Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de reactie op verzoek commissie over een brief die aandacht vraagt voor de invoering van het CXC stelsel op Sint Eustatius (Kamerstuk 31289-444)
2021D17149 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Minister
voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media d.d. 12 februari 2021 inzake zijn reactie
op het verzoek van commissie over een brief die aandacht vraagt voor de invoering
van het CXC1 stelsel op Sint Eustatius (Kamerstuk 31 289, nr. 444).
De voorzitter van de commissie, Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie, Arends
Inhoud
blz.
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
•
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
2
II
Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
3
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de beleidsreactie
en hebben hierover de volgende vragen.
De leden van de VVD-fractie vinden het belangrijk dat het onderwijs op de BES2-eilanden voldoende aansluit bij het vervolgonderwijs in Nederland, in het belang
van de ontwikkeling en kansen van kinderen op de BES-eilanden. Kan de Minister garanderen
dat dit het geval is? Hoe is de aansluiting van het CXC-stelsel op het onderwijssysteem
van en vervolgonderwijs in Europees Nederland of op Bonaire geborgd? Tevens vragen
zij wat de ervaringen op Saba op dat punt zijn, waar al langer gewerkt wordt met het
CXC-stelsel. In hoeverre is er sprake van achterstanden? Kan voor de BES-eilanden
aangegeven worden hoe het zit met het niveau van de leerlingen na het afronden van
de school, zo vragen de voornoemde leden.
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat een goede beheersing van de Nederlandse
taal ook cruciaal is voor de aansluiting op het vervolgonderwijs op Bonaire of in
Europees Nederland. Het ontwerpbesluit bepaalt dat de scholen aan alle leerlingen
vanaf het eerste leerjaar onderwijs moeten geven in een basisvak Nederlands. De eilanden
zijn onderdeel van het Koninkrijk, het Nederlands is de bestuurstaal op de eilanden
en het Nederlands is vereist voor het volgen van vervolgonderwijs op Bonaire of in
Europees Nederland. Hoe is dat voldoende geborgd in het besluit? Welke ervaring is
daarmee op Saba, waar men reeds in 1986 overstapte van het Nederlands op het Engels
als onderwijstaal? Ook vragen zij wat de gevolgen zijn geweest van het overstappen
op het Engels in plaats van het Nederlands als onderwijstaal op Saba (in 1986) en
op Sint-Eustatius (in 2014) voor het vervolgonderwijs en de kansen van leerlingen.
Hoe is het niveau van beheersing van de Nederlandse taal van leerlingen op Saba en
Sint-Eustatius, zo vragen de eerder genoemde leden.
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat op 16 december 2020 de Raad van State advies
heeft uitgebracht. Tot slot vragen zij wanneer het Besluit Saba Comprehensive School
en Gwendoline van Puttenschool BES definitief wordt vastgesteld.
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met zorg kennisgenomen van de onderhavige brief.
Dat de nog altijd gebrekkige inbedding van het Caribbean Examinations Council (CXC)-stelstel
in het Nederlandse onderwijsstelsel slechts een klein aantal studenten raakt, kan
volgens deze leden geen excuus vormen om de zaken maar op hun beloop te laten. Het
betreft immers wel een deel van Nederland. Deelt de Minister deze mening?
De Minister biedt zijn excuses ervoor aan dat zijn reactie op het verzoek van de commissie
(te) lang op zich heeft laten wachten. Deelt de Minister het oordeel van de voornoemde
leden dat de timing van de publicatie ongelukkig is, doordat de betrokken leerlingen
nu volop bezig zijn met hun voorbereiding op het eindexamen en zij nu ook bezig zijn
met hun inschrijving voor hun vervolgopleiding. Op welke wijze communiceert het ministerie
over het schooldiploma en de doorstroommogelijkheden naar de betrokken scholieren?
Zij vragen of de Minister er bij onderwijsinstellingen in Europees Nederland op wil
aandringen souplesse te betrachten bij de toelatingsprocedure, teneinde te voorkomen
dat jongeren die met goed gevolg hun opleiding binnen het CXC-stelsel hebben afgerond,
tussen de wal en het schip geraken en zij noodgedwongen een tussenjaar moeten nemen.
Of acht de Minister het aanvaardbaar dat leerlingen in de examenklas A5 een afwijzing
ontvangen van de hogeschool waarvoor zij zich willen aanmelden enkel omdat het diploma
en de cijferlijst niet voor 1 september 2021 kunnen worden ingeleverd?
Begrijpen de leden van de PvdA-fractie het goed dat een leerling die het examen voor
het verdiepende vak Nederlands niet heeft afgelegd of daarvoor een score heeft behaald
lager dan een 6,0 volgens het Besluit Saba Comprehensive School en de Gwendoline van
Puttenschool geen schooldiploma ontvangt en daarmee geen toelatingsrecht heeft voor
(Engelstalige) hbo-opleidingen in Europees Nederland? Tevens vragen zij of de Minister
nader kan toelichten waarom de betrokken leerlingen zo de pas wordt afgesneden, zelfs
als zij voor een Engelstalige vervolgopleiding in Europees Nederland de Nederlandse
taal niet nodig hebben. Op grond van welke overwegingen vindt toelating plaats op
grond van algemeen toelatingsrecht en wordt er niet gedifferentieerd tussen Nederlandstalige
en anderstalige vervolgopleidingen?
Klopt het dat hbo-instellingen hiervoor een landelijk samenwerkingsverband kennen
en men (ook) van daaruit wacht op een richtinggevend signaal van het ministerie? Waarom
blijft het vervolgens niettemin stil vanuit ministeriële zijde, zo vragen de voornoemde
leden.
Kan een leerling ook een deel van de benodigde vwo-vakken doen en daarin ook het examen
afleggen onder gelijktijdige adoptie van het CAPE-wiskunderesultaat op zijn of haar
vwo-cijferlijst?
Tevens vragen zij of in het Besluit Saba Comprehensive School en Gwendoline van Puttenschool
BES onder de vermelding van «zes vakken voor CSEC»3 in artikel 24b een fout staat. In de artikelsgewijze toelichting wordt immers toch
heus melding gemaakt van vijf vakken om in aanmerking te komen voor toelating voor
hbo-opleidingen waarvoor het havo-diploma vereist is. De voornoemde leden vragen of
de Minister hier duidelijkheid kan verschaffen.
II Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
M.H.R.M. Arends, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.