Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het Fiche: Verordening inzake digitale diensten en wijziging Richtlijn 2000/31/EG (Digital Services Act) (Kamerstuk 22112-3050)
2021D18376 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Digitale Zaken hebben enkele fracties de behoefte om
enkele vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Staatssecretaris van Economische
Zaken en Klimaat voorgelegd over het fiche: Verordening inzake digitale diensten en
wijziging Richtlijn 2000/31/EG (Digital Services Act) (Kamerstuk 22 112, nr. 3050) en het fiche: Verordening inzake Digitale Markten (Digital Markets Act) (Kamerstuk
22 112, nr. 3049).
De fungerend voorzitter van de commissie, Leijten
Adjunct-griffier van de commissie, Van Tilburg
Inhoudsopgave
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
4
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
6
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
8
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
9
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
9
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
11
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
16
II
Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris
17
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de fiches: Verordening
inzake digitale diensten en wijziging Richtlijn 2000/31/EG (Digital Services Act)
en Verordening inzake Digitale Markten (Digital Markets Act). Deze leden hebben nog
enkele vragen en opmerkingen.
DSA
De leden van de VVD-fractie merken op dat de Digital Services Act (DSA) belangrijk
is voor onder andere alle auteursrechthebbenden, en consumenten, onder andere in verband
met het weren van illegaal aanbod van beschermende werken op het internet. Het aanpakken,
voorkomen en bestrijden van desinformatie en illegale content online is noodzakelijk
om onze democratische rechtstaat te beschermen en is voor deze leden een belangrijke
reden om tevreden naar dit voorstel te kijken. Belangrijke onderdelen van de DSA vinden
deze leden daarnaast dat het «country of origin» -principe en het aansprakelijkheidsprincipe
behouden blijft.
Administratieve lasten
De leden van de VVD-fractie zien dat er de afgelopen jaren verschillende Europese
voorstellen voor het reguleren van technologie- en techbedrijven zijn voorgesteld
en deels ingevoerd waaronder de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en
een voorstel voor het harmoniseren van regels rondom Kunstmatige Intelligentie. Hoe
gaat het kabinet ervoor zorgen dat dit niet tot onnodige extra regeldruk en administratieve
lasten leidt? Deelt het kabinet de mening dat extra onnodige administratieve lasten
zoveel mogelijk voorkomen moeten worden, bijvoorbeeld voor startende ondernemers en
startups? Zo ja, hoe gaat het kabinet hiervoor zorgen?
Aansprakelijkheidsprincipe
De leden van de VVD-fractie constateren dat juist het aansprakelijkheidsprincipe platformen
in staat stelt om verantwoord en schaalbaar te zijn en te innoveren. Deze leden pleiten
echter voor één uitzondering op die beperkte aansprakelijkheid. Wat deze leden betreft
zou een e-commerce platform wel aansprakelijkheid moeten dragen op het moment dat
een bedrijf producten aanbiedt via dat platform, maar niet in de Europese Unie (EU)
is gevestigd en er ook geen fabrikant, importeur of distributeur in de EU gevestigd
is. Anders heeft de consument of toezichthouder geen loket om aan te kunnen kloppen.
Deelt het kabinet deze mening? Zo nee, waarom niet? Is het kabinet van mening dat
dit voldoende wordt ondervangen in de huidige DSA, in het licht van de verplichting
in het voorstel voor non-EU bedrijven om een wettelijke vertegenwoordiger in de EU
aan te stellen?
«Good Samaritan»-clausule
De leden van de VVD-fractie zijn groot voorstander van de clausule in het voorstel
die ervoor zorgt dat platforms vrijwillig extra activiteiten kunnen ondernemen tegen
illegale content, zonder dan gelijk aansprakelijk te worden (»Good Samaritan»-clausule).
Door die clausule kunnen Nederlandse en andere Europese bedrijven zich onderscheiden
op kwaliteit ten opzichte van de wereldwijde concurrentie die vaker voor lagere kwaliteit
gaat en lagere prijzen. In praktijk kan dit zich uiten door samenwerking met toezichthouder
Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA). Deelt het kabinet de mening dat dit
een wenselijk principe is? Zo nee, waarom niet? Kan het kabinet meegeven dat dit principe
geborgd blijft?
Diversiteit Bedrijven en Platformen
De leden van de VVD-fractie erkennen dat het ene social media platform het andere
online bedrijf niet is. Deze leden zouden daarom graag zien dat de diversiteit tussen
platforms steviger wordt aangezet in het voorstel. Het type content op een e-commerce
platform waar producten worden aangeboden, is van een geheel andere categorie dan
bijvoorbeeld content op sociale media platforms, met potentieel grote maatschappelijke
impact. Deze leden zijn van mening dat hier dan ook verschillende verantwoordelijkheden
en maatregelen bij passen, bijvoorbeeld in meldingsprocedures.
De leden van de VVD-fractie horen graag van het kabinet of zij ook ziet dat een klusplatform,
een e-commerce platform, een social media platform in hun werking weliswaar deels
overeenkomen, maar dat de sóórt content vaak bepaalt of er een maatschappelijk risico
bestaat en dus ook bepalend is voor hoe hiermee om te gaan.
DMA
De leden van de VVD-fractie zien dat de digitale wereld snel groeit en haar bedrijven
net zo snel. Uit verschillende rapporten blijkt dat Nederland steeds afhankelijker
wordt van een aantal grote bedrijven die buiten de EU gevestigd zijn. Juist met de
Digital Markets Act (DMA) lijkt eerlijke concurrentie binnen de EU beter gewaarborgd.
Deze leden hebben enkele vragen.
Reikwijdte definitie «code platforms»
Voor de leden van de VVD-fractie is het onduidelijk wat er precies onder een «code
platform» wordt verstaan. Stel één bedrijf gebruikt de (inzichten en analyses die
zijn gegenereerd door middel van) data van het ene platform om een ander platform
op te richten. Worden beide platformen dan als één gezien of als twee? Deelt het kabinet
de mening dat in er in dit geval gekeken moet worden naar de totale onderneming en
niet sec naar de losse platformen om te voorkomen dat grote bedrijven alsnog onder
deze waarborg uit kunnen komen? Hoe kan en gaat het kabinet ervoor zorgen dat dit
beter in de DMA geborgd wordt?
Poortwachter en onderneming
De leden van de VVD-fractie erkennen dat één van de belangrijkste overwegingen op
dit moment is welke criteria gelden bij het markeren van ondernemingen als poortwachter.
Deze leden vinden dit een goed begin, maar het gaat voorbij aan de diversiteit van
digitale markten, en verschillen in businessmodellen van platforms. Kan het kabinet
aandringen op een verdere definitie van beide begrippen om voor duidelijkheid in de
markt te zorgen? Zo nee, waarom niet? Kan het kabinet in dat geval aangeven hoe toezicht
wordt vormgegeven als er nog veel onduidelijkheid bestaat?
De leden van de VVD-fractie lezen daarnaast dat het kabinet zich inzet voor een verplichting
voor poortwachters die het mogelijk maakt dat ondernemers zowel op andere platforms
als op hun eigen verkoopkanalen lagere prijzen te hanteren. Deze leden zijn het met
deze lijn eens. Dit is wenselijk om concurrentie te bevorderen en zakelijke gebruikers
minder afhankelijk te maken van poortwachter-platforms. Kan het kabinet aangeven hoe
het krachtenveld eruitziet rondom deze verplichting? Verwacht het kabinet dat deze
verplichting er komt?
Data
De leden van de VVD-fractie lezen met betrekking tot de maatregelen in de DMA dat
het volgens artikel 6(b) mogelijk moet zijn om vooraf geïnstalleerde apps te verwijderen.
Houdt dit ook in dat de verzamelde data van zo'n app moeten worden verwijderd? Zo
nee, is het kabinet van mening dat dit zo zou moeten zijn?
De leden van de VVD-fractie lezen daarnaast dat de DMA de interoperabiliteit van aanvullende
diensten, zoals betaaldiensten regelt, maar niet de interoperabiliteit van kerndiensten
zoals social media en instant messaging. Is het niet beter voor volledige interoperabiliteit
om deze diensten ook open te stellen? Waarom wel of waarom niet? Deze leden hebben
verder vragen over welke partij het kabinet in gedachten heeft om de nationale vertegenwoordiger
te zijn voor de Digital Markets Advisory Committee. Zal dit de Autoriteit Consument
en Markt (ACM) zijn, zo vragen deze leden.
De leden van de VVD-fractie zien tot slot dat de voorgestelde criteria voor toepassing
van de DMA niet te lijken voldoen voor autofabrikanten. Het is bijvoorbeeld niet waarschijnlijk
dat een autofabrikant meer dan 45 miljoen maandelijkse eindgebruikers heeft. Dat heeft
het onwenselijke gevolg dat deze nieuwe wetgeving niet (volledig) op deze belangrijke
productgroep van toepassing zou kunnen zijn, terwijl de verplichtingen die de DMA
oplegt aan poortwachters ervoor zouden (kunnen) zorgen dat een eerlijk en gelijk speelveld
wordt gecreëerd. Deelt het kabinet de mening dat autofabrikanten kunnen worden aangemerkt
als poortwachter in de zin van de DMA, vanwege het belang van de consument dat derde
partijen om toegang kunnen krijgen tot door de auto verzamelde data en de via de auto
aangeboden diensten? Hierbij kan bijvoorbeeld worden uitgegaan van een relatief marktaandeel.
Of is er een andere manier om de macht van de fabrikant te doorbreken? Zo nee, waarom
niet?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de fiches met betrekking tot
de DSA en de DMA en verwelkomen de focus op een gelijkwaardig speelveld ten behoeve
van een robuuste digitale economie en de verantwoordelijkheid voor platformen van
grote techbedrijven die voortvloeit uit hun invloed. Deze leden hebben nog enkele
vragen en verwachten over dit onderwerp nog nader een debat te voeren.
Fiche: Verordening inzake Digitale Markten (Digital Markets Act)
De leden van de D66-fractie constateren dat het voorstel van de Europese Commissie
is afgebakend tot «kernplatformdiensten». Het fiche benoemt acht type kernplatformdiensten,
die tevens de reikwijdte van het wetsvoorstel bepalen. Deze leden merken op dat nieuwe
digitale toepassingen ten alle tijden kunnen ontstaan. Derhalve moet de wet voldoende
flexibel zijn om nieuwe kernplatformdiensten te adresseren. Zij vragen het kabinet
toe te lichten waarom de reikwijdte van de wet tot de acht genoemde kernplatformdiensten
is beperkt. Hoe loopt de procedure om een nieuwe kernplatformdienst toe te voegen
en hoe lang duurt een dergelijke procedure?
De leden van de D66-fractie lezen dat het voorstel van de Europese Commissie verschillende
maatregelen bevat om platformdiensten te reguleren die als poortwachter zijn aangemerkt.
Deze leden vragen het kabinet te verhelderen of ook het afdwingen van interoperabiliteit
met vergelijkbare dienstverleners een van de maatregelen betreft.
De leden van de D66-fractie lezen dat voor de Europese Commissie een wijze om vast
te stellen of een platform een poortwachtersfunctie heeft, het beoordelen van de marktwaarde
is. Deze leden vragen het kabinet te verhelderen hoe de marktwaarde wordt bepaald
als het platformen betreft die niet een (zelfstandig) beursgenoteerd bedrijf zijn.
De leden van de D66-fractie lezen dat de Europese Commissie als toezichthouder op
zal treden van de DMA. Deze leden vragen het kabinet toe te lichten of zij het nog
van deze tijd vindt dat de Europese Commissie de rol als marktmeester bekleedt. Welke
rol ziet het kabinet voor een eigenstandige Europese toezichthouder, ziet zij voordelen
in samenwerking tussen een Europese toezichthouder naast nationale toezichthouders?
Welke middelen krijgt zo’n Europese toezichthouder tot zijn beschikking en wordt dit
voldoende geacht? Wanneer zal meer duidelijk worden over de werking en samenstelling
van het adviserend Comité?
De leden van de D66-fractie lezen dat de Europese Commissie als toezichthouder bedrijven
boetes kan opleggen, waarbij het boetebedrag in verhouding staat tot de omzet. Deze
leden merken op dat er in de digitale economie platformen zijn die niet handelen in
euro’s maar in data. De bedrijven zetten op papier geen enkele euro om, terwijl zij
wel een poortwachtersfunctie vervullen. Deze leden vragen het kabinet te verhelderen
hoe het kabinet en de Europese Commissie dit beziet. Wat is de opstelling van Nederland
tegenover een boetemaatregel dat gebaseerd is op de marktwaarde?
De leden van de D66-fractie constateren dat het kabinet het standpunt hanteert dat
er ingegrepen dient te worden op EU-niveau door de Europese toezichthouder. Deze leden
vragen het kabinet toe te lichten hoe de Nederlandse regering wenst om te gaan met
platformen die niet een significatie impact op de Europese interne markt hebben, maar
wel op de Nederlandse markt.
De leden van de D66-fractie constateren dat het kabinet voornemens is om de ACM een
signaleringsrol te geven, om het op deze manier zo laagdrempelig mogelijk te maken
voor Nederlandse ondernemers om problemen met poortwachters aan te kaarten. Deze leden
lezen echter ook dat het momenteel nog niet geheel duidelijk is welke rol de nationale
toezichthouders krijgen en vragen het kabinet op welke manier het in haar inzet rondom
de DMA hierover meer duidelijkheid tracht te verkrijgen.
De leden van de D66-fractie begrijpen dat een aantal grote digitale bedrijven voor
het gebruik van hun diensten locatiedeling en andere privacy gevoeligheden voorwaardelijk
stelt voor het gebruik van hun diensten. Deze leden vragen in hoeverre de DMA hierop
toeziet, ook in verhouding tot de General Data Protection Regulation (GDPR), en wat
de Nederlandse inzet hierop zal zijn. Zij vragen daarnaast op welke manier het voor
individuen gemakkelijker wordt gemaakt om, wanneer een schending van de GDPR wordt
vermoed, hiertegen te ageren.
De leden van de D66-fractie vragen het kabinet toe te lichten hoe het Nederlandse
standpunt zich verhoudt tot de aangenomen moties die zijn ingediend bij het notaoverleg
over de initiatiefnota van het lid Verhoeven «Mededinging in de digitale economie»
gehouden op 16 december 2019 (Kamerstuk 35 134, nr. 12).
De leden van de D66-fractie horen graag van het kabinet hoe er tegen het mozaïek van
toezichthouders binnen de DSA op zowel nationaal als Europees niveau wordt aangekeken.
Acht het kabinet hier niet juist kans op versnippering en daardoor maar beperkte handhaving?
Bij versnipperd toezicht kan een bepaald land of landen boetes/onderzoek naar inbreuken
tegenhouden, hoe kijkt het kabinet naar dit risico? Op welke gronden is het kabinet
kritisch op de rol van een juridische vertegenwoordiger voor tussenpersonen uit derde
landen?
De leden van de D66-fractie vragen of het kabinet kan toelichten of er vlakken zijn
waarop de verordeningen schuren met de GDPR, zoals artikelen 5(a); 6(1)(h); en 6(1)(i).
Deze leden horen graag van het kabinet een verwachting of de inwerkingtreding van
de verordeningen mogelijk zal leiden tot beperking van het aantal online diensten
die aangeboden worden binnen de EU. Hoe kijkt het kabinet tegen het Franse initiatief
om «(potentially) harmful content» in de scope van de verordening te krijgen? Hoe
kan volgens dit initiatief mogelijk bepaald worden wat potentieel schadelijk kan zijn
en welke grenzen zijn hieraan verbonden? Welke informatie moeten online platforms
vertrekken met betrekking tot advertenties en de reden dat mensen deze advertenties
te zien krijgen? Hoe kijkt het kabinet aan tegen een striktere regulering van gepersonaliseerde
advertenties om advertenties context gebonden te maken in plaats van gebaseerd op
invasieve tracking methodes?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de geagendeerde stukken en hebben
daarover de volgende vragen.
De leden van de PVV-fractie vragen met betrekking tot het fiche: Verordening inzake
Digitale Markten of de termijn van twee jaar voor de beoordeling door de Europese
Commissie of een platform nog poortwachter niet aan de lange kant is, gezien de snelheid
waarmee de digitale omgeving kan veranderen. Zou een jaarlijks evaluatiemoment passender
zijn?
De leden van de PVV-fractie erkennen de tegenstelling tussen enerzijds de rechtszekerheid
voor bedrijven en consumenten en anderzijds de wens om maatwerk te kunnen leveren
als de snelle ontwikkelingen in het digitale domein daarom vragen. De gekozen oplossing
in het voorstel, namelijk de Europese Commissie de mogelijkheid te geven om marktonderzoek
uit te voeren en op basis daarvan maatregelen aan artikelen 5 en 6 toe te voegen via
gedelegeerde handelingen, zorgt echter voor ongemak bij deze leden. Ook het kabinet
zegt daar zorgen over te hebben en zegt toe zich te zullen inzetten voor een nadere
afbakening van de grondslag voor de vaststelling van gedelegeerde handelingen van
de Europese Commissie. Deze leden willen graag heel precies weten hoe de samenwerking
met lidstaten die de Europese Commissie in het kader van het toezicht beoogt, er exact
uit gaat zien. Ook horen deze leden graag meer van het kabinet over het verschil van
inzicht dat zij heeft met de Europese Commissie over het, in haar ogen, tekort aan
maatwerk in de aanpak van platforms. Kan het kabinet toelichten hoe zij haar wens
om een maatwerk-instrument te borgen denkt te realiseren? Is de inschatting van het
kabinet dat dit verlangen tot meer maatwerk en de zorg dat er minder goed rekening
gehouden wordt met verschillen tussen platforms breder in de EU leeft? Op welke manier
zouden lidstaten (nationale toezichthouders) invloed en zicht moeten krijgen op dit
specifiekere maatwerk dat het kabinet voor ogen heeft?
De leden van de PVV-fractie merken op dat het kabinet zegt zich ervoor te gaan inzetten
dat de meldingsplicht in de DMA niet beperkt wordt tot overnames van digitale diensten
maar dat álle fusies en overnames van poortwachters gemeld moeten worden en dat de
Europese Commissie die bovendien zou moeten gaan toetsen/beoordelen. Welke toetsingscriteria
heeft het kabinet hierbij voor ogen? Wat zijn volgens haar de mogelijke uitkomsten
van een dergelijke beoordeling? Ziet dit kabinet het voor zich dat de Europese Commissie
in een uiterste geval een verbod op een fusie of overname uitspreekt? Hoe is de inschatting
van het kabinet ten opzichte van de bereidwilligheid van poortwachters om alle interne
beweegredenen en strategische overwegingen die ten grondslag liggen aan een eventuele
fusie of overname te delen met de Europese Commissie?
De leden van de PVV-fractie vragen hoe het kan dat op dit moment nog niet duidelijk
is of vanuit de lidstaten beleidmakers of toezichthouders zitting gaan nemen in het
adviescomité dat de Europese Commissie zal gaan ondersteunen. Is dit niet eerder besproken
of is er verschil van inzicht hierover tussen de lidstaten? Het kabinet ziet graag
een signaleringsrol weggelegd voor de nationale toezichthouders, maar ook het assisteren
van de Europese Commissie in het monitoren van de DMA. Ze zouden onder andere betrokken
moeten worden bij de handhaving en marktonderzoeken van de Europese Commissie. Hoe
ziet het kabinet deze rol van nationale toezichthouders precies voor zich? Is het
haar bedoeling dat álle nationale toezichthouders meekijken bij alle cases van de
Europese Commissie, ook als die gaan om een poortwachter die bijvoorbeeld niet in
elk Europees land actief is?
De leden van de PVV-fractie vragen hoe het mogelijk is dat het op dit moment nog niet
duidelijk is welke ruimte de DMA laat om in aanvulling op de Europese regelgeving
op nationaal niveau regels op te stellen voor platforms die louter actief zijn op
de Nederlandse markt en hier een poortwachterspositie hebben. Ze vallen immers buiten
het voorstel. Daar waar nog ruimte ligt voor nationale bevoegdheden zouden we die
naar het oordeel van deze leden niet onbenut moeten laten. Deze leden verzoeken het
kabinet om hier zo snel mogelijk duidelijkheid over te verkrijgen en dit bovenaan
haar lijst te zetten. Wat deze leden betreft staat ook opheldering over de rol van
de nationale toezichthouders bovenaan die lijst.
Fiche: Verordening inzake digitale diensten en wijziging Richtlijn 2000/31/EG-markten
(22112–3050)
De leden van de PVV-fractie vragen hoe het mogelijk is dat het kabinet voor wat betreft
de materiële reikwijdte, de keuze van de Europese Commissie steunt om verplichtingen
te beperken tot de bestrijding van illegale inhoud en het adresseren van systemische
risico’s, terwijl ze tegelijkertijd aangeeft dat het haar nog niet volledig duidelijk
is wat de exacte reikwijdte is van dat begrip. Het verbaast deze leden te meer, omdat
het kabinet de invulling van dit begrip ook zeer van belang acht voor de bestrijding
van cybercrime. Waarom is in een eerder stadium in de onderhandelingen geen duidelijkheid
verkregen over de invulling van deze definitie? Is er überhaupt nog ruimte voor eventuele
aanpassing van definities, nu het voorstel er eenmaal ligt?
De leden van de PVV-fractie merken op dat het kabinet spreekt over een meerderheid
van lidstaten die van mening zijn dat de reikwijdte van het voorstel ziet op verplichtingen
voor tussenpersonen die zich moeten beperken tot de aanpak van illegale inhoud. Maar
dat een «vocale» minderheid van lidstaten vindt dat die ook betrekking moeten hebben
op ongewenste inhoud. Waarom noemt het kabinet die minderheid «vocaal»? Hoe staat
het kabinet hierin? Wanneer verwacht het kabinet dat deze discussie wordt beslecht?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Fiche: Verordening inzake digitale diensten en wijziging richtlijn 2000/31/EG (Digital
Services Act)
De leden van de CDA-fractie achten het van belang dat ook in het digitale domein mensen
gewezen worden op hun verantwoordelijkheden. Deze leden zijn daarnaast van de mening
dat online platforms ook een verantwoordelijkheid dragen ten aanzien van wat er op
hun platform gebeurt. Zij hebben vanzelfsprekend nog verschillende vragen over de
DSA, ook omdat er nog veel niet duidelijk is, maar hebben een positieve grondhouding
ten aanzien van de DSA.
De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet of er in de DSA ook gesproken wordt
over verheerlijking van terroristisch geweld als illegale content. Deze leden vragen
of in lijn met de verordening die is aangenomen om de verspreiding van terroristische
online-inhoud middels de DSA, ook dergelijke content verwijderd moet worden van online
platforms.
De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet naar de wijze waarop het toezicht is
vormgegeven in de DSA. Deze leden signaleren dat er steeds vaker vanuit Europese wet-
en regelgeving toezichtstaken bij nationale toezichthouders worden gelegd. Het gaat
dan ook in dit geval om toezicht dat zeer complex zal zijn in de uitvoering, zo menen
deze leden. Zij vragen het kabinet of er een meer uitgebreide analyse kan komen van
de benodigde investeringen om dit toezicht goed in te regelen in Nederland. In beginsel
hebben deze leden begrip voor het willen onderbrengen van deze taken bij een bestaande
toezichthouder, maar deze leden willen erop wijzen dat veel toezichthouders op dit
moment al kampen met tekorten.
De leden van de CDA-fractie merken op dat hosting providers amper aan bod lijken te
komen in de DSA. Op nationaal niveau heeft de Minister van Justitie en Veiligheid,
onder meer in de bestrijding van kinderporno, werk gemaakt van het kunnen aanpakken
van malafide hosting providers. Ziet het kabinet er heil in om ook hosting providers
onderdeel te maken van de reikwijdte van de DSA?
De leden van de CDA-fractie vragen naar mogelijkheden van het blokkeren van individuele
gebruikers door de diensten zelf, problematiek die nu zichtbaar is in de Verenigde
Staten. Geeft de DSA ook richting aan deze problematiek? In het verlengde van de aangenomen
motie-Amhaouch c.s. (Kamerstuk 35 000-XIII, nr.30) vinden deze leden het positief dat digitale tussenpersonen gevestigd in derde landen,
die diensten aanbieden in de EU, verplicht worden om een wettelijke vertegenwoordiger
binnen de EU aan te stellen. Vindt het kabinet dat een dergelijke vertegenwoordiger
aan bepaalde kwalificaties moet voldoen, bijvoorbeeld ten aanzien van rechtsvorm en
rechtspersoonlijkheid? Hoezeer dit kunnen bijdragen aan betere handhaving?
De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd hoe het kabinet aankijkt tegen een uitzondering
op het «beperkte aansprakelijkheidsprincipe» voor situaties wanneer een bedrijf producten
aanbiedt via een e-commerce platform, maar niet in de EU is gevestigd en er ook geen
fabrikant, importeur of distributeur in de EU gevestigd is, zodat een e-commerce platform
dan wel aansprakelijk is. In hoeverre zou dit kunnen bijdragen aan betere consumentenbescherming
tegen onveilige producten uit derde landen en aan eerlijke concurrentie tussen niet-Europese
bedrijven en ons eigen midden- en kleinbedrijf?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben de fiches over de DSA en de DMA gelezen en hebben
hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de SP-fractie hebben grote zorgen over hoe de digitale wereld steeds
vaker wordt bepaald door grote spelers. Deze monopoliepositie, het internationale
karakter, de ondoorzichtige werkwijze en de massaliteit maken dat er te weinig toezicht
mogelijk is en te weinig invloed. Sommige bedrijven, zoals Google of Facebook (met
WhatsApp) lijken bijna publieke voorzieningen te zijn of worden zonder dat er de publieke
controle en zeggenschap mogelijk is. Deze leden vragen het kabinet om hierop te reflecteren.
Zij vragen ook of de voorgestelde Europese maatregelen volgens het kabinet voldoende
zijn om dit fundamentele probleem aan te pakken. Het kabinet geeft aan dat er weliswaar
veel kansen liggen op digitaal gebied maar deze leden vragen of het kabinet ook de
negatieve kanten ervan voldoende onderkent. In hoeverre vindt het kabinet het bijvoorbeeld
haalbaar dat platforms of de overheid verantwoordelijk zijn voor de content op een
platform als er per minuut honderden uren aan videomateriaal wordt gepubliceerd of
immense hoeveelheden data? Hoe kan strafbare en illegale content dan effectief worden
opgespoord, hoe kunnen auteursrechten voldoende worden gewaarborgd, hoe kunnen consumenten
voldoende worden beschermd?
De DMA richt zich op platformen waarbij de winsten groter zijn dan 6,5 miljard in
de afgelopen drie jaar. Er zijn echter ook bepalende nationale platformen die een
monopolierol vervullen. Is het kabinet voornemens hier ook aanvullende voorwaarden
aan op te leggen? Zo nee, waarom niet?
De DSA stelt hostingproviders vrij van de «know your business customer», terwijl hostingproviders
een belangrijke rol spelen in welke website ze wel of niet hosten. Kan het kabinet
nader ingaan op waarom dit niet voor hostingproviders geldt en of zij het wenselijk
vindt of niet dat het wel degelijk voor hostingproviders gaat gelden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de fiches
over de DSA en DMA.
De leden van de PvdA-fractie zijn tevreden met de doelstellingen van de DSA. Het is
van groot belang dat er aanvullende regelgeving komt als het gaat om de inrichting
van de digitale leefomgeving. De aandacht voor veiligheid, betrouwbaarheid en in het
bijzonder de bescherming van grondrechten die deze regelgeving met zich meebrengt
is volgens deze leden positief. Op het gebied van en regelgeving op digitale diensten,
in het bijzonder very large online platforms (VLOPs) bevatten de voorstellen grote
omissies volgens deze leden. Zij hebben daarom enkele opmerkingen en vragen.
De leden van de PvdA-fractie merken op dat het voorstel transparantieverplichtingen
in het leven roept voor alle onlineplatforms die reclame tonen. Deze leden zijn van
mening dat meer transparantie over advertenties nuttig is vanuit het oogpunt van consumentenbescherming,
maar benadrukken dat dit nut afhankelijk is van of er betekenisvolle informatie wordt
geopenbaard. Het voorstel laat in de ogen van deze leden alle ruimte aan digitale
diensten om schimmig te blijven over de financiering van de advertentie en de precieze
criteria die gebruikt zijn om de advertentie te personaliseren. Wat is de beoordeling
van het kabinet van deze regel? Is het kabinet van mening dat het nuttig is voor gebruikers
om precies te weten waarom ze specifieke gepersonaliseerde reclame te zien krijgen
en welke vergoeding daarvoor is betaald? Deelt het kabinet de mening dat de transparantieverplichtingen
die de Europese Commissie voorstelt te veel ruimte laten aan onlineplatforms om zich
te beperken tot algemene verantwoording en daarmee niet betekenisvol zijn?
De leden van de PvdA-fractie zetten dezelfde vraagtekens bij de aanpak van moderatie-
en aanbevelingsalgoritmen. De DSA voorziet in het openbaar maken van deze algoritmen.
Consumenten kunnen ervoor kiezen het aanbevelingsalgoritme aan of uit te zetten. Deze
leden merken echter op dat het niet transparant is hoe deze algoritmen werken en uit
welke data ze putten en dit voorstel deze punten eveneens niet effectief aanpakt.
Is het kabinet van mening dat consumenten inderdaad niet op de hoogte zijn van hoe
algoritmen werken en uit welke data ze putten? Denkt het kabinet dat consumenten dan
een goede afweging kunnen maken over het wel of niet aanzetten van een aanbevelingsalgoritmen?
Deelt het kabinet de mening dat er veel meer transparantie over moderatie- en aanbevelingsalgoritmen
nodig is?
De leden van de PvdA-fractie vragen voorts aandacht voor het ontbreken van maatregelen
om digitale advertenties die gebruik maken van persoonsgegevens te reguleren. Het
gebruik van persoonsgegevens om advertenties te personaliseren schendt de privacy
van burgers, stimuleert advertentiefraude en zorgt voor een ongelijk speelveld, waardoor
media, kunstenaars, uitgevers en non-profit organisaties inkomsten zien opdrogen.
Is het kabinet bekend met de marktmacht op de digitale advertentiemarkt? Herkent het
kabinet zich in de genoemde nadelen van digitale advertenties die gebruik maken van
persoonsgegevens? Deelt het kabinet de mening dat de DSA een verbod op het verzamelen
en gebruiken van persoonsgegevens voor advertentiedoeleinden moet bevatten? Hoe kijkt
het kabinet naar de graduele aanpak van de Europese Commissie in dit verband, die
daags na de presentatie van de DSA en DMA een onderzoek instelde naar het advertentie-ecosysteem?
De leden van de PvdA-fractie merken op dat VLOPs elk jaar worden gevraagd om een systemische
risicoanalyse te maken. Deze leden vragen in hoeverre bedrijven zichzelf kunnen analyseren
op het gebied van systemische risico. Zij vragen of digitale diensten systemische
risico’s die onlosmakelijk zijn verbonden aan het verdienmodel van het bedrijf in
kaart zullen brengen. Kan het kabinet daarop reflecteren? Het kabinet geeft aan dat
op basis van deze systemische analyse risicobeperkingsmaatregelen moeten worden genomen
door de VLOPs, zoals ingrijpen in het gebruik van inhoudsmoderatie- of aanbevelingssystemen.
Deze leden vragen of het niet beter is om ex-ante voorwaarden op te leggen aan digitale
diensten die aanbevelingssystemen gebruiken, zodat consumenten niet in een fabeltjesfuik
van nepnieuws terecht komen. Wat is het kabinetstandpunt over het strenger aanpakken
van inhoudsmoderatie- of aanbevelingssystemen?
De leden van de PvdA-fractie merken op dat aanbevelingsalgoritmen vaak werken met
data van andere websites. Deze leden zijn kritisch over het opkopen van data van derden
door VLOPs. Zij denken daarmee dat de DSA niet ver genoeg gaat en pleiten voor een
algeheel verbod op de verkoop van data. Is het kabinet bereid daarvoor te pleiten
in Europees verband? Zo nee, waarom niet?
De leden van de PvdA-fractie zijn verheugd over de analyse van de Europese Commissie
over monopolievorming door grote techbedrijven. Daarmee ondersteunen deze leden de
doelstelling van de DMA. Het is volgens deze leden noodzakelijk dat de macht van grote
techbedrijven ingeperkt wordt door wet- en regelgeving. De stappen die de Europese
Commissie zet om dat te bewerkstelligen bieden hoop. Deze leden zien echter gebreken
in het voorstel van de Europese Commissie als het gaat om het aanpakken van het overnamebeleid
van grote techbedrijven, het begrenzen van agressieve marktexpansie en in het afdwingen
van interoperabiliteit. Zij hebben daarom nog een opmerking en enkele vragen. Een
klein aantal Amerikaanse techbedrijven is dominant op vrijwel alle digitale markten.
Het voorstel van de Europese Commissie vraagt aandacht voor marktmachtmisbruik, maar
concrete voorstellen ontbreken als het gaat om het aanpakken van het agressieve overnamebeleid
waar deze techbedrijven groot mee zijn geworden, dan wel methoden van agressieve marktexpansie.
Herkent het kabinet deze omissie in het voorstel van de Europese Commissie? Wat is
de beoordeling van het kabinet ten aanzien van een effectieve aanpak van een agressief
overnamebeleid? In het non-paper dat het Nederlandse en Franse kabinet hebben opgesteld,
wordt interoperabiliteit gezien als mogelijkheid om monopolievorming te voorkomen
en innovatie te stimuleren. Deze leden onderschrijven deze analyse van het kabinet.
In het fiche en in het DMA-voorstel wordt interoperabiliteit voor kernplatformdiensten
echter niet genoemd als (ontbrekende) beleidsmaatregel. Is het kabinet bereid om samen
met Frankrijk en België op te trekken om alsnog te pleiten voor interoperabiliteit
als maatregel in de DMA?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met grote interesse kennisgenomen van de
DSA en de DMA en de fiches met de kabinetsinzet op deze dossiers. Deze leden zijn
zeer bezorgd over de uitwassen van de digitale economie en de groeiende macht van
een klein aantal private bedrijven in de online wereld en verwelkomen daarom deze
belangrijke wetgevende voorstellen. Zij hebben daar de volgende vragen over.
BNC-Fiche Digital Services Act
De leden van de GroenLinks-fractie zijn bezorgd over de grote verspreiding van illegale
online content en zijn blij dat de DSA duidelijke handvatten biedt voor de bestrijding
hiervan, bijvoorbeeld via notice & action mechanismen. Bij de bestrijding van online
content moet ervoor worden gewaakt dat de verantwoordelijkheid op dit vlak voor platforms
er niet toe leidt dat zij alles wat mogelijkerwijs in de buurt van illegale content
zou kunnen komen uit voorzorg verwijderen. Deze leden zijn dan ook, net als het kabinet,
positief over het handhaven van het beperkte aansprakelijkheidsregime. Zij hebben
wel vragen bij artikel 6, waarin wordt bepaald dat platforms niet worden uitgesloten
van beperkte aansprakelijkheid als ze proactief inhoud gaan opsporen en verwijderen.
In hoeverre denkt het kabinet dat dit het risico met zich meebrengt dat platforms
uit voorzorg alle mogelijk problematische content gaan verwijderen, met gevolgen voor
de vrijheid van meningsuiting? Ziet het kabinet dit risico ook? Erkent het kabinet
dat artikel 6 juist minder rechtszekerheid aan platforms verschaft, omdat zij na vrijwillig
onderzoek geacht worden kennis te hebben op grond waarvan een eventuele onwettigheid
door hen had moeten worden vastgesteld? Zo ja, waarom heeft het kabinet dan toch een
positieve houding ten aanzien van dit artikel? Op welke wijze kan het risico van overmatige
verwijdering worden gemitigeerd? Is het extern onafhankelijk onderzoek waar het kabinet
aan refereert al beschikbaar? Zo ja, wat zijn de bevindingen?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen met betrekking tot het «notice & action»-mechanisme
wie nu uiteindelijk bepaalt of inhoud illegaal is of niet? Ligt die taak uitsluitend
bij de rechterlijke macht, of ook bij de platforms zelf? Deelt het kabinet de mening
dat grote online platforms inmiddels een cruciale rol spelen in het publieke debat,
en dat de private platformbedrijven niet de scheidsrechter mogen zijn van de grenzen
van dat publieke debat? In hoeverre is de huidige vormgeving van de DSA in overeenstemming
met dit uitgangspunt? Ziet het kabinet een mogelijk risico dat bepaalde groepen consistent
notificaties gaan aandragen over content die in hun ogen illegaal zou moeten zijn,
maar dat in feite niet is? Maar dat platforms dan uit voorzorg toch steeds besluiten,
in reactie op dergelijke notificaties, om de bewuste content te verwijderen, en dat
daarmee in de praktijk de grens van de vrijheid van meningsuiting wordt verlegd? Op
welke wijze kan dit risico worden beperkt, zo vragen deze leden.
De leden van de GroenLinks-fractie steunen, net als het kabinet, de keuze om VLOPs
aan striktere maatregelen te onderwerpen. Deze leden hebben nog wel veel vragen bij
die extra maatregelen, die nog een stuk strikter zouden moeten worden. Zij delen ten
eerste de zorg van het kabinet dat de reikwijdte onduidelijk is. Naast de definiëring
van wat een gebruiker is in de gehanteerde criteria, verzoeken deze leden het kabinet
ook om aandacht te vragen voor platforms die op het niveau van een aantal lidstaten
erg groot zijn, en daarmee ook systemische risico’s met zich meebrengen, maar op EU-niveau
onder de gestelde gebruikerslimiet blijven. Zouden de aanvullende maatregelen met
betrekking tot systemische risico’s niet ook voor zulke platforms moeten gelden?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben ook grote bedenkingen bij artikel 26, dat
VLOPs oplegt om zelfevaluaties te laten doen naar systemische risico’s. Deze leden
begrijpen niet goed waarom hiervoor is gekozen. Hoe waarschijnlijk acht het kabinet
het dat platforms in een zelfevaluatie tot de conclusie komen dat ze een systemisch
risico voor de maatschappij vormen of dat hun diensten leiden tot discriminatie of
intentionele manipulatie, en dat zo’n zelfevaluatie leidt tot serieuze maatregelen,
onder artikel 27, om dergelijke risico’s te vermijden? Is het kabinet bereid zich
in te zetten voor een serieuze aanscherping van artikel 26, en daarmee van artikel
27? Zo nee, waarom niet?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben ook bedenkingen bij artikel 29. Deze leden
steunen de intentie van het artikel om meer transparantie na te streven over aanbevelingssystemen.
Maar waarom zou dit enkel moeten gelden voor VLOPs? Zijn de risico’s van aanbevelingssystemen
niet net zo goed aanwezig bij kleinere platforms, bijvoorbeeld gericht op een bepaalde
doelgroep? Is het kabinet bereid om de Raad voor Concurrentievermogen op te roepen
tot reflectie op dit punt?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen zich ten zeerste af of het opnemen van de
belangrijkste parameters van aanbevelingsalgoritmen in de algemene voorwaarden van
de geleverde dienst, zoals uiteengezet in paragraaf 1 van artikel 29, daadwerkelijk
zal leiden tot effectieve transparantie. Wat is hierbij de definitie van «belangrijkste
parameters» en waarom is ervoor gekozen om dit alleen op te nemen in de algemene voorwaarden?
Is het kabinet bereid om ervoor te pleiten dat paragraaf 1 van dit artikel wordt aangescherpt,
zodat het bij iedere getoonde content duidelijk moet zijn voor de gebruiker, via een
direct toegankelijk mechanisme, waarom die specifieke content is getoond?
De leden van de GroenLinks-fractie achten het voorts van groot belang dat gebruikers
van online diensten meer regie krijgen over de content die zij te zien krijgen. Een
binair opt-in en opt-out systeem, waar de huidige formulering van artikel 29 naar
alle waarschijnlijkheid toe zou leiden, is wat deze leden betreft onvoldoende. Hoe
kijkt het kabinet hiernaar? Is het kabinet bereid om te pleiten voor meer fijnmazige
sturingsmogelijkheden voor gebruikers ten aanzien van getoonde content?
De leden van de GroenLinks-fractie willen ook graag weten waarom er niet voor is gekozen
om micro-targeting van online inhoud, gebaseerd op het tracken van het online gedrag
van een individu op het hele internet, niet expliciet te verbieden. Ziet het kabinet
ook dat het microtargeten van informatie bijdraagt aan informatiefuiken, waarbij gebruikers
alleen nog content krijgen voorgeschoteld die hun al bestaande mening bevestigt? Is
het kabinet bereid om te pleiten voor opname van een verbod op geïndividualiseerde
micro-targeting? Zo nee, waarom niet?
De leden van de GroenLinks-fractie denken dat het systeem van gepersonaliseerde online
advertenties een belangrijke rol speelt in veel van de problematiek in de digitale
wereld. Het leidt er immers toe dat het ecosysteem is gericht op het bereiken van
zoveel mogelijk clicks, om zoveel mogelijk specifieke informatie over de voorkeuren
van een individuele gebruiker te verzamelen. Dit systeem loont het schenden van de
privacy van individuele gebruikers, brengt ernstige risico’s op manipulatie met zich
mee, maar speelt ook een rol in de verspreiding van sensationele en extreme content,
wat doorgaans leidt tot meer clicks. In hoeverre deelt het kabinet deze analyse van
de rol van gepersonaliseerde advertenties?
De leden van de GroenLinks-fractie juichen, met betrekking tot online advertenties,
toe dat artikel 30 inzet op verhoogde transparantie, in aanvulling op artikel 24.
Met betrekking tot artikel 24 vragen deze leden wat wordt bedoeld met «nuttige informatie
over de belangrijkste parameters die worden gebruikt om te bepalen aan welke afnemers
de reclame wordt getoond». Deze leden zijn van mening dat de transparantie verder
zou moeten gaan dan dat, en dat het voor een gebruiker duidelijk moet zijn op basis
van welke specifieke clicks of andere online handelingen hij of zij een bepaalde advertentie
te zien krijgt. Is het kabinet bereid om zich in te zetten voor een dergelijke aanscherping
van artikel 24?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de mogelijkheid voor individuen om aanbevelingssystemen
aan te passen, zoals onder artikel 29, ook geldt voor online advertenties? Is het
kabinet bereid om zich ervoor in te zetten dat dit duidelijk wordt vastgelegd, zowel
in relatie tot artikel 24 als tot artikel 30? Daarnaast vragen deze leden waarom er
niet wordt ingezet op een transitie naar een online ecosysteem gebaseerd op context-gebaseerde
advertenties, door het gebruik van gepersonaliseerde advertenties veel strikter te
reguleren of te verbieden? Of tenminste door context-gebaseerde advertenties in te
stellen als de default-optie? Hoe kijkt het kabinet hiernaar? Is het kabinet bereid
om deze discussie op te brengen in de Raad voor Concurrentievermogen?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen met betrekking tot het toezicht op de DSA
in hoeverre het voorgestelde mechanisme zal kunnen voorkomen dat men tegen dezelfde
problemen op zal lopen die we zien bij het toezicht op de naleving van de AVG. Erkent
het kabinet dat het toezicht op de AVG tekortschiet, onder andere omdat de toezichthouders
van bepaalde lidstaten waar veel van de grote bedrijven in de digitale economie zich
hebben gevestigd, zoals Ierland, hier niet op zijn toegerust? Deze leden zien in het
voorstel voor de DSA wel verbetering, met duidelijkere richtlijnen rond de samenwerking
tussen nationale toezichthouders en een stevigere rol voor de Europese Commissie,
maar zijn er nog niet van overtuigd dat het voldoende is. In hoeverre deelt het kabinet
deze zorg? Waarom is er bij de DSA niet voor gekozen om, zeker voor de VLOPs, een
centrale Europese toezichthouder met tanden in te stellen? Is het kabinet bereid om
zich hiervoor in te zetten?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn benieuwd welke instantie het kabinet in gedachten
heeft om te fungeren als de Digital Services Coordinator in Nederland. Tenslotte vragen
deze leden ook naar de benodigde middelen voor effectief toezicht op de DSA. Deelt
het kabinet de mening dat de VLOPs ten dele zouden moeten meebetalen aan het toezicht,
bijvoorbeeld via een aparte belasting of contributie? Is het kabinet bereid om hiervoor
te pleiten? Zo nee, waarom niet? Welke mogelijkheden ziet het kabinet in artikelen
8 en 9 voor de handhaving van toeristische verhuur door lokale overheden online? Is
het kabinet van plan deze artikelen aan te scherpen om een centraal systeem met informatie-uitwisseling
tussen lokale handhavers en toeristische verhuurplatforms mogelijk te maken? Of acht
het kabinet een toekomstige Europese wet op toeristische verhuur hiervoor meer geschikt?
Zo ja, hoe zal het kabinet actief inzetten op wetgeving op dit gebied die deze informatie-uitwisseling
mogelijk maakt? Is het kabinet het eens met de leden dat verhelderd moet worden dat
toeristische verhuur platforms onder de verplichtingen van artikel 22 vallen en dus
lokale registratienummers moeten opvragen aan verhuurders? Zo ja, zal het kabinet
hier actief voor pleiten?
BNC Fiche Digital Markets Act
De leden van de GroenLinks-fractie verwelkomen de DMA, die deze leden zien als een
belangrijk instrument om de excessieve datamacht van de tech-reuzen te bedwingen.
Zij hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de GroenLinks-fractie delen met betrekking tot de reikwijdte de mening
van het kabinet dat hierbij rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat
platforms een positie van poortwachter verkrijgen door verschillende diensten te combineren
en dat er bij de bepaling van dergelijke poortwachters daarom verder moet worden gekeken
dan kerndiensten alleen. Daarnaast vragen deze leden ook hoe het kabinet kijkt naar
de mogelijkheid dat een bepaald platform een sterke poortwachtersfunctie vervult in
een enkele of een aantal lidstaten, maar nauwelijks activiteiten ontplooit in de rest
van de EU, waardoor men ver onder de kwantitatieve limieten in het voorstel blijft.
Het kabinet pleit in dit kader voor beleidsruimte om aanvullende maatregelen te treffen
op nationaal niveau. Waarom zouden dergelijke gevallen volgens het kabinet niet onder
de reikwijdte van de DMA moeten vallen?
De leden van de GroenLinks-fractie juichen toe dat de DMA poogt om het combineren
van gegevens van verschillende bronnen door poortwachters aan banden te leggen. Deze
leden hebben echter wel twijfels bij de manier waarop dit is vormgegeven. Artikel
5(a) verbiedt het combineren van persoonlijke gegevens uit verschillende bronnen,
tenzij de gebruiker daar toestemming voor heeft gegeven. Erkent het kabinet dat in
het huidige digitale ecosysteem gebruikers zich vaak gedwongen zien om toestemming
te geven voor het delen van gegevens, omdat er simpelweg geen alternatief voorhanden
is? En dat dergelijke toestemming niet betekenisvol is? Denkt het kabinet dat dat
in dit geval anders zal zijn? Zo ja, waarom? Zo nee, is het kabinet om in te zetten
op aanscherping van dit punt, bijvoorbeeld door vast te leggen dat de keuze voor toestemming
op nadrukkelijk verzoek van de gebruiker gemaakt is?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen ook naar artikel 13, over een onafhankelijke
audit naar het gebruik van profileringstechnieken. Deze leden vragen wat er vervolgens
wordt gedaan met zo’n audit. Langs welke meetlat worden de profileringstechnieken
gelegd? Worden die audits openbaar? Deze leden zouden graag zien dat de DMA expliciet
vastlegt dat het gebruik van essentiële digitale diensten, geleverd door poortwachters,
nooit mag zijn verbonden aan onderwerping aan digitale surveillance of profileringstechnieken.
Dit is belangrijk gezien zowel de inbreuk van privacy als potentiële concurrentieverstoring
die het gebruik van deze manipulatieve technieken met zich mee kan brengen door middel
van «hypernudging» door bijvoorbeeld gepersonaliseerde aanbevelingen door poortwachter
platforms. Deelt het kabinet dit uitgangspunt? En is het kabinet bereid om ervoor
te pleiten dat dit principe duidelijker wordt vastgelegd in de DMA, bijvoorbeeld door
dit op te nemen onder artikel 6?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de DMA zich met betrekking tot interoperabiliteit
beperkt tot het verplicht verlenen van toegang tot een kernplatform voor andere dienstverleners
(artikel 6, paragraaf 1 (c) en 1 (f)). Deze leden zien het als een gemiste kans dat
het huidige voorstel voor de DMA niet inzet op verplichte interoperabiliteit tussen
kernplatformen. Alleen op die wijze denken deze leden dat de sterke netwerkeffecten
die leiden tot enorme poortwachter platforms kunnen worden doorbroken. Hoe kijkt het
kabinet hiernaar? Is het kabinet bereid om zich in te zetten voor het opnemen van
verplichte interoperabiliteit tussen kernplatforms? Zo nee, waarom niet?
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat één van de manieren waarop grote
techbedrijven zo hebben kunnen groeien is door de overnames van bedrijven, vaak van
veelbelovende start-ups die op het moment van overname nog geen grote marktwaarde
hebben. Deze leden ondersteunen de inzet van het kabinet ten aanzien van artikel 12,
die erop is gericht dat de nieuwe meldingsplicht zich niet beperkt tot digitale diensten,
en dat de Europese Commissie de meldingen ook daadwerkelijk gaat beoordelen. Daarbij
vragen deze leden wel op basis van welke criteria de Europese Commissie die meldingen
dan zou moeten beoordelen. Deelt het kabinet de mening dat hierbij niet alleen moet
worden gekeken naar marktmacht in de traditionele zin, veelal gericht op prijszettingsvermogen,
maar ook naar onevenredige toegang tot data of macht over digitale infrastructuren?
Zouden (non-persoonlijke) data niet moeten worden aangemerkt als essentiële faciliteit?
Hoe staat het met de aanpassing van de Europese mededingingsrichtsnoeren om de rol
van data in het verkrijgen en behouden van marktmacht nader uit te werken? Zouden
de belangrijkste aspecten hiervan niet ook direct in de DMA moeten worden opgenomen?
Een andere manier waarop techbedrijven groeien is door het inzetten van hun bijna
onbeperkte financiële middelen, macht over online ecosystemen, grote hoeveelheid data
voortvloeiend uit hun dominante positie op tech-markten en overnames om nieuwe markten
te betreden, zoals de voedsel of gezondheidsmarkt. Deze strategie wordt ook wel «market
leveraging» genoemd en doet onze afhankelijkheid van een klein aantal bedrijven verder
groeien. Erkent het kabinet dit fenomeen, en zo ja, deelt het kabinet de mening dat
dit onwenselijk is? In hoeverre denkt het kabinet dat artikel 12 hier effectief op
kan toezien, en welke andere mogelijkheden ziet het kabinet om deze gedragingen beter
te reguleren?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben ook nog enige zorgen over de effectiviteit
van het huidige voorstel met betrekking tot het daadwerkelijk afdwingen van naleving
van de verplichtingen onder artikel 5 en artikel 6. Allereerst vragen deze leden hierbij
naar de uitzonderingen onder artikel 8 en 9. Waarom acht het kabinet dit noodzakelijk
of wenselijk? Scheppen deze artikelen niet het risico dat bepaalde grote bedrijven
toch een manier kunnen vinden om hun macht en positie te behouden?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen naar het handhavingsmechanisme. Deze leden
krijgen de indruk dat het huidige voorstel weliswaar een duidelijke route vastlegt,
maar dat deze route alsnog langdurig is, wat in sommige gevallen onnodig is. Als een
duidelijke overtreding van de verplichtingen onder artikel 5 of 6 wordt geconstateerd,
bijvoorbeeld rond de gedwongen pre-installatie van software van de gatekeeper (artikel
6, paragraaf 1 (b)), hoe lang zou het handhavingstraject dan minimaal duren? En hoe
kijkt het kabinet naar handhaving door middel van dialoog in Artikel 7? Deelt het
kabinet de mening dat het een onwenselijke ontwikkeling is dat aan de handhaving van
gedragingen die eerder al door de Europese Commissie als machtsmisbruik beoordeeld
zijn, zoals een preferentiële behandeling van eigen diensten en producten (zie artikel
6, paragraaf 1 (d) en zaak 39740 Google Search (Shopping)), nu eerst nog een dialoog
vooraf?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen naar artikel 16 over de mogelijkheid van
structurele maatregelen bij systematische niet-naleving. Gezien het feit dat de vaststelling
van niet-naleving vaak een langdurig traject is, vragen deze leden of het criterium
van drie vaststellingen binnen een periode van 5 jaar alvorens structurele maatregelen
kunnen worden overwogen, gepast is. Hoe kijkt het kabinet hiernaar? En is het kabinet
bijvoorbeeld bereid de Raad ter overweging mee te geven om dit te verlengen naar 10
jaar?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
De leden van de PvdD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de kabinetsreacties
op de voorliggende fiches inzake de DSA en de DMA. Deze leden vragen wat de effecten
van de DSA en DMA zijn op data-ownership. Kan het kabinet toelichten op welke manier
in zijn ogen data-ownership wordt vormgegeven? Kan het kabinet toelichten of de voorliggende
voorstellen data-eigenaarschap van de eindgebruiker versterken? Als dat niet het geval
is, hoe waardeert het kabinet de gevolgen daarvan?
DSA
De leden van de PvdD-fractie zijn te spreken over het feit dat er een extern onderzoek
aan de Radboud Universiteit loopt. Deze leden vragen of het kabinet dit onderzoek
en de kabinetsappreciatie hiervan na afronding van het onderzoek zo snel mogelijk
de Kamer kan toezenden. Daarnaast vragen deze leden aan het kabinet of dit onderzoek
en de eventueel hieruit voortvloeiende verbeterpunten worden meegenomen voor de inwerkingtreding
van de DSA.
De leden van de PvdD-fractie zijn tevreden dat de tussenpersoon(-en) en onderneming(-en)
die illegale inhoud verspreid(en) daarvoor aansprakelijk gesteld gaat/gaan worden,
en dat dezen de verantwoordelijkheid dragen om verspreiding van illegale inhoud te
bestrijden en systemische risico’s van de eigen dienstverlening te adresseren. Deze
leden vragen echter ook waarom er niet gekozen wordt om ook de bron (de eerste aanbieder)
van illegale inhoud aan te pakken en om dit mogelijk te maken doordat er bijvoorbeeld
een meldplicht ingevoerd wordt voor de tussenpersoon. Kan het kabinet hier een toelichting
op geven? Daarnaast vragen deze leden welke mogelijkheden er zijn voor de lidstaten
om extra regels en/of voorwaarden te stellen aan de verschillende soorten dienstverlening
(intermediary services, mere conduit diensten, caching diensten, en online platforms)
die de DSA onderscheidt.
De leden van de PvdD-fractie lezen dat als een tussenpersoon niet in de EU gevestigd
is, maar daar wel diensten aanbiedt, een juridisch vertegenwoordiger moet aanwijzen
in een lidstaat waar vervolgens de digitale dienstencoördinatoren (DDC) bevoegd is
tot controle, en mocht er geen lidstaat aangewezen zijn dat elke DDC bevoegd is. Deelt
het kabinet de zorg dat dit bij gebrekkige uitvoering en handhaving tot een averechts
effect kan leiden waarbij grote platformbedrijven wegtrekken uit de EU, en geen juridische
vertegenwoordiger aanwijzen zodat de regelgeving omzeild wordt? Leidt dit namelijk
niet tot een situatie waarbij iedereen verantwoordelijk is, en dus niemand verantwoordelijk
is? Kan het kabinet hierbij uitleggen hoe een DDC, gevestigd in de EU, kan handhaven
op Europese regelgeving als er geen juridisch contactpersoon is aangewezen in de EU?
Levert dit niet dezelfde problemen op die er nu ook al zijn, waarbij grote platformbedrijven
buiten de wet lijken te staan? Indien het kabinet deze zorgen deelt, hoe gaat zij
dit aankaarten? Zo nee, waarom niet?
De leden van de PvdD-fractie lezen dat er een brede definitie van «illegale inhoud»
is, en dat de reikwijdte van het begrip nog niet duidelijk is. Deelt het kabinet de
mening dat op basis van de voorliggende wijziging en het daarin gehanteerde «Know-your-business
customer»-concept, het mogelijk is om striktere eisen te stellen aan digitale marktplaatsen
en handelaren? Is het kabinet bereid om de mogelijkheden die deze wet biedt actief
te gebruiken om de vaak malafide (huis)dierhandel aan te pakken die plaatsvindt via
verschillende online marktplaatsen? Zo ja, gaat het kabinet zich inzetten om dit op
te laten nemen in de DSA (of eventueel DMA)? Zo nee, waarom niet? Kan het kabinet
uiteenzetten hoe de DSA gebruikt gaat worden om de malafide dierenhandel, waaronder
de illegale puppyhandel, aan te pakken?
De leden van de PvdD-fractie vragen of het kabinet bereid is om het «Know-your-business
customer»-concept van toepassing te verklaren op alle online tussenpersonen, waaronder
hosting providers? Zo nee, waarom niet? Deze leden willen van het kabinet weten of
er al bekend is op welke manier de DDCs gaan samenwerken en hoe hierbij de privacy
van eindgebruikers gewaarborgd blijft. Daarnaast maken deze leden zich zorgen over
de DDC in Nederland. Het kabinet geeft aan dat naar verwachting de taken ondergebracht
kunnen worden bij een bestaande organisatie. Kan het kabinet aangeven of dit de Autoriteit
Persoonsgegevens (AP) wordt, of dat het kabinet een andere instantie op het oog heeft?
Als de Nederlandse DDC wordt ondergebracht bij de AP, hoe ziet het kabinet dit voor
zich met het oog op de huidige onderbezetting en capaciteitsproblematiek die al bestaat
bij de AP? Is het kabinet bereid om de portemonnee te trekken en deze capaciteitsproblemen
structureel aan te pakken?
DMA
De leden van de PvdD-fractie zijn verheugd om te lezen dat er een stap wordt gezet
in het aanpakken en versterken van de controle op platforms met een poortwachtfunctie.
Het voorstel om het verbod op het combineren van data van de kernplatformdienst met
data van andere diensten van het platform en een verplichting om ondernemers de mogelijkheid
te bieden buiten het platform om contracten met klanten te sluiten, waarbij een ondernemer
niet mag worden verboden zijn product of dienst op andere platforms tegen een lagere
prijs aan te bieden, zien deze leden als een goede ontwikkeling. In het verlengde
van deze maatregelen vragen deze leden welke mogelijkheden er zijn om platforms met
een poortwachtfunctie (of dominante platforms) via de DMA een verplichting tot interoperabel
functioneren op te leggen? Zodat consumenten gebruik kunnen maken van concurrerende
alternatieve diensten, en, net zoals bij email, via verschillende aanbieders nog steeds
met elkaar kunnen communiceren. Is het kabinet ook bereid zich hiervoor in te zetten
in Europees verband? Zo nee, waarom niet?
De leden van de PvdD-fractie vragen verder aan het kabinet of via de DMA ook de zogenaamde
dark patterns aangepakt (kunnen) worden, zodat gebruikers meer autonomie over hun
gegevens krijgen en platforms niet langer op geniepige wijze gebruikers op hun website
houden en op die manier steeds meer gegevens verzamelen.
II Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.M. Leijten, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
I. van Tilburg, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.