Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 746 Wijziging van de Wet dieren in verband met actualisering van de diergezondheidsregels en enkele technische aanpassingen
Nr. 5 VERSLAG
Vastgesteld 11 mei 2021
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), belast met het
voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te
brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen
afdoende zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit
wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Kuiken
De adjunct-griffier van de commissie, Goorden
I. ALGEMEEN
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de wijziging van de Wet dieren
in verband met actualisering van de diergezondheidsregels en enkele technische aanpassingen.
Deze leden hebben hierbij nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorliggende
wetsvoorstel. Deze leden zijn positief over de actualisering van de regelgeving voor
diergezondheid in de Wet dieren. Zij hebben nog enkele vragen en opmerkingen aan de
regering.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel.
Deze leden hebben daarover op dit moment geen vragen
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende
wetsvoorstel. Deze leden hebben nog enkele vragen over aanpalende onderwerpen.
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende
wetsvoorstel. Zij hebben nog enkele vragen.
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel en
heeft daarover nog enkele vragen.
1. Inleiding
Tijdens het debat over de wijziging van de Wet dieren in verband met de uitvoering
van de herziene Europese diergezondheidswetgeving deden de leden van de Partij voor
de Dieren-fractie een voorstel om het verbod op het zelf doden van dieren uit te breiden
naar alle categorieën dieren die niet voor productie worden gehouden. Deze leden vinden
het namelijk niet te verantwoorden dat dit verbod momenteel slechts geldt voor honden,
katten en ganzen. De Minister stelde tijdens dit debat te willen kijken naar de handhaafbaarheid
en uitvoerbaarheid bij de diensten. Deze leden zijn ervan overtuigd dat het strafbaar
stellen van het doden van alle soorten gezelschapsdieren de politie helpt in het aanpakken
van dierenbeulen. Er hoeft dan immers niet meer te worden bewezen dat een dier heeft
geleden tijdens het doden, wat in de praktijk een lastige, zeer tijdrovende en kostbare
zaak is. Is de regering bereid hierover ook in gesprek te gaan met vertegenwoordigers
van de dierenpolitie?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen of de regering heeft gezien dat
bij de «floating farm» in Rotterdam onlangs voor de tweede keer in korte tijd een
koe in het water is beland. Het dier moest door de brandweer uit het water worden
getakeld met een hijskraan. Deelt de regering de mening dat zo’n drijvende boerderij
een zeer onnatuurlijke en kennelijk ook gevaarlijke plek is om dieren te houden? Zo
nee, kan zij dat toelichten? Welke mogelijkheden ziet de regering om een einde te
maken aan dergelijke initiatieven, bijvoorbeeld door het aanscherpen van de huisvestingseisen?
Het lid van de BBB-fractie merkt op dat draaiboeken voor dierziekten niet actueel
zijn bijgewerkt en niet makkelijk beschikbaar of vindbaar zijn (onder andere van de
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland).
Deze zijn jaarlijks verplicht actueel te houden volgens de EU-diergezondheidswetgeving.
Dit lid vraagt de regering om met spoed de meest actuele draaiboeken voor dierziekten
online te plaatsen, met vermelding van datum van de laatste actualisatie.
2. Hoofdlijnen van het voorstel
2.1 Informatieplicht bij besmettelijke dierziekte
De leden van de VVD-fractie lezen dat de aanpassing van de wet een informatieplicht
bewerkstelligt voor een houder van dieren bij een besmettelijke dierziekte. De regering
kan een houder verplichten om kopers van de betreffende dieren over de ziekte te informeren,
voor zover de verkoper beschikt over de contactgegevens van kopers. «De voorgestelde
bevoegdheid behelst dus niet een verplichting voor de houder om kopers te registreren,»
zo lezen deze leden. Wat houdt dan de «informatieplicht» in? Waar moet een houder
straks wel en niet aan voldoen, wanneer voldoet hij aan de plicht, en wanneer is sprake
van het verzaken hiervan? Zij zijn van mening dat als de wet een mogelijkheid tot
informatieplicht zekert, de houder duidelijkheid moet krijgen over wat van hem verwacht
wordt. Is de regering dat met hen eens?
De leden van de VVD-fractie lezen dat een dergelijke plicht aansluit bij de bestaande
verplichting voor verkopers van gezelschapsdieren om kopers bij verkoop of aflevering
over de gezondheidsstatus van het dier te informeren. Klopt de veronderstelling dat
er dus nu ook sprake is van een plicht? Zo ja, hoe verhoudt de uitspraak van de regering
dat er geen sprake zou zijn van een verplichting voor de houder om kopers te registeren
zich hiertoe?
De regering schrijft dat indien snel actie is vereist om kopers van (gezelschaps)dieren
te informeren en maatregelen te treffen, die kopers rechtstreeks door de regering
worden benaderd op basis van informatie van de verkoper over de kopers. Wat doet de
regering indien de verkoper niet over deze informatie beschikt? Immers, er is geen
sprake van een verplichting. Is de regering het met de leden van de VVD-fractie eens
dat hier een scheve redenering in doorklinkt?
De leden van de D66-fractie vragen of de regering in het geval van een uitbraak van
een besmettelijke dierziekte genoeg ruimingscapaciteit heeft. Zo constateren deze
leden dat dit niet het geval was bij de uitbraak van COVID-19 bij nertsen. Zo gaf
het Outbreak Management Team Zoönose (OMT-Z) in juli 2020 het advies om preventief
te ruimen, waarna hier in augustus op werd teruggekomen omdat er niet genoeg ruimingscapaciteit
beschikbaar was. Hierna werd gekozen alleen besmette bedrijven te ruimen en in te
zetten op versterkte screening. Deze leden hebben zorgen dat wanneer een andere besmettelijke
dierziekte uitbreekt in de vee- of dierhouderij, niet op tijd ingegrepen kan worden.
Kan de regering hierop reflecteren en aangeven hoeveel ruimingscapaciteit op dit moment
beschikbaar is? In het geval dat bijvoorbeeld de vogelgriep zodanig muteert dat het
over kan springen van mens op mens, op welke manier is de regering dan voorbereid?
Is de regering het met deze leden eens dat we dan zeer kwetsbaar zijn met meer dan
100 miljoen dieren in de pluimveehouderij?
Voorts vragen de leden van de D66-fractie waarom de regering niet heeft gekozen om
een registratieplicht voor houders van dieren op te nemen. Deze leden hebben twijfels
of de informatieplicht in de praktijk tot zijn recht zal komen wanneer dit op vrijwillige
basis gebeurt, zeker gezien het om een grote hoeveelheid houders gaat. Welke handhavingsinstrumenten
wenst de regering toe te passen om de naleving te garanderen? Indien hiervoor geen
handhavingsinstrumenten worden ingezet, hoe verwacht de regering dan zicht te kunnen
houden op de naleving van de informatieplicht? En wanneer de regering toch kiest voor
een registratieplicht, hoe kan zij dan de privacy van houders waarborgen?
De leden van de SGP-fractie lezen dat de informatieplicht zou gelden «voor zover de
verkoper beschikt over de contactgegevens van kopers». Deze leden hebben hier enkele
vragen over. Hoe verwacht de regering zicht te houden op de naleving van deze informatieplicht?
Op welke wijze wil zij deze informatieplicht handhaven? Zijn in de praktijk problemen
geconstateerd doordat houders van gezelschapsdieren kopers niet informeerden over
een verdenking of besmetting?
2.2 Kentekenen en waarschuwingsborden
Plaatsing van waarschuwingsborden en kentekenen blijft ook in de nieuwe situatie mogelijk.
Klopt het dat bij zoönosen de standaardprocedure blijft dat er borden en tekenen worden
geplaatst? De leden van de VVD-fractie begrijpen dat plaatsing van borden en kentekenen
door digitale informatiekanalen niet meer zo urgent is als vroeger. Echter, hoe borgt
de regering dat ook mensen die niet aangesloten zijn op de digitale kanalen/internet
tijdig worden geïnformeerd om duidelijk te maken dat in een bepaald gebied een verbod
geldt om dieren te vervoeren? Enerzijds lezen deze leden dat borden ter informatie
dienen en geen zelfstandig rechtsgevolg hebben, anderzijds dat er op basis van artikel
5.6, vijfde lid wel degelijk een verplichting is om regels te stellen over het vervoeren
van dieren, producten of voorwerpen van en naar locaties waar een kenteken is geplaatst
en toegang van personen daartoe. Daarmee is er toch wel degelijk sprake van een zelfstandig
rechtsgevolg? Zo nee, waarom niet?
2.3 Tegemoetkoming in schade
Bij tegemoetkoming in schade sluit de regering een overeenkomst met een partij die
deskundigen levert om de waarde van dieren, producten of voorwerpen te taxeren, zo
lezen de leden van de VVD-fractie. Kan de regering uitleggen op welke manier de houders
van dieren hierbij worden betrokken? Is er ook aandacht voor het mogelijk persoonlijke
leed?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen in de memorie van toelichting
dat artikel 9.9 komt te vervallen, aangezien het niet langer nodig zou zijn om nadere
regels te stellen over de vergoeding die veehouders ontvangen op het moment dat dieren
vanwege een dierziekte of dreiging daarvan worden geruimd, ofwel vergast of gedood.
Deze leden vragen de regering voortaan te spreken van het massaal vergassen of doden
van dieren in plaats van een verhullende term als «ruimen» te gebruiken. Op die manier
is voor iedereen duidelijk wat er met de dieren gebeurt.
De leden van de SGP-fractie vragen zich af in hoeverre de bepalingen met betrekking
tot de vergoeding in de ministeriële regeling als stok achter de deur hebben bijgedragen
aan het beperken van de vergoedingskosten. Wat zou het loslaten van deze bepalingen
kunnen betekenen voor het onderhandelingsproces, zo vragen deze leden.
Het lid van de BBB-fractie merkt op dat schade als gevolg van dierziektebestrijding
die niet direct valt onder ruiming en kosten, hier niet in is voorzien. Denk dan aan
schade als gevolg van verplicht vaccineren ter bestrijding van dierziekte. Dat zal
ook in deze wet verankerd moeten worden. Onder andere bij de varkenspest en vogelgriep
zijn door vaccinatie de gehouden dieren bijna onverkoopbaar in het reguliere (normale)
handelskanaal. Deze afwaardering zal tegen vrije marktwaarde op de dag van vaccinatie
en de uiteindelijke opbrengstprijs verrekend worden. Taxateurs kunnen dit in het Diergezondheidsfonds
piekfijn berekenen. Deze inkomstenderving is niet voor de individuele dierhouder te
dragen, terwijl de vaccinatie in het algemeen belang is uitgevoerd ter bestrijding
van de dierziekte. Wil de regering dit op korte termijn goed regelen of oplossen?
Het is al een langlopend agendapunt, waarin tot op heden nog niet in is voorzien.
Het lid van de BBB-fractie merkt op dat de vakbekwaamheid van deskundigen niet altijd
gesteund wordt door praktijkkennis. Werkwijzen, bronnen, tabellen en uitgangspunten
per diercategorie zijn door het landbouwbedrijfsleven niet in te zien noch te beoordelen
op juistheid. In het kader van transparantie is dit hoognodig, omdat steeds meer specifieke
marktconcepten ingevoerd worden met eigen verhoogde kosten. Dan is er met redelijkheid
en billijkheid ook te controleren wat wel of niet is meegetaxeerd. Transparantie vooraf
vergroot het draagvlak van effectieve dierziektebestrijding. Kan de regering hier
volledige transparantie over geven?
3. Financiële gevolgen
De regering schrijft dat het onduidelijk is wat de mogelijke administratieve last
zal zijn van de mogelijkheid tot het opleggen van een informatieplicht aan een houder.
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat een houder die slechts enkele kopers zal
moeten informeren daar minder tijd aan kwijt is dan een houder die een grote hoeveelheid
kopers moet informeren. Hoe voorkomt de regering onnodig zware administratieve rompslomp?
En bovenal, hoe zorgt de regering ervoor dat het voor houders vooraf glashelder is
wat van hen verwacht wordt met betrekking tot de informatiehuishouding van kopers?
5. Inwerkingtreding
De leden van de D66-fractie vragen of de regering nog steeds voornemens is het wetsvoorstel
op hetzelfde moment in werking te laten treden als de Wijziging van de Wet dieren
in verband met de uitvoering van de herziene Europese diergezondheidswetgeving. Indien
dit het geval is, wat is de beoogde inwerkingtredingsdatum? Zo nee, waarom niet?
II ARTIKELEN
Artikel I, onderdeel G
De leden van de VVD-fractie onderschrijven het belang van de mogelijkheid voor de
regering om bij wijze van lik-op-stuk bestuurlijke boetes op te kunnen leggen bij
een overtreding van in de wet opgenomen bepalingen. Kan de regering aangeven hoe vaak
een dergelijke bestuurlijke boete is opgelegd in de afgelopen vijf jaar en kan zij
daarbij een globaal overzicht geven van de aard en omvang hiervan?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
F.C.G. Goorden, adjunct-griffier
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
PVV | 37 | Voor |
GroenLinks-PvdA | 25 | Tegen |
VVD | 24 | Voor |
NSC | 20 | Voor |
D66 | 9 | Voor |
BBB | 7 | Voor |
CDA | 5 | Voor |
SP | 5 | Tegen |
ChristenUnie | 3 | Voor |
DENK | 3 | Voor |
FVD | 3 | Voor |
PvdD | 3 | Tegen |
SGP | 3 | Voor |
Volt | 2 | Tegen |
JA21 | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.