Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 771 Wijziging van diverse wetten in verband met zwijgbedingen in jeugdzorg, zorg en ondersteuning
Nr. 5
VERSLAG
Vastgesteld 19 mei 2021
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, belast met het voorbereidend
onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen
van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende
door de regering worden beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave
blz.
I.
Algemeen
1
1.
Inleiding
1
2.
Hoofdlijnen van het voorstel
3
3.
Verhouding tot nationale regelgeving
5
4.
Uitvoering
6
5.
Toezicht en handhaving
7
6.
Consultatie en advies
8
II.
Artikelsgewijze toelichting
10
I. ALGEMEEN
1. INLEIDING
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel tot wijziging van diverse wetten in verband
met zwijgbedingen in jeugdzorg, zorg en ondersteuning. Zij hebben hier enkele opmerkingen
en vragen over.
Op pagina 18 van de toelichting staat volgens genoemde leden de essentie van wat voorligt.
Onder het hoofdstuk «Reikwijdte» lezen zij het volgende: «alleen in een open cultuur
waarin bespreekbaar is wat niet goed is gegaan, kan van fouten geleerd worden. Overeenkomsten
met afspraken om te zwijgen, bijvoorbeeld tegenover de Inspectie Jeugd en Gezondheid
(IGJ) of de tuchtrechter, staan haaks op de transparantie die van belang is voor het
bewaken en bevorderen van de kwaliteit van de jeugdzorg, zorg en ondersteuning.»
De leden van de VVD-fractie zijn van oordeel dat zwijgbedingen een immer lerende sector
in de weg staan. Over incidenten moet verantwoording worden afgelegd, met als doel
ervan te leren en de kwaliteit van de zorg te verhogen en te vergroten. Maar hoe weegt
de regering de twijfels van de Raad van State en de kritiek die uit de internetconsultatie
naar voren zijn gekomen; met name op het vlak van de noodzakelijkheid en de mogelijk
nadelige effecten? Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst
(KNMG), GGZ Nederland, Jeugdzorg Nederland en VvAA geven bijvoorbeeld aan dat een
wijziging van de wet niet nodig is omdat het Burgerlijk Wetboek (BW), de lopende herziening
van de Gedragscode Openheid Medische Incidenten: Betere Afwikkeling Medische Aansprakelijkheid
(GOMA) en de Governancecode Zorg afdoende zijn. De leden van de VVD-fractie ontvangen
van de regering graag een reflectie op deze kritiek.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel in verband met zwijgbedingen in jeugdzorg,
zorg en ondersteuning. Deze leden zijn groot voorstander van een open cultuur waarin
bespreekbaar is hoe incidenten ontstaan en hoe hiervan geleerd kan worden. Zij hebben
nog wel enkele vragen.
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de wijziging van diverse wetten in verband met zwijgbedingen
over incidenten in jeugdzorg, zorg en ondersteuning. Deze leden vinden zwijgbedingen
over incidenten in de zorg onaanvaardbaar. Zwijgbedingen over incidenten staan wat
betreft de leden van de PVV-fractie haaks op goed bestuur en vertrouwen in de (jeugd)zorg.
Wel hechten genoemde leden aan de privacy van cliënten en medewerkers. Deze leden
zijn dan ook benieuwd hoe de regering deze privacy gaat borgen.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de wijziging van diverse wetten in verband met zwijgbedingen
in jeugdzorg, zorg en ondersteuning. Het mag duidelijk zijn dat genoemde leden het
eens zijn met het uitgangspunt van de regering dat zwijgbedingen in de zorg onwenselijk
en onacceptabel zijn.
De leden van de CDA-fractie willen graag van de mogelijkheid gebruik maken de regering
aanvullende vragen te stellen over het wetsvoorstel, mede gezien het punt dat door
de Raad van State naar voren wordt gebracht. De Raad van State stelt in haar reactie
namelijk dat de regering geen argumenten aandraagt voor de noodzaak om thans een wettelijke
regeling voor te stellen. Een wet maken, of in dit specifieke geval enkele wetten
wijzigen, kan opportuun zijn als andere middelen om de situatie te wijzigen geprobeerd
zijn of niet blijken te werken. Kan de regering nader toelichten welke stappen zij
heeft ondernomen om aan het werkveld duidelijk te maken dat in de zorg zwijgbedingen
niet wenselijk zijn bij het bewerkstelligen van een open cultuur?
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel tot wijziging van diverse
wetten in verband met zwijgbedingen in jeugdzorg, zorg en ondersteuning. Deze leden
zijn verheugd dat met dit wetsvoorstel wettelijk wordt verankerd dat een zwijgbeding
met betrekking tot het verstrekken van informatie over incidenten in jeugdzorg, zorg
en ondersteuning van rechtswege nietig is. Genoemde leden onderstrepen dat dit wetsvoorstel
ten goede komt aan de positie van de cliënt in jeugdzorg, zorg en ondersteuning, aan
de kwaliteit van de jeugdzorg, zorg en ondersteuning en aan het maatschappelijk vertrouwen
in de jeugdzorg, zorg en ondersteuning.
2. HOOFDLIJNEN VAN HET VOORSTEL
2.1 Aanleiding
Zwijgbedingen over incidenten komen ondanks de Governancecode Zorg en de lopende herziening
van de GOMA toch nog voor, zo constateren de leden van de PVV-fractie. Genoemde leden vragen de regering of er organisaties/instellingen zijn waar geheimhoudingsbepalingen
over incidenten een standaard onderdeel zijn van de arbeidsovereenkomst?
De IGJ ontving in de onderzoeksperiode 55 meldingen van vaststellingsovereenkomsten
met mogelijk ongewenste inhoud, zo lezen de leden van de CDA-fractie. Van acht vaststellingsovereenkomsten heeft de inspectie geoordeeld dat er inderdaad
ongewenste geheimhoudingsbepalingen in stonden die een belemmering vormden voor openheid
en transparantie over incidenten in de zorg. De leden van de CDA-fractie concluderen
dat de inspectie actief is gaan zoeken naar deze vaststellingsovereenkomsten. Is dit
juist? Het betrof dus geen cliënten die zich na een incident gemeld hebben bij de
IGJ? Kan de regering aangeven wat de stand van zaken is met betrekking tot ongewenste
geheimhoudingsbepalingen in 2020?
Kan de regering inzichtelijk maken welke stappen het veld zelf heeft ondernomen om
zwijgbedingen te voorkomen na het incident in het jeugdzorgdomein van 19 maart 2019?
De regering stelt dat ook in de jeugdzorg, zorg en ondersteuning goede redenen zijn
om geheimhouding af te spreken. Zo kunnen partijen overeenkomen dat geen mededelingen
worden gedaan over de hoogte van een financiële tegemoetkoming bij een minnelijke
schikking. Genoemde leden kunnen de argumentatie van de regering begrijpen. Zij vragen
aan de regering of dit het enige voorbeeld is? Kan de regering meer voorbeelden geven
waarin geheimhouding wenselijk is?
De leden van de SP-fractie lezen dat de IGJ in de onderzoeksperiode 55 meldingen heeft gekregen van verstellingsovereenkomsten
met mogelijk ongewenste inhoud, waarvan uiteindelijk acht ook daadwerkelijk geheimhoudingsbepalingen
bevatten die onwenselijk zijn. Kan de regering toelichten wat het totaal aantal vaststellingsovereenkomsten
over die periode was, zodat de percentages in perspectief kunnen worden geplaatst?
Kan de regering toelichten of het aantal van dit soort overeenkomsten is toe- of afgenomen
de afgelopen vier jaar en met welke aantallen? Is ook inzichtelijk hoe vaak die overeenkomsten
bij de IGJ zijn gemeld en hoeveel daarvan onwenselijke geheimhoudingsbepalingen bevatten?
Kan de regering toelichten hoeveel van de acht gevallen uit het IGJ-onderzoek onder
de bestaande mogelijkheden al geen zwijgcontract opgelegd hadden mogen krijgen? Klopt
het dat dit toch al niet had gemogen, aangezien ze als onwenselijk zijn aangemerkt?
Kan de regering daarbij ook toelichten hoe deze wet ervoor gaat zorgen dat instellingen
die zich nu al niet aan wet- en regelgeving rondom zwijgcontracten houden, dat met
deze wet wel gaan doen?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de IGJ in de periode april 2016 tot april 2017 onderzoek heeft gedaan naar
vaststellingsovereenkomsten met ongewenste afspraken in de zorg. De IGJ ontving in
die periode 55 meldingen van vaststellingsovereenkomsten met mogelijk ongewenste inhoud.
De onderzoeksperiode is al enige tijd geleden. Zijn er sindsdien meldingen van vaststellingsovereenkomsten
met mogelijk ongewenste inhoud bijgekomen, zo vragen genoemde leden de regering? Zo
ja, hoeveel? Is op enige manier in te schatten hoe vaak dit de afgelopen vier jaar
is voorgekomen? Komt het in de ene sector meer voor dan de andere sector?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de Raad van State het belang om zwijgbedingen
te voorkomen ondersteunt, maar kanttekeningen plaatst bij de noodzaak van het wetsvoorstel.
Zij wijst erop dat zwijgbedingen zich nu reeds niet verdragen met de geldende normen,
gelet op de eisen die aan kwaliteit en goed bestuur in de zorg worden gesteld, en
er voldoende mogelijkheden zijn om deze te handhaven. Ook stelt de Raad van State
dat geen argumenten aangedragen worden voor de noodzaak om thans een wettelijke regeling
voor te stellen. Hoe kijkt de regering tegen deze kanttekeningen aan?
1.2 Doel
De leden van de D66-fractie vragen de regering hoeveel zwijgbedingen in de zorg per jaar worden voorkomen dankzij
dit wetsvoorstel. Is daar een realistische schatting van te maken? Genoemde leden
missen een feitelijke onderbouwing van de effectiviteit van het beoogde wetsvoorstel.
Met dit wetsvoorstel beoogt de regering te verduidelijken en wettelijk te verankeren
dat een zwijgbeding met betrekking tot het verstrekken van informatie over incidenten
in jeugdzorg, zorg en ondersteuning van rechtswege nietig is, zo lezen de leden van
de CDA-fractie. Er hoeft dan niet meer, in geval van een geschil door tussenkomst van de rechter,
beoordeeld te worden of er sprake is van nietigheid omdat de inhoud of strekking van
het zwijgbeding is strijd is met de goede zeden of de openbare orde. Kan de regering
aan genoemde leden uiteenzetten hoeveel keer cliënten in de jaren 2019 en 2020 naar
de rechter zijn gegaan om een zwijgbeding nietig te verklaren?
Voorts stelt de regering dat het nietig verklaren van zwijgbedingen in lijn is met
het op 26 november 2019 aangekondigde wetsvoorstel Integere bedrijfsvoering zorgaanbieders.
Kan de regering aangeven waarom het nietig verklaren van zwijgbedingen niet in die
wet wordt opgenomen? Waarom dient de regering hier een aparte wet voor in?
2.3 Vormgeving
De leden van de SP-fractie lezen dat het verbod op zwijgcontracten met dit wetsvoorstel breed toegepast wordt.
Zo valt ook Veilig Thuis onder het verbod. Deze leden constateren echter dat Veilig
Thuis een maatschappelijk aanspreekpunt is, waar veel verschillende (maatschappelijke)
partijen met hun zorgen terecht kunnen. Klopt het dat deze partijen allemaal niet
onder het verbod vallen? Kunnen scholen die zich bij Veilig Thuis hebben gemeld in
verband met zorgen over een cliënt, alsnog een zwijgcontract aanbieden ondanks deze
wet? Ontstaat daarmee niet een risico dat melders bij Veilig Thuis binnen de (jeugd)zorg
met een ander regime te maken krijgen dan melders van daarbuiten? Zo ja, wat zijn
daar de mogelijke risico’s van?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben een vraag over de manier waarop «incident» geformuleerd wordt in de wet: «Onder incident wordt verstaan een niet-beoogde of onverwachte gebeurtenis, die betrekking
heeft op de kwaliteit en heeft geleid, had kunnen leiden of zou kunnen leiden tot
schade bij de cliënt.» Genoemde leden merken op dat de definitie van «incident» vrij breed is (zeker door
het stuk «had kunnen leiden») en vragen de regering of op deze manier niet alles dat
in de hulpverlening of zorg gebeurd hieronder zal vallen? Is dit de bedoeling van
de regering? Zo ja, kan de regering dit toelichten? Zo niet, hoe wordt dit dan wel
afgebakend?
Met betrekking tot de reikwijdte van de wet hebben de leden van de GroenLinks-fractie
nog een vraag. Dit wetsvoorstel regelt dat nieuwe zwijgbedingen altijd ongeldig zijn,
daar hoeft geen rechter meer aan te pas te komen. Hoe werkt dat voor zwijgbedingen
die voor de ingang van het wetsvoorstel zijn gemaakt? Zullen deze altijd nietig worden
verklaard door een rechter? Hoe gaat de regering ervoor zorgen dat mensen deze altijd
nietig kunnen laten verklaren? Is de rechtsbijstand die mensen met een kleine beurs
daarvoor nodig hebben wel voldoende toegankelijk?
De leden van de CDA-fractie onderschrijven het standpunt van de regering dat het voor kwalitatief hoogwaardige
jeugdzorg, zorg en ondersteuning noodzakelijk is dat cliënten moeten kunnen spreken
over incidenten; zwijgbedingen staan hier haaks op. In de toelichting stelt de regering
dat de cliënt door het zwijgbeding belemmerd wordt om melding te doen bij een toezichthouder.
De leden van genoemde fractie kunnen zich dit ook goed voorstellen, maar denken dat
het ook zonder zwijgbeding moeilijk kan zijn voor een cliënt om melding te doen bij
een toezichthouder. Kan de regering toelichten hoe vaak er over incidenten door cliënten
(of namens cliënten) in 2020 melding is gedaan? Kan dit antwoord worden uitgesplitst
in de categorieën jeugdzorg, ouderenzorg en gehandicaptenzorg? Kan de regering vervolgens
uiteenzetten hoe vaak in 2020 bij de toezichthouders melding is gedaan van een zwijgbeding?
3. VERHOUDING TOT NATIONALE REGELGEVING
3.1 Kwaliteit
De leden van de SP-fractie lezen dat het verbod op zwijgcontracten niet alleen op de cliënt zelf slaat, maar
ook personen die in «nauwe relatie tot de cliënt» staan. Kan de regering nader toelichten
hoe deze personen te duiden zijn? Zijn er risico’s verbonden aan de ruime interpretatie
van deze definitie van personen, en zo ja wat zijn deze?
De leden van de SP-fractie lezen in de toelichting dat de regering in antwoord op
de inbreng van het Huis voor Klokkenluiders aangeeft dat werknemers niet onder de
nu voorgestelde wet zullen vallen, maar deze personen kunnen ook aangemerkt worden
als in nauwe relatie staand tot de cliënt. Kan de regering toelichten waarom ze er
toch voor heeft gekozen de uitzondering hier te allen tijde voor te laten gelden?
Geldt dit ook voor oud-werknemers die nog een vertrouwensband hebben met de cliënt,
en zo ja kan dit toegelicht worden?
3.2 Gronden (ver)nietig(baar)heid BW
Het ligt in de rede dat de voorgestelde wetswijziging ertoe leidt dat geheimhoudingsbepalingen
over incidenten in jeugdzorg, zorg en ondersteuning in die overeenkomsten eerder als
nietig worden aangemerkt, zo concludeert de PVV-fractie. Waarom heeft de regering er niet voor gekozen om alle zwijgbedingen over incidenten
nietig te verklaren, dus ook de zwijgbedingen over incidenten die voor de ingangsdatum
van dit wetsvoorstel zijn toegepast?
3.3 Geheimhoudingsverplichtingen, privacy en overige bescherming
De leden van de D66-fractie lezen dat bij Jeugdzorg Nederland zorgen zijn met betrekking tot geluidsopnames in
de zorg, bijvoorbeeld van gesprekken. Deze leden lezen dat voor zover de afspraak
om een geluidsopname niet zonder toestemming openbaar te maken of te delen een belemmering
oplevert om informatie over een incident openbaar te maken of te delen, deze afspraak
in strijd is met het wetsvoorstel. Betekent dit dat zodra een geluidsopname geen incident
bevat of geen informatie bevat over een incident, dat deze niet zomaar vrijgegeven
dienen te worden? Hoe wordt in deze incident omschreven in het wetsvoorstel?
De leden van de D66-fractie vragen naar de samenloop met de Algemene verordening gegevensbescherming
(AVG). Genoemde leden vragen de regering in hoeverre reëel is dat geluidsopnames überhaupt
openbaar kunnen worden gemaakt, aangezien de AVG dit verbiedt? Welke kaders binnen
de AVG geven de ruimte om geluidsfragmenten openbaar te maken, ondanks de privacy
die geldt op stemgeluid? Geldt dit ook voor andere vormen van documentatie, denk aan
video-opnames of foto’s van zorgpersoneel of derden?
Het wetsvoorstel laat bestaande grenzen aan openbaarmaking en verstrekking onverlet.
Betrokkenen kunnen ook te ver gaan door zich smadelijk, lasterlijk of anderszins onrechtmatig
te uiten. De leden van de PVV-fractie willen graag weten hoe de regering ervoor gaat zorgen dat deze bescherming intact
blijft?
Het persoonsgebonden budget (PGB) neemt een aparte plaats in, zo lezen de leden van
de CDA-fractie. Daarbij wordt de budgethouder als werkgever of opdrachtgever zelf geacht zorg te
dragen voor het verkrijgen van kwalitatief goede zorg. Wanneer met een PGB jeugdhulp,
zorg en ondersteuning wordt bekostigd die wordt verleend door anderen dan een aanbieder
in de zin van dit wetsvoorstel, is daarop artikel 3:40 van de BW van toepassing, lezen
genoemde leden. Deze PGB-constructies vallen dus onder reikwijdte van deze wet. Is
in dit geval het zwijgbeding dus ook nietig? Maakt de regering hiermee geen verschil
tussen informele hulpverleners en formele hulpverleners?
4. UITVOERING
De inwerkingtreding van het wetsvoorstel zal met voorlichting gepaard gaan, zo constateren
de leden van de PVV-fractie. Op welke manier zal deze voorlichting concreet plaatsvinden? Komt er een informatiepunt/meldpunt
voor cliënten (en naasten) en medewerkers die geconfronteerd worden met zwijgbedingen
over incidenten in overeenkomsten?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de regering stelt dat met de inwerkingtreding van de wet ook voorlichting
zal worden gegeven over de noodzaak om in de uitvoeringspraktijk een goede balans
te vinden tussen de belangen van alle personen die bij een incident betrokkenen zijn,
in het bijzonder met betrekking tot de openbaarmaking van informatie. De cliënt mag
– binnen de grenzen van rechtmatige uitingen – niet belemmerd worden in het delen
van informatie over een incident, maar zou tegelijk oog moeten hebben voor eventuele
nadelige gevolgen daarvan voor zichzelf en voor andere betrokkenen. De leden van de
CDA-fractie snappen dit in theorie en begrijpen ook dat het goed is voor de cliënt
het incident met naasten te delen. Genoemde leden willen de regering er echter wel
op wijzen dat dit in praktijk een dun koord is. Er spelen namelijk verschillende en
soms conflicterende belangen. Daarbij, er is hier sprake van mensen (cliënten) in
een min of meer afhankelijke zorgrelatie. Is de regering zich hiervan bewust en hoe
ziet het de balans in praktijk voor zich?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering hoe het de voorlichtingscampagne wil gaan opzetten. Uiteindelijk
valt of staat deze wet bij de kennis van zorgaanbieders en cliënten/patiënten. Dit
geldt niet alleen voor zorgaanbieders, die een zwijgbeding niet meer mogen voorstellen,
maar ook voor cliënten en patiënten. Zij hebben met betrekking tot de regelgeving
een kennisachterstand ten opzichte van de zorgaanbieders. Hoe gaat de regering ervoor
zorgen dat zowel zorgaanbieders en zorgvragers kennisnemen van dit nieuwe wetsvoorstel?
Hoe gaat de voorlichtingscampagne eruitzien en welke partijen worden hier allemaal
bij betrokken?
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn blij dat bij de voorlichting bij de inwerkingtreding van het wetsvoorstel de
koepels van cliënten en aanbieders worden betrokken. Deze leden onderstrepen het belang
van voorlichting voor de bekendheid van het verbod, voor de aandacht voor privacy
van derden en voor de effecten van social media op zorgverleners. Deze leden vragen of de regering kan aangeven hoe de procedure
en planning voor het ontwikkelen van het voorlichtingsplan eruitzien en wanneer het
plan rond de inwerkingtreding kan worden uitgevoerd.
5. TOEZICHT EN HANDHAVING
De leden van de PVV-fractie delen de mening dat zwijgbedingen over incidenten in strijd zijn met kwaliteitseisen.
Deze leden lezen dat handhavend opgetreden kan worden wanneer blijkt dat er toch zwijgbedingen
over incidenten worden gemaakt. Waar kan het gemeld worden wanneer toch een zwijgbeding
over incidenten in een contract opgenomen wordt? Wordt dit meegenomen in de voorlichting?
De leden van de CDA-fractie vragen of de regering de verschillende systemen van handhaving die voortvloeien uit
de verschillende wetten kan toelichten.
Ingevolge de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) en voor Veilig Thuis
is er een vergelijkbaar systeem van handhaving, zij het dat de Wkkgz niet de mogelijkheid
van een bestuurlijke boete kent. Kan de regering toelichten waarom er in de Wkkgz
geen mogelijkheid is opgenomen voor een bestuurlijke boete?
Gemeenten kunnen bij de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)
2015 contractuele instrumenten inzetten. Daarnaast hebben zij de bevoegdheid om een
last onder bestuursdwang en daarmee ook een last onder dwangsom op te leggen. Kan
de regering aangeven hoe vaak door gemeenten sinds de inwerkingtreding van de Wmo
2015 een last onder dwangsom is opgelegd?
De leden van de CDA-fractie willen bij het punt toezicht en handhaving opmerken dat
het toezicht in de Wmo (nog steeds) niet in elke gemeente goed geregeld is, zoals
ook blijkt uit de inspectierapporten. Hier zijn ook de nodige moties – mede door genoemde
leden – over ingediend, zoals de Motie Bergkamp/Geluk-Poortvliet (29 538-317) over maatregelen en acties om het Wmo-toezicht te versterken. Kan de regering uitleggen
hoe het naar het toezicht op de Wmo kijkt? Vindt de regering dat het toezicht structureel
op orde is en kan de regering toelichten hoe het uitvoering geeft aan deze motie?
Op het moment dat een zorgaanbieder een zwijgbeding over een incident wordt gemaakt,
dan kan er bestuurlijk worden opgetreden met een boete of een aanwijzing. De leden
van de GroenLinks-fractie vragen de regering of de toezichthouders niet altijd moeten ingrijpen met een boete
op het moment dat een zwijgbeding wordt gemaakt. Nu lijkt het alsof zorgaanbieders
als ze deze wet overtreden niet per se gevolgen hiervan hoeven te ondervinden. De
leden van de GroenLinks-fractie vragen of de regering kan aangeven of er altijd gehandhaafd
zal worden als de toezichthouders erachter komen dat sprake is van een zwijgbeding?
6. CONSULTATIE EN ADVIES
6.1 Internetconsultatie
De leden van de D66-fractie lezen dat met name vertegenwoordigers van zorgaanbieders, zoals KNMG, GGZ Nederland
en Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN), menen dat met het wetsvoorstel een
signaal wordt afgegeven dat het delen van informatie over incidenten in jeugdzorg,
zorg en ondersteuning via de media is toegestaan. Kan de regering nader toelichten
waarom dit het geval zou zijn? Wat zijn de belangrijkste argumenten van deze organisaties?
Deze leden vragen de regering of het klopt dat het openbaar maken van incidenten nu
al mogelijk is en dat deze wetswijziging daar an sich niks aan verandert?
De leden van de D66-fractie vragen welke mogelijkheden de huidige wetgeving biedt,
ook kijkend naar andere wetten, om te voorkomen dat incidenten onterecht in de publiciteit
komen omdat deze niet leidden tot incidenten, niet op waarheid gebaseerd zijn of deze
veroorzaken dat zorgpersoneel (onterecht) in kwaaddaglicht komen? Kan de regering
op elk van deze drie punten nader ingaan hoe dit wordt voorkomen dankzij wet- en regelgeving
of afspraken binnen de zorg? Wordt reeds bijgehouden hoe vaak dit het geval is? Is
de regering bereid dit te monitoren?
Van de zijde van zorgaanbieders wordt de noodzaak van het wetsvoorstel ter discussie
gesteld, zo lezen de leden van de CDA-fractie. KNMG, GGZ Nederland, Jeugdzorg Nederland en VvAA zijn het eens dat zwijgcontracten
niet thuishoren in de zorg, maar menen tevens dat het niet nodig is dit specifiek
via onderhavig wetsvoorstel te regelen omdat het BW, de te herziene GOMA en de Governance
code Zorg afdoende zijn.
De regering stelt, mede in reactie op het advies van de Raad van State, dat het onderhavige
wetsvoorstel noodzakelijk is. De aard van de zwijgbedingen is immers dat zij tot zwijgen
aanzetten en daarom niet zonder meer kenbaar zullen zijn voor (onder andere) toezichthouders.
Daardoor kunnen misstanden langer in stand blijven. De leden van de CDA-fractie delen
deze stellingname van de regering. Moeten genoemde leden deze zinsnede uit de toelichting
zo opvatten dat het vermoeden bestaat dat er veel meer zwijgbedingen in omloop zijn
dan tot heden bekend zijn, of in de publiciteit zijn gekomen?
Veel zorgaanbieders geven aan een aantal nadelige effecten te zien van het wetsvoorstel,
vooral in verband met de aandacht die in de (sociale) media gegenereerd kan worden
als de openbaarheid door cliënten wordt opgezocht. De regering stelt vervolgens dat
dit wetsvoorstel geen uitnodiging is tot het openbaar maken van de informatie over
incidenten. Deze stellingname begrijpen genoemde leden, maar zoals deze leden eerder
in dit verslag naar voren hebben gebracht is dit een wankel evenwicht en is sprake
van verschillende belangen. Is de regering van mening dat in de afgelopen jaren het
te vaak zo is geweest dat het instellingsbelang voor het cliëntenbelang is gegaan?
Zo ja, kan de regering daar voorbeelden van geven?
Vindt de regering het, gezien het wankele evenwicht, niet wenselijk om in deze onderhavige
wetwijziging een evaluatiebepaling op te nemen, juist op dit specifieke punt?
De leden van de SP-fractie lezen dat Jeugdzorg Nederland zich zorgen maakt over de neveneffecten van onderhavig
wetsvoorstel. Deze leden constateren dat jeugdhulpverleners in toenemende mate te
maken hebben met agressie en geweld, en vrezen dat deze wet een (verdere) legitimatie
kan geven voor dat ongewenste gedrag. Op grond waarvan is de regering van mening dat
dit niet het geval zal zijn? Kan de regering toelichten hoe zij gaat communiceren
over deze wet, specifiek op het punt waarbij voorkomen wordt dat de wet een aanleiding
kan vormen voor ongewenst gedrag richting jeugdzorgmedewerkers?
Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie of de regering kan toelichten hoe de procedure
en planning voor het ontwikkelen van een voorlichtingsplan eruitziet en wanneer het
plan rond de inwerkingtreding wordt uitgevoerd?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben de bezwaren gelezen van onder meer Jeugdzorg Nederland over het wetsvoorstel.
Door de brede definitie van «incident» is er vrees dat mensen die op enig moment ontevreden
zijn over het handelen van instellingen, informatie zoals persoonlijke details van
professionals en hulpverleners openbaar gaan maken op bijvoorbeeld sociale media.
Ziet de regering dit risico ook? Wordt dit risico groter door deze wet? Genoemde leden
lezen dat de regering stelt dat openbaarmaking ook grenzen kent, zoals bijvoorbeeld
privacy-grenzen via de AVG en dat dit wetsvoorstel geen ruimte biedt voor grensoverschrijdend
gedrag, zoals sommige agressieve uitingen van ouders via sociale media jegens medewerkers
van jeugdzorginstellingen. Is bij de regering bekend hoe vaak dit soort openbaarmakingen
van gegevens (o.a. via social media) van jeugdzorgprofessionals voorkomen? Wordt dit bijgehouden? Wordt op deze manier
ook weleens informatie over kinderen geopenbaard en hiermee dus hun privacy geschonden?
Is hier voldoende aandacht voor en op welke manier wordt er met dit probleem omgegaan?
Is de aangekondigde voorlichting (geschetst in paragraaf 6 van de toelichting) voldoende
om dit punt te adresseren? Genoemde leden lezen dat de regering spreekt van het vinden
van een balans op dit punt. Worden hier nog verder stappen in genomen dan enkel in
gesprek blijven met elkaar? Is een gesprek voldoende? Op welke manier waarborgt de
regering dat de rechten van kinderen en professionals niet onevenredig geschonden
kunnen worden door dit wetsvoorstel?
De leden van de ChristenUnie-fractie wijzen op de zorgen van diverse zorgaanbieders of zorgkoepels over mogelijke nadelige
effecten van de wet. De zorgpartijen wijzen op de mogelijke gevolgen voor de privacy
van cliënten en hun medewerkers. De regering merkt terecht op dat openbaarmaking grenzen
heeft en dat het wetsvoorstel geen wijziging betekent voor die grenzen. Met publieksvoorlichting
waarbij alle perspectieven (van cliënt en aanbieder) aan bod komen moeten alle partijen
zich bewust worden van die grenzen. Deze zorgpartijen lijken hiermee nog niet voldoende
gerustgesteld. Op welke manier is de regering van plan om zicht te houden op eventuele
nadelige effecten van de wet, op alle betrokken partijen?
Op welke manier is de regering van plan om de effectiviteit van de wetswijziging te
meten en te evalueren, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie.
II. ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING
Artikel I
De leden van de D66-fractie zien dat de term «incident» wordt toegevoegd aan de Jeugdwet. In de Jeugdwet wordt
louter gesproken over calamiteit en niet over «incidenten». Klopt het dat de termijn
incident dan alleen wordt gebruikt bij de passage over het nietig verklaren van zwijgbedingen?
Zo nee, waar heeft het begrip incidenten nog meer betrekking op?
Artikel II
De leden van de D66-fractie zien dat de definitie «incident» wordt toegevoegd aan Artikel 1 van de Wkkgz. Heeft
deze toevoeging invloed op de bepalingen in andere artikelen binnen de Wkkgz alwaar
wordt verwezen naar de term incident, zoals Artikelen 9 en 10? Deze leden vragen dit
omdat er op dit moment geen omschrijving is van de term «incident».
De fungerend voorzitter van de commissie, Agema
Adjunct-griffier van de commissie, Heller
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Agema, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
M. Heller, adjunct-griffier
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen | Niet deelgenomen |
---|---|---|---|
VVD | 34 | Voor | |
D66 | 24 | Voor | |
PVV | 17 | Voor | |
CDA | 14 | Voor | |
SP | 9 | Voor | |
GroenLinks | 8 | Voor | |
PvdA | 8 | Voor | |
PvdD | 6 | Voor | |
ChristenUnie | 5 | Voor | |
FVD | 5 | Voor | |
DENK | 3 | Voor | |
Groep Van Haga | 3 | Voor | |
JA21 | 3 | Voor | |
SGP | 3 | Voor | |
Volt | 2 | Voor | |
BBB | 1 | Voor | |
BIJ1 | 1 | Voor | |
Fractie Den Haan | 1 | Niet deelgenomen | |
Gündogan | 1 | Voor | |
Omtzigt | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.