miljard euro
nodig zal zijn hangt af van de daadwerkelijke besluitvorming door het kabinet (wanneer
en hoelang is toegangstesten nodig/nuttig, mede in relatie tot het epidemiologisch
beeld), de hoeveelheid benodigde testen en de prijsstelling. Het kabinet heeft hiermee
gekozen voor gefaseerde besluitvorming (en toekenning van de middelen op de VWS-begroting).
Naar verwachting zullen de totale kosten aanzienlijk lager uitvallen, vermoedelijk
tussen de 500 en 700 miljoen.
Vraag 20:
Kan een onderbouwing van het bedrag van 2.364 miljoen euro worden gegeven? Kan er
een onderverdeling worden gegeven?
Antwoord:
Zoals in de toelichting is aangegeven is het bedrag van € 2,364 miljard is bestemd
voor het grootschalig testen. Met deze middelen wordt laboratoriumcapaciteit voor
PCR-testanalyses beschikbaar gesteld en wordt de inkoop van antigeen sneltesten, PCR-afname
swaps, ademtesten en andere testen en labdisposables door het Landelijk Consortium
Hulpmiddelen mogelijk. De opbouw van de raming tot 1 juli 2021 ziet er als volgt uit:
Opdracht
Totaal in miljoenen euro's
PCR
1.810
Lamp
212
Antigeen
944
Strip
7,3
ADEM
31,46
Filters
6,8
Hardware
31,5
Tomi
154,6
Consumables
109,5
Overige consumables
110
Totaal
3.421
Reeds beschikbaar in eerdere ISB’s (uitbreiding testcapaciteit 405 miljoen euro en
sneltesten 652 miljoen euro)
1.057
Bijstelling 4e ISB
2.364
Vraag 21:
Is de post «testen Covid-19» ook bedoeld voor de subsidie aan Stichting Open Nederland
voor sneltesten?
Antwoord:
Er is geen sprake van een subsidie aan de Stichting Open Nederland, maar een opdrachtverstrekking,
zie ook het antwoord op vraag 3.
Vraag 22:
Betreffen de mutaties aan vaccinontwikkeling, implementatie en medicatie (van 478
miljoen euro), zoals weergegeven in de tabel met de belangrijkste mutaties op pagina
2, specifiek de uitgaven voor het verhogen van het budget voor de vaccins en de aanschaf
van anti-lichamen zoals weergegeven in artikel 1 onder 2. Ziektepreventie? Zo nee,
wat betreffen die mutaties dan wel?
Antwoord:
Het betreft hier onder andere de middelen die benodigd zijn voor de aanschaf van vaccins
ter bestrijding van de Coronacrisis (430 miljoen euro). Daarnaast betreft het de beveiliging
van de distributie en transport van vaccins en op de toedieningslocaties van de GGD-en
(38,7 miljoen euro), de aankoop van spuiten en naalden (8,6 miljoen euro) en tot slot
middelen ten behoeve van het College ter Beoordeling geneesmiddelen (1,2 miljoen euro).
Vraag 23:
Waarom worden zowel via het Ministerie van VWS als via het Landelijk Consortium Hulpmiddelen
(LCH) persoonlijke beschermingsmiddelen ingekocht? Waarom gebeurt dit niet gezamenlijk?
Antwoord:
Bij aanvang van de coronapandemie heeft het Ministerie van VWS zelf persoonlijke beschermingsmiddelen
ingekocht. Vrij snel daarna werd geconcludeerd dat centrale inkoop nodig was en is
op 23 maart 2020 het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) opgericht. Doel van het
LCH was om in nauwe samenwerking met de zorg en de sector persoonlijke beschermingsmiddelen
centraal in te kopen en te distribueren aan zorginstellingen, -professionals en laboratoria.
De mutatie in de 4e ISB die samenhangt met de inkoop door VWS betreft een betaling
in 2021 van een in 2020 vastgelegde bestelling van persoonlijke beschermingsmiddelen.
Vraag 24:
Hoe moeten de extra kosten voor vaccinbeoordeling door het College ter Beoordeling
van Geneesmiddelen (CBG) gezien worden in relatie tot het Europees Geneesmiddelenbureau
(EMA) die de vaccinbeoordeling doet?
Antwoord:
Als reactie op het uitbreken van het Covid-19 virus hebben diverse farmaceutische
bedrijven een vaccin ontwikkeld. De aanvragen voor markttoelating van deze vaccins
worden ingediend bij het Europees Geneesmiddelenagentschap EMA in het kader van een
centrale Europese beoordelingsprocedure. De EMA organiseert de beoordelingsprocedures,
maar doet de beoordeling niet zelf. De beoordeling wordt neergelegd bij experts van
de nationale geneesmiddelenautoriteiten van de EU-lidstaten. Voor Nederland is die
autoriteit het CBG.
Gezien het belang van het snel beschikbaar komen van deze vaccins zijn het CBG en
andere autoriteiten uit EU-lidstaten in een eerdere fase dan bij een reguliere procedure
gestart met het beoordelen van gegevens (rolling review) en /of zijn de beoordelingstijdlijnen
verkort (accelerated assessment). Door deze werkwijze is het eerste vaccin eind december
2020 goedgekeurd en toegelaten tot de Europese markt. Daarna zijn toelatingen gevolgd
in januari 2021 (2) en in maart 2021 (1). De (verdere) beoordeling van de andere vaccins
vindt later in 2021 plaats. Het CBG houdt bij hoeveel tijd er wordt besteed aan procedures
met een rolling review, in vergelijking met een «normale» centrale Europese beoordeling.
Na de beoordeling van de eerste twee vaccins bleek dat voor de versnelde en andere
wijze van beoordelen aanmerkelijk meer tijd en capaciteit nodig is. Daarnaast krijgen
de vaccins een voorlopige goedkeuring onder specifieke condities. Er volgt na de voorlopige
goedkeuring nog veel extra werk als er onbekende bijwerkingen van de vaccins naar
voren komen, zoals bij vaccin van AstraZeneca en het Janssen vaccin. Daarnaast zullen
na een jaar de vaccins opnieuw beoordeeld moeten worden om een permanente handelsvergunning
te kunnen afgeven. Verder zal de monitoring van bijwerkingen extra intensief zijn,
waarbij bijvoorbeeld maandelijks safety updates komen die beoordeeld moeten worden.
Naast vaccins is het aanbod van geneesmiddelen om de klachten van Covid-19 te behandelen
(denk aan remdesivir en dexamethason) ook sterk toegenomen. Ook deze geneesmiddelen
zijn na een verkort en versneld beoordelingsproces goedgekeurd en tot de markt toegelaten
voor de indicatie Covid-19. Ook hier geldt dat deze toepassingen extra gemonitord
moeten worden. Tegenover deze extra noodzakelijke monitoring en versnelde registratie
staat geen (extra) vergoeding.
Met het beschikbaar komen van verschillende vaccins die zeer snel zijn toegelaten
op de Europese markt, is de vraag naar onafhankelijke en objectieve informatie in
de samenleving zeer groot. Hierin voorzien is van belang om te zorgen voor vertrouwen
in deze vaccins. Voor het vertrouwen van de Nederlandse patiënt is het van belang
dat het CBG kennis heeft van alle vaccins die tot de Nederlandse markt worden toegelaten,
zodat het CBG op basis van een eigen beoordeling niet alleen het RIVM, de Gezondheidsraad,
de IGJ en het Ministerie van VWS, maar ook de Nederlandse samenleving kan informeren.
Dit betekent dat het CBG ook de vaccins waarvoor ze zelf geen rapporteur of co-rapporteur
is moet beoordelen. Dit vraagt ook extra inzet van het CBG. Deze inzet wordt niet
vanuit de EMA vergoed.
Vraag 25:
Hoeveel geld is er in totaal voor VWS beschikbaar voor het steunpakket sociaal en
mentaal welzijn en leefstijl? Worden er in de loop van het jaar nog meer mutaties
verwacht ten aanzien van het steunpakket sociaal en metaal welzijn en leefstijl op
de begroting van VWS?
Antwoord:
Van het totale pakket van 200 miljoen euro is 63 miljoen euro beschikbaar op de VWS-begroting.
Van dit bedrag gaat 33 miljoen euro via specifieke uitkeringen naar gemeenten en 0,5
miljoen euro naar Caribisch Nederland. Het overige bedrag (29,5 miljoen euro) is beschikbaar
voor landelijke programma’s, regelingen en subsidies. Er worden op dit moment geen
aanvullende middelen verwacht in het kader van dit steunpakket.
Vraag 26:
Hoeveel geld is er in totaal beschikbaar voor het steunpakket sociaal en mentaal welzijn
en leefstijl? Kan dit worden uitgesplitst naar de verschillende begrotingshoofdstukken?
Antwoord:
In totaal is 200 miljoen euro beschikbaar gekomen. Onderstaande tabel geeft aan op
welke begroting de middelen terecht zijn gekomen.
Gemeentefonds
117
VWS
63
OCW
10
SZW
5
EZK
5
Totaal in mln euro’s
200
Vraag 27:
Op welke wijze gaat u de uitvoering van het steunpakket sociaal en mentaal welzijn
en leefstijl volgen en op welke wijze wordt daar verantwoording over afgelegd?
Antwoord:
De Kamer wordt eind 2021 geïnformeerd over de uitvoering van het steunpakket sociaal
en mentaal welzijn en leefstijl. Hierbij wordt inzicht gegeven in de besteding van
de middelen en wordt de relatie gelegd met maatschappelijke ontwikkelingen ten aanzien
van sociaal en mentaal welzijn en leefstijl, onder andere op basis van het corona
dashboard maatschappelijke impact.
Vraag 28:
Waarom is op deze begroting niet het volledige bedrag van 200 miljoen euro terug te
vinden, zoals op 19 februari 2021 was aangekondigd door het kabinet?
Antwoord:
Van het totale bedrag van 200 miljoen euro is 63 miljoen euro bestemd voor de VWS-begroting.
Deze vierde incidentele suppletoire begroting ziet alleen toe op wijzigingen van de
begrotingsstaat van VWS, zie ook het antwoord op vraag 26.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Agema, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
H.W. Krijger, adjunct-griffier
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.