Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Eurogroep en informele Ecofinraad 21 en 22 mei 2021
2021D18218 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 18 mei 2021 enkele vragen en opmerkingen
aan de Minister van Financiën voorgelegd over zijn brief van 12 mei 2021 inzake de
geannoteerde agenda van de Eurogroep en de informele Ecofinraad van 21 en 22 mei 2021
(Kamerstuk 2021Z07863), alsmede over een aantal andere brieven verband houdend met de Eurogroep/Ecofinraad
(Kamerstukken 21 501-07, nr. 1752; 21 501-20, nr. 1663; 21 501-07, nr. 1753; 35 466, nr. 15; 21 501-03, nr. 157; 21 501-03, nr. 158 en 22 112, nr. 3104).
De voorzitter van de commissie, Tielen
De griffier van de commissie, Weeber
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de stukken ten behoeve van de
Eurogroep/Ecofinraad van 21 en 22 mei 2021. Zij hebben hierbij nog enkele opmerkingen
en vragen.
Voor de Eurogroep wordt gewoonlijk per halfjaar een werkprogramma opgesteld met de
onderwerpen die besproken zullen worden per vergadering. De leden van de VVD-fractie
spreken steun uit voor de thema’s die als prioritair worden bestempeld, te weten het
bevorderen van herstel en groei op de lange termijn, het versterken van de bankenunie,
de digitale euro en de internationale rol van de euro.
De leden van de VVD-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat het waarborgen van
de houdbaarheid van overheidsfinanciën een terugkeer naar begrotingsdiscipline na
de crisis noodzakelijk maakt. Kan de Minister aangeven met welk tijdspad er nu rekening
wordt gehouden als het gaat om het terugkeren naar begrotingsdiscipline?
Op 12 mei 2021 zijn de lenteramingen van de Europese Commissie gepresenteerd. Kan
de Minister een eerste reactie geven op de lenteramingen? Kan hij daarbij reflecteren
op de verwachte groei van de Nederlandse economie?
De leden van de VVD-fractie hebben de inzet van Nederland bij de gedachtewisseling
met de voorzitter van het Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme en de voorzitter van
de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad gelezen. Daarin is vermeld dat Nederland het
van groot belang vindt dat het Europese resolutiekader voor banken wordt toegepast
en dat aandeelhouders en schuldeisers daarbij meedelen in de verliezen door middel
van de toepassing van bail-in en dat het daarvoor van groot belang is dat voldoende Minimum Requirement for own
funds and Eligible Liabilities (MREL)-verplichtingen worden opgebouwd. Welke landen
vindt Nederland hier aan zijn zijde?
De leden van de VVD-fractie constateren dat de Minister ten aanzien van de gedachtewisseling
over economisch en begrotingsbeleid om herstel in de Europese Unie te realiseren,
aangeeft dat lidstaten naar verwachting zullen spreken over de implementatie van de
diverse herstelinstrumenten, met name de Recovery and Resilience Facility (RRF). In de kabinetsbrief van 3 mei 2021 over het proces omtrent ingediende herstelplannen,
geeft de Minister aan dat de herstelplannen dienen bij te dragen aan alle of een significant
deel van de landspecifieke aanbevelingen in het kader van het Europees Semester. Tegelijkertijd
bevat de RRF-verordening geen verplichting om een herstelplan in het Engels beschikbaar
te stellen. Hoe beoordeelt de Minister de herstelplannen van de lidstaten ten opzichte
van de geadviseerde hervormingen uit de landenspecifieke aanbevelingen? Kan de Minister
toezeggen de Kamer (in het Nederlands) te informeren over alle herstelplannen, in
hoeverre deze plannen voldoen aan de geadviseerde hervormingen en in hoeverre deze
(ernstige) afwijkingen bevatten?
De leden van de VVD-fractie lezen in het verslag van de Eurogroep/Ecofinraad van 16 april
2021 dat meerdere lidstaten hun prioriteiten binnen de bankenunie hebben aangegeven.
Zij vinden het goed om te lezen dat Nederland bij een herziening van het crisismanagementraamwerk
de focus legt op het weghalen van inconsistenties tussen de verschillende raamwerken
en het aanscherpen van staatssteunregels om publieke middelen beter te beschermen.
Ook spreken zij hun steun uit voor de Nederlandse inzet dat het Europese resolutiekader
voor banken wordt toegepast en dat aandeelhouders en schuldeisers daarbij meedelen
in de verliezen door middel van de toepassing van bail-in.
Andere lidstaten hebben als prioriteit aangegeven onder andere een snelle invoering
van een European deposit insurance scheme (EDIS) te willen. In navolging van het verslag
van het commissiedebat Eurogroep/Ecofinraad van 14 april 2021 vragen de leden van
de VVD-fractie of Nederland in het standpunt betreffende de EDIS heeft aangegeven
dat er eerst nog veel stappen te zetten zijn voordat we op het punt van een EDIS zijn
aanbeland. Zo ja, welke lidstaten vond Nederland aan zijn zijde?
De leden van de VVD-fractie lezen omtrent de inventarisatie rondom de digitale euro
dat Nederland heeft opgeroepen tot een politieke discussie over de doelen die de eurozone
met een digitale euro wil bereiken om daarmee richting te geven aan het Eurosysteem
voor de verdere ontwikkeling van de digitale euro. Ook dient nader onderzoek gedaan
te worden naar mogelijke risico’s en ongewenste implicaties van invoering van een
digitale euro. Hoe is deze oproep ontvangen en op welke termijn zal deze politieke
discussie gevoerd gaan worden?
Verder lezen de leden van de VVD-fractie dat de Ecofinraad van gedachten zal wisselen
over de toekomst van fiscaal vergroeningsbeleid in de Europese Unie en de rol die
dit beleid kan spelen bij het herstel van de economie. Nederland is van mening dat
milieubelastingen een belangrijk instrument kunnen zijn om de overgang naar een groenere
wereldeconomie te ondersteunen, zo lezen de leden van de VVD-fractie ook. Kan de Minister
dit concreet maken? Aan welke belastingen denkt hij en wat wordt de inzet van het
kabinet?
De leden van de VVD-fractie delen de lijn dat vanwege het grensoverschrijdende karakter
van de klimaatproblematiek Europese samenwerking op dit vlak belangrijk is.
Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie de Minister of hij kan aangeven waarom
er in de overzichten toegekende en aangevraagde Support to mitigate Unemployment Risks
in an Emergency (SURE)-leningen en schuldenuitgiften tot en met 30 maart 2021 en de
kwartaalrapportage SURE geen specificering van de bestedingsdoelen staan.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van alle stukken
met betrekking tot de vergaderingen van de Eurogroep en Ecofinraad van 21 en 22 mei
2021. Zij hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie zijn bezorgd over signalen uit artikelen in De Volkskrant1 en de Süddeutsche Zeitung2 dat de Hongaarse regering vier miljard aan middelen uit de Recovery and Resilience Facility (hierna: herstelfonds) wil inzetten voor een privatisering van Hongaarse universiteiten
waardoor de onafhankelijkheid van het onderwijs in gevaar wordt gebracht. Wat is de
mening van het kabinet over dit voornemen? Is er vanuit het rechtsstaatmechanisme
of andere instrumenten voldoende mogelijkheid om deze plannen te blokkeren? Is daarvoor
ook voldoende steun in het Europese krachtenveld en is het kabinet bereid waar nodig
Nederland daarbij een voortrekkersrol te laten spelen? Bestaat er parallel aan het
klimaat ook een do-no-harm-principe voor de rechtstaat ten aanzien van de inzet van
Europese middelen? Zo nee, hoe denkt het kabinet daarover?
De leden van de D66-fractie hebben vernomen dat Nederland nog geen herstelplan heeft
ingediend. Klopt het dat Nederland het enige land is dat nog geen herstelplan heeft
ingediend? Kan het kabinet uiteenzetten welke exacte consequenties het heeft als Nederland
bij de volgende deadline een herstelplan indient ten opzichte van indiening van de
afgelopen deadline en welke consequenties het heeft als Nederland dan wederom geen
herstelplan indient. Kan het kabinet toezeggen dat er voldoende voorwerk is gedaan
zodat in ieder geval bij de volgende deadline een herstelplan kan worden ingediend?
Wat zijn de conclusies van de ambtelijke gesprekken die hierover tot nu toe zijn gevoerd
met de Europese Commissie? Bij de argumentatie voor het niet indienen van een herstelplan
wordt verwezen naar de demissionaire staat van het kabinet en de lopende formatie.
Kan het kabinet een tijdspad schetsen op welke momenten welke besluiten genomen dienen
te worden om op tijd voor de volgende deadline het herstelplan in te dienen en hoeveel
doorlooptijd de verschillende stappen vergen? Op welk moment moet de formatie dan
afgerond zijn om een missionair kabinet nog op tijd een herstelplan te laten indienen
als Nederland? Wat zal het demissionaire kabinet ondernemen als op dat moment de formatie
nog niet afgerond is? Klopt het dat het kabinet aanvullend aan de Brede Maatschappelijke
Heroverwegingen en de commissie-Borstlap geen aanvullende hervormingen in kaart heeft
gebracht? Kan het kabinet aangeven of het zeker weet dat daarmee voldoende keuze aan
maatregelen is om te voldoen aan de eisen van de RRF-verordening? Is het kabinet bereid
in de komende maanden een nadere verkenning te doen en deze te delen met de Kamer
voor het zomerreces?
Is het kabinet het met de leden van de fractie van D66 eens dat Nederland er niet
aan ontkomt ook belastinghervormingen op het terrein van belastingontwijking op te
nemen in haar herstelplan?
De leden van de D66-fractie merken op dat zij eerder hebben gevraagd om een kwantitatieve
analyse welke besparingen optreden bij het gezamenlijk lenen van middelen voor het
herstelfonds ten opzichte van de situatie waarin deze middelen nationaal gefinancierd
zouden zijn, zonder dat daarop een antwoord is ontvangen. In de brief d.d. 23 april
2021 over de crisismaatregel SURE3 wordt een dergelijke berekening wel gemaakt voor rentebesparingen bij SURE. Waarom
is dat voor SURE wel mogelijk en niet voor het herstelfonds? Kan het kabinet zich
inspannen dat een dergelijke berekening ook gemaakt wordt voor het herstelfonds? Kan
het kabinet tevens zelf een inschatting maken van de rentebesparingen van het herstelfonds,
aan de hand van de berekening van de rentebesparingen van SURE?
De leden van de D66-fractie merken op dat de Europese Commissie in de komende maanden
met een voorstel zal komen voor een digitaledienstenbelasting, zoals afgesproken in
het tijdschema door alle regeringsleiders in de Europese Raad d.d. 17-21 juli 2020.
In een Kamerbrief als reactie op de motie-Paternotte c.s. over een digitaledienstenbelasting4 wordt vooral verwezen naar de inspanningen in OESO-verband op dit vlak. Waarom wordt
hier naar het OESO-verband verwezen terwijl het voorstel op EU-niveau nu actueler
is en inzet in EU-verband juist in de motie is gevraagd? Erkent het kabinet dat het
in het Nederlands belang is dat digitale diensten een eerlijke bijdrage betalen aan
publieke voorzieningen en dat daarbij een belasting of belastingafspraken op Europees
niveau aan zou kunnen bijdragen?
De leden van de fractie van D66 constateren dat in de Kamerbrief wordt gesteld dat
Nederland zich destijds constructief heeft opgesteld en actief meewerkt in de eerdere
onderhandelingen over een digitaledienstenbelasting in 2017. Kan worden toegelicht
welke concrete acties zijn ondernomen die door het kabinet worden verstaan onder «actief
meewerken»? Kan het kabinet aangeven hoe het zijn constructieve houding of zelfs voortrekkersrol
zal vormgeven in deze discussie als de Europese Commissie een voorstel doet in de
komende maanden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de stukken betreffende de Eurogroep
en informele Ecofinraad van 21 en 22 mei 2021. De leden van de PVV-fractie brengen
naar aanleiding daarvan het volgende naar voren.
Allereerst vragen de leden van de PVV-fractie om een overzicht van lastenverlichtende
maatregelen voor burgers en bedrijven die door andere lidstaten tijdens de COVID 19-pandemie
zijn getroffen. Kan de Minister een update geven van welke lidstaten de btw hebben
verlaagd (en in welke periode) en of er lidstaten zijn die inkomstenbelasting hebben
verlaagd? Welke lidstaten hebben vouchers of een vrij te besteden bedrag uitgegeven?
Welke lidstaten hebben maatregelen genomen met betrekking tot kindregelingen?
Voorts merken de leden van de PVV-fractie op dat de lenteraming van de Europese Commissie
als de belangrijkste graadmeter voor het sluiten van de ontsnappingsclausule wordt
gezien. De leden van de PVV-fractie willen weten of er inmiddels meer bekend is over
het sluiten van de ontsnappingsclausule, nu dat de Europese Commissie in de lenteraming
op een robuuste economische groei in 2021 en 2022 rekent.
Verder merken de leden van de PVV-fractie op dat onder andere de Europese Centrale
Bank (ECB) vergaande maatregelen heeft getroffen om de economie te ondersteunen. De
leden van de PVV-fractie willen weten welke maatregelen dit zijn. Kan de Minister
tevens een overzicht geven van hoeveel schuld de ECB inmiddels heeft opgekocht (graag
uitsplitsen naar type schuld)?
Met betrekking tot de tweede aanvullende EU-begroting 2021 hebben de leden van de
PVV-fractie de volgende vragen.
Zij vragen allereerst naar de voortgang van de invoering van het Digitaal Groen Certificaat.
De leden van de PVV-fractie willen weten hoe gegarandeerd wordt dat het Digitaal Groen
Certificaat tijdelijk is. Hoe wordt voorkomen dat mensen al dan niet indirect worden
gedwongen zich alsnog te laten vaccineren? Ook willen de leden van de PVV-fractie
weten welke regels er gelden voor mensen die niet willen reizen zonder een vaccinatiepaspoort.
Tevens willen de leden van de PVV-fractie weten welk bedrag gereserveerd is voor het
Digitaal Groen Certificaat.
Voorts vragen de leden van de PVV-fractie om een overzicht van hoe het bedrag van
48 miljoen euro van het EUSF over de lidstaten die een aanvraag hebben gedaan in het
kader van de COVID-19-crisis is verdeeld.
Ten slotte willen de leden van de PVV-fractie met betrekking tot de brief van 23 april
2021 inzake SURE-uitvoeringsbesluiten en halfjaarlijkse evaluatie weten hoe de Minister
specifiek het gegeven beoordeelt dat Griekenland een aanvraag heeft gedaan voor een
additionele toekenning van SURE-middelen van 2,5 miljard euro, wat tevens in contrast
staat met de aanvullende aanvraag van andere lidstaten. Hoe kan de additionele toekenning
van SURE-middelen van 2,5 miljard euro aan Griekenland worden onderbouwd? Waarom leidt
dit niet tot een aanpassing van de eerder afgesproken voorwaarden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA
De leden van de CDA-fractie constateren dat de Eurogroep zal spreken over de onlangs
gepubliceerde lenteraming. In de lenteraming zien zij dat grote verschillen bestaan
tussen verschillende Eurogroeplanden. Spanje, Italië en Griekenland blijven zorg baren,
maar ook bij andere Eurogroeplanden wisselt het herstel op onderdelen. De leden van
de CDA-fractie vragen de Minister in hoeverre in de Eurogroep ook best practices besproken
worden van landen die beter of sneller herstel zien en hoe de mate van veerkracht
en het herstel van economieën worden meegewogen in de manier waarop die landen hun
herstelplannen inrichten. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of er op
basis van deze raming al (voorzichtige) conclusies kunnen worden getrokken over wanneer
begonnen kan worden met de afbouw van steunpakketten en wanneer de begrotingsdiscipline
wederom kan worden toegepast.
De leden van de CDA-fractie verzoeken de Minister om tijdens de gedachtewisseling
over de macro-economische en budgettaire ontwikkelingen in de Eurozone de Europese
Commissie te verzoeken om een uitgebreide prognose op te stellen aangaande de schuldenquota
en houdbaarheid hiervan door de eurolanden. Tevens verzoeken deze leden de Minister
nadrukkelijk in te brengen, in lijn met eerdere inbrengen, dat de eurolanden de houdbaarheid
van overheidsfinanciën topprioriteit maken en dat terugkeer naar begrotingsdiscipline
na de crisis noodzakelijk is. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of duidelijk
is welke lidstaten deze oproep van Nederland onderschrijven en vragen de Minister
te onderzoeken of er een coalitie gevormd kan worden met de desbetreffende landen
om samen in te zetten op de houdbare overheidsfinanciën, schuldenafbouw en begrotingsdiscipline
van alle Europese lidstaten.
De leden van de CDA-fractie constateren dat de informele Ecofinraad zal spreken over
het economisch en begrotingsbeleid om herstel in de EU te realiseren. De leden van
de CDA-fractie lezen dat reeds veertien landen hun herstelplan hebben ingediend. Zij
vragen de Minister welke landen dat zijn. Tevens vragen deze leden of de Minister
kan aangeven waarom landen die nog geen plannen hebben ingediend dat niet hebben gedaan.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister tevens aan te geven in hoeverre er
door lidstaten gebruik is gemaakt van het pandemic crisis support instrument van het ESM, het SURE-instrument en het pan-Europees garantiefonds bij
de Europese Investeringsbank (EIB).
De leden van de CDA-fractie lezen voorts dat een deel van de uitvoeringsbesluiten
van de ingediende herstelplannen naar verwachting in juli aan de Kamer worden gestuurd.
Zij vragen of het klopt dat de Raad uiterlijk een maand de tijd heeft om over deze
uitvoeringsbesluiten te beslissen. Wat betekent dit voor het tijdsschema voor behandeling
in de Kamer, dat wil zeggen, binnen welke termijn na publicatie van de uitvoeringsbesluiten
ontvangt de Kamer een kabinetsappreciatie, wanneer kan de Kamer input leveren en binnen
welke termijn moet de Kamer beslissen? Bestaat het risico dat de Kamer in een paar
weken tijd veertien uitvoeringsbesluiten tot zich moet nemen en hierover moet meebeslissen?
Is het kabinet reeds bezig met een (ambtelijke) voorbereiding van een appreciatie
van de ingediende herstelplannen? Zo ja, kan het kabinet ter voorbereiding voor de
zomer reeds een voorlopige appreciatie geven van de ingediende herstelplannen ter
voorbereiding op de besluitvorming? De leden van de CDA-fractie vragen de Minister
met een behandelvoorstel te komen wanneer de uitvoeringsbesluiten worden voorgelegd
aan de Kamer tijdens het reces.
Op het gebied van monetair en begrotingsbeleid lezen de leden van de CDA-fractie dat
in het kader van effectiviteit van monetaire beleidsinspanningen nationale kredietgaranties
de kans vergroten dat banken de extra liquiditeit van de ECB doorzetten naar bedrijven
die daardoor kunnen overleven. De leden van de CDA-fractie vragen hoe groot het kabinet
de kans inschat dat bij het afbouwen van het steunbeleid een golf van faillissementen
volgt en of de voorbereiding hierop ook onderdeel zal zijn van de discussie op dit
agendapunt. Ook lezen deze leden voor wat betreft het monetaire beleid dat het aankoopbeleid
flexibel kan worden vormgegeven. Wat wordt hier precies mee bedoeld? Heeft de ECB
ook een bovengrens gesteld of een bepaalde bandbreedte waarbinnen de flexibiliteit
geldt?
De leden van de CDA-fractie constateren dat ten aanzien van de gedachtewisseling over
de relatie tussen de financiële en niet-financiële sector als belangrijk aandachtspunt
wordt genoemd het op het juiste moment afbouwen van steun. Daarbij moet onderscheiden
worden welke bedrijven levensvatbare bedrijfsmodellen hebben en welke niet, en hoe
de financiële sector hierop voorbereid is. De leden van de CDA-fractie vragen zich
af wie deze beoordeling van wel/niet-levensvatbaarheid zal gaan maken en op welk moment.
Is dit de verantwoordelijkheid van banken, hebben overheden hierin ook een rol, of
anderszins? Ook zijn deze leden benieuwd of hier niet al eerder over is nagedacht,
zodat niet lange tijd bedrijven in stand worden gehouden die ook zonder de coronacrisis
niet langer levensvatbaar waren geweest. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister
bovendien om aan te geven in hoeverre financiële instellingen die onder het toezicht
van de Europese instellingen en het SSM vallen te lijden hebben onder de huidige Covid-crisis.
Zij vragen de Minister of hij het nodig acht stresstesten op te tuigen waarmee de
weerbaarheid van Europese financiële instellingen voor specifieke Covid-crisis gevolgen
wordt getoetst. Deze leden spreken de zorg uit over een domino-effect wanneer er economische
sectoren bezwijken onder de Covid-maatregelen en vragen de Minister in hoeverre de
huidige Europese mechanismen hier tegen gewapend zijn. De leden van de CDA-fractie
vragen de Minister om een actuele stand van de kapitaalbuffers van banken per lidstaat.
De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd naar het Fit for 55%-pakket van de Europese Commissie. Zij zijn het eens met het kabinet dat Europese
samenwerking op milieubelasting belangrijk is om klimaatproblematiek effectief te
kunnen aanpakken. Dit om een gelijk speelveld te creëren en weglekeffecten te voorkomen.
Kan het kabinet iets zeggen over het Europese krachtenveld op dit gebied?
De gedachtewisseling van agendapunt «Thematische discussie over aanpassingen bij grote
economische schokken in de eurozone – inzichten van de COVID-19-crisis» wordt gevoerd
op basis van een notitie van de Europese Commissie, die op het moment van schrijven
van de geannoteerde agenda nog niet beschikbaar was. De leden van de CDA-fractie vragen
de Minister deze notitie aan het verslag van deze eurogroep toe te voegen. De Minister
geeft in de geannoteerde agenda aan dat het te lang geven van steun negatieve effecten
voor de economie kan hebben. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister dit standpunt
nader toe te lichten, bovendien vragen deze leden of de Minister van mening is dat
de Europese Commissie landen moet aanspreken op een te ruim steunpakket. Vindt de
Minister dat dergelijke aanbevelingen deel moeten uitmaken van de Europese begrotingscyclus
en bijvoorbeeld opgenomen zouden moeten worden in semester?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP
De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de agenda van de
komende Ecofinraad. De leden van de SP-fractie vragen de Minister naar het beoordelingskader
voor de Nederlandse stemintenties per lidstaat. Zij willen weten wat de harde eisen
zijn en zij willen weten wat de appreciaties zijn. De leden van de SP-fractie vragen
de Minister of de analyse klopt dat de uitdaging bij het herstelfonds vooral ligt
bij de uitvoering, in plaats van het introduceren van hervormingen op papier.
Met bezorgdheid vragen de leden van de SP-fractie de Minister naar het feit dat leningen
met voorwaarden van de RRF (of SURE) populair zijn, terwijl leningen van het ESM zonder
voorwaarden door geen enkele lidstaat worden gebruikt. De leden willen weten wat dit
zegt over het ESM. Kunnen de lidstaten niet goedkoper lenen op de kapitaalmarkt? Wat
vindt de Minister van het feit dat de Commissie haar eigen schuldagentschap opbouwt,
terwijl de eurozone al een schuldagentschap heeft, namelijk het ESM? De leden vragen
de Minister wat de strategische prioriteiten van Nederland in de discussie over afbetaling
van de leningen. Of wordt dit simpelweg overgelaten aan volgende generaties?
De leden van de SP-fractie vragen de Minister of het klopt dat er door de Ecofinraad
wordt toegewerkt naar een gecoördineerde exitstrategie voor steunmaatregelen. Zij
vragen hierbij naar de Nederlandse prioriteiten. Op welke wijze wil de Minister de
financiële stabiliteit bewaken bij de afbouw van steunmaatregelen?
De leden van de SP-fractie vragen de Minister naar de opvatting van het IMF dat overheidssteun
dit jaar nog niet moet worden afgebouwd, maar zelfs moet worden verhoogd. Zij willen
zijn mening hierover horen. De leden van de SP-fractie willen weten of er ook gesproken
wordt over inflatieontwikkelingen in de eurozone. Zij vragen de Minister te verklaren
waarom instituten waarschuwen voor grote tekorten bij bedrijven en tegelijkertijd
niet alle steunmaatregelen van overheden in landen volledig worden opgenomen. De leden
van de SP-fractie willen weten of er verdere maatregelen nodig zijn om banken proactiever
te laten handelen op een mogelijke stijging van niet-presterende leningen (NPL’s).
Ook willen de leden van de SP-fractie weten wat de inbreng van de Minister wordt bij
het debat over groene belastingen. Wordt hierbij ook gesproken over de richtlijn energiebelastingen?
De leden van de SP-fractie vragen de Minister naar uitspraken van de heer Enria, voorzitter
van de Supervisory Board van de ECB, dat de interne risicobeoordeling bij veel banken
niet op orde is. Wat gaan de Eurogroep en de toezichthouders hieraan doen?
De leden van de SP-fractie vragen de Minister of het passend is, met het oog op mogelijke
stijgingen van NPL’s, dat banken wederom dividend mogen uitkeren. Zij vragen de Minister
de toezichthouders hierop te laten bevragen.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister of hij de oproep van banken om de implementatie
van Basel III verder uit te stellen steunt.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GroenLinks
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda.
Zij hebben een aantal vragen over de daarin genoemde en aangelegen thema’s.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben een aantal vragen over de verduurzaming
van de financiële sector. Zij vragen allereerst naar de nieuwe Sustainable Finance
Strategy, die de Europese Commissie aankomende zomer zal publiceren. Op welke manier
maakt Nederland zich er voor en achter de schermen hard voor dat deze agenda voldoende
ambitieus zal zijn? Kan meer gezegd worden over de aard van het (ambtelijke) contact
dat hierover gaande is? En kan het kabinet bevestigen dat de pijlers transparantie
over duurzaamheidsrisico’s, meer focus op reductie van vervuilende investeringen in
plaats van enkel meer groen, en een rechtvaardige verliesverdeling, conform de initiatiefnota
Snels c.s.5, in zijn inzet voor en achter de schermen leidend zijn?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen het kabinet naar de groene taxonomie. Wat
is de kabinetsappreciatie van de door de Commissie recentelijk gepresenteerde gedelegeerde
handelingen ten aanzien van de groene taxonomie? En kan het kabinet bevestigen dat
het zich er aankomend najaar in EU-verband hard voor gaat maken om fossiele brandstoffen,
zoals gas, en kernenergie buiten de standaarden van de groene taxonomie te houden?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen naar de effecten van het gegeven dat de
deadline voor de implementatie van de BRRD II-richtlijn niet gehaald is. Zij vragen
hierbij zowel naar de effecten van het mislopen van de deadline voor implementatie
zelf, als ook naar verdere acties vanuit de Europese Commissie richting Nederland
wegens het mislopen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen naar de herstelplannen van andere lidstaten.
Zij vragen met welk beoordelingskader het Ministerie van Financiën over plannen van
andere lidstaten een oordeel zal vormen. De leden van de GroenLinks-fractie vragen
daarbij speciaal aandacht voor de mate waarin investeringen groen zijn. Erkent de
Minister het risico dat daadwerkelijke plannen in mindere mate groen zijn dan zij
doen voorkomen, en de quota niet halen, bijvoorbeeld omdat in het Europese deel van
de plannen extra ingezet wordt op klimaat maar dit in het nationale deel juist ontbreekt?
De leden van de GroenLinks-fractie verwijzen hier onder andere naar de Green Recovery Tracker van het Wuppertal Instituut en denktank E3G. Op welke manier zou hier in de beoordeling
van de kwaliteit van plannen om een groen herstel mogelijk te maken op toegezien worden?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat de consequenties zijn voor de plannen
als blijkt dat de groene en digitale quota niet gehaald worden. Verschillende landen
kiezen in hun plannen voor quota die dicht boven het afgesproken minimum liggen. Een
situatie kan dan ontstaan waarbij, door het niet succesvol implementeren van een relatief
klein onderdeel van bijvoorbeeld een klimaatplan, het gehele quotum niet gehaald wordt.
Slaat de tranchering van het uit te keren geld op dat moment terug enkel op het subdeel
of op een groter deel? Hoe werkt dit in de techniek, zo vragen deze leden.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister het met hen eens is dat de
grotere pool aan Europese safe assets nu bijdraagt aan de economische beleidsdoelen
van de EU, waaronder een sterke internationale positie van de euro, en het verkleinen
van het aanbod van Europese safe assets na 2028 juist weer contrair zou zijn met deze
doelen. Wat zijn daarvan de implicaties?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of Nederland op enig moment heeft overwogen
om grensoverschrijdende plannen voor te bereiden in het kader van het RRF. Waarom
is hier in de voorbereiding uiteindelijk wel of juist niet voor gekozen? En wat zijn
op dit punt in de toekomst de afwegingen?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de reactie van het kabinet op de aanbeveling
van het IMF in de regionale outlook om komend jaar 375 miljard euro extra aan publieke
middelen in de Europese economie te investeren (nog los van Herstelfondsmiddelen).
Welke rol speelt deze aanbeveling in de strategische discussie over het herstel?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen het kabinet te reageren op de analyse van
de heer Enria, voorzitter van de Supervisory Board van de ECB6, over het gegeven dat een significant aantal Europese banken (twee van de vijf banken
heeft volgens de toezichthouder tekortkomingen) hun risicoclassificatie niet op orde
heeft en dat er zelfs banken zijn die doelbewust niet transparant zijn over de risico’s.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen het kabinet een economische duiding en politieke
appreciatie van de recente inflatieontwikkelingen in Nederland en Europa en de effecten
daarvan op de Europese obligatiemarkten.
De GroenLinks-fractie vraagt waarom Nederland geen aanvraag heeft gedaan voor geld
uit het Europese solidariteitsfonds voor natuurrampen, te meer omdat andere landen
tientallen miljoenen uit dit fonds ontvangen hebben in het licht van de COVID-pandemie.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het kabinet kan ingaan op de juridische
houdbaarheid, bijvoorbeeld bezien door de Wereldhandelsorganisatie, van een ambitieuze
Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM) op het moment dat de CO2-uitstoot van economische activiteiten binnen de EU in onvoldoende mate hetzelfde
belast worden. Wat betekent dit voor de opstelling van Nederland ten aanzien van de
samenhang tussen de herziening van ETS en introductie van het CBAM?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het kabinet het eens is met Fabio Penetta,
lid van het ECB-bestuur, die stelt dat de EU werk zou moeten maken van een belasting
op het energieverbruik van cryptovaluta. Is het kabinet het met de heer Penetta eens
dat deze discussie gevoerd moet worden en is zij bereid zich in deze discussie constructief
op te stellen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben enkele opmerkingen en
vragen.
De leden van de PvdD-fractie zijn ervan op de hoogte dat 37% van de Recovery and Resilience Facility, het omvangrijkste budget uit het EU-herstelfonds, duurzaam moet worden besteed.
Zoals bekend vinden de leden van de PvdD-fractie dat het EU-Herstelfonds geheel in
het teken moet staan van duurzaamheid. Zij waren al bezorgd over de onduidelijke,
multi-interpretabele duurzaamheidscriteria, waardoor lidstaten in grote mate zelf
konden bepalen wat duurzaam is. Nu hebben ze er ook kennis van genomen dat de herstelplannen
die de lidstaten hebben ingediend zeer verwarrend en onvergelijkbaar zijn. Dat maakt
het lastig te beoordelen of de plannen wel echt duurzaam zijn. Volgens de Green Recovery
Tracker komen de landen niet op 37% uit, ook al zeggen sommige landen dat ze boven
dat percentage zitten. Klopt het dat het kabinet voor de eigen beoordeling afgaat
op het oordeel van de Europese Commissie?
Welk beoordelingskader zal de Minister hanteren om de plannen te beoordelen op duurzaamheid?
Kan hij het beoordelingskader met de Kamer delen? Op welke manier gaat hij voorkomen
dat de plannen in werkelijkheid greenwashing zijn? Mist hij momenteel nog informatie
om tot een goede beoordeling te komen van de plannen? Zo ja, welke? Is hij bereid
om dit te bespreken in de Eurogroep/Ecofinraad van 21 en 22 mei 2021? Is hij bereid
om voor de appreciatie van de plannen in kaart te brengen hoeveel extra gigawatt aan
wind- en zonne-energie de plannen van de lidstaten gaan opleveren, per lidstaat en
in totaal?
De leden van de PvdD-fractie merken verder op dat het Internationaal Energie Agentschap
(IEA) een rapport heeft opgesteld ter ondersteuning van de klimaattop die in november
in Glasgow zal worden gehouden. Volgens dit rapport zijn er enorme inspanningen nodig
om de opwarming van de aarde te beperken tot 1,5 graad Celsius. Volgens het rapport
moeten oliemaatschappijen helemaal stoppen met investeren in de exploratie van nieuwe
olie- en gasvelden, kunnen er geen nieuwe kolencentrales worden bijgebouwd en moet
er jaarlijks vanaf 2030 1.020 gigawatt vermogen aan wind- en zonne-energie bij komen.7
Deelt de Minister de analyse dat wanneer de plannen van lidstaten hier niet op zien,
de plannen onvoldoende bijdragen aan het klimaat? Is de Minister bereid om na te gaan
of de plannen van de lidstaten hierop zien? Is hij bereid om deze vraag voor te leggen
tijdens de Eurogroep/Ecofinraad van 21 en 22 mei 2021?
De leden van de PvdD-fractie zijn van mening dat het afbouwen van fossiele subsidies
prioriteit heeft, omdat dit overduidelijk haaks staat op klimaatbeleid. Is de Minister
bereid om na te gaan of lidstaten maatregelen treffen om belastingvrijstellingen voor
het gebruik van fossiele brandstoffen voor bedrijven af te schaffen of duurzaam te
hervormen? Is de Minister bereid om deze vraag voor te leggen tijdens de Eurogroep/Ecofinraad
van 21 en 22 mei 2021? De leden van de PvdD-fractie denken dat niet alleen de plannen,
maar ook de uitvoering erg belangrijk is. Zij vragen zich af: hoe zullen we straks
weten of en in welke mate de miljarden uit het EU-herstelfonds die voor verduurzaming
moesten worden ingezet, bij hebben gedragen aan het klimaat? Hoe wordt het toezicht
op de uitvoering geregeld? Is de Minister bereid om dit te bespreken tijdens de Eurogroep/Ecofinraad
van 21 en 22 mei 2021? Wat wordt de Nederlandse inbreng ten aanzien van het toezicht
en evaluatie? Is hij bereid om het idee van een tussentijdse evaluatie te bespreken
in de Eurogroep/Ecofinraad van 21 en 22 mei 2021?
De leden van de PvdD-fractie zijn op de hoogte van de ontwikkelingen van nieuwe EU-voorstellen
om verdere klimaatverandering tegen te gaan. Het is hen opgevallen dat er op nationaal
niveau belastingvoordelen voor bedrijven rond energiegebruik zijn geregeld die incompatibel
zijn met deze voorstellen. Dit kan de Europese en internationale klimaatsamenwerking
bedreigen. Het zou bijvoorbeeld niet uit te leggen zijn als de EU een CO2-grensmechanisme introduceert waardoor er over bepaalde producten een heffing aan
de grens wordt geheven, terwijl lidstaten die producten op nationaal niveau binnenlands
blijven subsidiëren. Kan de Minister een overzicht geven van deze producten waar Nederland
belastingvoordelen voor heeft geregeld? Kan hij ook een overzicht geven van producten
waar de andere lidstaten belastingvoordelen voor hebben geregeld, uitgesplitst naar
lidstaat?
De leden van de PvdD-fractie denken dat de vrijstellingen voor fossiele brandstoffen
en het degressieve tariefstructuur in de energiebelasting niet verenigbaar zijn met
de vergroeningsbeweging die de EU wil doorzetten en denken dat die de besluitvorming
rond en uiteindelijk ook de uitvoering van EU-voorstellen waar het kabinet positief
tegenover staat, in de weg kan zitten. Dit, terwijl het kabinet vaak juist aangeeft
dat klimaatverandering het beste kan worden aangepakt door internationale samenwerking.
Is de Minister ook van mening dat het onwenselijk is als Nederlandse vrijstellingen
en subsidies voor fossiele brandstoffen internationale samenwerking op het gebied
van klimaat in de weg zitten? Op welke manier gaat hij dit voorkomen? Wordt er op
ambtelijk niveau al gekeken naar de samenstelling van het pakket Belastingplan 2022?
Welke bouwstenen uit de bouwstenenrapporten voor een beter belastingstelsel zouden
volgens de Minister kunnen bijdragen aan fiscale vergroening? Met andere woorden:
wat is de exitstrategie van het kabinet op het gebied van fossiele subsidies en wordt
daar al aan gewerkt, zodat onze fossiele subsidies internationale en Europese samenwerking
niet in de weg zitten?
Het kabinet zegt vaak dat klimaatbeleid het beste op internationaal of EU-niveau kan
worden aangepakt, maar internationale of EU-samenwerking op het gebied van klimaat
wordt bedreigd door nationale fossiele subsidies. Is de Minister bereid om de noodzaak
van het afschaffen van fossiele subsidies in de Eurogroep/Ecofinraad te bespreken?
Wat wordt de Nederlandse inbreng precies?
De leden van de PvdD-fractie merken tot slot op dat zij er kennis van hebben genomen
dat het volgens ECB-lid Fabio Panetta tijd is dat de EU gaat nadenken over energiebelastingen
op crypto activa. Wat vindt de Minister van dit idee? Zijn er mogelijkheden om dit
op nationaal niveau te regelen? Zou hij hierop kunnen voorsorteren bij het Pakket
belastingplan 2022?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van Volt
De leden van de fractie van Volt hebben kennisgenomen van de voor dit schriftelijk
overleg geagendeerde stukken en hebben daar opmerkingen bij en vragen over.
Als eerste merken de leden van de Volt-fractie op dat, daar het formeren onbedoeld
lang kan duren, zij het onverantwoord achten om geen plannen in te dienen voor het
coronaherstelfonds. De vraag is dan ook wanneer de demissionaire Minister dan wel
de Kamer aan de slag mag om te werken aan deze plannen. Hier is geen kabinet voor
nodig, missionair dan wel zakelijk. Een parlement dat zich zakelijk in het algemeen
belang opstelt is, zo merken de leden van de Volt-fractie op, voldoende om robuuste
plannen in te dienen die aan de zes punten van de voorwaarden voldoen. De leden van
de Volt-fractie vragen of de Minister dit deelt, en zo ja, hoe gestart kan worden
door een groep van mensen die nadenken over de mogelijke plannen die invulling geven
aan de hervormingen die Nederland moet doen.
Ten tweede merken de leden van de Volt-fractie op dat zij nergens in de stukken zijn
tegengekomen wat de stand van zaken is inzake werkloosheid, en dan specifiek jeugdwerkloosheid.
Wat zijn de cijfers en wat zijn de plannen om die aan te pakken? Anders blijven we
van crisis naar labbekakkerige groei naar crisis tot geen groei sukkelen. De leden
van de Volt-fractie achten het tijd om werkloosheid en specifiek jeugdwerkloosheid
aan te pakken. Ook in Nederland zijn er jongeren die door onderwijs en stages een
achterstand hebben gelopen en mogelijk meer kans lopen om werkloos te raken. Maar
vooral in andere Europese landen waren deze problemen nog niet opgelost voor de Coronapandemie
daar hard toesloeg. De leden van de Volt-fractie ontvangen graag een reactie hierop
van de Minister.
De leden van de Volt-fractie maken komen, ten derde, bij het punt van NextGenerationEU.
Wat wordt op dit moment gedaan in de verschillende landen, en ook in Nederland, om
de economie niet alleen te herstellen, maar vooral ook voor de jonge generaties duurzaam
en robuust in te richten?
Een vierde onderwerp van de Volt-fractie betreft de prognose voor de eurozone. De
leden van de Volt-fractie blijven erbij dat sturen op lage werkloosheid en meer economische
groei de eurozone robuuster zal maken dan sturen op begrotingsdisciplines. Zeker nu
ook meer landen zich afzetten tegen die disciplines, zijn deze variabelen aan de beurt
om goed te gemonitord te worden. Wat is het perspectief van de Minister hierop?
Ten vijfde maken de leden van de Volt-fractie opmerkingen over de fiscaliteit.
Belastingen, belastingen en nogmaals belastingen. Het is onacceptabel, zo merken de
leden van de Volt-fractie op, dat Amazon 44 miljard euro omzet boekte in Europa, en
vanuit Luxemburg een aftrekpost van 56 miljoen euro toegekend kreeg. Dit bedrijf,
zoals zovele, profiteert van onze werkers, onze digitale infrastructuur en onze consumenten
met de best georganiseerde interne markt die toegang geeft tot 450 miljoen Europeanen.
Dit bedrijf krijgt geld omdat het geld verdient. Gekker kun je het haast niet bedenken.
Is het kabinet het eens met deze opvatting? Zo ja, wil de Minister dan met zijn collega-ministers
praten over deze vorm van economische ondermijning van Europa? Als wij willen dat
er in de toekomst werkers zijn, consumenten zijn en digitale infrastructuur is, moeten
mensen worden geschoold, moet infrastructuur worden aangelegd en dan moeten mensen
geld hebben om te kunnen besteden. Daarom is het beste dat deze bedrijven ook hun
maatschappelijke bijdrage gaan leveren. Is de Minister het ook eens met deze opvatting?
Zo ja, wil de Minister werk gaan maken van het invoeren van Europese belastingen voor
multinationals en Big Tech zodat dit soort constructies uit Luxemburg eindelijk kan
stoppen?
De leden van de Volt-fractie merken dat we deze gezamenlijke belastingen nodig hebben
vanuit rechtvaardigheid. Het zijn collectieve maatschappelijke bijdragen. En daarbij
helpt het de EU om met haar eigen middelen investeringen te doen voor het groener
en vitaler maken van de EU voor welzijn en welvaart van Europeanen.
Graag ontvangen zij een reflectie van het kabinet.
II Reactie van de Minister van Financiën
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
A.H.M. Weeber, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.