Lijst van vragen : Lijst van vragen over de beleidsreactie Staat van het Onderwijs 2021 (Kamerstuk 35570-VIII-215)
2021D18309 LIJST VAN VRAGEN
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen voorgelegd
aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Basis- en
Voortgezet onderwijs en media over hun brief d.d. 14 april 2021 inzake de Staat van
het onderwijs + beleidsreactie (Kamerstuk 35 570 VIII, nr. 215).
De voorzitter van de commissie, Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie, De Vrij
Nr
Vraag
1
In hoeverre hebben de investeringen in de aanpak van het lerarentekort geleid tot
een minder groot tekort?
2
Wat is de precieze toename van het aantal zij-instromers?
3
Wat is de precieze toename van het aantal studenten op de pabo1?
4
Is de ontwikkeling van de toename van het aantal pabostudenten ook afgezet tegen de
ontwikkeling van het lerarentekort? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wat is de uitkomst?
5
Wat is het percentage pabostudenten dat daadwerkelijk als docent voor de klas komt
te staan? Is dat percentage in een meerjarige trend een stijgend of dalend?
6
Hoe groot is het percentage pabostudenten dat gebruik maakt van twee keer halvering
van het wettelijk bepaalde collegegeld?
7
Hoe houdt u zicht op de manier waarop de Inspectie van het Onderwijs de kwaliteitseisen
van het beroep leraar blijft bewaken? Wat betekenen de afspraken die er op schoolniveau
worden gemaakt over het professioneel statuut voor de manier waarop de kwaliteitsbewaking
gestalte krijgt?
8
Hoe staat het met de verbeteraanpak passend onderwijs? Welke maatregelen zijn al in
werking en op welke zijn nog geen actie ondernomen?
9
Welke middelen hebben besturen met tenminste één opleiding die langdurig onder niveau
presteert? Hoe worden deze middelen gebruikt?
10
Waar ligt de tweede verantwoordelijkheid om opleidingen die langdurig onder niveau
presteren te verbeteren? Wanneer wordt besloten dat besturen onvoldoende verbetering
bewerkstelligen bij de onderpresterende opleiding?
11
Hoe ziet de nadere duiding aan de wettelijke eisen van kwaliteitszorg eruit?
12
Welke aspecten worden meegewogen bij het bezien of herijking van referentieniveaus
noodzakelijk is?
13
Klopt het dat er op dit moment 186.547 geregistreerde bol2-leerplaatsen zijn?
14
Klopt het dat, ten aanzien van het aantal geregistreerde leerplaatsen, leerbedrijven
soms meerdere leerplaatsen open zetten, maar dat daadwerkelijke begeleidingscapaciteit
beperkt kan zijn waardoor niet alle leerplaatsen daadwerkelijk kunnen worden benut?
15
Klopt het dat er per 6 mei 2021 een tekort aan mbo3 bol-stageplaatsen is van ruim 13.000?
16
Zijn deze tekorten aan bol-stageplaatsen vooral terug te herleiden naar leerbedrijven
die vallen binnen getroffen sectoren COVID-19?
17
Wat doet het kabinet nu en wat gaat het kabinet na de coronacrisis doen om leerbedrijven
te stimuleren en te helpen meer stageplaatsen aan te bieden met name bij leerbedrijven
die getroffen zijn door de coronamaatregelen en COVID-19?
18
Welke rol speelt het kabinet bij het beschikbaar stellen van zelftesten bij stageplaatsen
bij leerbedrijven, zodat stagiaires en stagebegeleiders preventief getest kunnen worden?
19
Wat is de stand van zaken omtrent het traject curriculum.nu? Welke processen lopen
op dit moment? In hoeverre is er vertraging opgetreden?
20
Wanneer is de evaluatie over het referentiekader taal en rekenen afgerond?
21
In hoeverre is de groeiende ongelijkheid in prestaties zorgelijk in het kader van
gelijke kansen? Hoe wordt ongelijkheid in prestaties gedefinieerd?
22
Op basis waarvan stelt de u dat de onderwijsarbeidsmarkt in hoge mate regionaal georiënteerd
is?
23
Is de aanpak van het lerarentekort onderdeel van breed beleid ten aanzien van de verbetering
van de kwaliteit van de leraar? Of staat het op zich? Waar blijkt dat uit?
24
Bestaan er bij de regionale oriëntatie van de onderwijsarbeidsmarkt volgens u verschillen
tussen specifieke regio’s? Zo ja, welke?
25
Hoe definieert en identificeert u een regio?
26
Bent u van mening dat tegen het lerarentekort landelijk beleid overal minder effectief
is? Welke aanwijzingen heeft u daarvoor?
27
In welke mate heeft u grip op de aanpak van het lerarentekort?
28
Wat is de precieze toename van het aantal zij-instromers?
29
Wat is de precieze toename van het aantal studenten op de pabo?
30
Is de ontwikkeling van de toename van zij-instromers en pabostudenten afgezet tegen
de ontwikkeling van het lerarentekort? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is de uitkomst?
31
Wat is het percentage studenten dat daadwerkelijk voor de klas komt? Is dat percentage
in een meerjarige trend een stijgend of dalend percentage?
32
Hoe groot is het percentage dat gebruik maakt van twee keer halvering van het wettelijk
bepaalde collegegeld?
33
Is onderzocht welk effect een regionale aanpak heeft op segregatie? Zo ja, wat waren
de uitkomsten? Zo nee, waarom niet?
34
Op basis waarvan stelt u dat de onderwijsarbeidsmarkt in hoge mate regionaal georiënteerd
is?
35
Is de aanpak van het lerarentekort onderdeel van breed beleid ten aanzien van de verbetering
van de kwaliteit van de leraar of staat het op zichzelf? Waar blijkt dit uit?
36
Zijn er bij de regionale oriëntatie van de onderwijsarbeidsmarkt volgens u verschillen
tussen specifieke regio’s? Zo ja, welke?
37
Kunt u aangeven wat er onder een regio wordt verstaan?
38
Bent u van mening dat landelijk beleid overal minder effectief is?
39
Heeft u zicht op hoe de Inspectie de kwaliteitseisen van het beroep leraar blijft
bewaken? Zo ja, hoe dan? Zo nee, waarom niet?
40
Is er al een besluit genomen over het uitbreiden van de uitvraag over het lerarentekort
buiten de G5? Zo ja, wat is hiervan de uitkomst? Zo nee, wanneer wordt dit besluit
genomen?
41
Hoe staat het met de taskforce die ingericht zou worden naar aanleiding van de aanbevelingen
van Van Vroonhoven?
42
Is bekend hoe effectief de structurele maatregelen om kansengelijkheid te bevorderen
zijn?
43
Als de lerarentekorten in het po4 en vo5 toenemen, in hoeverre is er dan sprake van succesvolle maatregelen om het lerarentekort
aan te pakken? Kunt u een overzicht geven van elke maatregel, het verwachte effect
van die maatregel en het uiteindelijke effect?
44
Kunt u nader specificeren wat «veel inzet en betrokkenheid» betekent bij gemeenten
in de Gelijke Kansen Alliantie? Wat zijn concrete (cijfermatige) effecten van de GKA?
45
Kunt u per ingezette structurele maatregel om kansengelijkheid te bevorderen in het
onderwijs aangeven wat het verwachte effect van die maatregel is en het uiteindelijke
effect?
46
Ziet u meerwaarde in de horizontale samenwerking tussen besturen in het vo? Kunt u
uw antwoord toelichten?
47
Ziet u stimulering brede brugklassen als aanpak om een negatief effect van onderadvisering
tegen te gaan? Kunt u uw antwoord toelichten?
48
Voert u beleid om categorale vo-scholen te verminderen? Zo ja, welk beleid? Zo nee,
waarom niet?
49
Kunnen er op een verticale scholengemeenschap (na invoering van de Wet bestuurlijke
harmonisatie beroepsonderwijs) brede brugklassen worden gevormd?
50
Is de huisvesting in het vo genoegzaam ingericht op de omschakeling naar brede brugklassen?
Zo nee, heeft u beleid hiervoor in ontwikkeling?
51
Wanneer is de stimuleringsregeling brede brugklassen gereed?
52
Wat is een capaciteitentoets in het vo?
53
Ziet u stimulering brede brugklassen enkel als aanpak om een negatief effect van onderadvisering
tegen te gaan?
54
Is de huisvesting in het voortgezet onderwijs genoegzaam ingericht op de omschakeling
naar brede brugklassen? Zo nee, heeft u hiervoor beleid in ontwikkeling?
55
Is denominatie een grond voor het afwijzen van samenwerking?
56
Heeft u oog voor de garantiefunctie van het openbaar onderwijs bij de aansporing tot
samenwerking? Zo ja, waar blijkt dit uit? Zo nee, waarom niet?
57
Is volgens u de instandhouding van de garantiefunctie van het openbaar onderwijs een
voorwaarde voor samenwerking?
58
Doet u nog onderzoek naar de knelpunten van samenwerking op instellingsniveau? Zo
ja, wanneer is dit onderzoek klaar?
59
Onderzoekt u de mogelijkheden voor wetswijziging tot versoepeling van samenvoeging
op vestigingsniveau van verschillende scholen? Zo ja, wanneer is dit onderzoek klaar?
60
Kunt u aangeven waarom enkel onderadvisering als niet-passend advies wordt gezien,
en niet overadvisering?
61
Hoe wordt de voortgang in de onderwijsloopbaan van de studenten gemonitord? Wat doet
deze monitoring voor de verantwoordingsdruk op onderwijsinstellingen?
62
Wordt naast de voorwaardelijke toelating in het mbo en ho6 ook gekeken naar een eventuele voortzetting van de bsa7-uitstel, of een eventuele afschaffing van het bsa?
63
Ziet u meerwaarde in de horizontale samenwerking tussen besturen in het voortgezet
onderwijs voor overgangen van leerlingen en studenten? Welke consequenties verbindt
u daar dan aan?
64
Wat is volgens de Inspectie de definitie van een bovengemiddelde school?
65
Hoe hoog is de gemiddelde studieschuld per cohort vanaf 2010?
66
Hoe hoog is de totale studieschuld per cohort vanaf 2010?
67
Wat kost het om met terugwerkende kracht iedere student in het mbo en ho het collegegeld
voor jaar 2020–2021 te halveren?
68
Klopt het dat het streefniveau 2F/1S minimaal nodig is om naar (ieder niveau van)
het vo te kunnen gaan?
69
Waarom halen te weinig leerlingen in het basisonderwijs de streefniveaus voor taal
en rekenen? Wat zit hier precies achter?
70
Waar is te vinden welke scholen welk niveaus halen? Hoe wordt dit gemeten? Op welke
basisscholen haalt vijftien procent van de leerlingen het fundamentele niveau niet?
71
In hoeverre heeft de daling van de beheersing Nederlands en rekenen/wiskunde in de
brugklas vooral te maken met de schoolsluiting of sluit dit aan bij de al eerder aanwezige
dalende trend?
72
Is bekend of interventies, zoals het Leesoffensief, enig effect hebben gehad tot nu
toe op de dalende leesvaardigheid van jongeren? Wordt dat gecontroleerd? Zo ja, hoe?
73
Waarom hebben niet alle scholen in het po en vo gebruik gemaakt van de beschikbare
gelden voor extra ondersteuning ten tijde van de coronacrisis? Lopen hierdoor leerlingen
extra ondersteuning mis?
74
Is bekend waarom maar 75 procent van de scholen voor primair onderwijs gebruik hebben
gemaakt van de beschikbare extra gelden voor extra ondersteuning? Is bekend waarom
de overige 25 procent van de scholen dat niet deed?
75
Wordt met de constatering dat zicht op invulling van persoonsvorming (als opgave voor
het onderwijs) ontbreekt, impliciet bedoeld dat het wenselijk is om dit wél op te
gaan nemen in de wettelijke kaders en onderzoekskaders van de Inspectie?
76
Is onderzocht welk effect een regionale aanpak heeft op segregatie? Zo ja, wat waren
de uitkomsten? Zo nee, waarom niet?
77
Hoe voert u de motie-Rog/Bruins8 uit over de reikwijdte van het inspectietoezicht op de burgerschapsopdracht in het
kader om meer inzicht te krijgen in de kwaliteit van het burgerschapsonderwijs?
78
Op basis van welke inzichten waarop wordt bepaald dat burgerschapsonderwijs effectief
bijdraagt aan succesvolle verwerving van sociale en maatschappelijke competenties?
Wat zijn de onderliggende data? Om welke sociale en maatschappelijke competenties
gaat het hier?
79
Welke data liggen ten grondslag aan de constatering dat zowel de bevordering van burgerschapscompetenties,
als het tegengaan van segregatie in het onderwijs bijdraagt aan het goed omgaan met
verschil, verbinding en solidariteit? Is het bijvoorbeeld zo dat scholen met leerlingen
uit diverse maatschappelijke/sociale/religieuze groepen en van diverse sociaaleconomische
achtergronden beter om kunnen gaan met verschil, verbinding en solidariteit?
80
Kunt u per randvoorwaarde voor effectief burgerschapsonderwijs aangeven wat het gewenste
effect is en wat het uiteindelijke effect is op effectief burgerschapsonderwijs?
81
Hoeveel scholen hebben op dit moment brede brugklassen? Neemt dit aantal toe of af?
82
Is bekend hoeveel scholen aan de oproep gehoor hebben gegeven om brede brugklassen
te organiseren, zodat onderadvisering door het ontbreken van de eindtoets teniet kan
worden gedaan?
83
Hoe kan het dat baankansen voor jongeren uit het vso9 nog verder dalen? Wat wordt er gedaan om jongeren uit het vso aan een baan te helpen?
84
Op welke manier hield de Inspectie toezicht op de kwaliteit van afstandslessen?
85
Welke elementen van het afstandsonderwijs moeten wat u betreft behouden blijven?
86
Hoe staat het met de uitvoering van de motie-Kwint/Van Den Hul10 over het monitoren van wachtlijsten in het speciaal basisonderwijs en het (voortgezet)
speciaal onderwijs?
87
Hoe groot zijn de wachtlijsten in het speciaal onderwijs?
88
Welke maatregelen neemt u om wachtlijsten in het speciaal onderwijs tegen te gaan?
89
Kunt u bevestigen dat er geen landelijk zicht op uitval, thuiszitters, wachtlijsten
voor (v)so11 en sbo12. In hoeverre staat dit adequaat beleid en een voortvarende aanpak in de weg?
90
Moeten scholen inmiddels wel weer verzuimmeldingen doorgeven aan gemeenten?
91
Hoe groot is het aantal thuiszitters? Wat is het verschil tussen het geregistreerde
aantal thuiszitters en het het geschatte aantal thuiszitters?
92
Zijn er streefgetallen voor het aantal thuiszitters?
93
Wat gebeurt er om het aantal thuiszitters aan te pakken?
94
Hoe ontstaan wachtlijsten in het speciaal onderwijs?
95
Welke signalen geven aanleiding om te vermoeden dat de groep langdurig verzuimers
zou kunnen zijn toegenomen als gevolg van de scholensluiting en het afstandsonderwijs?
96
Waarom is er geen landelijk beeld van wachtlijsten in het speciaal onderwijs? Wordt
dat door iemand tegengehouden?
97
Kunt u bevestigen dat het niet bekend is hoeveel leerlingen op een opdc13 actief zijn en hoeveel leerlingen een ondersteuningsbehoefte hebben? Kunt u aangeven
hoe de Inspectie dit beoordeeld? Welke aanbevelingen volgen hieruit?
98
Wat wordt er gedaan om meer zicht te krijgen op leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte?
Wordt dit zicht beter of slechter?
99
Waarom zijn er nog steeds sprake van schoolverschillen die negatief uitpakken voor
leerlingen van lage SES14-ouders, terwijl dit al in 2017 werd aangekaart door de Inspectie? Welke maatregelen
zijn er in de tussentijd genomen om dit aan te pakken en wat was het effect van deze
maatregelen?
100
Welke sancties kunnen er opgelegd worden aan besturen met langdurig laagpresterende
scholen of opleidingen?
101
Hoeveel scholen kwamen in acht van de laatste tien jaar uit onder de ondergrens?
102
Hoeveel procent van de 35.000 leerlingen die les krijgen op een school die er niet
in slaagt de lat structureel omhoog te krijgen, heeft ouders met een lage sociaal
economische status? Hoe verhoudt zich dit tot de stelling dat «vergelijkbare scholen
verschillende resultaten boeken» en dat leerlingen betere resultaten kunnen halen
en kansen kunnen krijgen als ze op een andere school hadden gezeten, zelf met een
vergelijkbare leerlingenpopulatie?
103
Hoe kan het dat financiële reserves nog steeds toenemen? Wat is uw oordeel hierover?
104
Hoeveel thuiszitters zijn er op dit moment?
105
Is de thuiszittersproblematiek al regionaal in kaart gebracht conform de motie-Kwint
c.s.15?
106
Wat is de status van de 25 verbeterpunten naar aanleiding van de evaluatie van de
Wet passend onderwijs16?
107
Is het verplicht voor scholen om zich te verantwoorden aan hun bestuur en/of samenwerkingsverband
over de inzet van middelen voor passend onderwijs en de resultaten die hiermee worden
bereikt? Zo ja, waarom wordt dit niet door alle scholen gedaan? Zo nee, waarom is
dit niet verplicht?
108
Is er een inschatting te geven hoeveel groter het lerarentekort daadwerkelijk is?
109
Heeft u grip op de aanpak van het lerarentekort? Kunt u uw antwoord toelichten?
110
Op welke wijze gaat u het lerarentekort monitoren naar aanleiding van de aangenomen
motie-Kwint c.s.17?
111
Hoe groot is het lerarentekort in zowel het primair als het voortgezet onderwijs op
dit moment?
112
In hoeverre is er een verband tussen het lerarentekort en de dalende onderwijskwaliteit?
Bent u bereid dit nader te onderzoeken?
113
Waarom worden in het vo en mbo leraren steeds meer ingeschaald in lagere salarisschalen?
114
Hoe groot is het schoolleiderstekort in zowel het primair als het voortgezet onderwijs
op dit moment?
115
Hoe wordt geoordeeld over het feit dat Nederlandse leraren minder vaak deelnemen aan
bijscholing, dan leraren uit andere landen? Welke mogelijkheden heeft u om de leraar
ertoe te brengen om zich periodiek bij te scholen in de vakdidactische vaardigheden?
Is er een relatie tussen de daling van de prestaties, bijvoorbeeld op rekenen, en
het ontbreken van bijscholing door leraren op vakdidactische vaardigheden?
116
Hoe groot is het lerarentekort per onderwijsniveau uitgesplitst?
117
Waarom is de in 2008 geformuleerde doelstelling dat in 2014 veertig procent van de
leraren in het po in salarisschaal LB zou zijn ingeschaald bij lange na niet gehaald?
Wat zijn de oorzaken dat de groei in salarisschalen verder is gestagneerd? Wat is
de stand van zaken nu? Wat zijn de consequenties voor het niet behalen van de doelstellingen?
118
Hoeveel kost het om de loonkloof tussen po en vo te dichten?
119
Kan worden aangegeven of er een trend te zien is van kleinere urencontracten voor
leraren en onderwijsondersteunend personeel, sinds de middelen voor salarisverhoging
tijdens Rutte-III?
120
Indien er sprake is van minder grote urencontracten voor leraren en onderwijsondersteunend
personeel, om hoeveel uren gaat het dan gemiddeld en wat is het percentage van de
afnamen ten opzichte van het grote geheel?
121
Indien er sprake is van kleinere urencontracten voor leraren en onderwijsondersteunend
personeel, ontvangen zij dan hetzelfde salaris als voor de teruggang in aantal uren,
omdat dit gecompenseerd wordt door een hoger salaris?
122
Kan worden aangegeven hoe groot de invloed is van teruglopende urencontracten op het
lerarentekort en of dit ook voornamelijk voorkomt in het basisonderwijs vanwege de
oplopende salarissen, waarmee het minder aantal uren wordt gecompenseerd, of komt
dit evenveel voor in het basisonderwijs als in het voortgezet onderwijs?
123
Is de conclusie dat schoolleiders met veel leerlingen met niet-westerse migratieachtergrond
het belang van de eindtoets inzien terecht, als blijkt dat dit maar voor 34 procent
van de betreffende schoolleiders het geval is?
124
Bestaan er vergelijkende onderzoeken waaruit kan worden afgeleid of leerlingen op
particuliere scholen betere onderwijsresultaten behalen?
125
Hoe staat het met de uitvoering van de aangenomen motie-Kwint18 waarmee de Inspectie doorzettingsmacht zou krijgen om schoolbesturen een aanwijzing
te geven om de samenwerking aan te gaan met een initiatief dat onderwijs buiten school
aanbiedt? Heeft de Inspectie deze doorzettingsmacht intussen gekregen? Hoe vaak is
het al voorgekomen dat dergelijke initiatieven nu wel onder een schoolbestuur vallen,
waardoor zij onderwijs mogen geven?
126
Zijn er specifieke samenwerkingsverbanden waarin sprake is van een (hogere) stijging
van het aantal particuliere scholen? Zo ja, welke?
127
Welke specifieke ondersteuning kan niet geboden worden in bepaalde samenwerkingsverbanden,
welke wel op particuliere scholen aangeboden wordt, waardoor ouders en leerlingen
hiernaar uitwijken?
128
Kan worden gesteld dat wanneer opstromen in het vo gemakkelijker wordt, de behoefte
aan aanvullend onderwijs daalt?
129
Welke kansen en bedreigingen heeft het betaald aanvullend onderwijs voor de kansengelijkheid?
130
Op welke manier wordt het aanvullend onderwijs aan banden gelegd?
131
Welke conclusie verbindt u aan het gegeven dat aanvullend onderwijs wordt gebruikt
om snel en efficiënt de studie te doorlopen?
132
Bent u het met de Inspectie van het Onderwijs eens dat de toename in aanvullend onderwijs
de kansengelijkheid onder druk zet?
133
Ziet u ook het risico dat een groot deel van de 8,5 miljard euro van het Nationaal
Programma Onderwijs terecht gaat komen bij aanvullend (particulier) onderwijs?
134
Welke partijen worden er bedoeld met partijen buiten het onderwijs?
135
Op welke manier wil de Inspectie in de toekomst de kwaliteit van het onderwijs meten?
Wat is daar randvoorwaardelijk voor?
136
Wanneer krijgt een basisschool het predicaat onvoldoende, respectievelijk zeer zwak?
Hoeveel leerlingen zitten er in totaal op de 90 scholen met predicaat onvoldoende
en 22 scholen met predicaat zeer zwak? Hoeveel van deze scholen hadden eerder dit
predicaat?
137
Is bekend wat de oorzaken zijn voor de toename van het aantal leerlingen met het schooladvies
vso en praktijkonderwijs? Wat zijn de oorzaken voor het dalen van het aandeel leerlingen
met schooladvies vmbo19-basis tot en met -theoretische leerweg?
138
Is er meer bekend over de achtergrond (opleidingsniveau ouders, wel/geen niet-westerse
migratieachtergrond) van het percentage leerlingen van wie het schooladvies op basis
van de eindtoets de afgelopen jaren wel (8 procent) dan wel niet (28 procent) is bijgesteld?
139
Hoe verhoudt zich de constatering dat schoolleiders inschatten dat leraren ook zonder
eindtoets een passend schooladvies geven, met de constatering dat er lagere schooladviezen
zijn gegeven door het ontbreken van de eindtoets?
140
Welke leerlingen hebben voornamelijk te maken met de negatieve gevolgen van het niet
afnemen van de eindtoets?
141
Kunt u nagaan wat het oordeel is van de Inspectie over haar constatering dat er geen
zicht is op de omvang van het lerarentekort?
142
Hoeveel besturen, in absoluut aantal, heeft tenminste één herstelopdracht gekregen
in de afgelopen vier jaar? Hoeveel basisscholen ressorteren onder deze besturen? Hoeveel
besturen, in absoluut aantal, heeft opnieuw een herstelopdracht gekregen? Hoeveel
basisscholen ressorteren onder deze besturen? Wat gebeurt er als de tweede herstelopdracht
niet tijdig wordt uitgevoerd?
143
Is bekend op welke wijze (met welke methoden) schoolleiders de beoogde doelen van
het professioneel statuut en bekwaamheidsdossiers wél nastreven?
144
Als de afspraken, voortvloeiend uit de functiemix zijn nog steeds niet gerealiseerd,
kunt u aangeven wat de Inspectie meer kan doen dan dit jaar in jaar uit vermelden?
Idem voor de achterblijvende scholing?
145
Hoe groot zijn de mogelijk bovenmatig eigen vermogens van besturen in het primair
onderwijs? Wat gaat u doen om dit aan te pakken?
146
Wat is uw reactie op de aanbevelingen van Van Vroonhoven en op welke wijze worden
deze aanbevelingen specifiek geïmplementeerd in uw beleid ten aanzien van het lerarentekort?
147
Zijn momenteel nog kinderen buiten beeld als gevolg van de coronacrisis? Zo ja, hoeveel?
148
Hoe kan de Inspectie de kwaliteit van vve20 bevorderen?
149
Als slechts 11 procent van de samenwerkingsverbanden erin slaagt de doelen van passend
onderwijs overtuigend te realiseren na zes jaar, kunt u toelichten hoe de Inspectie
dat gegeven beoordeelt? Hoeveel kinderen en jongeren worden jaarlijks de dupe van
het niet optimaal functioneren van de samenwerkingsverbanden?
150
Wordt er nog onderzoek gedaan naar de reden waarom schooladviezen gemiddeld lager
zijn en het gemiddelde IQ hoger?
151
Wat zijn de voornaamste redenen dat leerlingen zich onveilig voelen? Welke actie onderneemt
u om dit gevoel van onveiligheid weg te nemen?
152
Wat zijn de meest verklarende factoren voor de verschillen in kwaliteit naar aanleiding
van de constatering dat tijdens de coronaperiode de kwaliteit van (afstands)onderwijs,
respectievelijk het didactisch handelen, enorm per school verschilde over de hele
linie van het onderwijs. Is er een opvallend verschil te zien met de kwaliteit van
scholen voor corona?
153
Hoe moet de constatering worden geduid dat 80 procent van de scholen hun leerlingen
meer toetsen van het schoolexamen lieten herkansen? Mochten leerlingen net zo lang
herkansen totdat ze het juiste cijfer behaalden, aangezien bijna alle leerlingen in
het schooljaar 2019/2020 geslaagd waren?
154
Hoe verhoudt zich de stijging van aantal leerlingen op havo21 en vwo22 met de toenemende kansenongelijkheid? Wordt de sociaaleconomische achtergrond van
ouders geregistreerd?
155
Wat is de verklaring dat eerstejaarsleerlingen in het schooljaar 2020/2021 over minder
lees- en rekenvaardigheden en een kleinere woordenschat beschikken dan leerlingen
die het jaar ervoor in de brugklas zaten?
156
Hoe wordt gemiddelde «leestijd» van Nederlandse leerlingen vastgesteld? Geldt hierbij
alleen leestijd wanneer leerlingen boeken lezen, of wordt er ook gekeken naar leestijd
als het gaat om lezen van bijvoorbeeld online artikelen?
157
Wordt er nog onderzoek gedaan naar de reden(en) waarom er minder opstroom heeft plaatsgevonden?
Zo nee, waarom niet?
158
Welke wettelijke belemmeringen zijn er nu voor leerlingen om niet te kunnen stapelen?
159
Kunt u in procenten aangeven hoeveel leerlingen opstromen? Van vmbo naar havo en van
havo naar vwo, voor de afgelopen drie jaar?
160
Als honderden scholen en opleidingen structureel onvoldoende onderwijskwaliteit bieden
en de bestuurders hiervoor de verantwoordelijkheid dragen, is die zo op de juiste
wijze belegd? Kan de bestuurder voldoende invloed uitoefenen op de kwaliteit van een
school, of is die invloed vooral indirect? In een eerdere Staat van het Onderwijs
stelde de Inspectie dat de schoolleider de beslissende factor in de kwaliteit is;
heeft die constatering tot iets geleid? Zo ja, tot wat?
161
Hoeveel leerlingen beschikken momenteel nog niet over een noodzakelijke eigen laptop
of tablet? Waarom zijn hiervoor de eerder beschikbare coronamiddelen niet aangewend
voor de aanschaf door school en het uitlenen aan de leerling?
162
Waaruit bestaat de aanmoediging van de Inspectie als wordt gesteld «de Inspectie moedigt
scholen en besturen aan om meer geld aan onderwijs(kwaliteit) te besteden» met het
oog op de reserves die weer zijn toegenomen? Kunt u toelichten of de Inspectie voldoende
instrumenten heeft om verder te gaan dan aanmoediging? Zo nee, welke mist de Inspectie?
163
Krijgt de pilot met 10-14-scholen een vervolg? Zo ja, hoe?
164
Welke stappen neemt u om zorg te dragen dat leerlingen uit het voortgezet speciaal
onderwijs, na hun schoolperiode niet «tussen wal en schip geraken»« en werkloos thuis
komen te zitten? Neemt u hiervoor extra maatregelen ten gevolge van de coronacrisis?
165
Is bekend waarom maar 25 procent van de vso-scholen een aanvraag voor de Subsidieregeling
inhaal- en ondersteuningsprogramma's onderwijs 2020–2021 heeft gedaan? Had de rest
het niet nodig of wisten ze het niet te vinden?
166
Welke stappen neemt u om genoeg staatsexaminatoren te vinden met oog op de toename
van staatexamenkandidaten? Hoe beoordeelt u de oplossingsrichtingen aangedragen door
de onderzoekers?
167
In hoeverre worden er structureel meer examinatoren aangenomen voor het afnemen van
staatsexamens?
168
Welke maatregelen neemt u zodat leerlingen uit het vso, pro23 en vmbo makkelijker doorstromen naar de entreeopleiding?
169
Hoeveel speciale en reguliere scholen bevinden zich momenteel onder één dak? Welk
percentage is dit van het totaal aantal scholen?
170
Hoeveel niet-bekostigde instellingen bieden (hoeveel) bekostigde opleidingen aan?
171
Hoe komt het dat studenten met niveau-2 voldoen aan de vooropleidingseisen van niveau-4?
Is dit een goede route, aangezien een aanzienlijk deel van hen het diploma niet haalt?
172
Wat vindt u van de aanbevelingen van de Inspectie om niveau-2-studenten beter te begeleiden
bij opstroomwensen? Wat bent u voornemens om hiermee te doen?
173
Wat bent u voornemens om te doen met de suggestie van de Inspectie dat er afspraken
gemaakt moeten worden om de prestaties van mbo-studenten op de centrale examens taal
en rekenen beter te monitoren?
174
Hoe hebben de instellingen hun verantwoordelijkheid voor responsiviteit op arbeidsmarktontwikkelingen
vormgegeven?
175
Hoe komt het dat er geen direct verband gevonden kan worden tussen het volgen van
een doorstroomkeuzedeel en studiesucces in het hbo24?
176
Kunt u onderbouwd aangeven welk effect groter is op de motivatie van mbo’ers om door
te studeren in het hoger onderwijs, is dat het effect van de arbeidsmarkt of het effect
van het leenstelsel?
177
Klopt het dat het aangehaalde onderzoek «Van den broek, Cuppen, Ramakers, Termorshuizen
en Vroegh» slechts een literatuurstudie en secundaire analyse betreft en geen kwantitatief
onderzoek?
Klopt het daarnaast dat in ditzelfde aangehaalde onderzoek, een deelonderzoek over
de motivatie van mbo'ers om niet naar het hbo te gaan, is gedaan onder 106 studenten
die zelf grotendeels wel op het hbo zitten?
178
Wat is het huidige tekort aan stageplaatsen?
179
Wat gaat u doen naar aanleiding van de zorgen van de Inspectie met betrekking tot
de kwaliteitsborging van de examinering door examencommissies?
180
Wat kan en of moet het regulier, bekostigd onderwijs leren van het (groeiend) aanvullend
onderwijs?
181
Hoeveel van de studenten halen uiteindelijk nog hun diploma in het niet-bekostigd
onderwijs (dus ook na de gestelde tijd)?
182
Kan er een overzicht gegeven worden van de afkomst van alle internationale studenten
in het mbo, hbo en wo25 en kan hierbij het aantal en het aandeel in procenten bij worden vermeld?
183
Hoeveel extra fte's26 zijn er nodig om de toename van 25.700 nieuwe studenten in het hbo goed te ondervangen?
Hoeveel kost dit?
184
Hoeveel extra fte's zijn er nodig om de toename van 24.071 nieuwe studenten in het
wetenschappelijk onderwijs goed te ondervangen? Hoeveel kost dit?
185
Wat is de verhouding bij internationale studenten tussen EER- en niet-EER-studenten?
186
Van welke van de groepen EER-studenten versus niet-EER-studenten wordt de grootste
stijging van de instroom verwacht?
187
Naar welke domeinen (zoals bètawetenschappen, Social Sciences and Humanities, etcetera)
stromen internationale studenten meestal in?
188
Hoeveel studenten uit de EER-landen en niet-EER-landen zijn afgelopen jaar ingestroomd
in de verschillende onderwijssoorten in het hoger onderwijs? Hoeveel EER- en niet-EER
studenten zijn er totaal in de verschillende onderwijssoorten in het hoger onderwijs?
189
Klopt het dat de invoering van het leenstelsel voor mbo-gediplomeerden geen sterkere
drempel heeft opgeworpen voor studenten afkomstig uit de lagere inkomensgroepen in
verhouding tot studenten afkomstig uit hogere inkomensgroepen?
190
Voor hoeveel geld maken studenten in het hoger onderwijs jaarlijks gebruik van betaald
aanvullend onderwijs?
191
Wat vindt u van de conclusies van de Inspectie dat de instroom van bepaalde groepen
Nederlandse studenten (bijvoorbeeld vrouwen, studenten met een niet-westerse migratieachtergrond
en studenten uit lagere inkomensgroepen) afneemt naarmate de internationalisering
toeneemt?
192
Heeft u een lijst van alle bureaus die scriptiebegeleiding aanbieden en staan ingeschreven
bij de Kamer van Koophandel en hun marktaandeel?
193
Op welke wijze wordt de studievoortgang van studenten tijdens de pandemie gemonitord?
194
Hoe kan de voorbereiding tijdens de vooropleiding verbeterd worden om beter aan te
sluiten voor het studeren in het hoger onderwijs?
195
In welke facetten voelen studenten zich onvoldoende voorbereid tijdens de vooropleiding
voor studeren in het hoger onderwijs?
196
Op welke wijze gaat de studentbegeleiding verbeterd worden?
197
Hoe staat het met de uitvoering van motie-Westerveld27 waarin de regering wordt verzocht om met de NVAO28 te bezien of de accreditatiekaders passend zijn waar het gaat om studenten met een
functiebeperking en die waar nodig aan te scherpen?
198
Wat vindt u ervan dat het medicijngebruik onder studenten de afgelopen jaren is gestegen
en onder ho-studenten het hardst?
199
Komt er een onderzoek naar de oorzaken van het toenemend medicijngebruik onder studenten
in het hoger onderwijs?
200
Hoe komt het bevorderen van persoonlijke ontwikkeling en maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef
onder studenten terug in de heraccreditaties van de NVAO?
201
Wat wordt er verstaan onder persoonlijke ontwikkeling en maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef
onder studenten in het onderzoek van de Inspectie en de NVAO?
202
Als studenten zich vrij voelen om hun mening te geven en de omgang binnen de instellingen
als respectvol ervaren, betekent dit dat de opleiding voldoende aandacht besteedt
aan persoonlijke ontwikkeling en het maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef?
203
Wat vindt u van de suggestie van de NVAO om afstudeerrichtingen en bijzondere routes
op te nemen op het aanvraagformulier en in de bijlage bij het accreditatiebesluit?
204
Bent u bereid gehoor te geven aan het verzoek van de NVAO en de Inspectie om eenmalig
opdracht te geven om gezamenlijk onderzoek te doen naar de kwaliteit van het onlineonderwijs?
205
Hoe vaak komt het voor dat onlinecolleges bestaan uit opgenomen colleges van eerdere
jaren?
206
Ervaren studenten ook minder toetsen en meer feedback?
207
Hoe komt het dat er geen landelijke data beschikbaar is over studievoortgang?
208
Wat is de reden dat opleidingsrendement niet aan de orde komt in visitatierapporten?
209
Hoeveel meldingen heeft de Inspectie ontvangen over proctoring?
210
Wat is uw reactie op de onduidelijkheid rondom rechtsstructuren van ho-instellingen?
211
Bij welke instellingen heeft de Inspectie een boeterapport opgesteld, met het oog
op de paragraaf Naleving wet bescherming namen en graden hoger onderwijs?
212
Voldoet een student aan de 25%-regel als het onlineonderwijs plaatsvindt in Nederland,
bijvoorbeeld door het volgen van een college dat is opgenomen op Nederlands grondgebied?
Wat is het gevolg als de 25%-regel geen waarde meer heeft?
213
Bent u bereid om de 25%-regel aan te scherpen, zodat het om daadwerkelijk fysiek onderwijs
in Nederland gaat?
214
Welke differentiatiemaatregelen die in het mbo gebruikt worden kunnen ook relevant
zijn in het funderend onderwijs?
215
Kunt u de eventuele verschillen in succesvolle differentiatie tussen verschillende
mbo-instellingen uiteenzetten op basis van de volgende thema's:
Regio; Bestuurlijke structuur; Aantal studenten; Type opleiding; Type niveau?
216
Welke kritische geluiden zijn er vanuit studenten gekomen? Hoeveel procent van de
studenten geeft aan geen winst te ervaren door het systeem van differentiëren?
X Noot
1
Pabo: Pedagogische academie voor het basisonderwijs
X Noot
2
Bol: Beroepsopleidende leerweg
X Noot
3
Mbo: Middelbaar beroepsonderwijs
X Noot
4
Po: Primair onderwijs
X Noot
5
Vo: Voortgezet onderwijs
X Noot
6
Ho: Hoger onderwijs
X Noot
7
Bsa: Bindend studieadvies
X Noot
8
Kamerstuk 35 352, nr. 21
X Noot
9
Vso: Voortgezet speciaal onderwijs
X Noot
10
Kamerstuk 31 497, nr. 377
X Noot
11
So: Speciaal onderwijs
X Noot
12
Sbo: Speciaal basisonderwijs
X Noot
13
Opdc: Orthopedagogisch didactisch centrum
X Noot
14
SES: Sociaaleconomische status
X Noot
15
Kamerstuk 31 497, nr. 350
X Noot
16
Kamerstuk 31 497, nr. 389
X Noot
17
Kamerstuk 35 570 VIII, nr. 165
X Noot
18
Kamerstuk 31 497, nr. 300
X Noot
19
Vmbo: Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs
X Noot
20
Vve: Voor- en vroegschoolse educatie
X Noot
21
Havo: Hoger algemeen voortgezet onderwijs
X Noot
22
Vwo: Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs
X Noot
23
Pro: Praktijkonderwijs
X Noot
24
Hbo: Hoger beroepsonderwijs
X Noot
25
Wo: Wetenschappelijk onderwijs
X Noot
26
Fte: Fulltime equivalent
X Noot
27
Kamerstuk 31 288, nr. 855
X Noot
28
NVAO: Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
A.M. de Vrij, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.