Jaarverslag : Jaarverslag Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Diergezondheidsfonds 2020
Tweede Kamer der Staten-Generaal
InhoudsopgaveGerealiseerde uitgaven en ontvangstenA. Algemeen1. Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening1 Dechargeverlening door de Tweede Kamer2 Dechargeverlening door de Eerste Kamer2. LeeswijzerB. Beleidsverslag3. BeleidsprioriteitenOverzicht coronasteunmaatregelen4. BeleidsartikelenArtikel 11 Een weerbaar, veerkrachtig en veilig agro-, voedsel- en visserijsysteem A. Algemene doelstellingB. Rol en verantwoordelijkheidC. BeleidsconclusiesD. Budgettaire gevolgen van beleidE. Toelichting op de instrumenten Artikel 12 Natuur, biodiversiteit en gebiedsgericht werkenA. Algemene doelstellingB. Rol en verantwoordelijkheidC. BeleidsconclusiesD. Budgettaire gevolgen van beleidE. Toelichting op de instrumenten5. Niet-beleidsartikelenArtikel 50 Apparaat KerndepartementArtikel 51 Nog onverdeeld6. BedrijfsvoeringsparagraafC. Jaarrekening7. Departementale verantwoordingsstaat8. Samenvattende verantwoordingsstaat agentschap9. Jaarverantwoording agentschap per 31 december 202010. Saldibalans11. WNT-verantwoording 2020 Ministerie van Landbouw, Natuur en VoedselkwaliteitD. Jaarverslag Diergezondheidsfonds (F)12. Beleidsverslag Diergezondheidsfonds13. Bedrijfsvoeringsparagraaf Diergezondheidsfonds14. Jaarrekening Diergezondheidsfonds15. Saldibalans Diergezondheidsfonds E. BijlagenBijlage 1: Toezichtrelaties rwt's en zbo's Bijlage 2: Afgerond evaluatie- en overig onderzoekBijlage 3: Inhuur externenBijlage 4: Focusonderwerp 2020, naleving CW 3.1Bijlage 5: Verantwoording EU-middelen in gedeeld beheer: Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV)Bijlage 6: Verantwoording EU-middelen in gedeeld beheer: Europese LandbouwfondsenBijlage 7: Rapportage Burgercorrespondentie 2020Lijst van afkortingen
35 830 XIV Jaarverslag en slotwet Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Diergezondheidsfonds 2020
Nr. 1 JAARVERSLAG VAN HET MINISTERIE VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT (XIV) EN DIERGEZONDHEIDSFONDS (F) 2020
Ontvangen 19 mei 2021
Vergaderjaar 2020‒2021
GEREALISEERDE UITGAVEN EN ONTVANGSTEN
Figuur 1 Gerealiseerde uitgaven verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x €1 mln.). Totaal €
Figuur 2 Gerealiseerde ontvangsten verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x €1 mln.). Totaal €
A. ALGEMEEN
1. Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening
AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.
Hierbij bied ik het departementale jaarverslag van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het jaar 2020 aan.
Onder verwijzing naar de artikelen 2.37 en 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit decharge te verlenen over het in het jaar 2020 gevoerde financiële beheer.
Voor de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening stelt de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 7.14 van de Comptabiliteitswet 2016 een rapport op. Dit rapport wordt op grond van artikel 7.15 van de Comptabiliteitswet 2016 door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Algemene Rekenkamer over:
1. het gevoerde begrotingsbeheer, financieel beheer, materiële bedrijfsvoering en de daartoe bijgehouden administraties van het Rijk;
2. de centrale administratie van de schatkist van het Rijk van het Ministerie van Financiën;
3. de financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;
4. de totstandkoming van de niet-financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;
5. de financiële verantwoordingsinformatie in het Financieel jaarverslag van het Rijk.
Bij het besluit tot dechargeverlening worden verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken betrokken:
1. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2020;
2. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;
3. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het onderzoek van de centrale administratie van de schatkist van het Rijk en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;
4. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer over de in het Financieel jaarverslag van het Rijk, opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten over 2020, alsmede over de saldibalans over 2020 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 7.14, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016).
Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten
1 Dechargeverlening door de Tweede Kamer
Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van
De Voorzitter van de Tweede Kamer,
Handtekening:
Datum:
Op grond van artikel 2.40, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de Voorzitter van de Eerste Kamer.
2 Dechargeverlening door de Eerste Kamer
Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van
De Voorzitter van de Eerste Kamer,
Handtekening:
Datum:
Op grond van artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.
2. Leeswijzer
De leeswijzer gaat in op de volgende onderwerpen:
– Opbouw jaarverslag;
– Ondergrenzen toelichtingen;
– Controlenormen financiële en niet-financiële gegevens;
– Groeiparagraaf;
– Motie Schouw en motie Hachchi c.s.
1. Opbouw Jaarverslag
Dit jaarverslag bevat het beleidsverslag, een jaarrekening, het jaarverslag van het Diergezondheidsfonds (DGF) en diverse bijlagen. Deze bevatten informatie over de in 2020 gerealiseerde beleidsresultaten en de budgettaire realisatiegegevens van LNV en het DGF.
Het onderdeel beleidsprioriteiten van het beleidsverslag betreft de verantwoording over de beleidsagenda uit de LNV-begroting 2020. Dit vindt plaats langs zeven thema's:
1. Werk maken van kringlooplandbouw
2. Aanpak stikstofproblematiek
3. Versterking natuur en biodiversiteit
4. Naar een veerkrachtige visserijsector in een multifunctionele ruimte
5. Samenwerking in de regio
6. Europa en internationaal
7. NVWA
De beleidsartikelen in dit jaarverslag hebben dezelfde opzet als de begroting 2020 en zijn conform de Rijksbegrotingsvoorschriften opgesteld. Elk beleidsartikel bevat een paragraaf beleidsconclusies waarin voor de belangrijkste instrumenten een oordeel wordt gegeven over de uitvoering van het beleid in het afgelopen jaar.
De bedrijfsvoeringparagraaf doet verslag van relevante aandachtspunten in de bedrijfsvoering van het Ministerie van LNV. Het jaarverslag van het DGF bevat een separate bedrijfsvoeringsparagraaf.
De jaarrekening bestaat uit de departementale verantwoordingsstaat, de samenvattende verantwoordingsstaat inzake het agentschap, de jaarverantwoording van het agentschap, de saldibalans en de WNT-verantwoording.
Het jaarverslag van het DGF bestaat uit een beleidsverslag (inclusief een bedrijfsvoeringsparagraaf) en een jaarrekening (verantwoordingsstaat DGF en een saldibalans). De apparaatsuitgaven voor de uitvoering van het DGF zijn deels opgenomen bij het moederdepartement (beleidsartikel 11).
De volgende bijlagen zijn opgenomen: Toezichtrelaties en Zelfstandige Bestuursorganen (ZBO’s) en Rechtspersonen met een Wettelijke Taak (RWT’s), Afgerond evaluatie- en overig onderzoek, Externe inhuur, Focusonderwerp 2020 - naleving CW 3.1, Verantwoording EU-middelen in gedeeld beheer, Overzicht coronasteunmaatregelen en een lijst van afkortingen.
2. Ondergrenzen toelichtingen
Voor wat betreft het toelichten van significante verschillen in de uitgaven, ontvangsten en verplichtingen in de realisatie versus de vastgestelde begroting 2020 zijn de ondergrenzen gehanteerd zoals opgenomen in de onderstaande tabel.
Staffel
Omvang begrotingsartikel (stand ontwerpbegroting) in € miljoen
Beleidsmatige mutaties (ondergrens in € miljoen)
Technische mutaties (ondergrens in € miljoen)
< 50
1
2
=> 50 en < 200
2
4
=> 200 < 1000
5
10
=> 1000
10
20
3. Grondslagen voor de vastlegging en de waardering
De verslaggevingsregels en waarderingsgrondslagen die van toepassing zijn op de in dit jaarverslag opgenomen financiële overzichten zijn ontleend aan de Comptabiliteitswet 2016 en de daaruit voortvloeiende regelgeving, waaronder de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften 2021 en de Regeling agentschappen. Voor de departementale begrotingsadministratie wordt het verplichtingen-kasstelsel toegepast en voor de baten-lasten agentschappen het baten-lastenstelsel.
4. Controlenormen financiële en niet-financiële gegevens
Het jaarverslag bevat zowel financiële als niet-financiële gegevens (kengetallen en indicatoren). Deze gegevens zijn aan verschillende controlenormen onderhevig. De controle van financiële informatie is gebaseerd op normen zoals deze voortvloeien uit de Comptabiliteitswet 2001 en de Rijksbegrotingsvoorschriften 2021 (RBV). De controle van beleidsinformatie en informatie over de bedrijfsvoering is gebaseerd op normen zoals deze voortvloeien uit de RBV. Van een aantal indicatoren zijn de realisatiegegevens over 2020 nog niet bekend. In die gevallen is de meest recente realisatie opgenomen.
5. Groeiparagraaf
Voor de verantwoording 2020 heeft de Tweede Kamer verzocht om «de onderbouwing van de ramingen» voort te zetten als focusonderwerp en daarbij specifiek aandacht te besteden aan "de onderschrijdingen ten opzichte van het geraamde uitgavenkader". De Minister van Financiën heeft de Tweede Kamer geïnformeerd dat in het Financieel Jaarverslag Rijk 2020 hier invulling aan gegeven zal worden (Kamerstukken II 2018/19, 31865, nr. 151).
6. Motie Schouw en motie Hachchi c.s.
Motie Schouw
In juni 2011 is de motie Schouw ingediend en aangenomen. Deze motie zorgt er voor dat de landenspecifieke aanbevelingen van de Raad op grond van de nationale hervormingsprogramma's een eigenstandige plaats krijgen in de departementale begrotingen. Voor de beleidsterreinen van LNV zijn er in 2020 geen landenspecifieke aanbevelingen gedaan door de Europese Commissie.
Motie Hachchi
Ter uitvoering van de motie Hachchi c.s. (Kamerstuk 33 000 IV, nr. 28) brengen departementen in kaart welke uitgaven zij doen in Caribisch Nederland, uitgesplitst per instrument. De totale uitgaven (realisatie) van LNV voor Caribisch Nederland in 2020 bedroegen € 3,002 mln. en zijn zichtbaar op Artikel 12.
B. BELEIDSVERSLAG
3. Beleidsprioriteiten
1. Inleiding
Met het uitbreken van de coronapandemie was 2020 ook voor LNV een bewogen jaar. Als gevolg van de lockdowns zagen diverse sectoren in de land- en tuinbouw en visserij zich geconfronteerd met acute vraaguitval. Exportmarkten en de grootste binnenlandse afzetmarkt, de horeca, vielen weg. De beschikbaarheid van seizoensarbeid, luchtvrachtcapaciteit en het open houden van markten vormden grote uitdagingen. De coronabesmettingen in de nertsenhouderij gaven uiteindelijk aanleiding tot een vervroegd verbod op de pelsdierhouderij in Nederland. Het kabinet nam generieke en sectorspecifieke steunmaatregelen om land- en tuinbouwbedrijven in deze moeilijke periode te ondersteunen.
Tegelijk werkte LNV in 2020 verder aan de ambitie om toe te bewegen naar kringlooplandbouw om onze voedselproductie meer in balans te brengen met de natuur. Leidend daarbij zijn de LNV-visie Waardevol en Verbonden, de structurele stikstofaanpak en het Klimaatakkoord, onderdeel landbouw en landgebruik, inclusief de maatregelen voor uitvoering van het Urgenda-vonnis. De ambities zijn hoog en vragen flinke inspanningen. Het is begrijpelijk dat daarover vragen zijn en ook onrust heerst onder boeren, tuinders en vissers. LNV is hierover in 2020 intensief met hen in gesprek geweest en blijft dat doen. Het ministerie neemt verantwoordelijkheid voor de transitie die het heeft ingezet door deze uit te werken naar concrete doelstellingen. LNV wil daarmee duidelijkheid geven voor de toekomst.
In 2020 gaf LNV de uitwerking van de ambities vorm met onder meer de aanbieding van het Wetsvoorstel stikstof en natuurverbetering en het bijbehorende programma Natuur. Dit pakket geeft een impuls aan de herstel van natuur in Nederland. LNV presenteerde ook een nieuw mestbeleid, evenals een ondernemerschapsagenda met een programma dat ondernemers financieel helpt in de omschakeling naar een meer duurzame bedrijfsvoering. Na een lange periode van overleg kon in 2020 ook het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie Gewasbescherming 2030 worden vastgesteld en is het Noordzeeakkoord gesloten.
2. Werk maken van kringlooplandbouw
De praktische doorvertaling van de transitie naar kringlooplandbouw krijgt vorm in vijf experimenteergebieden, waar in 2020 praktijkpilots zijn gestart, bijvoorbeeld ter versterking van de samenwerking tussen akkerbouw en veehouderij om kringlopen te sluiten. In 2020 is verder gewerkt aan een set kritische prestatie-indicatoren (KPI’s) voor kringlooplandbouw. Dit heeft geresulteerd in een overzicht van concrete doelen, die LNV, samen met een kennisconsortium van Wageningen University & Research (WUR), het Louis Bolk Instituut (LBI) en Boerenverstand zal uitwerken naar een integrale set KPI’s voor kringlooplandbouw. Het doel is dat boeren, aan de hand van hun prestaties, financieel ondersteund kunnen worden bij het maken van de omslag naar kringlooplandbouw.
Veel ondernemers willen wel investeren in duurzame landbouw, maar hun grote zorg is of ze die investeringen ooit terugverdienen. Daarom is in het najaar van 2020 Groeien naar morgen ontwikkeld, een online campagne over de ondersteuningsmogelijkheden die de overheid aanreikt aan agrarisch ondernemers. In video’s en advertenties vertellen agrariërs met een gemiddelde landbouwpraktijk over hun uitdagingen bij het maken van de omslag naar een toekomstbestendige landbouw. De campagne zet daar concrete ondersteuningsmogelijkheden tegenover, waaronder regelingen als het Bedrijfsovernamefonds en de Subsidiemodule Agrarische Bedrijfsadvisering en Educatie (Sabe), waarover in 2020 ook enkele webinars plaatsvonden. Tevens is de Kringlooplandbouwscan gelanceerd, die ondernemers inzicht biedt in relevante rijksregelingen, kennis en inspiratie.
De transitie naar kringlooplandbouw loopt samen met de uitvoering van het Klimaatakkoord, onderdeel landbouw en landgebruik. Het doel is de uitstoot van broeikasgassen omlaag te brengen en koolstof in de bodem, gewassen en bomen vast te leggen. Om samen met stakeholders uitvoering te geven aan de afspraken is in 2020 geïnvesteerd in een uitvoeringsstructuur. Aanvullend op het Klimaatakkoord verplicht het Urgenda-vonnis de staat om de emissies op korte termijn flink te reduceren. In april 2020 is het pakket van aanvullende beleidsmaatregelen, zoals de subsidiëring van ledverlichting in de glastuinbouw, vastgesteld, waarmee dat vonnis zal worden uitgevoerd. In de Klimaatnota en de monitor Klimaatbeleid 2020 is weergegeven dat er in de landbouw en het landgebruik inmiddels veel acties in gang zijn gezet, maar dat er tegelijk nog flinke stappen nodig zijn om het gestelde klimaatdoel voor 2030 te halen. De urgentie hiervan is toegenomen met het akkoord dat eind 2020 bereikt werd over aanscherping van het Europese klimaatdoel tot 55% reductie in broeikasemissies ten opzichte van 1990.
In de navolgende delen staat, uitgesplitst naar verschillende thema’s, hoe LNV de transitie naar kringlooplandbouw in 2020 verder vorm heeft gegeven.
2.1 Verduurzaming veehouderij
Bij het verduurzamen van de veehouderij komen meerdere opgaven samen: het verminderen van emissies, het verbeteren van dierenwelzijn, het sluiten van de voer-mestkringloop en het bewerkstelligen van een goed verdienmodel voor de boer. In 2020 heeft LNV de Subsidiemodules brongerichte verduurzaming stal- en managementmaatregelen (Sbv) gepubliceerd en voor het eerst opengesteld. Het doel is veehouders te ondersteunen bij de ontwikkeling en toepassing van innovaties voor integrale en brongerichte emissiereductie, gericht op ammoniak, methaan, geur en fijnstof. Dat betekent dat zo veel mogelijk wordt voorkomen dat emissies kunnen ontstaan, bijvoorbeeld door het snel scheiden van mest en urine.
De Sbv bestaat uit twee modules: een innovatiemodule en investeringsmodule. De focus ligt eerst op innovatie en onderzoek, waarbij meetbare resultaten een vereiste zijn. Vervolgens worden via de investeringsmodule bewezen technieken toegepast. In totaal zijn voor de eerste openstelling van de innovatiemodule 60 aanvragen ingediend voor ruim €64 miljoen, verdeeld over de varkens-, melkvee-, melkgeiten- en vleeskalverhouderij. Dit aantal was boven verwachting. Na beoordeling door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) zijn 28 aanvragen goedgekeurd met een verwacht subsidiebedrag van ongeveer € 23,9 mln. Voor de eerste openstelling van de investeringsmodule voor de pluimveehouderij zijn 107 aanvragen ingediend, waarvan er 103 zijn goedgekeurd met een te verlenen subsidiebedrag van ruim € 4 mln.
Met de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (Srv) wil LNV de geuroverlast van varkenshouderijen in concentratiegebieden verminderen en tegelijk reductie van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden bewerkstelligen. Gelet op het belang van deze opgaven heeft het kabinet in 2020 besloten het subsidieplafond van € 180 mln. te verhogen met nog eens € 270 mln. De regeling stond open van 15 november 2019 tot 15 januari 2020. Er zijn 502 aanvragen ingediend, waarvan er 424 zijn beschikt. Diverse varkenshouders zijn op dit moment nog in gesprek met hun gemeente over de toekomstmogelijkheden op hun locatie. In 2021 zal duidelijk worden hoeveel varkenshouders met gebruikmaking van de regeling zullen stoppen en wat de gerealiseerde geur- en stikstofreductie is.
In het programma Duurzame veehouderij werken de grote dierlijke sectoren (melkvee, varkens, pluimvee, geiten) samen met LNV aan de realisatie van de integrale verduurzamingsplannen die zij in 2019 hebben opgesteld. Er is op een breed aantal onderwerpen voortgang geboekt, zoals het ontwikkelen van een uniforme methode om de CO2-voetafdruk van varkensvlees te bepalen, het ontwikkelen van een biodiversiteitsmonitor bij melkvee en het ontwikkelen van nieuwe technieken om fijnstof te reduceren in de pluimveesector. LNV zet in op het verbeteren van de condities om te verduurzamen, bijvoorbeeld door vraag naar duurzame dierlijke producten vanuit de markt te stimuleren. Op de conferentie ‘Advancing sustainable animal products’, die op 2 december 2020 plaatsvond, heeft een internationale groep van overheden, bedrijven en ngo’s uit Noordwest-Europa uitgesproken om gezamenlijk te gaan werken aan harmonisering van dierenwelzijnskeurmerken en duurzaamheidsmaatstaven. Om experimenten van veehouders en ketenpartijen te stimuleren en de opbrengsten daarvan te verspreiden heeft LNV in 2020 de inspiratiedag ‘de Veehouderij van Morgen’ georganiseerd.
2.2 Diergezondheid en dierenwelzijn
De nertsenhouderij werd in 2020 geconfronteerd met coronabesmettingen, waarbij in totaal 69 nertsenbedrijven besmet zijn verklaard. Om verspreiding van het virus zoveel mogelijk te voorkomen, zijn de getroffen bedrijven geruimd. Dit gebeurde onder toezicht van de NVWA. De ruiming van bedrijven was een complexe opgave die onder hoge tijdsdruk en samen met de betrokken nertsenhouders is uitgevoerd. Daarbij moest ook rekening worden gehouden met concrete volksgezondheidsrisico’s en het feit dat de werkzaamheden onder een (maatschappelijk) vergrootglas lagen. Ten behoeve van de kosten voor onderzoek, ruimingen en tegemoetkoming, is er vanaf de LNV begroting een bedrag € 71,8 mln. in het Diergezondheidsfonds (DGF) gestort. Omdat het een nieuwe ziekte betreft en voor nertsen geen diergezondheidsheffing werd geheven, zullen de kosten uiteindelijk voor rekening komen van de Rijksoverheid.
De constatering dat nertsen besmet waren was, samen met het risico op reservoirvorming op pelsdierhouderijen, de aanleiding om een vervroegd verbod op de pelsdierhouderij in te stellen. Dit ging samen met een vrijwillige en later een verplichte stoppersregeling. Ook komt er een nieuwe subsidieregeling voor sloop- en ombouwkosten en bestaat er een sociaal-economisch plan voor pelsdierhouders. Voor de nadeelcompensatie en het flankerend beleid is de komende jaren een totaalbedrag van € 166 mln. beschikbaar.
Naast de corona besmettingen bij nertsen werd de veehouderijsector in 2020 ook (opnieuw) geconfronteerd met uitbraken van het vogelgriepvirus bij pluimvee. De NVWA heeft 16 bedrijven geruimd (inclusief preventieve ruimingen) en bedrijven in de nabije omgeving van de besmette bedrijven gescreend om verdere verspreiding van het vogelgriepvirus te voorkomen.
Op het gebied van dierenwelzijn heeft LNV in 2020 een breed pakket aan activiteiten uitgevoerd. Om stalbranden preventief te kunnen aanpakken is brandveiligheid opgenomen als voorwaarde in de Subsidiemodule brongerichte verduurzaming stal- en managementmaatregelen en is de Maatlat Duurzame Veehouderij uitgebreid met brandveiligheidsmaatregelen.
Vervoer van dieren onder warme weersomstandigheden kan leiden tot hittestress. Er is per 2 juli 2020 een verbod in werking gesteld op het vervoer van dieren vanaf een buitentemperatuur van 35 graden. Daarnaast is geregeld dat transport van dieren, waarbij rustplaatsen buiten de EU moeten worden aangedaan, niet meer mogen plaatsvinden.
Om misstanden in de (illegale) hondenhandel tegen te gaan en tot effectievere handhaving te komen, zijn LNV, de politie, de NVWA en de landelijke inspectie dierenbescherming (LID) in maart 2020 met een taskforce hondenhandel gestart.
Een wetsvoorstel aanpak dierenmishandeling en dierverwaarlozing met een zelfstandig houdverbod van dieren is opgesteld en ligt voor advies voor aan de Raad van State.
Het antibioticumbeleid heeft in de periode 2009–2019 geleid tot een vermindering van het gebruik van antibiotica in de dierhouderij met 69,6%. Hiermee is de oorspronkelijke generieke 70% reductiedoelstelling voor de gehele dierhouderij, die inmiddels is vervangen door sectorspecifieke reductiedoelstellingen, zo goed als behaald. Het beleid richt zich momenteel op een sectorspecifieke aanpak, het verbeteren van de diergezondheid en een focus op zogenoemde ‘hooggebruikers’
Voor de transitie naar Proefdiervrije Innovatie heeft het Rijk een onderzoekscall ingebracht in de Nationale Wetenschapsagenda waarmee in een periode van drie jaar een impuls van maximaal € 3 mln. wordt gegeven aan vernieuwing van de veiligheidsbeoordeling van proefdiervrij onderzoek.
De Wet Dieren is in 2020 geëvalueerd. Belangrijke conclusie uit deze evaluatie is dat wanneer de Wet Dieren in 2021 volledig in werking is getreden, er sprake is van een integraal en samenhangend stelsel met overzichtelijke uitvoeringsregelingen. Uit de evaluatie volgt ook het knelpunt dat de open normen in de wet nog onvoldoende handvatten bieden voor de handhaving. LNV en de NVWA hebben daarom een gezamenlijk proces opgezet om de open normen nader in te vullen. Open normen die evident lastig handhaafbaar zijn en van groot belang zijn voor het beschermingsniveau van dieren worden met voorrang opgepakt. Een aantal normen is in 2020 reeds ingevuld.
2.3 Hervorming mestbeleid
In september 2020 heeft LNV, na consultatie van stakeholders, de contouren voor het toekomstig mestbeleid gepresenteerd. Het doel daarvan is om te komen tot een eenvoudiger meststelsel, waarmee kringlopen van grondstoffen meer gesloten worden. Dit vraagt een beweging naar grondgebondenheid van de melkvee- en rundvleeshouderij, betere afvoer en verwaarding van mest en een gebiedsgerichte aanpak op die locaties waar de waterkwaliteitsdoelstellingen uit de Kaderrichtlijn Water nog niet gehaald worden.
De implementatie van de maatregelen uit het 6e Actieprogramma Nitraatrichtlijn (2018-2021) is in 2020 nagenoeg afgerond. Samen met stakeholders is LNV gestart met de inrichting van het 7e Actieprogramma met ook aandacht voor het langetermijnperspectief. Centraal in de actieprogramma’s staat de uitvoering van concrete maatregelen om de verontreiniging van water door nitraten uit agrarische bronnen te verminderen. Een voorbeeld van een geïmplementeerde maatregel is het verschuiven van de uitrijdperiode voorafgaand aan de teelt van mais, waardoor de bemesting van mais preciezer plaatsvindt en leidt tot minder uitspoeling van meststoffen en daarmee het verbeteren van de waterkwaliteit.
In de zomer van 2020 heeft de Europese Commissie Nederland derogatie verleend voor de periode 2020 ‒ 2021. Derogatie houdt in dat boeren in Nederland onder voorwaarden meer stikstof uit dierlijke mest mogen gebruiken dan de norm van 170 kilogram per hectare die is vastgelegd in de Nitraatrichtlijn.
2.4 Verduurzaming plantaardige eiwitten
Het benutten van eiwitten uit reststromen biedt veel kansen voor het realiseren van een circulair voedselsysteem. Zoals toegelicht in het realisatieplan van de LNV-visie, is het streven om de Nederlandse productie van plantaardige eiwitten en de benutting van eiwitten uit reststromen en andere bronnen te vergroten. Dit kan bijdragen aan het realiseren van kringlooplandbouw, aan het verbeteren van de bodemkwaliteit en de biodiversiteit, aan de verduurzaming van de veehouderij, aan een sterke agrofoodeconomie, aan vermindering van emissies en voedselverspilling en aan een duurzamer, gezonder en plantaardiger eetpatroon van de Nederlandse consument. De Nationale Eiwitstrategie is eind 2020 aan de Tweede Kamer gestuurd. De focus in de strategie ligt op teelt, innovatie, insecten, reststromen en een gebalanceerde consumptie van eiwitten. De acties in de strategie worden uitgewerkt in een uitvoeringsplan.
2.5 Gezonde bodems en gewassen
Nationaal Programma Landbouwbodems
Een gezonde bodem staat aan de basis van kringlooplandbouw. In het Nationaal Programma Landbouwbodems werkt LNV, samen met publieke en private partijen, aan een duurzaam beheer van alle landbouwbodems in Nederland in 2030. LNV heeft in het najaar van 2020 een online bodemtop gehouden. Met ketenpartijen zijn afspraken gemaakt over het eenduidig meten van bodemkwaliteit, belonen van duurzaam beheer, delen van kennis, databeheer en innovatieopgaven. Op circa 1200 percelen door het hele land is in 2020 een meting gedaan van bodemkwaliteit, die inzicht geeft in de kwaliteit van de Nederlandse landbouwbodems op zowel chemische, fysische als biologische indicatoren. Het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer heeft een meerjarige subsidie gekregen om de kennis over duurzaam bodembeheer beter te verspreiden.
Weerbare gewassen
In september 2020 hebben de organisaties achter de Toekomstvisie Gewasbescherming 2030 een Uitvoeringsprogramma bij die toekomstvisie vastgesteld. In het Uitvoeringsprogramma zijn acties opgenomen voor vermindering van de afhankelijkheid van gewasbeschermingsmiddelen. Dit gebeurt door ontwikkeling van meer weerbare planten en teeltsystemen, versterking van de verbinding tussen landbouw en natuur en het terugdringen van emissies tot nagenoeg nul.
Met plantveredeling worden nieuwe plantrassen ontwikkeld, die beter bestand zijn tegen een veranderend klimaat en waarvoor minder gebruik van gewasbeschermingsmiddelen nodig is. Voor veredeling is onbelemmerde toegang tot genetische bronnen noodzakelijk. Deze toegang kwam de afgelopen jaren onder druk te staan door het toegenomen octrooieren van planteigenschappen. Met de uitspraak van de Vergrote Kamer van Beroep van het Europees Octrooibureau in een beroepszaak over een octrooi op pepers is vast komen te staan dat er geen octrooien op klassiek veredelde groenten kunnen worden verleend. Hiermee is de wens van Nederland, waar vanaf 2009 nationaal en internationaal op is ingezet, uitgekomen.
In 2020 is de Europese Commissie gestart met onderzoek naar de toepassing van nieuwe veredelingstechnieken, waarbij tevens wordt bekeken of de regelgeving nog afdoende is toegepast op nieuwe ontwikkelingen. De uitkomsten van dit onderzoek zullen leiden tot conclusies van de Europese Commissie en, indien gepast, een voorstel voor wijziging van regelgeving. Dit is een belangrijke stap voor verruiming van de toepassing van nieuwe veredelingstechnieken, zoals CRISPR-Cas.
In 2020 zijn ook verdere voorbereidingen getroffen voor een nieuw fytosanitair stelsel, dat uitgaat van een Europese, risicogerichte aanpak bij de invoer van risicovolle planten en plantproducten. De Plantgezondheidswet en de onderliggende regelgeving hiervoor treden begin 2021 in werking.
De ambitie uit het Klimaatakkoord is toe te werken naar een klimaatneutrale glastuinbouw in 2040. In 2020 is een transitiecollege ingesteld dat toeziet op de voortgang van de afspraken in het Klimaatakkoord. Met de uitvoering van het programma Kas als Energiebron zijn in 2020 diverse kennis- en innovatieprojecten voor energiebesparing en verduurzaming in de glastuinbouw gestimuleerd. Voor de Regeling investeringen in energie-efficiëntie glastuinbouw (EG-regeling) is € 10 mln. aan aanvragen gehonoreerd en er zijn nieuwe investeringscategorieën gemeld bij de Europese Commissie, waaronder ledverlichting en verhoging van de isolatiewaarde.
Daarnaast is in 2020 besloten tot het uitwerken van een regeling om de glastuinbouw tegemoet te komen in de lastenstijging als gevolg van de aanpassingen in de Opslag Duurzame Energie (ODE). Voor de komende twee jaar heeft het kabinet aanvullende middelen beschikbaar gesteld. De oplossing voor de middellange termijn moet gezocht worden in een zodanige aanpassing van het tariefstelsel van de ODE dat de klimaattransitie in de glastuinbouw wel gestimuleerd wordt.
Daarnaast is extra CO2-levering aan de glastuinbouw nodig. In 2020 is duidelijk geworden dat het huidige beleid CO2-opslag bevordert ten koste van CO2-levering. Een mogelijke oplossing is gevonden, waarmee in ieder geval het huidige leveringsvolume van CO2 aan de glastuinbouw behouden kan blijven. In een pilot wordt dit uitgewerkt en getoetst. Door de ontwikkelingen bij met name de ODE en de CO2-opslag heeft de klimaattransitie van de glastuinbouw vertraging opgelopen.
Klimaatadaptatie
In 2020 is het Actieprogramma klimaatadaptatie landbouw gereed gekomen en zijn diverse bijeenkomsten georganiseerd over de regionale implementatie. Het doel van het Actieprogramma is dat alle ondernemers in de land- en tuinbouw in 2030 voorbereid zijn op de veranderingen in het klimaat, zoals neerslagextremen, droogte, hitte en verzilting. De Brede Weersverzekering is in 2020 toegankelijker geworden voor boeren. Er wordt geen assurantiebelasting meer op deze verzekeringen geheven en de schadedrempel is verlaagd naar 20%. Risico’s die boeren lopen bij de productie van gewassen in het open veld zijn hierdoor beter beheersbaar.
2.6 Natuurinclusieve kringlooplandbouw
De landbouw heeft, als grootste grondbeheerder en een van de drukfactoren op de natuur, de potentie om een grote bijdrage te leveren aan het herstel van biodiversiteit. De transitie naar kringlooplandbouw vraagt een meer natuurinclusieve manier van werken. Dit betekent het zo veel mogelijk sluiten van kringlopen, waarbij zo veel mogelijk gebruik wordt gemaakt van de natuurlijke bronnen die samen met de agrarische natuurwaarden worden beheerd en versterkt. De omschakeling naar deze vorm van landbouw vraagt aanpassingen van de boer en van andere partijen in de voedselketen. In 2020 is gestart met een onderzoek door WUR naar de bijdragen die natuurinclusieve kringlooplandbouw kan leveren aan de opgaven die op het boerenerf samenkomen: klimaat, natuur, stikstof, waterkwaliteit en landschap. Ook zijn er pilots en studies gestart naar voorbeelden van verdienvermogen, ondernemerschap en gebiedssamenwerkingen van succesvolle natuurinclusieve landbouwbedrijven. In 2020 heeft Staatsbosbeheer overeenkomsten gesloten met 14 pachters, die hun bedrijf natuurinclusief maken.
2.7 Condities voor kringlooplandbouw
Versterken marktmacht, verdienvermogen en ondernemerschap
Voor de transitie naar kringlooplandbouw is het belangrijk dat agrarisch ondernemers financieel gezond zijn. Met voldoende verdienvermogen kunnen duurzaam investeringen worden gedaan. Hiervoor presenteerde LNV in 2020 een agrarische ondernemerschapsagenda opgebouwd uit vier pijlers: het stimuleren van (nieuw) ondernemerschap, het belonen van publieke diensten, het versterken van de marktmacht van agrariërs en het bevorderen van een gelijker speelveld.
Onevenwichtigheid in marktmacht tussen schakels in de voedselketen geeft aanleiding om de positie van boeren ten opzichte van hun afnemer te versterken. Om boeren meer duidelijkheid te verschaffen over de mogelijkheden tot samenwerking wordt de nationale mededingingswetgeving aangepast. Het wetsvoorstel tot wijziging van de Mededingingswet is eind 2020 aangeboden aan de Raad van State. Aanvullend is aan de Tweede Kamer een wetsvoorstel voorgelegd om een zestiental handelspraktijken te verbieden die een negatieve invloed hebben op innovatie, investeringen en ontwikkeling van economisch vitale boerenbedrijven. Het gaat bijvoorbeeld om praktijken als het niet tijdig betalen van leveringen door een afnemer of het op het laatste moment afzeggen van een order voor bederfelijke producten.
In het najaar van 2020 presenteerde de Autoriteit Consument & Markt (ACM), in opdracht van LNV, de eerste resultaten van de Agro-nutrimonitor. Deze monitor geeft empirisch inzicht in de margeverdeling en prijsontwikkeling in de keten van landbouwproducten voor de reguliere (gangbare) en biologische productie. Voor de meeste van de zes onderzochte producten blijkt dat primaire producenten die zijn omgeschakeld naar biologische productie een gemiddelde meerprijs ontvangen die de gemiddelde meerkosten dekt en dat primaire producenten een groter aandeel hebben in de consumenteneuro bij biologische producten dan bij reguliere producten. Aan de hand van verdere analyse en duiding moet de Agro-nutrimonitor inzicht geven in de mechanismen achter prijsvorming.
In 2020 is de borgstellingsregeling voor Vermogensversterkende kredieten (VVK), onderdeel van het bedrijfsovernamefonds voor jonge boeren, van start gegaan. De VVK stelt jonge boeren in staat, aansluitend op een bedrijfsovername, te investeren in duurzame bedrijfsontwikkeling. Een deel van het fonds wordt aangewend voor ondersteuning bij het overnameproces en het versterken van ondernemerschap van jonge boeren. In 2020 is op grond van de VVK aan twee bedrijven ten bedrage van in het totaal € 1.689.934 aan krediet aan starters en overnemers van een land- en tuinbouwbedrijf verstrekt. Om de bekendheid van de VVK te vergroten is, samen met boerenorganisaties en de Rabobank, een webinar georganiseerd. In 2020 heeft LNV ook een pilot gestart voor coaching bij het overnameproces en het versterken van ondernemerschap.
Aanpak coronacrisis
Veel land- en tuinbouwbedrijven zijn geraakt door de maatregelen tegen verspreiding van het coronavirus. In 2020 heeft LNV intensief gewerkt aan generieke en sectorspecifieke steunmaatregelen om hard geraakte land- en tuinbouwbedrijven te ondersteunen. Het gaat naast de generieke steunpakketten om de ‘Regeling tegemoetkoming sierteelt en onderdelen voedingstuinbouw’ voor enkele specifieke sectoren, maar ook om de mogelijkheid een voorschot aan te vragen voor de uitbetaling van de basis- en vergroeningsbetaling uit het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). Daarnaast hebben banken in 2020 voor € 80 mln. aan borgstellingskredieten verstrekt aan ondernemers onder de tijdelijke kredietfaciliteit, om de gevolgen van de coronacrisis te overbruggen (BL-C). Het gaat om kredietverlening aan in totaal 201 bedrijven in met name de glasbloemensector, potplantensector en bloembollensector, maar ook om kredieten in de overige land- en tuinbouwsectoren en in de zee- en kustvisserij en aquacultuur. In Europees verband heeft LNV steeds het belang benadrukt van tijdige en passende marktmaatregelen door de Europese Commissie. Gedurende het jaar is de marktsituatie intensief gemonitord, niet alleen ten aanzien van de economische gevolgen voor de land- en tuinbouwsectoren, maar ook met het oog op het garanderen van de voedselvoorziening.
Waardering voor voedsel
In de zomer 2020 heeft LNV een publiekscampagne over houdbaarheid van voedsel en voedselverspilling gestart. De campagne heeft 79% van de doelgroep (gezinnen met jonge kinderen) bereikt en werd goed gewaardeerd. Daarnaast heeft de campagne #Verspillingsvrij in 2020 veel mensen bereikt met onder andere een verspillingvrije week en een verspillingsvrije kerst. Samen met bedrijven, maatschappelijke organisaties en experts is een inventarisatie gemaakt van de (wettelijke) belemmeringen bij het tegengaan van voedselverspilling. Op basis van impact en de haalbaarheid is een top 10 gemaakt van de meest kansrijke mogelijkheden om de regels te veranderen.
Uit de monitor voedselverspilling 2018 blijkt dat de voedselverspilling in Nederland niet meer, maar ook niet minder is geworden. Sinds die tijd zijn er veel maatregelen doorgevoerd, waarvan het effect nog niet zichtbaar is in de cijfers. Uit de monitor voedselverspilling update 2018 blijkt dat in de keten in 2018 tussen de 96 en 149 kilo voedsel werd verspild. In de hoeveelheid voedselverspilling in de totale keten kan in de jaren 2009-2018 geen stijgende, maar ook geen dalende trend worden waargenomen. De consument verspilde de afgelopen jaren steeds minder; in 2019 was dat 7 kilo minder dan in 2016 en 29% minder in negen jaar tijd. Dit bleek vorig jaar uit de Monitor voedselverspilling bij huishoudens in Nederland 2019.
LNV stimuleert korte ketens. In het voorjaar van 2020 heeft LNV de campagne Support your locals van de Taskforce Korte Keten ondersteund. In de zomer is een videoserie over pioniers in de korte keten opgenomen. Daarnaast vond de Nationale Handelsmissie plaats via een webcast met ondernemers, gedeputeerden en de Taskforce Korte Keten. Tijdens de webcast is een catering deal (Eten uit de Korte Keten) en een intentieverklaring tussen de Taskforce Korte Keten, provincies en LNV getekend om korte ketens te blijven stimuleren.
Kennis en innovatie
De Kennis- en Innovatieagenda (KIA) Landbouw, Water en Voedsel is gericht op kennisontwikkeling en innovatie die bijdraagt aan het realiseren van gestelde beleidsdoelen. In 2020 zijn in het kader van de KIA 107 publiek-private onderzoeksprojecten gehonoreerd. Deze hebben een looptijd van drie tot vier jaar en omvatten een budget van €134 miljoen, waarvan de overheid € 70 mln. financiert.
De Subsidiemodule agrarische bedrijfsadvisering en educatie (Sabe) is in 2020 voor het eerst opengesteld. Boeren en tuinders konden vouchers aanvragen voor de financiering van advisering door een onafhankelijke agrarisch adviseur of voor de financiering van een stikstofcursus bij één van de groene hogeronderwijsinstellingen. In 2020 was een budget van € 3 mln. beschikbaar waarmee 2000 advies- en cursusvouchers uitgegeven konden worden. Ook konden projectsubsidies worden aangevraagd voor praktijknetwerken van boeren die samen willen leren en kennis willen uitwisselen over duurzame landbouw. Voor adviseurs waren vouchers voor een opleiding tot stikstofadviseur beschikbaar.
Binnen het Groenpact stond in 2020 het programma Praktijkkennis voor Voedsel en Groen centraal. In dit programma wordt praktijkgericht onderzoek gefinancierd dat aansluit op de opgaven voor kringlooplandbouw. Tien calls zijn opengesteld en de eerste kringlooplandbouwlector is aangesteld. In 2020 is gestart met het Centrum voor Innovatief Vakmanschap (CIV) Groen dat als doel heeft de samenwerking in de groene onderwijskolom verder te bevorderen.
LNV presenteerde in 2020 de Uitvoeringsagenda van de Nationale Agenda Precisielandbouw. Deze agenda bevat acties om de ontwikkelingen in sleuteltechnologieën te versnellen. Een voorbeeld is Precisielandbouw 4.0, een project om een ICT-infrastructuur in de akkerbouw te realiseren. In 2020 is het project Nationale Proeftuin Precisielandbouw (NPPL) uitgebreid met nieuwe technieken waaronder precisie-irrigatie, zaaien en bespuiten en diverse roboticatoepassingen. In Lelystad is de Boerderij van de Toekomst (BvdT) geopend; een innovatie-, test- en demonstratiefaciliteit voor nieuwe kringlooplandbouwconcepten in de vollegrondsteelten.
3. Aanpak stikstofproblematiek
Op 24 april 2020 presenteerde het kabinet de structurele aanpak stikstof. De hoofddoelstelling van de structurele aanpak is het realiseren van een gunstige staat van instandhouding van de natuur met een geloofwaardig en effectief pakket maatregelen, gericht op stikstofreductie en natuurverbetering. De structurele aanpak is ook noodzakelijk om geleidelijk weer meer ruimte te realiseren voor de toestemmingsverlening voor economische activiteiten.
In lijn met het eindadvies van het Adviescollege Stikstofproblematiek wordt de structurele aanpak wettelijk verankerd in de Wet stikstofreductie en natuurverbetering (WSN). In de WSN zijn resultaatverplichtingen opgenomen voor stikstofreductie. In 2025 dient 40% van de stikstofgevoelige gebieden onder de kritische depositiewaarde (KDW) te zijn gebracht, in 2030 is dat 50% en in 2035 gaat het om 74% van deze gebieden. In 2035 moet dus circa driekwart van het stikstofgevoelige areaal aan Natura 2000-gebieden onder de KDW zijn gebracht. Daarvoor dient de stikstofuitstoot gehalveerd te worden. Daarnaast is in de WSN een verplichting opgenomen tot vaststelling van een programma voor het legaliseren van PAS-melders en de meldingsvrije activiteiten, dat binnen drie jaar na vaststelling moet zijn uitgevoerd. Het proces van legalisering is al van start gegaan.
Onderdeel van de structurele aanpak is een omvangrijk programma met maatregelen op het vlak van natuurherstel, natuurinclusieve ruimtelijke inrichting, bronmaatregelen en periodieke monitoring en bijsturing om zeker te stellen dat het doel wordt gehaald. Voor natuurmaatregelen is in totaal circa € 3 mld. gereserveerd tot 2030 en voor bronmaatregelen circa €2 mld.. Ten behoeve van de vrijstelling van de vergunningplicht met betrekking tot stikstof voor activiteiten tijdens de bouwfase, is in het najaar van 2020 aanvullend €1 miljard beschikbaar gesteld. Hiervan wordt € 500 mln. ingezet om het structurele pakket te versterken met kosteneffectieve stikstofreducerende maatregelen binnen de bouwsector. De resterende € 500 mln. wordt gereserveerd om te borgen dat de doelstelling van de structurele aanpak wordt gehaald, door middel van het nemen van additionele kosteneffectieve maatregelen in of buiten de bouw.
In het najaar van 2020 is de Regeling gerichte opkoop veehouderijen gepubliceerd waarmee een eerste tranche van € 100 mln. euro beschikbaar is gemaakt voor opkoop van veehouderijen die veel stikstof uitstoten nabij Natura 2000-gebieden. De regeling gaat uit van vrijwillige deelname van agrarische ondernemers en zorgt ervoor dat er binnen gebieden ruimte komt voor andere ontwikkelingen en het legaliseren van de meldingen zonder dat dit natuurherstel in de weg staat.
Het kabinet werkt aan een steeds betere wetenschappelijke onderbouwing van het Nederlandse stikstofbeleid. In 2020 is LNV gestart met het Nationaal Kennisprogramma Stikstof (NKS) om een transparante en wetenschappelijk robuuste onderbouwing te bieden voor het huidige en toekomstige Nederlandse stikstofbeleid met oog op de lange termijn. Dit gebeurt door: (1) de onzekerheid in de huidige modellen te reduceren, (2) meetnetuitbreidingen te realiseren en (3) het verbeteren van emissiefactoren ter onderbouwing van de bronmaatregelen. Hiermee wordt onder meer invulling gegeven aan de adviezen van het Adviescollege Meten en Berekenen Stikstof.
4. Versterking natuur en biodiversiteit
Programma Natuur
Onderdeel van de structurele aanpak stikstof is het programma Natuur dat een impuls geeft aan de natuur in met name overbelaste stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden. Tot en met 2030 heeft het kabinet hiervoor een bedrag oplopend tot € 300 mln. per jaar aan extra middelen beschikbaar gesteld. Samen met provincies en terreinbeherende organisaties heeft LNV in 2020 een uitvoeringsprogramma opgesteld.
Natuurinclusieve samenleving
Een ander spoor van het Programma Natuur is het opstellen van een Agenda Natuurinclusief. Nederland staat voor een grote opgave om de biodiversiteit te verbeteren. Naast het meer en gerichter versterken en verbeteren van natuur in het Natuurnetwerk Nederland, is het ook noodzakelijk dat overal de kwaliteit van de natuur verbetert. Die opgave vraagt inzet van alle maatschappelijke partijen en sectoren. Samen met de provincies en een groot aantal maatschappelijke partijen is LNV in 2020 gestart met het opstellen van de Agenda Natuurinclusief. In 2020 is een impuls gegeven aan het beleid om natuurinclusiviteit te vergroten met onder meer de organisatie van een hackathon over groen in de stad, deelname van het Rijk en enkele Nederlandse financiële instellingen aan de voorbereidende fase van de Task Force on Nature-related Financial Disclosure. Daarnaast is de samenwerking met het Deltaplan Biodiversiteitsherstel en International Union for Conservation of Nature and Natural Resources (IUCN) Nederland geïntensiveerd. In 2020 is LNV ook gestart met een programma om de interdepartementale samenwerking op het thema biodiversiteit te versterken.
Internationaal natuurbeleid
De onderhandelingen over een mondiaal biodiversiteitsverdrag hebben vanwege de coronacrisis vertraging opgelopen. Hoewel ongewenst, bood de vertraging de mogelijkheid tot verdieping, nieuwe samenwerkingsverbanden en meer concrete actie. LNV zet zich samen met stakeholders in voor ambitieuze doelen in het biodiversiteitsverdrag. Dit moet gepaard gaan met een versterkt implementatiemechanisme dat bijdraagt aan naleving van de afspraken. In 2020 is Nederland lid geworden van de High Ambition Coalition for Nature and People en is tijdens de VN Nature Summit de Leader’s Pledge for Nature ondertekend. In deze internationale gremia maakt Nederland zich sterk voor meer transparantie over de gevolgen van het handelen van de private en financiële sector voor de biodiversiteit.
Uitbreiding bosareaal
In 2020 heeft LNV de Bossenstrategie van Rijk en provincies gepresenteerd. Alle partijen hebben zich verbonden aan de ambitie om ruim 18.000 hectare extra bos te realiseren; aanvullend wordt de aanleg van nog eens 19.000 hectare bos verkend. De Bossenstrategie richt zich ook op de revitalisering van bestaande bossen, het compenseren van bomenkap en herstel van heggen en bomensingels in agrarische gebieden.
Grote wateren
LNV werkt samen met het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat aan de Programmatische Aanpak Grote Wateren (PAGW) om natuur, energie en voedsel in deze wateren meer in evenwicht te brengen. In 2020 zijn MIRT-startbeslissingen genomen voor de Noord-Hollandse Markermeerkust, de Friese IJsselmeerkust, Binnendijkse slibsedimentatie/Groote Polder en Verzachten randen van het Wad. Ook is het MIRT-voorkeursbesluit genomen voor Buitendijkse slibsedimentatie. Het ontwerp voor een Nationaal Waterplan (NWP) is gereedgekomen, waarin het LNV-beleid verankerd is in het waterbeleid. Dit zijn belangrijke stappen voor de versterking van de ecologische waterkwaliteit en natuur in de grote wateren. In het kader van LIFE IP Deltanatuur heeft een groot aantal partijen een whitepaper ondertekend om te komen tot een gezamenlijke strategie voor het versterken van natuur en het behalen van de Natura 2000-doelen in de grote wateren: het Natuurwinstplan.
Een rijke Waddenzee
In 2020 is de Beheerautoriteit Waddenzee van start gegaan voor het bevorderen en versterken van de samenhang van natuur-, vis- en waterbeheer in de Waddenzee, opdat de natuurkwaliteit van de Waddenzee verbetert. LNV heeft overeenstemming bereikt tussen de mosselsector en de Coalitie Wadden Natuurlijk over een addendum op het convenant Transitie mosselsector en natuurherstel Waddenzee. De komende jaren wordt de bodemzaadvisserij in de Waddenzee stapsgewijs afgebouwd met behoud van economisch perspectief voor de mosselsector. Naast het terugbrengen van de mosselzaadvisserij zetten partijen zich de komende jaren verder in voor natuurherstel in de Waddenzee.
5. Naar een veerkrachtige visserijsector in een multifunctionele ruimte
In 2020 zijn het Noordzeeakkoord en de bijbehorende kottervisie aangeboden aan de Tweede Kamer. Deze bevatten een samenhangend maatregelenpakket voor een nieuwe balans tussen de benodigde ruimte op de Noordzee voor duurzame energie, natuurherstel en toekomstperspectief voor de visserij. In het kader van het Noordzeeakkoord is € 200 mln. beschikbaar gekomen voor onder meer monitoring en onderzoek, innovatie en sanering van de visserij, versterking van de handhaving en doorvaart in de windparken bij nacht. Het Noordzeeakkoord zet in op uitbreiding van het areaal aan voor visserij gesloten natuurgebieden. Het bevat kaders voor inpassing van nieuwe windparken en medegebruik. Met de middelen voor de visserij kan de sector de stap maken naar een kleinere duurzame en rendabele vloot op een veranderende Noordzee.
De partijen die werken aan het Actieplan toekomstbestendig visserijbeheer IJsselmeergebied zijn in 2020 gekomen tot een breed gedragen pakket van maatregelen. Afgesproken is te komen tot een maximaal toegestane vangst, het juridisch verankeren van maatregelen en toetsing aan staatssteun door de Europese Commissie. Vervolgens kan de vrijwillige saneringsregeling worden opengesteld en kunnen maatregelen worden geëffectueerd.
Het meerjarig onderzoek naar de pulsvisserij is met een positief advies van International Council for the Exploration of the Sea (ICES) opgeleverd en onder de aandacht gebracht van de Europese Commissie en lidstaten. Dit heeft nog niet geleid tot aanpassing van het pulsverbod, maar dat blijft wel de inzet van het kabinet. Het Europese Hof van Justitie heeft in 2020 geen uitspraak gedaan in de door Nederland aangespannen rechtszaak.
In 2020 is verder onderhandeld over de Europese Verordening voor het nieuwe Fonds voor Visserij, Maritieme Zaken en Aquacultuur. De vaststelling van het Fonds zal begin 2021 zijn, waarna ook de operationele programma’s kunnen worden ingediend bij de Europese Commissie. De voorbereiding voor de nieuwe fondsperiode en de invulling van de Nederlandse enveloppe is in 2020 gestart zodat het operationele programma zo goed als gelijk met de vaststelling van de Verordening ingediend kan worden. Onder het huidige fonds EMFZV zijn diverse coronamaatregelen ten behoeve van de sector genomen. Vanuit de nationale innovatie-envelop zijn middelen toegekend aan de zogeheten MIT-regeling ten behoeve van innovatieprojecten in de visserij en aan de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) ten behoeve van fundamenteel onderzoek in de visserij.
6. Samenwerking in de regio
Regio Deals
De Regio Deals hebben als doel de brede welvaart te versterken. Met de totstandkoming van veertien nieuwe Regio Deals uit de derde tranche in het najaar van 2020 zijn nu in totaal 30 Regio Deals vastgesteld, verdeeld over landelijke en stedelijke gebieden in Nederland. Voor de selectie van de voorstellen en de toedeling van de middelen zijn lessen getrokken uit de vorige tranche. De versterkte samenwerking tussen de regio’s en het Rijk werpt steeds meer zijn vruchten af. De regionale cofinanciering verloopt conform afspraken en in diverse regio’s brengt een Regio Deal nieuwe samenwerkingsverbanden tot stand. Inzicht in de resultaten van de deals wordt gegeven via het online platform krachtvanderegio.nl. Voor de transitie naar kringlooplandbouw en het versterken van de biodiversiteit zijn de Regio Deals Foodvalley, Achterhoek, Bodemdaling Groene Hart en Natuurinclusieve landbouw belangrijk. De Regio Deal Noordelijk Flevoland draagt bij aan de verduurzaming van de IJsselmeervisserij.
Interbestuurlijke Programma Vitaal Platteland
Het interbestuurlijk Programma Vitaal Platteland heeft als doel om samen met Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen een toekomstbestendig landelijk gebied te realiseren. Dit gebeurt door middel van een samenhangende aanpak van maatschappelijke opgaven zoals voedselproductie, waterveiligheid en energietransitie. In 2020 zijn de vijftien voorstellen van regio’s in uitvoering gekomen, waarvoor zowel Rijk als gebiedspartijen geld beschikbaar hebben gesteld. Daarnaast is in het programma gewerkt aan het ophalen en borgen van de ervaringen, de oogst, de lessen en adviezen voor de toekomst.
7. Europa en internationaal
Gemeenschappelijk landbouwbeleid
In 2020 is belangrijke vooruitgang geboekt in het besluitvormingsproces over de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). In het najaar bereikten de EU-ministers van Landbouw een akkoord over drie verordeningen die de basis vormen voor het nieuwe GLB vanaf 2023. De Europese Raad staat een ombuiging voor van inkomenssteun naar doelgerichte betalingen voor maatschappelijke diensten. Op nationaal niveau heeft LNV, samen met provincies, voortgang geboekt in het opstellen van het GLB-Nationaal Strategisch Plan. In dit plan worden de nationale en regionale keuzes gemaakt waarmee de GLB-middelen zodanig worden ingezet dat zij optimaal bijdragen aan de Europese doelstellingen. Op een conferentie eind 2020 hebben betrokken stakeholders besloten dat Nederland met middelen uit het nieuwe GLB het toekomstbestendig boeren meer gaat belonen. De nadruk komt te liggen op het belonen van prestaties op het gebied van milieu, klimaat, biodiversiteit met aandacht voor versterking van het aanpassingsvermogen en de innovatiekracht van landbouwbedrijven.
Internationaal
De coronapandemie maakte vooral in de eerste helft van 2020 duidelijk hoe belangrijk de internationale context is voor de Nederlandse agrarische sector. De beschikbaarheid van seizoensarbeid, de luchtvrachtcapaciteit en het openhouden van markten vormden grote uitdagingen voor LNV, waarbij Landbouwraden een belangrijke rol vervulden in de informatievoorziening en het oplossen van knelpunten. De maatregelen die China verkoos om het coronavirus te beheersen hebben grote en nadelige invloed gehad op de export van Nederlandse vlees- en visproducten naar China. LNV heeft zich, ook in Europees verband, ingezet om stilvallen te voorkomen of stilgevallen export weer mogelijk te maken.
De pandemie heeft ook de internationale voedselzekerheid onder druk gezet. Samen met de FAO, Wereldbank en het bedrijfsleven heeft LNV het initiatief genomen om in 2021 te komen tot investeringsprogramma’s in drie landen om voedselzekerheid te bevorderen en kwetsbaarheden in het voedselsysteem te verhelpen. Ook de voorbereiding van de Food System Summit in 2021 stond in het teken van het verbeteren van de voedselzekerheid.
Ondanks de effecten van de coronacrisis was er over 2020 opnieuw een agrarisch exportrecord van €95,6 miljard. Het handelsoverschot kwam daarbij op €27,3 miljard. Deze stijging komt vooral door de groei van de wederuitvoer en de stijging van de prijzen. Volgend op de uitgangspunten in de LNV-visie heeft LNV in 2020 een afwegingskader gehanteerd om te bepalen in welke mate Nederland zich zal inzetten om markttoegangsproblemen voor agrarische producten in derde landen op te lossen. Er werden in 2020 succesvolle missies opgezet naar onder meer Mexico (deze verliep digitaal), Vietnam en Indonesië.
Tijdens de overgangsperiode, waarin onderhandeld is over een handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk, hebben LNV en NVWA zich samen met stakeholders zo goed mogelijk voorbereid op de Brexit, om de negatieve gevolgen ervan te beperken. Er zijn voorbereidende maatregelen getroffen en LNV heeft zeven Brexit-stakeholderbijeenkomsten georganiseerd. Er is intensief overleg geweest met het bedrijfsleven over knelpunten. Ook hebben LNV en NVWA zich ervoor ingespannen dat het bedrijfsleven een inspectiepost voor levende dieren kan opzetten. Deze inspectiepost is sinds begin januari 2021 operationeel.
8. NVWA
Na de stopzetting van het ICT-systeem INSPECT in 2019 heeft de NVWA in 2020 een periode van herbezinning doorgemaakt en is een aantal onderzoeken verricht. Deloitte onderzocht de verhouding tussen de taken en de middelen van de NVWA en maakte daarmee inzichtelijk dat de NVWA voor 100 van de 152 taken in meer of mindere mate onvoldoende capaciteit heeft. KPMG deed onderzoek naar het kostprijsmodel van de NVWA, waaruit blijkt dat het model in belangrijke mate afhankelijk is van budgetten van overheidsopdrachtgevers en als onvoldoende transparant wordt ervaren. In samenspraak met het bedrijfsleven zijn inmiddels de voorbereidingen getroffen voor een integraal kostprijsmodel en het verder optimaliseren van een nieuw retributiestelsel. Tenslotte is er in 2020 een analyse uitgevoerd naar de wijze waarop voor de LNV-domeinen het stelsel voor keuren en toezicht is ingericht.
De herbezinning en voornoemde onderzoeken geven het beeld dat er bij de NVWA sprake is van een complexe problematiek die vraagt om een pragmatische veranderaanpak in beheersbare stappen. De aanpak hiervoor is inmiddels gestart. Daarbij gaat de aandacht onder meer uit naar een versterkte relatie tussen opdrachtgever en opdrachtnemer, professionalisering van de opdracht en het vakmanschap van de inspectie. Het toezicht van de NVWA wordt verder risicogericht en kennisgedreven ingericht.
Voorts is in 2020 doorgegaan met het inzetten van de middelen die met het Regeerakkoord beschikbaar zijn gekomen voor de aanscherping van de handhaving door de NVWA op dierenwelzijn en voedselveiligheid. De coronacrisis gaf voor de NVWA aanleiding om het toezicht op afstand te professionaliseren, onder meer via certificering op afstand.
Realistatie Beleidsdoorlichtingen
Realisatie beleidsdoorlichtingen
Art.
Naam artikel
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Geheel artikel?
11
Concurrerende, duurzame en veilige agro-, visserij- en voedselketens
x
x1
Ja
12
Natuur en biodiversiteit
x2
Ja
X Noot
1
Artikel 11: In 2019 is deze beleidsdoorlichting aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstuk 31 104, nr. 6).
X Noot
2
Artikel 12: De beleidsdoorlichting van voormalig artikel 18 is in december 2015 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstuk 30 991, nr. 29).
Overzicht vertrekte garanties (x € 1000)
Artikel
Omschrijving
Uitstaande garanties 2019
Verleend 2020
Vervallen 2020
Uitstaande garanties 2020
Garantieplafond
Totaal plafond
Totaalstand risicovoorziening
Art 11 Een weerbaar, veerkrachtig en veilig agro-, voedsel en visserijsysteem
Verliesdeclaraties borgstellingsfaciliteit
329.853
91.691
‒ 35.399
386.145
120.000
386.145
art 12 Natuur, biodiversiteit en gebiedsgericht werken
Garanties Natuur
327.501
0
‒ 22.190
305.311
327.501
305.311
Etc.
Totaal
657.354
91.691
‒ 57.589
691.456
120.000
327.501
691.456
Overzicht uitgaven en ontvangsten garanties (x € 1000)
Artikel
Omschrijving
Uitgaven 2019
Ontvangsten 2019
Saldo 2019
Uitgaven 2020
Inkomsten 2020
Saldo 2020
Totaalstand mutatie volume risicovoorziening 2020 en 2019
Art 11 Een weerbaar, veerkrachtig en veilig agro-, voedsel en visserijsysteem
Verliesdeclaraties borgstellingsfaciliteit
686
0
686
0
686
art 12 Natuur, biodiversiteit en gebiedsgericht werken
Garanties Natuur
0
0
0
0
0
Etc.
Totaal
686
0
686
0
0
0
686
Overzicht verstrekte leningen (x € 1000)
Artikel
Omschrijving
Uitstaande lening
Looptijd lening
Totaalstand risicovoorziening 2019
Totaalstand mutatie volume risicovoorziening 2020 en 2019
Art 11 Een weerbaar, veerkrachtig en veilig agro-, voedsel en visserijsysteem
Wageningen Research
22.353
tot en met 2027
Art 11 Een weerbaar, veerkrachtig en veilig agro-, voedsel en visserijsysteem
Wageningen Research
4.825
tot en met 2022
Art 11 Een weerbaar, veerkrachtig en veilig agro-, voedsel en visserijsysteem
Wageningen Research
9.328
tot en met 2029
Art 11 Een weerbaar, veerkrachtig en veilig agro-, voedsel en visserijsysteem
Wageningen Research
2.016
tot en met 2030
Overzicht coronasteunmaatregelen
Overzicht coronasteunmaatregelen
Maatregel
Verplichtingen 2020
Uitgaven 2020
Relevante Kamerstukken
Borgstelling MKB-landbouw (BL-C)
56
29
Kamerstuk 35 420, nr. 24
Regeling tegemoetkoming land- en tuinbouwondernemers COVID-19 (fritesaardappeltelers en sierteelt)
225
158
Kamerstuk 35 420, nr. 24)
Ruimingkosten nertsen
73,6
71,8
Kamerstuk 35 420, nr. 24 Kamerstuk 35 539, nr. 2
Borgstelling MKB-landbouwkredieten (BL), onderdeel tijdelijke kredietfaciliteit ten behoeve van coronacrisis (BL-C)
Door een tijdelijke gunstiger borgstelling voor werkkapitaal (BL-C) onder de regeling Borgstelling MKB-Landbouwkredieten (BL), kunnen de liquiditeitsproblemen van land- en tuinbouwbedrijven verlicht worden. Het overbruggingskrediet waarvoor de borgstelling wordt aangevraagd moet betrekking hebben op een acute liquiditeitsbehoefte van MKB-land- of tuinbouwbouwondernemers die negatieve economische gevolgen ondervinden van het coronavirus. Deze tijdelijke kredietfaciliteit is ook opengesteld voor MKB-ondernemers in de visserij en aquacultuur. De visserij en aquacultuur had namelijk nog geen garantieregeling waarvan gebruik gemaakt kon worden.
In 2020 hebben 201 aanvragers een BL-C overbruggingskrediet gekregen, op totaalniveau was hier een kredietbedrag mee gemoeid van circa € 80 mln. Van het aangevraagd BL-C overbruggingskrediet stond LNV in 2020 voor 70% garant. Hierdoor staat er voor € 56 mln aan BL-C krediet bij de verplichtingen.
Er zijn in 2020 nog geen BL-C verliesdeclaraties (als gevolg van faillissement) ingediend. Verliesdeclaraties over afgegeven garantstellingen treden altijd pas in latere jaren op; dat is bij BL-C borgstellingen niet anders, want bedrijven die een BL-C krediet hebben gekregen hadden voor de coronacrisis geen financiële problemen. Via de begrotingsreserve Borgstellingsfaciliteit (zie artikel 11) is hiervoor reeds een reservering getroffen door middel van een afstorting van € 29 mln (reguliere BL inclusief extra BL-C deel).
Regeling tegemoetkoming land- en tuinbouwondernemers COVID-19
Met deze regeling (Kamerstuk 35 420, nr. 32) worden ondernemers in de sierteeltsector, het horecasegment van de voedingstuinbouw en de fritesaardappelsector ondersteund. Voor deze regeling was oorspronkelijk € 650 mln. gereserveerd. Het beroep op deze regeling is lager dan verwacht. Dat komt onder andere omdat voor een deel van de sector de markt vanaf half mei weer is aangetrokken. In juni 2020 is daarom reeds een verlaging van € 350 mln. doorgevoerd (Kamerbrief 2020Z12342) die bij Miljoenennota 2021 is geformaliseerd. Eind november sloot de termijn voor aanvraag voor definitieve vaststelling van de tegemoetkoming, waarop het budget in de tweede suppletoire begroting verder is verlaagd. Een aantal aanvragen is ingetrokken of afgewezen en een aantal aanvragen is in 2020 nog niet beoordeeld, waardoor een deel van de uitgaven in 2021 zal plaatsvinden. RVO rondt dit proces in het eerste kwartaal van 2021 af.
Ruimingkosten nertsen
Vanwege ruimingen van met het SARS-CoV-2-virus besmette nertsenhouderijen heeft LNV in 2020 budget toegevoegd aan de begroting. In de vierde ISB is de bijdrage voor de ruimingskosten verhoogd tot een bedrag van € 73,6 mln. voor een geraamd aantal van 37 locaties.
4. Beleidsartikelen
Artikel 11 Een weerbaar, veerkrachtig en veilig agro-, voedsel- en visserijsysteem
A. Algemene doelstelling
LNV streeft naar een landbouw- en voedselsysteem dat zorgvuldig omgaat met input en natuurlijke hulpbronnen, opbrengsten zo efficiënt en hoogwaardig mogelijk benut, daarmee internationaal toonaangevend en concurrerend is en waarin sociaal verantwoord, veilig, dier- en milieu- en omgevingsvriendelijk wordt geproduceerd en geconsumeerd.
B. Rol en verantwoordelijkheid
De Minister van LNV is verantwoordelijk voor:
Stimuleren
• Het versterken van de positie van de Nederlandse agro-, visserij- en voedselketens, het stimuleren van groene economische groei en het bevorderen van transparantie en ketenverantwoordelijkheid in de Nederlandse agro- visserij- en voedselketens.
• Het stimuleren van een adequate en duurzame voedselvoorziening/voedselzekerheid, voedselkwaliteit op Europees en mondiaal niveau, evenals het bijdragen aan het Europese en internationale landbouw- en visserijbeleid.
• Het stimuleren van kennisontwikkeling en -doorwerking (ook via onderwijs), innovatie en nieuwe technologieën voor de maatschappelijke opgaven op het terrein van agro en natuur.
• Het stimuleren van verduurzaming van de productie en de consumptie van dierlijke en plantaardige producten door middel van nieuwe vormen van ketensamenwerking en nieuwe marktstrategieën.
• Het breder toepassen van geïntegreerde gewasbescherming door agrarische ondernemers, evenals het borgen en verbeteren van plant- en diergezondheid en dierenwelzijn.
Regisseren
• Het borgen van voedselveiligheid. Producenten en partijen uit de voedselketen zijn primair verantwoordelijk voor de veiligheid van hun producten en productiewijze. De Minister voor Medische Zorg en Sport (MZS) is verantwoordelijk voor wetgeving voor voedselveiligheid, met uitzondering van wetgeving voor het slachten van dieren en het keuren en uitsnijden van vlees, waar de Minister van LNV verantwoordelijk voor is.
Uitvoeren
• Het doen uitvoeren van een effectief beleid ter realisatie van de doelstellingen uit de Europese regelgeving.
• Het uitvoeren van adequaat veterinair en fytosanitair beleid.
• Het uitoefenen van toezicht en het handhaven van de regelgeving op het gebied van dier- en plantgezondheid, dierenwelzijn, mest, natuur en voedselveiligheid (primaire productie en slachterijfase).
• Het uitvoeren van het gemeenschappelijk landbouw- en visserijbeleid.
C. Beleidsconclusies
Onderstaand wordt ingegaan op de belangrijkste gerealiseerde beleidsresultaten in 2020.
(Glas)tuinbouw en weerbare planten en teeltsystemen
Voor de realisatie van de klimaatopgave in de glastuinbouw zijn middelen gereserveerd voor het doen van investeringen in energiebesparing en de inzet van duurzame energie. Door de Corona-crisis is het afgelopen jaar minder gebruikt gemaakt van de regeling. Dit effect is verder versterkt door een lastenstijging als gevolg van de aanpassing van de ODE. Ook is er onduidelijkheid over de beschikbaarheid van externe CO2.
De Evaluatie Instrumentarium Glastuinbouw concludeert dat belangrijke stappen zijn gezet om de ambities van de Meerjarenafspraak en het CO2-convenant te realiseren. De transitieaanpak uit de Meerjarenafspraak bleek succesvol. Nieuwe kas-, teelt- en energieconcepten, zoals het Nieuwe Telen en de daglichtkas, zijn marktrijp geworden.Niettemin is het niet gelukt om de reductiedoelstellingen voor 2020 volledig te realiseren. De conclusies naar aanleiding van de evaluatie van de doeltreffendheid van de EG en MEI regelingen zijn positief.
Convenant Schone en Zuinige Agrosectoren 2008 ‒ 2020
Op 18 december 2020 is het rapport van het convenant Schone en Zuinige Agrosectoren 2008 ‒ 2020 naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerbrief 32813 nr 652 ). Het rapport presenteert de opgedane inzichten en laat zien dat de meeste gestelde doelen zijn gehaald. Nu het convenant is afgelopen wordt het nastreven van de doelen voortgezet middels afspraken die in het Klimaatakkoord zijn gemaakt. Op deelterreinen zijn doelen uit het Agroconvenant ook doorvertaald in onder andere het Nationaal programma Landbouwbodems, de Bossenstrategie en verwoord in de LNV-visie op Kringlooplandbouw.
Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie Gewasbescherming 2030
In het najaar van 2020 is het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie Gewasbescherming 2030 ‘Naar weerbare plant en teeltsystemen’ aangeboden aan de Tweede Kamer (Kamerstuk 27858, nr 518). Er is een start gemaakt met de uitvoering van acties zoals de werkgroep actuele vraagstukken, een gebiedspilot in Drenthe en opdrachtverstrekking aan derden om te adviseren over een governancestructuur en een inventarisatie van onderzoeksprojecten naar weerbare planten en teeltsystemen. Enkele acties zijn ook al afgerond zoals een draaiboek vrijstellingen en de standpuntbepaling voor de evaluatie van de EU verordening gewasbeschermingsmiddelen.
Regeling tegemoetkoming land- en tuinbouwondernemers COVID-19
Voor de Regeling tegemoetkoming land- en tuinbouwondernemers COVID-19 is € 650 mln. bij 3e incidentele suppletoire begroting (Kamerstuk 35452, nr. 1) aan de LNV begroting toegevoegd. Door middel van deze regeling zijn enkele sectoren (fritesaardappelen, sierteelt en onderdelen van de voedingstuinbouw) in 2020 extra ondersteund. De definitieve subsidievaststelling is begin 2021 afgerond.
Daarnaast is in meer generieke vorm de Borgstelling MKB-Landbouwkredieten (BL) in 2020 uitgebreid met een coronamodule (BL-C) die ook is opengesteld voor de visserij- en aquacultuurondernemers. Deze tijdelijke kredietfaciliteit, die gepaard ging met een ophoging van BL garantieplafond met € 180 mln, stelt ondernemers in staat om liquiditeitsproblemen ten gevolge van de coronacrisis op te vangen.
Voedselveiligheid
In 2020 is het Actieplan Voedselveiligheid afgerond. Dit is, samen met VWS, aangeboden aan de Kamer (Kamerstuk 26991, nr. 576). Tevens is het project private borging voedselketens afgerond en de evaluatie van «ketenborging.nl». De resultaten hiervan worden in 2021 met de Kamer gedeeld. Daarnaast is de implementatie van de Verordening diergeneesmiddelen verder gebracht en is in 2020 de hiervoor noodzakelijke wijziging van de Wet Dieren aan de Tweede Kamer aangeboden.
Duurzaam voedsel
De Nederlandse consumptie van verse groenten en fruit steeg in 2020 met 4%, een duidelijk verschil met voorgaande jaren waarin de consumptie daalde of slechts licht steeg. Ook zochten consumenten in 2020 meer informatie over groenten en fruit via de website Veggipedia, een initiatief van het Nationaal Actieplan Groenten en Fruit (NAGF).
Het Voedingscentrum heeft in 2020, mede met subsidie van LNV, consumenten van wetenschappelijk onderbouwde en onafhankelijke informatie voorzien over een gezonde, veilige en meer duurzame voedselkeuze. Met informatie, tips, tools en handelingsperspectief, zoals in de consumentencampagne ‘eetwissel’, hebben ze ingezet op het motiveren van individuen om goed te eten en hen te laten beschikken over de benodigde voedselkennis en vaardigheden. De publiekscampagne tegen voedselverspilling, #Verspillingsvrij, had in 2020 het hoofdthema houdbaarheid.
Mestbeleid
In september 2020 heeft LNV de contouren voor het toekomstig mestbeleid gepresenteerd. Deze is mede gebaseerd op eerder gevoerde gesprekken met stakeholders. Nadere uitwerking is nog nodig, maar deze contouren vormen de basis om in de komende jaren te bewegen richting grondgebondenheid van zowel melkveehouderij als rundvleeshouderij, het sturen op afvoer en verwaarding van mest en een gebiedsgerichte aanpak voor plekken waar de doelstellingen op het vlak van waterkwaliteit niet worden gehaald. Hiermee wordt ingezet op een eenvoudiger stelsel waarmee kringlopen meer worden gesloten.
In 2020 is gewerkt aan de implementatie van de laatste te nemen maatregelen in het kader van het 6e actieprogramma Nitraatrichtlijn. De derogatie van de Nitraatrichtlijn is in 2020 verlengd voor de jaren 2020 en 2021.
Dierlijke productie en diergezondheid
De activiteiten die worden opgepakt voor de transitie naar een duurzame veehouderij zijn gebundeld in het Programma duurzame veehouderij, wat valt binnen het kader van de kringlooplandbouw. Binnen het programma zijn drie sporen opgestart om de noodzakelijke transitie van de veehouderij te stimuleren en te ondersteunen. Er wordt ingezet op inspireren en experimenteren, op het verbeteren van de condities om te verduurzamen, waaronder het vergroten van de markt voor duurzame dierlijke producten en op concrete stappen door de sector. De Kamer is in oktober 2020 geïnformeerd over de voortgang (kamerstuk 28 973, nr. 239). In 2019 is de Regeling sanering varkenshouderij opgesteld en opengesteld. Doel van de regeling is om geuroverlast in veendichte gebieden te reduceren door varkenshouders die dat willen, te helpen bij het definitief beëindigen van hun varkenshouderijlocatie. Deze regeling is nu in de uitvoeringsfase. De Kamer wordt hierover in het voorjaar 2021 geïnformeerd. Ook is een innovatie- en investeringsregeling gericht op ontwikkeling en toepassing van integrale brongerichte emissiereductie uit stallen opgesteld. Deze is in 2020 ook voor het eerst opengesteld. Begin februari 2021 wordt de Kamer over de uitkomsten geïnformeerd.
Het sectorspecifieke antibioticumbeleid is gecontinueerd in 2020 en de Stichting Diergeneesmiddelenautoriteit (SDa) concludeert dat het gebruik van antibiotica in 2019 ten opzichte van 2018 verder is gedaald. In de periode 2009–2019 is het antibioticumgebruik op basis van verkoopgegevens gedaald met 69,6%. Bij een sectorspecifiek antibioticumbeleid horen sectorspecifieke reductiedoelstellingen; deze doelstellingen hebben de generieke huidige 70% reductiedoelstelling voor de gehele dierhouderij vervangen. De sectorspecifieke reductiedoelstellingen zijn vastgesteld in de zomer van 2019 (Kamerstuk 29 683, nr. 249) en zien toe op het behalen van een reductiepercentage van hoog-gebruikende bedrijven per 2024 en de implementatie van de nieuwe benchmarkwaarden(-systematiek) van de SDa.
Het actieplan brandveilige stallen 2018-2022 is verder doorgezet, er is bezien of de benchmarksystematiek voor de zorg van jonge dieren kan worden ondergebracht bij de SDa. Ook is er gewerkt aan hittemaatregelen voor dieren in de veehouderij en het beperken van lange afstandstransporten. Daarnaast is nader uitvoering gegeven aan de beleidsbrief dierenwelzijn (Kamerstuk 28 286, nr. 991) Dit heeft onder andere geleid tot een nieuw toetsingskader voor de positieflijst (de huis- en hobbydierenlijst), de herbeoordeling van diersoorten en het doorzetten van de beleidsinzet om gezonde en sociale honden te bevorderen.
Innovatie op het boerenerf
De Kamer is in de zomer van 2020 geïnformeerd over de stand van zaken rondom het instrumentarium voor Innovatie op het Boerenerf (Kamerstuk 35 300 XIV, nr. 76). In het vierde kwartaal van 2020 is de Subsidiemodule agrarische bedrijfsadvisering en educatie (Sabe) voor het eerst opengesteld voor boeren, tuinders en agrarische bedrijfsadviseurs. Boeren en tuinders konden vouchers aanvragen voor de financiering van advisering door een onafhankelijke agrarisch adviseur of voor de financiering van een stikstofcursus bij één van de groene hogeronderwijsinstellingen. Ook konden projectsubsidies worden aangevraagd voor praktijknetwerken van boeren die samen willen leren en kennis willen uitwisselen over duurzame landbouw. Voor adviseurs waren vouchers voor een opleiding tot stikstofadviseur beschikbaar.
Bij deze eerste openstelling waren voor boeren en tuinders 2000 advies- en cursusvouchers beschikbaar. Al op de eerste dag zijn 2800 vouchers aangevraagd. Er is duidelijk een grote behoefte aan advies over kringlooplandbouw en duurzaam ondernemerschap. Ook voor de projectsubsidies voor praktijknetwerken was veel belangstelling. In totaal zijn bijna 90 aanvragen ingediend en beoordeeld.
Nationaal Kennisprogramma Stikstof
In de tweede helft van 2020 is LNV gestart met de kennisprogrammering op het gebied van meten en modelleren van stikstof, het Nationaal Kennisprogramma Stikstof (NKS). Dit programma wordt opgesteld om onder andere invulling te geven aan de adviezen van het Adviescollege Meten en Berekenen Stikstof (Kamerstuk 35334, nr. 132). Binnen het NKS wordt ingezet op een integrale aanpak waarbij op samenhangende wijze stikstofonderzoek wordt uitgezet. Het NKS richt zich op het reduceren van de onzekerheden in het proces van stikstofemissie tot depositie. Hiertoe worden onder meer emissiefactoren opnieuw afgeleid, meetnetten uitgebreid en innovatieve monitoringsmethodieken verder verkend. In 2020 zijn de eerste opdrachten ter waarde van ongeveer € 2 mln. uitgezet bij RIVM, ten behoeve van de meetnetuitbreidingen.
Klimaat
Het Actieprogramma Klimaatadaptatie Landbouw is in samenwerking met medeoverheden en ketenpartijen tot stand gekomen en vastgesteld (Kamerstuk 35000-XIV, nr. 95).
In 2020 is de uitvoering van de afspraken in het Klimaatakkoord voortgezet. De voor de uitvoering beschikbare middelen zijn onder andere ingezet voor emissiereductie in de veehouderij via de saneringsregeling voor varkenshouderijen, subsidies voor de verduurzaming van stallen en onderzoek en pilots in het kader van de integrale aanpak van methaan en ammoniak. Daarnaast is het veenweideprogramma gestart en zijn middelen ingezet voor onderzoek en pilots en regionale uitvoering. Verder zijn onder meer subsidies beschikbaar gesteld voor energiebesparende maatregelen en innovaties in de glastuinbouw.
Beleidsinformatie
Kengetallen
Kengetal
Landen
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Maatschappelijke appreciatiescore (schaal 1–10)
Geen meting
7,6
Geen meting
7,7
Geen meting
Geen meting
Geen meting
Mate van vertrouwen consumenten in voedsel (schaal 1–5)
Geen meting
3,2
Geen meting
Geen meting
3,3
3,2
Geen meting
Export van agrarische producten uit Nederland (bedragen x € 1 mln.)
Duitsland
20.820
20.711
21.836
22.905
22.643
23.579
24.600
België
8.652
8.581
9.119
10.099
10.164
10.779
10.577
Verenigd Koninkrijk
8.067
8.269
8.321
8.576
8.549
8.658
8.415
Frankrijk
7.122
6.714
7.001
7.747
7.610
7.726
7.567
Italië
3.479
3.183
3.320
3.378
3.391
3.562
3.342
Overige landen
33.561
33.926
35.202
37.357
38.026
40.318
41.070
Totaal
81.702
81.384
84.800
90.062
90.384
94.623
95.571
Kengetal Voedselsverspilling
Eenheid
2015
2016
2017
2018
Bron
min
max
min
max
min
max
min
max
kiloton
1.771
2.552
1.781
2.466
1.814
2.509
1649
2568
Monitor Voedselverspilling, update 2009 ‒ 2018
Indicator verhouding duurzame / totale investeringen
Indicator
Referentie-waarde
Peildatum
Raming 2018
Realisatie 2018
Raming 2019
Realisatie 2019
Streefwaarde
Bron
Verhouding duurzame / totale investeringen
28%
2014
35%
16%
35%
Volgt in jaarverslag 2021
30%
WEcR
Indicatoren
Indicator
Referentie-waarde
Peildatum
Raming 2019
Realisatie 2019
Raming 2020
Realisatie 2020
Streefwaarde
Planning
Bron
Totale CO2-emissie glastuinbouw
Circa 7,5 Mton
2013
5,2 Mton
5,9 Mton 2
4,6 Mton
Volgt in jaarverslag 2021
4,6 Mton
2020
Wageningen Research
Energie-efficiency index voedings- en genotmiddelenindustrie (VGI)
100
2005
75%
77,20%
74%
Volgt in jaarverslag 2021
70%
2020
RVO
Mate van afname van antibioticagebruik in de dierhouderij
Antibiotica verkoop in 2009
2009
Was niet bepaald
69,60%
1
Volgt in Sda rapportage 2020
70% reductie (ten opzichte van 2009)
Is nog niet bepaald
Sda rapportage 2019
Klanttevredenheid
8,6
2020
8,4
8,7
8,4
8,4
8
2020
Wageningen Research
Kennisbenutting door beleid, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties
93%
2020
>90%
93%
>90%
93%
>80%
2020
Wageningen Research
Percentage innoverende agrarische bedrijven
10,80%
2015
10%
7%
10%
Volgt in jaarverslag WECR 2022
10%
2022
WEcR
Nalevingsniveau HACCP-verplichting
80%
apr-09
90%
90,6%
93%
89%
95% te bereiken in 2025
2021 92%
NVWA
De mate van duurzame bevissing, van de door Nederlandse vissers gericht beviste bestanden
Pelagisch: 1,02 Grootschalige boomkor: 1,03
2018
1 (of lager)
Jaarlijks
WMR
X Noot
1
Het betreft de reductie van het antibioticagebruik in de dierhouderij ten opzichte van 2009. De raming 2021 is afhankelijk van de uitwerking van de dit jaar afgesproken sectorspecifieke reductiedoelstellingen (zie ook 9). Het streven is om het antibioticumgebruik verder te reduceren door middel van sectorspecifieke reductiedoelstellingen en een reductie van hooggebruikende bedrijven per 2024. De gerealiseerde reductie in 2019 was 69,6%.
Toelichting Totale CO2-emissie glastuinbouw
De ramingen voor 2019 en 2020 in bovenstaande tabel zijn gebaseerd op de ramingen zoals die waren opgenomen in het jaarverslag 2019 en de begroting 2020. Omdat convenantspartijen tussentijds op basis van resultaten van de evaluatie van de CO2 sturing (zie Kamerstuk 32 813, nr. 149) afgesproken hebben het CO2 doel voor 2020 technisch aan te scherpen van 6,2 Mton naar 4,6 Mton, is hiermee ook de ramingen voor 2019 lineair bijgesteld naar 4,9 Mton in 2019 . Met de Kamerbrief van 18 december 2020 (Kamerstuk 32813 nr. 652) is de Wageningen Economic Research opgestelde actualisatie raming CO2-emissie 2020 meegestuurd. Uit deze actualisatie blijkt dat de verwachte CO2-emissie in 2020 boven de afgesproken bovengrens ligt en dat dit komt door gewijzigd areaal en verkoop van elektriciteit. Volgens de afspraken in het convenant zijn dit gronden waarop de convenantspartijen kunnen besluiten tot een nieuwe technische correctie van de CO2-doelstelling technisch te corrigeren. Besluitvorming moet hierover nog plaatsvinden.
Toelichting bij de indicator Mate van afname van antibioticagebruik in de dierhouderij
Het betreft de reductie van het antibioticagebruik in de dierhouderij ten opzichte van 2009. De raming 2021 is afhankelijk van de uitwerking van de dit jaar afgesproken sectorspecifieke reductiedoelstellingen (Kamerstuk 29 683, nr. 249). Het streven is om het antibioticumgebruik verder te reduceren door middel van sectorspecifieke reductiedoelstellingen en een reductie van hoog-gebruikende bedrijven per 2024. De gerealiseerde reductie in 2019 was 69,6%.
Toelichting bij de indicator duurzame bevissing
Voor de levensvatbaarheid van de sector is het bestaan van duurzame instandhouding van visbestanden de belangrijkste voorwaarde. Het EU-instrument voor instandhouding van visbestanden is de quotering. De mate van duurzame bevissing wordt aan de hand van de Sustainable Harvest Indicator (SHI) geanalyseerd. Deze indicator geeft bij een score van 1 of lager aan dat de Nederlandse vissers geen negatieve invloed hebben op de duurzaamheid van de gericht beviste bestanden. Hoe dichter bij de 1, hoe beter. Bij een SHI waarde van 1 wordt er namelijk precies op MSY (Maximum Sustainable Yield) gevist, de streefwaarde zoals ook opgenomen in het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB). In 2020 is de rekenmethodiek voor de SHI herzien, ook met terugwerkende kracht. Mede hierdoor schommelde de SHI de afgelopen jaren rond de 1. Gezien de zeer geringe fluctuaties van deze indicator rond de 1 in de afgelopen jaren is echter niet te spreken van een waarneembare trend; de bestanden worden grosso modo op MSY bevist. Deze indicator wordt ieder jaar in het vlootverslag door Wageningen Marine Research (WMR) berekend.
Toelichting HACCP-verplichting
Het betreft het percentage van het totale aantal gecontroleerde bedrijven met een wettelijk verplicht Hazard Analysis and Critical Control Points (HACCP)-systeem uit het eerste deel van de vleesketen (slachthuizen, uitsnijderijen en koel- en vrieshuizen) dat aan alle controle-items voor HACCP voldoet. De verslechtering ten opzichte van 2019 is grotendeels veroorzaakt door een tiental audits bij koel- en vrieshuizen (entrepots) waarbij een groot aantal geringe overtredingen zijn gevonden. Deze bedrijven zijn in 2019 niet bezocht, aangezien koel- en vrieshuizen eens in de drie jaar aan een HACCP-audit worden onderworpen. De geconstateerde overtredingen zijn verder opgevolgd.
D. Budgettaire gevolgen van beleid
Budgettaire gevolgen van beleid Artikel 11 (bedragen x € 1.000)
Realisatie
Vastgestelde begroting
Verschil
2016
2017
2018
2019
2020
2020
Verplichtingen
733.422
810.906
1.558.269
1.032.395
525.874
Waarvan garantieverplichtingen
44.715
36.776
149.805
149.627
178
Waarvan overige verplichtingen
688.707
774.130
1.408.464
882.768
525.696
Uitgaven
661.414
745.627
1.086.870
937.381
149.489
Waarvan juridisch verplicht (percentage)
90%
Subsidies
120.109
132.315
345.235
306.034
39.201
Sociaal economische positie boeren
5.821
6.138
16.700
5.439
11.261
Duurzame veehouderij
2.883
574
28.427
171.280
‒ 142.853
Glastuinbouw en weerbare planten en teeltsystemen
8.927
11.758
171.246
36.711
134.535
Kennisontwikkeling en (agrarische) innovatie
100.749
108.075
120.801
81.835
38.966
Duurzame visserij
1.729
5.770
8.061
10.769
‒ 2.708
Garanties
3.904
52.481
58.800
30.432
28.368
Storting bijdrage begrotingsreserve
2.592
4.149
58.113
28.627
29.486
Verliesdeclaraties Borgstellingsfaciliteit
1.312
2.332
686
1.805
‒ 1.119
Bijdrage borgstelling vermogensversterkende kredieten
46.000
0
0
Opdrachten
42.121
45.473
55.085
113.263
‒ 58.178
Sociaal economische positie boeren
1.227
2.796
2.121
2.852
‒ 731
Duurzame veehouderij
2.333
1.824
6.110
17.877
‒ 11.767
Glastuinbouw en weerbare planten en teeltsystemen
7.378
9.398
8.929
21.729
‒ 12.800
Mestbeleid
2.744
3.187
2.357
23.108
‒ 20.751
Duurzame visserij
271
676
872
705
167
Kennisontwikkeling en (agrarische) innovatie
18273
17567
20.919
34.790
‒ 13.871
Diergezondheid en dierenwelzijn
7.482
7.195
10.689
7.557
3.132
Voedselzekerheid en internationaal en Europees landbouwbeleid
2.413
2.831
3.088
4.645
‒ 1.557
Bijdragen aan agentschappen
373.004
389.811
424.521
370.090
54.431
Rijksrederij
7.570
9.226
8.786
9.529
‒ 743
Rijksdienst voor Volksgezondheid en Milieu
7.232
8.068
11.211
5.543
5.668
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit
177.446
200.997
206.130
194.732
11.398
Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland
180.756
171.520
198.394
160.286
38.108
Bijdragen aan ZBO’s /RWT’s
95.562
94.737
100.647
96.315
4.332
College toelating gewasbeschermingsmiddelen en biociden
2.856
2.573
2.457
1.225
1.232
Centrale Commissie Dierproeven
0
0
0
767
‒ 767
Wageningen Research
91.502
91.048
95.613
92.581
3.032
ZonMw (dierproeven)
0
0
0
370
‒ 370
Medebewind/voormalige productschappen
1.204
1.116
1.014
1.372
‒ 358
Raad voor de plantenrassen
1.563
1.563
Bijdragen aan (inter)nationale organisaties
8.333
10.958
9.358
10.623
‒ 1.265
FAO en overige contributies
8.333
10.958
9.358
10.623
‒ 1.265
Bijdragen aan (andere) begrotingshoofdstukken
4.387
4.287
82.321
10.624
71.697
Diergezondheidsfonds
4.387
4.287
82.321
10.624
71.697
Storting begrotingsreserves
13.996
12.972
10.903
0
10.903
Storting begrotingsreserve landbouw
10663
8.592
0
8.592
Storting begrotingsreserve apurement
0
9.184
0
0
0
Storting begrotingsreserve visserij
3.333
3.788
2.311
0
2.311
Ontvangsten
67.271
78.112
106.151
47.697
58.454
Sociaal economische positie boeren
1.463
478
981
245
736
Agroketens
10.563
7.635
9.814
0
9.814
Agrarische innovatie en overig
297
61
494
0
494
Mestbeleid
4.248
7.975
13.602
7.209
6.393
Duurzame visserij
4.362
14.331
6.362
9.993
‒ 3.631
Garanties (provisies borgstellingsfaciliteit)
1.885
1.824
2.879
1.800
1.079
Weerbare planten en teeltsystemen
180
5.035
5.308
0
5.308
Diergezondheid en dierenwelzijn
5.897
7.880
11.859
6.100
5.759
Kennisontwikkeling en (agrarische) innovatie
13.858
14.763
11.852
12.324
‒ 472
Voedselzekerheid en internationaal en Europees landbouwbeleid
5.325
4.561
6.327
5.926
401
Agentschappen
5.520
7.652
18.736
0
18.736
Onttrekkingen begrotingsreserve
13.673
3.804
15.981
4.100
11.881
Zbo’s en RWT’s
2.113
1.956
1.956
E. Toelichting op de instrumenten
Voor wat betreft het toelichten van significante verschillen in de uitgaven, ontvangsten en verplichtingen in de realisatie versus de vastgestelde begroting 2020, zijn de ondergrenzen gehanteerd zoals opgenomen in de staffel die te vinden is in de leeswijzer van dit jaarverslag.
Verplichtingen
De € 525,8 mln. hogere realisatie aan verplichtingen is voornamelijk het gevolg van de verplichtingen voor de steunpakketten corona voor de sierteeltsector, delen van de voedingstuinbouw en de fritesaardappelsector. Daarnaast is ook de verplichting voor de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (Srv) toegevoegd aan het verplichtingenbudget.
Uitgaven
Subsidies
Sociaal economische positie boeren
Deze uitgaven zijn ruim € 11 mln hoger uitgevallen dan begroot. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door hogere uitgaven voor Apurement. Apurement is bestemd voor het betalen van financiële correcties die door de Europese Commissie worden opgelegd als de uitvoering van het EU-beleid niet conform de gestelde voorschriften is. Van deze hogere uitgaven bestaat € 10,2 mln. uit de verwerking van een technische correctie van te verrekenen bedragen inzake ELGF en ELFPO.
Duurzame veehouderij
Ten opzichte van de vastgestelde begroting zijn de uitgaven in 2020 € 143 mln. lager uitgevallen. Bij de derde incidentele suppletoire begroting is om alle aanvragen die aan de voorwaarden voldoen te kunnen honoreren, het subsidiebudget voor de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (Srv) verhoogd met € 73,2 mln. In de loop van 2020 is er vertraging opgetreden in de uitvoering van de Srv. Dit komt voornamelijk door het grote aantal aanvragen voor de regeling en door de complexiteit van de controles bij de varkenshouderijen. Daarom is een groot deel (€ 175 mln.) van het beschikbare budget naar 2021 geschoven. Daarnaast is ook € 10 mln. die in de eerste suppletoire begroting 2020 beschikbaar is gesteld voor gemeenten, met een kasschuif verschoven naar 2021. Van het resterende budget voor de Srv is er vanwege verdere vertraging in de uitvoering € 18 mln. onderuitputting. Een andere oorzaak voor de lagere besteding op het budget van Duurzame veehouderij komt door een kasschuif voor de Subsidiemodules brongerichte verduurzaming stallen en managementmaatregelen (Sbv). Door de gehanteerde bevoorschottingssystematiek kent deze regeling een ander uitfinancieringsritme dan oorspronkelijk geraamd. Met de kasschuif is € 19,8 mln. van de middelen in 2020 doorgeschoven naar latere jaren.
Glastuinbouw en weerbare planten en teeltsystemen
De uitgaven op deze post vallen in te totaal € 134 mln. hoger uit dan geraamd. De grootste afwijking (circa € 158 mln.) wordt veroorzaakt door uitgaven aan noodsteunmaatregelen. Het kabinet heeft in zijn brief van april 2020 (Kamerstuk 35 420, nr. 24) geconstateerd dat - vanwege urgente en sectorspecifieke problematiek in delen van de land- en tuinbouw - er maatregelen nodig zijn om ondernemers in deze sectoren te ondersteunen. Bij 3e Incidentele Suppletoire Begroting (Kamerstuk 35 452, nr. 1) zijn hiertoe middelen aan de LNV begroting toegevoegd (totaal € 650 mln.). Via de subsidieregeling land- en tuinbouwondernemers COVID-19 zijn vervolgens in 2020 uitgaven gedaan inzake de tegemoetkoming voor de sierteelt, horecasegment van de voedingstuinbouw (circa € 127 mln.) en de fritesaardappels (circa € 31 mln.).
Daarnaast is onder andere als gevolg van de coronacrisis het beroep op de Energie-efficiëntie glastuinbouw (EG) subsidieregeling lager dan verwacht (€ 21,5 mln). € 10 mln. hiervan kon via een kasschuif naar latere jaren worden doorgeschoven, zoals gemeld in de 2e suppletoire begroting (Kamerstuk 35 650 XIV, nr. 2), zodat dit alsnog ingezet kan worden om de klimaatdoelen van de glastuinbouw te behalen.
Ook het beroep van de markt op de Marktintroductie energie-innovaties glastuinbouw (MEI) subsidie is € 2 mln lager dan verwacht. De coronacrisis is daar mede debet aan.
Kennisontwikkeling en agrarische innovatie.
De € 39 mln. hogere uitgaven hangen voor € 14,7 mln. samen met de overheveling vanuit het opdrachtenbudget voor de Voedselagenda naar subsidiebudgetten voor onder andere Wageningen Research. Verder is voor € 24,3 mln. extra subsidie beschikbaar gesteld aan Wageningen Research. Hiertoe zijn middelen vanuit andere begrotingsonderdelen overgeheveld, bijvoorbeeld € 4 mln. uit het opdrachtenbudget voor duurzame veehouderij. Tevens gaat het om aan de begroting toegevoegde middelen uit de enveloppes van het regeerakkoord voor klimaat (energiebeleid, bodemvruchtbaarheid) en natuur en waterkwaliteit (6e actieprogramma nitraatrichtlijn, stikstofaanpak).
Garanties
Storting bijdrage Begrotingsreserve
De storting in de Borgstellingsfaciliteit is circa €29 mln. hoger dan in de begroting was opgenomen. Deels komt dat doordat het garantieplafond met € 180 mln is verhoogd bij de Borgstelling MKB-Landbouwkredieten met coronamodule (BL-C). Uit deze garantstelling kunnen te zijner tijd verliesdeclaraties met kasgevolgen voortkomen. Om deze eventuele gevolgen op te vangen is € 29 mln. extra in deze begrotingsreserve afgestort.
Opdrachten
Duurzame veehouderij
Ten opzichte van de vastgestelde begroting 2020 vallen de uitgaven € 11,8 mln. lager uit. In eerste instantie is het budget bij de eerste suppletoire begroting (Kamerstuk 35 450 XIV, nr. 2) met € 6 mln. verhoogd. Dit betrof hoofdzakelijk de toevoeging van de gereserveerde middelen uit het Klimaatakkoord voor veehouderij aan de begroting van LNV.
BIj de 2e suppletoire begroting (Kamerstuk 35 650 XIV, nr. 2) zijn de uitgaven aan duurzame veehouderij met € 14,3 mln. verlaagd. Bij deze verlaging is € 4,6 mln. van duurzame veehouderij naar de begrotingspost Kennisontwikkeling en (agrarische) innovatie (subsidies) overgeheveld en € 4 mln. binnen de begroting overgeboekt naar de post Kennisontwikkeling en (agrarische) innovatie (subsidies) voor het programma Slim Landgebruik. Ook betreft de verlaging € 3,1 mln. middelen voor onderzoek, pilots en demo’s voor klimaatprojecten voor stallen en mestopslagen.
Daarnaast is op het bodemprogramma enige vertraging opgelopen omdat de uitwerking van het programma meer tijd kost dan oorspronkelijk gedacht en heeft er een verhoging van uitgaven voor Skal met circa € 1 mln. plaatsgevonden, ter compensatie van de kosten die te maken hebben met de Wet openbaarheid bestuur (Wob), generiek toezicht op niet-geregistreerde marktdeelnemers en OFIS (Europees informatie-uitwisselingssysteem).
Glastuinbouw en weerbare planten en teeltsystemen
De uitgaven vallen € 12,8 mln. lager uit dan begroot. De verlaging komt met name door een overheveling van middelen naar het subsidiebudget Kennisontwikkeling en (agrarische) innovatie voor de uitvoering van het programma Kas als Energiebron (€ 2,1 mln.) en onderuitputting op onderzoeksmiddelen (€ 3,0 mln.). Dit is bij 1e suppletoire begroting reeds gemeld (Kamerstuk 35 450 XIV, nr. 2). Daarnaast zijn bij 2e suppletoire begroting (Kamerstuk 35 650 XIV, nr. 2) Urgenda middelen afgeboekt die bestemd waren voor het project Nieuw Prinsenland in Brabant (€ 2,5 mln.). Dit project ging niet door omdat de businesscase niet sluitend kon worden gemaakt. Belangrijkste redenen waren de hoge kosten restwarmtenet en het ontbreken van stimuleringsinstrumentarium daarvoor omdat de marktprikkels heden ten dage niet de goede kant op staan. En bij Slotwet is gebleken dat slechts een deel van de geplande Almere/Floriade betaling nog in 2020 doorgang kon vinden.
Mestbeleid
De realisatie op deze post is € 20,7 mln. lager dan geraamd. Dat komt onder andere door overhevelingen van middelen naar andere onderdelen op de LNV begroting. Zo is bij 1e suppletoire begroting € 7,7 mln. overgeheveld naar aan de bijdrage aan RVO op dit begrotingsartikel, ten behoeve van het onderdeel monitoring mestbeleid in het kader van het 6e Actieprogramma nitraatrichtlijn. Ook naar de bijdrage aan de NVWA op dit artikel is in 2020 circa € 2,9 mln. overgeheveld, deels ten behoeve van het 6e Actieprogramma Nitraatrichtlijn, deels ten behoeve van de handhaving van het fosfaatrechtenstelsel. Aan Wageningen Research is ten behoeve van kennisontwikkeling op basis van 6e actieprogramma Nitraatrichtlijn een opdracht gegeven van circa € 2,2 mln. Het totaal aan overhevelingen naar andere begrotingsonderdelen komt uit op ongeveer € 13,3 mln.
Daarnaast is een deel van de begrote uitgaven voor de Versterkte Handhavingsstrategie Mest, onderdeel real time Vervoersbewijs Dierlijke Meststoffen, niet tot besteding gekomen (circa € 5 mln.) door een combinatie van factoren, zoals gemeld in de Kamerbrief van 24 december 2020 Het gaat met name om het niet inzetten op invoering voor de gehele mestmarkt in één keer. In plaats daarvan wordt voorgesteld via een implementatieplan toe te werken naar een verantwoorde invoering. Ten slotte was er in 2020 € 1,5 mln. gereserveerd voor pilots waar bijvoorbeeld door vertraging op het traject contouren toekomstig mestbeleid, geen invulling aan is gegeven.
Kennisontwikkeling en agrarische innovatie
De uitgaven waren € 13,9 mln. lager dan geraamd. Dit hangt samen met een overheveling van € 14,7 mln. naar het subsidiebudget voor Kennisontwikkeling en agrarische innovatie in verband met de Voedselagenda. Daarnaast waren de uitgaven voor enkele RIVM opdrachten hoger dan geraamd .
Bijdragen aan agentschappen
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)
De uitgaven aan de NVWA zijn op dit artikel per saldo € 11,4 mln. hoger dan geraamd. Het betrof aanvullende opdrachten, o.a. in verband met de implementatiewerkzaamheden van de OCR en EU-verordeningen (€ 4,2 mln.), activiteiten met betrekking tot de handhaving van het fosfaatplan en het 6e actieprogramma nitraat van (€ 2,8 mln.), verbetermaatregelen met betrekking tot de slachthuizen (€ 7,2 mln.), herinrichting ICT (€ 1,9 mln.), versterking domeinen (€ 2,5 mln.) en demping retributietarieven (€ 2,3 mln.) Tevens is de loon- en prijsbijstelling 2020 van circa € 5,9 mln. toegekend en is de begroting bijgesteld als gevolg van de afroming Eigen Vermogen NVWA plaatsgevonden (17,7 mln.).
Een kasschuif betreffende IV/ICT heeft plaatsgevonden als gevolg waarvan de uitgaven in 2020 naar beneden zijn bijgesteld (€ -23,4 mln.) Tevens zijn de uitgaven betreffende Brexit lager dan geraamd (€ -9,6 mln.).
Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO)
De € 38,1 mln hogere uitgaven dan in de begroting geraamd voor RVO.nl hebben voor € 34,2 mln. betrekking op aanvullende opdrachten aan RVO en voor € 3,9 mln. op loon- en prijsbijstelling. De aanvullende opdrachten hebben betrekking op de uitvoering van de COVID maatregelen (€ 5,3 mln), de uitvoering van het fosfaatrechtenstelsel, het 6e Actieprogramma nitraatrichtlijn en het fosfaatreductieplan (€ 6,7 mln.), voorbereidingen op de implementatie van het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid 2021-2027 en het opnemen van de perceelsregistratie in de Basisregistratie Geografische Topografie (€ 14,1 mln.) subsidieregelingen voor de varkenshouderij (€ 0,8 mln.) en overige aanvullende opdrachten zoals stikstofmaatregelen (€ 7,3 mln.).
Storting begrotingsreserves
De storting in de begrotingsreserves zijn € 10,9 mln hoger uitgevallen dan geraamd. Dit hangt samen met de toelichtingen op de storting in de Begrotingsreserve landbouw (€ 8,6 mln.) en de Begrotingsreserve visserij (€ 2,3 mln.).
Ontvangsten
Agroketens
De ontvangsten van € 9,8 mln. bestaan grotendeels uit terugontvangen subsidievoorschotten voor de in 2020 ingevoerde coronamaatregelen
Mestbeleid
De inning van derogatie ontvangsten was in 2019 over de jaargrens naar 2020 geschoven. Voornamelijk om deze reden zijn de ontvangsten inzake mestbeleid € 5,9 mln. hoger dan geraamd.
Weerbare platen en teeltsystemen
Het CO2-emissieplafond 2017 voor de glastuinbouwsector is overschreden. In het een convenant heeft Glastuinbouw Nederland namens de sector met de overheid afspraken gemaakt over de jaarlijkse maximale CO2-emissie (CO2-emissieruimte). Daarom kregen tuinders in 2020 een heffing opgelegd. Hierdoor zijn de ontvangsten € 5,3 mln. hoger uitgevallen. De ontvangen heffingen worden in de begrotingsreserve Landbouw gestort en dienen te zijner tijd te worden aangewend voor CO2 reducerende maatregelen. Hierover moeten nog nadere afspraken worden gemaakt met Glastuinbouw Nederland.
Diergezondheid en dierenwelzijn
De ontvangsten zijn € 5,0 mln. hoger uitgevallen dan geraamd vanwege een toename van de opbrengsten uit bestuurlijke boetes in het kader van de Gezondheids- en welzijnswet voor Dieren/Wet Dieren en leges meststoffen, fosfaatrechten en derogatie.
Agentschappen
De hoger dan begrote ontvangsten NVWA (€ 18,7 mln.) hangen voornamelijk samen metde afroming Eigen Vermogen (€ 17,7 mln.) van de NVWA. Deze afroming vond plaats omdat na verwerking van de zienswijze van de Algemene Rekenkamer op de bedrijfsvoeringskosten van de NVWA bij de jaarverantwoording 2019 de NVWA een hoger eigen vermogen had dan is toegestaan volgens de Regeling agentschappen. Het eigen vermogen van de NVWA is daarom afgeroomd tot het maximaal toegestane niveau volgens de Regeling agentschappen.
Onttrekking begrotingsreserves
De ontvangsten uit begrotingsreserves zijn € 11,8 mln. hoger dan geraamd ten tijde van de ontwerpbegroting. Dit heeft te maken met diverse ramingsbijstellingen in de 1e en 2e suppletoire en slotwet met betrekking tot geraamde ontvangsten uit de reserve landbouw en de reserve apurement.
Toelichting op de begrotingsreserves
Begrotingsreserve landbouw (bedragen x € 1.000)
Stand 1/1/2020
24.156
+ Storting
8.592
– Onttrekking
2.230
Stand per 31/12/2020
30.518
Toelichting:
In de begrotingsreserve landbouw zijn stortingen gedaan uit hoofde van ontvangsten van het CO2-sectorsysteem voor de glastuinbouw (€ 5,2 mln.), een onderuitputting op de investeringsmodule van de subsidie brongerichte verduurzaming (€ 1,6 mln.) alsook een onderbesteding van de subsidie sloop- en ombouw pelsdierhouderij (€ 1,8 mln.). Daarnaast heeft een onttrekking plaatsgevonden van € 1,6 mln. voor het sociaal-economisch plan voor de pelsdierhouderij.
Begrotingsreserve apurement (bedragen x € 1.000)
Stand 1/1/2020
88.737
+ Storting
13.818
- Onttrekking
17.409
Stand per 31/12/2020
85.146
Toelichting:
De storting in de begrotingsreserve apurement heeft te maken met de bijdrage van de provincies (€ 1,1 mln.) aan de risicoreserve om correcties van de EC die verband houden met maatregelen van het Plattelandsontwikkelingsprogramma waarvoor zij verantwoordelijk zijn, af te dekken. Daarnaast zijn er technische correcties doorgevoerd. Ten eerste door ten onrechte ten laste van apurement gebrachte kosten, die leidt tot een verhoging van de reserve (€2,7 mln.). Ten tweede, een technische correctie met betrekking op te verrekenen bedragen inzake ELGF. Deze tweede correctie heeft bij zowel de uitgaven als de ontvangsten plaatsgevonden (€10,0 mln.). Bovenop deze technische correctie hebben de onttrekkingen betrekking op correcties van de EU vanwege een niet conforme uitvoering van EU-(subsidie)regelingen. Het betreft de correctie uit onder andere de afsluiting van het EVF (€ 3,3 mln.). Daarnaast hebben twee onttrekkingen betrekking op een bijdrage aan de NVWA (€ 2,7 mln.) en BGT (€ 0,8 mln.).
Begrotingsreserve visserij (bedragen x € 1.000)
Stand 1/1/2020
24.564
+ Storting
2.311
– Onttrekking
0
Stand per 31/12/2020
26.875
Toelichting:
De storting is ten eerste het niet bestede deel van de nationale cofinanciering voor de regelingen van het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij 2014–2020 waaraan Nederland zich in het Operationeel programma voor het EFMZV gecommitteerd heeft. Het budget blijft zo behouden voor toekomstige uitgaven van dit programma waarvoor nog verplichtingen kunnen worden aangegaan en uitgaven kunnen volgen tot en met 2023 (€ 1,0 mln.). Ten tweede betreft het een storting van € 1,3 mln. voor niet uitgeputte middelen voor het Nationaal Innovatieprogramma Visserij. In het Regeerakkoord zijn hier middelen voor vrijgemaakt, die door de coronacrisis niet in 2020 volledig benut konden worden. De betreffende regelingen worden in de komende jaren alsnog uitgevoerd.
Begrotingsreserve Borgstellingsfaciliteit (bedragen x € 1.000)
Stand 1/1/2020
20.908
+ Storting
58.113
- Onttrekking
0
Stand per 31/12/2020
79.021
Toelichting:
De begrotingsreserve Borgstellingsfaciliteit is bedoeld om de verliesdeclaraties te betalen die voortvloeien uit garantstellingen waarmee innovatieve en duurzame investeringen worden gefaciliteerd. In 2020 is de Borgstelling MKB Landbouw (BL) tevens uitgebreid met coronamodule ten behoeve van overbruggingskrediet. Voor deze coronaliquiditeitssteun (BL-C) zijn in 2020 extra middelen generaal toegevoegd om eventuele verliesdeclaraties als gevolg van faillissement te betalen. Tot op heden zijn de ontvangen provisies en de reguliere LNV begrotingsbijdrage incl. generaal toegevoegde middelen tezamen nog ruim hoger dan nodig is ter dekking van betaalde verliesdeclaraties. Verliesdeclaraties zullen mogelijk later optreden wanneer kredieten terugbetaald moeten worden.
Om deze reden wordt het verschil is in de begrotingsreserve gestort ten behoeve van toekomstige verliesdeclaraties. Hieronder ligt een veelvoud aan verleende garantstellingen.
Daarnaast is de geplande bijdrage (€ 25 mln.) Vermogensversterkend Krediet (VVK) afgestort in de borgstellingsfaciliteit ten behoeve van het Bedrijfsovernamefonds.
Artikel 12 Natuur, biodiversiteit en gebiedsgericht werken
A. Algemene doelstelling
LNV streeft naar een sterke en veerkrachtige natuur en draagt via gebiedsgericht werken bij aan het versterken van de brede welvaart.
B. Rol en verantwoordelijkheid
De Minister van LNV is verantwoordelijk voor het beschermen, versterken en duurzaam benutten van natuur en biodiversiteit in nationaal, EU- en mondiaal verband. Het Rijk werkt hieraan, in lijn met de Rijksnatuurvisie Natuurlijk verder (2014), in verschillende rollen op uiteenlopende werkterreinen. Voor natuur op land is binnen de overheid de samenwerking met de provincies cruciaal: binnen de kaders van de Wet natuurbescherming en het Natuurpact (2013) zijn de provincies verantwoordelijk voor het realiseren van natuurdoelen. De Minister van LNV is verantwoordelijk voor de kaders van het beschermen, versterken en duurzaam benutten van de nationale natuur en biodiversiteit. Voor de natuurkwaliteit van de Rijkswateren en voor de internationale samenwerking op natuurgebied treedt de Minister als eerstverantwoordelijke op. De Minister is medeverantwoordelijk voor het stimuleren en versterken van de maatschappelijke betrokkenheid bij het beschermen, versterken en duurzaam benutten van natuur en biodiversiteit. De Minister is medeverantwoordelijk voor gebiedsgericht werken, waarbij de LNV-opgaven in onderlinge samenhang met andere maatschappelijke en regionale opgaven optimaal worden opgepakt.Daarnaast voert de Minister van LNV de regie over de aanpak van regionale knelpunten en de inzet van de Regio Envelop, in overleg met de Minister van BZK. Dit betreft niet alleen de inzet van de in het Regeerakkoord genoemde € 950 mln. uit de Regio Envelop en het afsluiten van de Regio Deals, maar ook het vervullen van een voortrekkersrol om samen met betreffende regio’s uitdagingen aan te pakken waar de regio voor staat.
Stimuleren en faciliteren
• Helpen realiseren van innovatieve combinaties tussen natuur en maatschappelijke en economische activiteiten.
• Bevorderen van behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit in het agrarisch gebied en agroketens.
• Ondersteunen van de positieversterking Nationale Parken.
• Versterken van internationale aandacht voor regulering van handel in bedreigde soorten en tegengaan van illegale handel.
• Ontwikkeling en toepassing van natuurlijk-kapitaal-rekening in zowel publiek domein als bedrijfsleven en bevorderen dat bedrijven, financiële instellingen en de overheid transparant zijn over hun impact op en afhankelijkheid van natuurlijk kapitaal.
• Stimuleren van de inzet van de Nederlandse bos-, natuur- en houtsector in het energie- en klimaatbeleid en het bevorderen van de duurzame bijdrage van bos en natuur aan de groene grondstoffenvoorziening.
• Maatschappelijke initiatieven in lijn met de LNV-visie en de natuurvisie van het Rijk.
• Stimuleren en faciliteren van gebiedsgericht werken, waarbij de LNV-opgaven, in onderlinge samenhang met andere maatschappelijke en regionale opgaven door interbestuurlijke samenwerking en het benutten van de maatschappelijk kracht in het gebied, optimaal worden opgepakt.
Regisseren
• Samen met andere overheden en bedrijfsleven inzetten op nieuwe ambitieuze afspraken over het versterken van biodiversiteit, gericht op de top eind 2020 van het mondiale biodiversiteitsverdrag (Convention on Biological Diversity, CBD),
• Verankering hiervan in een nieuwe Europese Biodiversiteitsstrategie en de Agenda 2030 voor Duurzame Ontwikkeling (Sustainable Development Goals) op het terrein van natuur en biodiversiteit.
• Dit zó organiseren, dat publieke en private sectoren hun rol en verantwoordelijkheid kunnen nemen in de keten voor behoud en versterking van natuur en biodiversiteit.
• Inzet in EU-verband om te komen tot nieuwe ambitieuze afspraken voor de periode 2020–2030; een «new deal for nature».
• Het sluiten van Regio Deals met als doel om de brede welvaart in de regio’s in Nederland te versterken.
Uitvoeren
• Met provincies nakomen van afspraken die gemaakt zijn in het Natuurpact en samen met provincies en IenW/RWS monitoren van de toestand van de natuur en biodiversiteit en benutting van natuur op land en in het water.
• Onderhouden en handhaven Wet natuurbescherming en Wet grondslagen natuurbeheer- en bescherming Caribisch Nederland.
• Voorbereiding en uitvoering van internationale en in EU-verband gemaakte afspraken over de internationale handel in bedreigde dieren en planten.
• Voorbereiding en uitvoering van internationale afspraken met betrekking tot de bescherming van Antarctica, in het kader van de ATCM en de CCAMLR, met specifieke inzet op de realisatie van mariene beschermde gebieden.
• Implementatie van het Europese exotenbeleid. De provincies zijn verantwoordelijk voor het beheer van invasieve exoten.
• Het doen uitvoeren – onder andere door de diensten (RVO.nl, NVWA) – van de in de Wet natuurbescherming vastgelegde rijkstaken.
• Het doen uitvoeren van regelingen en programma’s, zoals het Programma naar een Rijke Waddenzee, de natuuronderdelen van de Mariene Strategie en het beheer van Kroondomeinen.
• Versterken van natuurkwaliteit in de Grote Wateren.
• Uitvoeren van de bossenstrategie, samen met provincies.
• Staatsbosbeheer, in samenhang met zijn maatschappelijke omgeving, in staat stellen uitvoering te geven aan zijn kerntaken en overige opgedragen taken, zoals bedoeld in de Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer en het Convenant LNV/Staatsbosbeheer (2014).
• Uitvoeren van de samenwerkingsagenda met Staatsbosbeheer, onder andere gericht op experimenten met natuurinclusieve landbouw, het uitvoeringsbureau Nationale Parken en het bieden van werk aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.
C. Beleidsconclusies
Onderstaand wordt ingegaan op de belangrijkste gerealiseerde beleidsresultaten in 2020.
Veenweidegebieden
In het Klimaatakkoord voor Landbouw en Landgebruik is een CO2-reductie van 6,0 Megaton per jaar beoogd. Een belangrijke bijdrage aan deze reductie (1Mton CO2 eg/jr in 2030) zal worden gerealiseerd door het aanpakken van de problematiek in veenweidegebieden.
De doelstellingen in het veenweidengebied worden gerealiseerd op basis van integrale planvorming en bijbehorend gebiedsproces dat gericht is op de opstelling van een door alle partijen gedragen programma per veenweidegebied (regionale veenweidestrategie). Het Veenplan is in 2020 naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken 32 813, nr. 562) en de uitwerking van de regionale veenweideplannen door de provincies opgepakt als basis voor de uitvoering. In 2020 heeft LNV haar bijdrage hieraan op basis van een specifieke uitkering beschikbaar gesteld.
Klimaatinclusief natuurbeleid en -beheer
Een andere bijdrage aan de CO2-reductie voor landbouw en landgebruik wordt gerealiseerd door partijen die werken aan een klimaatinclusief natuurbeleid en -beheer. Partijen in dit domein zetten zich gezamenlijk in voor maatregelen die tot een klimaatwinst moeten leiden door het voorkomen van ontbossing, het vergroten van de vastlegging van koolstof, en de uitbreiding van bos en landschap. Belangrijke stap is de Bossenstrategie van Rijk en provincies die in 2020 met de Kamer is gedeeld (Kamerstukken 33 576, nrs. 186 & 202). Gezamenlijk verbinden Rijk en provincies zich aan ruim 18.000 hectare extra bos en verkennen de mogelijkheden voor nog eens 19.000 hectare bos. Ook wordt er gewerkt aan de revitalisering van bestaande bossen en het compenseren van alle kap in het kader van de PAS met het Programma Natuur. Daarnaast wordt ingezet op het herstellen van heggen en bomensingels in de agrarische gebieden. Bij de acties proberen we zoveel mogelijk te koppelen met andere opgaven in het landelijk gebied. Zodoende maken we optimaal gebruik van beperkte ruimte en middelen.
Naar een vitaal platteland
In het Interbestuurlijk Programma (Kamerstukken 29 362, nr. 266) is de opgave ‘Naar een vitaal platteland’ opgenomen dat gaat over de integrale aanpak van de veranderingsopgaven in het landelijk gebied met als doel een toekomstbestendig landelijk gebied te realiseren. In vijftien gebieden hebben partijen gebiedsplannen opgesteld. Op basis van deze gebiedsplannen is in 2020 de LNV bijdrage beschikbaar gesteld aan de provincies. Voor de financiering van deze plannen stellen alle partijen geld beschikbaar. De rijksbijdrage aan de gebieden is in 2020 verstrekt via een specifieke uitkering.
Natuurherstel
Om verdere achteruitgang van de biodiversiteit tegen te gaan en de natuur te herstellen en verbeteren, wordt ingezet op het reduceren van te hoge stikstofdepositie die schade veroorzaakt aan kwetsbare natuurgebieden en op het herstel van de beschadigde natuur. Daarbij is in 2020 een begin gemaakt met de volgende intensiveringen:
• Natuurherstel terrein beherende natuurorganisaties. Dit betreft een éénmalige inzet van € 125 mln. die in de periode 2020 en 2021 is bestemd voor natuurherstelprojecten. In 2020 zijn afspraken gemaakt met SBB en ten behoeve de overige natuurterrein beherende organisaties is een regeling voorbereid die op 1 februari 2021is opengesteld.
• Natuurbank. In 2020 is begonnen met het opzetten van een natuurbank waarvoor in totaal € 125 mln. gereserveerd is in de begrotingsreserve stikstof. De Natuurbank is bedoeld voor projecten van het Rijk of waterschappen die nodig zijn om een dwingende reden van groot openbaar belang die bestaat in het voorkomen of beperken van overstromingen, de veiligheid van infrastructuur of de nationale veiligheid, maar ook voor projecten die nodig zijn om andere dwingende redenen van groot openbaar belang. In 2020 is gestart met een pilot van de natuurbank die door Staatsbosbeheer wordt uitgevoerd.
• Opkoop van veehouderijen rondom Natura2000-gebieden. Het gaat hier om eenmalige inzet van in totaal € 350 mln. die het Rijk in samenwerking met Provincies inzet middels verschillende tranches in de periode 2020-2022. Eind 2020 is de Regeling provinciale aankoop veehouderijen nabij natuurgebieden gepubliceerd waarmee een eerste tranche van € 95 mln. is opengesteld voor de opkoop van veehouderijen die veel stikstof uitstoten en nabij Natura-2000 gebieden gelegen zijn. LNV stelt de middelen beschikbaar op basis van een specifieke uitkering aan provincies. Provincies voeren deze eerste tranche uit en doen de aankopen op basis van gebiedsgerichte afwegingen en vrijwilligheid.
• In 2020 is in de Kamerbrief over de structurele aanpak stikstof (Kamerstuk 35 334, nr. 82) onder andere het programma Natuur aangekondigd. Dit programma geeft een extra impuls aan het versterken van de natuur met name in de overbelaste stikstofgevoelige N2000-gebieden. Hiervoor is t/m 2030 jaarlijks oplopend tot € 300 mln. aan middelen beschikbaar. Gezamenlijk met provincies en terreinbeherende organisaties is in 2020 gewerkt aan de totstandkoming van het uitvoeringsprogramma Natuur (Kamerstuk 33 576, nr. 216). In de eerste helft van 2021 zullen de middelen middels een specifieke uitkering aan de provincies worden uitgekeerd.
Staatsbosbeheer
In 2020 bestaat circa 13% van de omzet van Staatsbosbeheer (SBB) uit een bijdrage ten laste van de LNV begroting en is bedoeld voor de organisatiekosten en specifieke taken. Daarnaast voert Staatsbosbeheer meerdere opdrachten voor LNV uit. Bij de uitvoering van het beleid door Staatsbosbeheer is de uitvoeringsagenda van het in 2014 met EZ afgesloten convenant een belangrijk uitgangspunt (zie: https://www.staatsbosbeheer.nl/~/media/07-over-staatsbosbeheer/convenan… ). In 2020 lag de focus van het programma Deltanatuur in belangrijke mate op de afronding van het programma Nadere Uitwerking Rivierengebied (NURG) en verdere uitwerking van de Programmatische Aanpak Grote Wateren (PAGW). Dit laatste in opdracht van zowel het ministerie van I&W en LNV en in samenwerking met Rijkswaterstaat (RWS) en Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Het ministerie van LNV heeft in juni 2020 Staatsbosbeheer de opdracht gegeven tot het uitvoeren van natuurherstelmaatregelen in zijn Natura 2000 terreinen. De middelen zijn afkomstig uit de impulsgelden voor natuurherstel die het Kabinet in 2019 beschikbaar heeft gesteld. Meer beleidsinformatie is te vinden in het jaarverslag 2020 van Staatsbosbeheer, dat beschikbaar is op hun website.
Beleidsinformatie
De Beleidsrelevante Natuur Indicatoren worden jaarlijks gerapporteerd door provincies en het Rijk in de Voortgangsrapportage Natuur (Kamerstuk 33576, nr. 140). De meest recente versie is te vinden op de website van Compendium voor de Leefomgeving. Deze indicatoren geven een landelijk beeld van de algemene biodiversiteit, maar laten ook zien hoe het gaat met de opgaven voor de Vogel- en Habitatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water. Ook wordt de mate van verdrogen, vermesten en versnipperen in beeld gebracht. Het betreft natuur op land en in zoet water.
Percentage niet bedreigde diersoorten
Indicator
1995
2005
2015
2017
2018
2019
Bron
Percentage «niet bedreigde soorten»
61,40%
61,20%
61,80%
60,80%
60,80%
60,90%
Compendium voor de Leefomgeving
Deze indicator geeft het percentage soorten dat niet op de rode lijst van bedreigde soorten staat. Bij een waarde van 100% zijn er geen zoogdieren, vogels, reptielen, amfibieën, vlinders, libellen of vaatplanten meer bedreigd.
Sinds 1995 is het aandeel van de niet-bedreigde soorten in Nederland licht gedaald. Dit is het laatste jaar dat deze indicator wordt gebruikt.
Indicator Fauna in natuurgebieden op land en in agrarisch gebied
De diersoorten in natuurgebieden op land zijn sinds 1990 afgenomen. De laatste twaalf jaar is de trend stabiel.
De onderstaande figuren geven de trend weer van de ontwikkelingen van soorten in respectievelijk natuurgebieden op land en in het agrarisch gebied. Veel kenmerkende diersoorten van het agrarisch leefgebied nemen af. Vooral broedvogels en dagvlinders gaan achteruit. Bij de zoogdieren houdt het aantal vooruitgaande, stabiele en achteruitgaande soorten elkaar in evenwicht.
D. Budgettaire gevolgen van beleid
Budgettaire gevolgen van beleid Artikel 12 (bedragen x €1.000)
Realisatie
Vastgestelde begroting
Verschil
2016
2017
2018
2019
2020
2020
2020
Verplichtingen
99.844
697.136
636.392
118.749
517.643
Waarvan garantieverplichtingen
0
0
0
0
Waarvan overige verplichtingen
99.844
679.136
636.392
118.749
517.643
Uitgaven
110.843
649.716
539.409
132.901
406.508
Waarvan juridisch verplicht (percentage)
84%
Subsidies
2.952
36.211
126.867
2.566
124.301
Vermaatschappelijking Natuur en Biodiversiteit
1.070
1.000
1.000
1.061
‒ 61
Natuur en biodiversiteit op land
1092
1.143
1.038
702
336
Beheer Kroondomein
790
790
700
803
‒ 103
Regio Deals
33.278
124.129
124.129
Leningen
26.259
25.297
24.116
26.345
‒ 2.229
Rente en aflossingen voor bestaande leningen
26.259
25.297
24.116
26.345
‒ 2.229
Opdrachten
25.091
32.457
196.648
45.678
150.970
Natuur en Biodiversiteit Grote wateren
6.028
9.336
10.109
11.265
‒ 1.156
Vermaatschappelijking Natuur en Biodiversiteit
4.678
4.256
6.119
8.510
‒ 2.391
Overige stelsel activiteiten
1.480
4.068
4.687
4.095
592
Internationale Samenwerking
4.118
2.495
1.600
3.415
‒ 1.815
Natuur en Biodiversiteit op land
8.337
9.518
103.456
11.253
92.203
Caribisch Nederland
402
2.572
2.629
623
2.006
Klimaatimpuls natuur en biodiversiteit
48
119
67.549
6.000
61.549
Regio deals
0
93
499
517
‒ 18
Bijdragen aan medeoverheden
381
983
373
0
373
Caribisch Nederland
381
983
373
0
373
Bijdragen aan agentschappen
28.018
25.597
29.687
29.397
290
Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland
21.063
18.512
21.534
19.579
1.955
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit
6.955
7.085
8.153
9.818
‒ 1.665
Bijdragen aan ZBO’s /RWT’s
26.967
27.814
28.510
27.276
1.234
Staatsbosbeheer
26.967
27.814
28.510
27.276
1.234
Bijdragen aan (inter)nationale organisaties
1.175
1.357
1.847
1.639
208
Contributies
1.175
1.357
1.847
1.639
208
Storting begrotingsreserve
500.000
131.361
131.361
Storting begrotingsreserve stikstof
500.000
131.361
131.361
Ontvangsten
55.777
44.249
183.436
39.656
143.780
Landinrichtingsrente
38.243
36.712
30.481
31.418
‒ 937
Verkoop gronden
15.000
5.000
2.933
3.933
‒ 1.000
Overige
2.534
2.537
3.472
4.305
‒ 833
Onttrekking begrotingsreserve
146.550
0
146.550
E. Toelichting op de instrumenten
Voor wat betreft het toelichten van significante verschillen in de uitgaven, ontvangsten en verplichtingen in de realisatie versus de vastgestelde begroting 2020, zijn de ondergrenzen gehanteerd zoals opgenomen in de staffel die te vinden is in de leeswijzer van dit jaarverslag.
Verplichtingen
De € 517,8 mln. aan hogere verplichtingen is voornamelijk het gevolg van de volgende mutaties: Voor het aangaan van de 3e tranche Regio Deals en voor de Regio Deal Rotterdam-Zuid is het verplichtingenbudget met € 174 mln. verhoogd. Verder is € 131 mln. aan het verplichtingenbudget toegevoegd voor de storting in de begrotingsreserve stikstof. Daarnaast is er verplichtingenruimte aan de begroting toegevoegd voor veenweide (€ 126mln.) en voor de uitvoering van het Interbestuurlijk Programma ‘Naar een vitaal platteland’ (€ 40 mln.). Tot slot is het verplichtingenbudget met € 51 mln. verhoogd in verband met het aangaan van verplichtingen voor de natuurherstelmaatregelen en de pilot natuurbank.
Uitgaven
Subsidies
Regiodeals
De uitgaven voor de Regiodeals worden van dit artikel van de LNV begroting gedaan. Daartoe is vanaf de Aanvullende post van Financiën € 89,8 mln. overgeheveld voor de vervolgtermijnen van de 3e tranche. Deze middelen zijn in 2020 overgeheveld naar de regio’s middels specifieke uitkeringen. Daarnaast is vanaf artikel 51 ‘Nog onverdeeld’ € 40,8 mln. overgeboekt voor de uitkering van de Regio Deal Rotterdam Zuid. Verder zorgt een afdracht van compensabele btw aan het btw-compensatiefonds (BCF) voor een verlaging van het uitgavenbudget met € 6,5 mln.
Beheer Kroondomein
Het Loo is een landgoed van circa 10.400 hectare en bestaat uit twee deelgebieden: de Staatsdomeinen bij Het Loo en het eigenlijke Kroondomein. Bij de Staatsdomeinen bij Het Loo zijn de baten en lasten voor rekening van de Staat. De Kroondrager is economisch eigenaar van het eigenlijke Kroondomein en heeft hierop het vruchtgebruik en gebruikersrechten alsmede de lasten. Het juridisch eigendom berust bij de Staat. Het Rijk heeft in 2020 net als in voorgaande jaren een subsidie verstrekt aan de Kroondrager, als privaatrechtelijk vruchtgebruiker van het eigenlijke Kroondomein, voor beheers- en inrichtingsmaatregelen van het Kroondomein Het Loo. Deze subsidie bedroeg in 2020 € 0,7 mln.
Opdrachten
Natuur en biodiversiteit op land
In 2020 is op dit artikelonderdeel € 92,2 mln. meer uitgeven ten opzichte van de vastgestelde begroting. Dit komt hoofdzakelijk door de toevoeging van de Regeerakkoordmiddelen voor het Interbestuurlijk Programma ‘Naar een Vitaal Platteland’ (€ 40 mln.). Dit betreft de integrale aanpak van de veranderingsopgaven in het landelijk gebied in vijftien kansrijke gebieden. Vanuit het budget van ‘Klimaatimpuls natuur en biodiversiteit’ is € 10,9 mln. toegevoegd aan het budget. In 2020 is daarmee € 50,9 mln. voor het uitvoering van de gebiedsplannen beschikbaar gesteld.
Daarnaast is vanuit de begrotingsreserve stikstof € 38,4 mln. aan het onderdeel ‘Natuur en biodiversiteit op land’ toegevoegd voor de toekenning van de opdracht aan Staatsbosbeheer voor het treffen van natuurherstelmaatregelen in stikstofgevoelig Natura2000 areaal. Verder is € 6,6 mln. vanuit de begrotingsreserve stikstof toegevoegd voor de toekenning van een opdracht aan Staatsbosbeheer voor de uitvoering van de pilot van de natuurbank. De middelen worden ingezet voor onderzoek en uitwerking van de vormgeving en voor het realiseren van circa 300 hectare (in 2020 en 2021) natuurcompensatie door Staatsbosbeheer waarmee de eerste ervaringen worden opgedaan die kunnen worden benut bij de verdere uitwerking van de natuurbank.
Klimaatimpuls natuur en biodiversiteit
De € 61,5 mln. hogere uitgaven ten opzichte van de begroting, worden voornamelijk veroorzaakt door de toevoeging van de klimaatmiddelen voor Veenweide vanaf de Aanvullende post van het Ministerie van Financiën. Het gaat om € 76,5 mln. voor de impuls en de pilots en onderzoeken rondom veenweidegebieden. Voor de impuls van veenweidegebieden is in totaal € 100 mln. gereserveerd, waarvan € 57,5 mln. in 2020 via een specifieke uitkering aan de provincies is uitgekeerd. Deze middelen worden gebiedsgericht ingezet om een impuls te geven aan het veenweidegebied in de periode 2020 en 2021Verder is er vanuit dit budget € 10,9 mln. overgeheveld naar het opdrachtenbudget voor Natuur en biodiversiteit op land in verband met een bijdrage aan de uitvoering van pilots in de veenweidegebieden die onderdeel uitmaken van het Interbestuurlijk Programma ‘Naar een vitaal platteland’. Het restant van de middelen voor veenweide is ingezet voor gebiedsgerichte pilots en demo's, voor monitoring en onderzoek om de uitrol van de resultaten van de pilots mogelijk te maken en voor de begeleiding van boeren in veenweidengebieden.
Storting begrotingsreserves
Storting begrotingsreserve stikstof
Er is € 131,4 gestort in de begrotingsreserve stikstof. Het gaat om middelen ten behoeve van de stikstofmaatregelen die door vertraging niet in 2020 tot uitputting zijn gekomen, maar zo wel ten behoeve van het stikstofbeleid beschikbaar blijven. Het gaat om het budget voor de eerste tranche van de Gerichte opkoop van agrarische bedrijven rondom Natura2000-gebieden (€ 99,5 mln.), middelen voor de Regeling versneld natuurherstel (€ 21,6 mln.), en uitvoeringskosten voor de Natuurbank (€ 0,2 mln.). Tevens is de reserve aangevuld met € 10 mln., bestemd voor het Omschakelprogramma in het kader van stikstofaanpak.
Ontvangsten
Onttrekking begrotingsreserve stikstof
In 2020 is € 146,6 mln. onttrokken aan de begrotingsreserve stikstof. Het gaat onder andere om € 80 mln. voor de gerichte opkoop van veehouderijen rondom Natura2000-gebieden. Dit budget is toegevoegd aan het opdrachtenbudget van ‘Natuur en biodiversiteit op land’. Daarnaast is € 60 mln. onttrokken, bestemd voor het treffen van natuurherstelmaatregelen door terreinbeherende organisaties. Uit dit bedrag is een opdracht aan Staatsbosbeheer van € 38,4 mln. verstrekt voor het treffen van natuurherstelmaatregelen. De resterende € 21,6 mln. in 2020 die zijn bestemd voor de regeling versneld natuurherstel en uitvoeringskosten, zijn aan het eind van het jaar aan de begrotingsreserve toegevoegd. Ook is € 6,6 mln. aan de begrotingsreserve onttrokken voor de pilot van de natuurbank, waarmee de eerste ervaringen opgedaan worden die benut kunnen worden bij de verdere uitwerking van de natuurbank.
Toelichting op de begrotingsreserves
Begrotingsreserve stikstof
Stand 1/1/2020 (bedragen x € 1.000)
500.000
+ Storting
131.361
– Onttrekking
146.550
Stand per 31/12/2020
484.811
De begrotingsreserve stikstof is ingesteld voor het nemen van bron- en natuurherstelmaatregelen, samenhangend om de reductie van stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden te realiseren. Omdat de aard en timing van de maatregelen ten tijde van dit besluit onzeker was, heeft het kabinet eind 2019 besloten om een tijdelijke begrotingsreserve in te stellen voor de periode 2020 en 2021 (Kamerstuk 32 670, nr. 193). De reserve is eind 2019 eenmalig gevuld met € 500 mln. De beschikbare middelen uit de reserve worden in 2020 en 2021 opgevraagd en landen als ontvangsten op de LNV-begroting.
• Voor de gerichte opkoop van agrarische bedrijven rondom Natura 2000-gebieden is vanuit de reserve € 250 mln. beschikbaar. Dit komt bovenop de in het Klimaatakkoord gereserveerde € 100 mln. voor veehouderij rondom Natura 2000-gebieden.
• Voor het nemen van natuurherstelmaatregelen is in totaal € 250 mln. gereserveerd. Hiervan is € 125 mln. bestemd voor het treffen van natuurherstelmaatregelen door terreinbeherende organisaties. In 2020 is een opdracht van 38,4 mln. aan Staatsbosbeheer verstrekt voor het treffen van natuurherstelmaatregelen. De resterende € 125 mln. uit de reserve is gereserveerd voor het opzetten van de natuurbank, bedoeld voor natuurcompensatie van de schade als gevolg van projecten in het kader van de veiligheid van rijksinfrastructuur, waterveiligheid en defensieprojecten die een veiligheidsbelang vertegenwoordigen. In 2020 is gestart met de uitvoering van pilot van de natuurbank.
5. Niet-beleidsartikelen
Artikel 50 Apparaat Kerndepartement
Apparaatsuitgaven Kerndepartement Budgettaire gevolgen (bedragen x € 1.000)
Realisatie
Vastgestelde begroting
Verschil
2016 *
2017 *
2018
2019
2020
2020
2020
Verplichtingen
126.989
138.841
149.717
126.761
22.956
Uitgaven
126.989
138.841
149.717
126.761
22.956
Personele uitgaven
69.108
92.212
105.700
90.907
14.793
waarvan eigen personeel
60.152
71.823
93.442
82.785
10.657
waarvan inhuur externen
2.426
10.103
9.133
2.881
6.252
waarvan overige personele uitgaven
6.530
10.286
3.125
5.241
‒ 2.116
Materiele uitgaven
57.881
46.629
44.017
35.854
8.163
waarvan ICT
4.444
470
648
3.126
‒ 2.478
waarvan bijdrage aan SSO's
14.825
8.458
18.043
10.418
7.625
waarvan SSO DICTU
24.856
22.149
22.065
12.168
9.897
waarvan overige materiele uitgaven
13.756
15.552
3.261
10.142
‒ 6.881
Ontvangsten
5.550
1.703
2.577
2.786
‒ 209
Toelichting op de verplichtingen en uitgaven
Voor wat betreft het toelichten van significante verschillen in de uitgaven, ontvangsten en verplichtingen in de realisatie versus de vastgestelde begroting 2020 zijn de ondergrenzen gehanteerd zoals opgenomen in de staffel die te vinden is in de leeswijzer van dit jaarverslag.
Personele uitgaven
De hogere personele uitgaven op artikel 50 worden deels verklaard doordat er in 2020 middelen aan het apparaatsartikel zijn toegevoegd vanuit Regeerakkoord en Klimaatakkoord enveloppes en voor het nieuw opgerichte programma van het DG Stikstof. Daarnaast zijn er middelen toegevoegd als compensatie voor de invoering van IKB. Ook heeft er gedurende het jaar een overheveling plaatsgevonden van artikel 11 voor de salarissen van Landbouwraden en zijn de uitgaven voor inhuur gestegen in verband met inhuur voor ICT die samenhangt met de herinrichting van LNV.
Materiële uitgaven
De hogere materiële uitgaven op artikel 50 worden voornamelijk verklaard door de hogere uitgaven veroorzaakt door de bijdrage aan SSO DICTU. Het betreffen voornamelijk uitgaven voor ICT voortkomende uit de herinrichting van LNV (afsplitsing van EZK) en voor opdrachten voor Informatie Beveiliging.
Totaaloverzicht apparaatsuitgaven inclusief agentschappen en ZBO's
In de tabel zijn onder andere de personele en materiële apparaatskosten van de NVWA, ZBO’s en RWT’s vermeld. Deze apparaatskosten worden niet alleen door LNV gefinancierd, maar ook door andere opdrachtgevende ministeries, decentrale overheden en derden. In de agentschapsparagraaf en in Bijlage 1: Toezichtrelaties rwt's en zbo's wordt dit nader toegelicht. De apparaatskosten van de zelfstandige bestuursorganen zonder rechtspersoonlijkheid Grondkamers, Centrale Commissie Dierproeven, Kamer voor de Binnenvisserij en Raad voor Plantenrassen zijn vanwege hun beperkte omvang niet opgenomen in de tabel. Met uitzondering van de Raad voor Plantenrassen is aan deze zelfstandige bestuursorganen personeel afkomstig van RVO.nl, ter beschikking gesteld door de minister. In het geval van de Raad voor Plantenrassen is het ondersteunend personeel afkomstig van Naktuinbouw.
Totaaloverzicht apparaatsuitgaven/kosten inclusief agentschappen en Zelfstandige Bestuursorganen/Rechtspersonen met een wettelijke taak (bedragen x € 1.000)
Realisatie
Vastgestelde begroting
Verschil
2016
2017
2018
2019
2020
2020
2020
Totaal apparaatsuitgaven Ministerie
*1
*1
126.989
138.841
149.717
126.761
22.956
Kerndepartement
*1
*1
126.989
138.841
149.717
126.761
22.956
Totaal apparaatskosten agentschappen
313.182
312.680
326.721
345.312
377.218
345.581
31.637
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)
312.680
326.721
345.312
377.218
394.803
371.963
22.840
Totaal apparaatskosten zbo’s en rwt's
300.476
323.937
403.417
494.227
194.867
159.808
35.059
Staatsbosbeheer
67.227
88.865
81.053
87.864
86.226
88.300
‒ 2.074
Ctgb (College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden)
14.120
15.094
15.816
16.365
17.154
18.038
‒ 884
Wageningen Research
218.448
219.200
305.814
302.092
*2
*2
*2
Stichting Bloembollenkeuringsdienst
8.778
8.844
8.689
9.176
8.844
0
8844
Stichting Nederlandse Algemene Keuringsdienst voor zaaizaad en pootgoed van landbouwgewassen
17583
18238
18748
19204
19695
0
19.695
Stichting Controle Orgaan Kwaliteits Zaken (COKZ)
5.752
5.732
6.267
6.509
6.832
6.259
573
Stichting Kwaliteits-Controle-Bureau (KCB)
14.796
16.008
16.673
17.680
18.786
16.200
2.586
Stichting Nederlandse Algemene Kwaliteitsdienst Tuinbouw (Naktuinbouw)
24.116
26.013
28.072
30.008
30.659
31.011
‒ 352
Stichting Skal Biocontrole
3.203
3.734
4.808
5.329
6671
0
6671
1. Naar aanleiding van het Regeerakkoord is het voormalig Ministerie van Economische Zaken opgedeeld in het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK). Daarom worden er geen realisatiecijfers getoond uit de jaren 2016 ‒ 2017.
2. De realisatiecijfers 2020 zijn nog niet bekend. Deze volgen in het jaarverslag 2021.
Artikel 51 Nog onverdeeld
Nominaal en onvoorzien: opbouw verplichtingen, uitgaven en ontvangsten van de vastgestelde begroting 2020, realisatie en het verschil (bedragen x € 1.000)
Realisatie
Vastgestelde begroting
Verschil
2016
2017
2018
2019
2020
2020
2020
Verplichtingen
0
0
0
0
0
209.052
‒ 209.052
Uitgaven
0
0
0
0
0
209.052
‒ 209.052
Loonbijstelling
0
0
0
0
0
2.500
‒ 2.500
waarvan programma
0
0
0
0
0
0
waarvan apparaat
0
0
0
0
0
0
Prijsbijstelling
0
0
0
0
0
0
0
waarvan programma
0
0
0
0
0
0
waarvan apparaat
0
0
0
0
0
0
Onvoorzien
0
0
0
0
0
0
0
Nog te verdelen
0
0
0
0
0
206.552
‒ 206.552
Ontvangsten
0
0
0
0
0
0
0
Toelichting
Dit artikel is een administratief begrotingstechnisch artikel van waaruit overheveling naar andere onderdelen heeft plaatsgevonden. Zo is bij de 1e suppletoire begroting 2020 de loon- en prijsbijstellingstranche 2020 uitgekeerd. Deze is bij Miljoenennota toebedeeld aan de relevante onderdelen op de LNV-begroting. Daarnaast hebben bij de 1e en 2e suppletoire begroting overhevelingen plaatsgevonden naar het Gemeente- en Provinciefonds in het kader van diverse tranches van de Regio Deals. Voor een specifieke uitkering voor de regiodeal Rotterdam Zuid zijn daarnaast middelen naar een ander begrotingsartikel op de LNV-begroting overgeheveld. Voor een deel van de middelen voor de Regio Deal Noordelijk Flevoland heeft daarnaast bij de 2e suppletoire begroting een kasschuif plaatsgevonden naar 2022. Met betrekking tot middelen voor de implementatie voor het nieuwe GLB zijn er middelen overgeheveld naar een ander begrotingsartikel op de LNV begroting en heeft er daarnaast een kasschuif plaatsgevonden. Ook is er een deel van de niet benodigde middelen in 2020 voor de voorbereiding van het GLB vrijgevallen samen met een deel van de middelen voor de implementatie van het EMVAF. Tot slot zijn er vanaf dit artikel middelen overgeheveld naar een ander begrotingsartikel op de LNV begroting voor de herinrichting ICT EZK/LNV.
6. Bedrijfsvoeringsparagraaf
In de bedrijfsvoeringparagraaf (BVP) wordt verslag gedaan van relevante aandachtspunten in de bedrijfsvoering. De informatie opgenomen in de BVP is tot stand gekomen vanuit het departementale management control systeem en informatie uit audits van de Auditdienst Rijk (ADR). Deze bedrijfsvoeringparagraaf omvat drie paragrafen:
1. uitzonderingsrapportage voor vier onderdelen: (a) rechtmatigheid, (b) totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie, (c) begrotingsbeheer, financieel beheer en de materiële bedrijfsvoering en (d) overige aspecten van de bedrijfsvoering;
2. rijksbrede bedrijfsvoeringonderwerpen en
3. belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering.
1. Uitzonderingsrapportage voor vier onderdelen
a. Rechtmatigheid
Vanuit de bij LNV bekende informatie zijn voor het Kerndepartement en de NVWA de onderstaande fouten in de rechtmatigheid van de verantwoordingsinformatie te rapporteren. Uit onderstaande tabel blijkt een bedrag aan fouten in de verplichtingen op artikelen gerelateerd aan noodmaatregelen van in totaal € 228.567.352 (kolom 6a). Deze fouten zijn met name verklaarbaar doordat het Ministerie van LNV in 2020 artikel 2.27, tweede lid, van de Comptabiliteitswet voor enkele noodmaatregelen niet consistent heeft toegepast (zie toelichting hieronder).
Overzicht overschrijdingen rapporteringstoleranties fouten en onzekerheden (x €)
(1) Rapporterings-tolerantie
(2) Verantwoord bedrag in € (omvangsbasis)
(3) Rapporterings-tolerantie voor fouten en onzekerheden in €
(4) Bedrag aan fouten in €
(5) Bedrag aan onzekerheden in €
(6) Bedrag aan fouten en onzekerheden in €
(6a) Waarvan bedrag aan fouten en onzekerheden gerelateerd aan noodmaatregelen in €
(7) Percentage aan fouten en onzekerheden t.o.v. verantwoord bedrag = (6)/(2)*100%
(7a) Waarvan percentage aan fouten en onzekerheden gerelateerd aan noodmaatregelen t.o.v. verantwoord bedrag = (6a)/(2)*100%
Totaal artikelen verplichtingen
2.344.378.000
46.887.560
233.935.262
233.935.262
228.567.352
10,0%
9,7%
Artikel 11: Een weerbaar, veerkrachtig en veilig, agro-, voedsel- en visserijsysteem (totaal verplichtingen)
1.558.269.000
77.913.450
230.712.673
230.712.673
228.567.352
14,8%
14,7%
Specifieke uitkeringen
Specifieke uitkeringen die gelet op artikel 15a lid 3 van de Financiële-verhoudingswet (Fvw) juncto artikel 28a Besluit financiële verhouding 2001 niet als een verzameluitkering zijn verstrekt zijn onrechtmatig. Bij LNV gaat het om een bedrag van circa € 1,7 mln. In het Overzicht Specifieke Uitkeringen 2015 heeft de minister van BZK aan de Kamer aangegeven de verzameluitkering niet langer te zullen toepassen. In navolging daarop is het schrappen van artikel 16 Fvw onderdeel van het geconsulteerde wetsontwerp tot wijziging van de Fvw. In maart 2021 is ervoor gekozen wederom verzameluitkeringen toe te passen, in afwachting van die wetswijziging. Het Ministerie van LNV heeft daarop niet kunnen anticiperen in 2020.
Inkopen
Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) is categoriemanager voor een aantal rijksbrede raamovereenkomsten. IenW heeft departementen in het 2e halfjaar 2020 geïnformeerd dat de ADR een viertal overbruggings-overeenkomsten (Interim Management & Organisatieadvies, Inkoopadvies, Auditdiensten en Financiële Adviesdiensten) als «onrechtmatig» heeft beoordeeld. Als gevolg daarvan worden de verplichtingen die op deze nadere overeenkomsten onder deze overbruggingsovereenkomsten worden aangegaan als onrechtmatig bestempeld. IenW verwacht in het derde kwartaal van 2021 te kunnen voorzien in rechtmatige rijksbrede raamovereenkomsten. IenW licht dit toe in de Bedrijfsvoeringsparagraaf van haar jaarverslag.
Toepassing artikel 2.27 Comptabiliteitswet
Artikel 2.27, tweede lid, van de Comptabiliteitswet geeft aan dat - zolang een voorstel van wet tot wijziging van een begrotingsstaat niet tot wet is verheven en in werking is getreden- wordt het voorgenomen nieuw beleid niet in uitvoering genomen. Tenzij uitstel van de uitvoering van dit beleid naar het oordeel van de betreffende minister niet in het belang van het Rijk is en hij/zij de Staten-Generaal daarover heeft geïnformeerd. Het Ministerie heeft niet voldaan aan dit artikel-lid omdat de Tweede Kamer wel, maar de Eerste Kamer bij onderstaande regeling niet tijdig (vooraf) is geïnformeerd: Regeling tegemoetkoming land- en tuinbouwondernemers Covid-19.
Het Ministerie heeft hierop maatregelen genomen door verscherping van het toezicht door mijn directie FEZ op naleving van het departementale «Stappenplan voor de opstelling of wijzigingen van subsidie-instrumenten» waarmee de volledige en tijdige informatievoorziening wordt geborgd.
b. Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie
Vanuit de bij LNV bekende informatie zijn er geen tekortkomingen in de totstandkoming van niet-financiële verantwoordingsinformatie die gerapporteerd moeten worden.
c. Begrotingsbeheer, financieel beheer en de materiële bedrijfsvoering
Opvolging aanbevelingen Algemene Rekenkamer
De Algemene Rekenkamer heeft voor LNV het subsidiebeheer bij het kerndepartement en de financiële projectbeheersing van Inspect bij de NVWA in haar rapportage bij het jaarverslag over 2019 als een onvolkomenheid aangemerkt. De onvolkomenheid over het subsidiebeheer had betrekking op de kwaliteit van dossiervorming, de zorgvuldigheid en naleving van de voorwaarden van subsidiebeschikkingen, het intensiveren van reviews en het doorschuiven van middelen bij grote instellingen. Ten eerste zijn acties die in 2019 zijn ingezet om het financieel bewustzijn binnen hetministerie te vergroten in 2020 verder uitgebouwd. Aan het subsidiebeheer is in 2020 extra aandacht besteed door aandacht te vragen voor dossiervorming en zorgvuldigheid onder andere met een opgestelde leidraad en de organisatie van dialogen met behandelaars, en het afwikkelen van een aantal oude verplichtingen. Daarnaast worden vanaf 2020 de uitkomsten van reviews bij externe accountants jaarlijks geëvalueerd. Op het gebied van het doorschuiven van middelen zijn verschillende opties verkend waar in 2021 verdere uitvoering aan wordt gegeven. De onvolkomenheid op het gebied van de financiële projectbeheersing van Inspect was gebaseerd op het onvoldoende inzicht hebben in de kosten van het ICT-systeem Inspect waardoor niet tot een betrouwbare waardebepaling van de immateriële vaste activa kon worden gekomen. In 2020 is op basis van een functiepunten-beoordeling de boekwaarde van het systeem afgewaardeerd.
Verder is in 2020 de herbezinning bij de NVWA afgerond (TK brief van 16 oktober 2020).
Risicoregelingen
Voor risicoregelingen (garanties, leningen en achterborgstellingen) geldt dat departementen bij de opstelling ervan gebruik maken van het interdepartementale Toetsingskader Risicoregelingen, waarmee het parlement tijdig en volledig over de financiële risico’s wordt geïnformeerd. LNV heeft voor de regeling Borgstelling MKB-Landbouwkredieten Corona (BL-C) middels de begrotingsrapportage vooraf de voorgestelde wijzigingen aan het parlement gemeld, maar het toetsingskader is een enkele keer niet vooraf aan het parlement voorgelegd. Dat heeft vooral te maken gehad met de benodigde snelheid van handelen en de bijzondere (thuis)werksituatie waarin aan het begin van de coronacrisis geopereerd moest worden. Deze omissie is begin september hersteld.
LNV heeft maatregelen genomen om de tijdigheid en volledigheid van de informatievoorziening over risicoregelingen aan het parlement te verbeteren.
EU-middelen in gedeeld beheer
Vanaf dit jaar wordt via de bijlagen «Verantwoording EU-middelen in gedeeld beheer» inzicht gegeven in de rechtmatigheid en het functioneren van de beheer- en controlesystemen voor inzet van middelen uit het Europees Fondsen voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) en het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Deze bijlagen zijn gebaseerd op de verantwoordingen die aan de Europese Commissie worden gestuurd. Zoals in de bijlagen vermeld heeft de ADR goedkeurende controleverklaringen afgegeven bij deze verantwoordingen.
d. Overige aspecten in de bedrijfsvoering
Informatiebeveiliging
LNV heeft, conform de richtlijnen van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, op 23 februari 2021 een «Privacy en Integraal informatiebeveiligingsbeeld» afgegeven waar de status van de informatiebeveiliging in 2020 is omschreven. Alle kritieke informatiesystemen zijn beoordeeld op hun conformiteit met de Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO). Op basis van de eigen onderzoeksresultaten en het advies van de Algemene Rekenkamer zijn het incidentmanagement en de bedrijfscontinuïteit als grootste aandachtspunten geformuleerd. Daarnaast hebben de systemen van de NVWA die de import en export van de agrarische sector ondersteunen te maken met een verhoogd dreigingsprofiel. De beveiliging wordt hierop aangepast. Ook voor alle overige opgenomen risico’s zijn maatregelen geformuleerd, zoals voor rubricering en opleidingen en bewustwordingsactiviteiten voor medewerkers.
2. Rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen
Beleid ter voorkoming van misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidies
LNV beschikt over een toereikend beleid ter voorkoming van misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidies. Bestaande maatregelen om subsidiefraude te bestrijden zijn onder andere: de tijdige opstelling van risicoanalyses ter bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidies door begunstigden, het in voorkomende gevallen opvragen van accountantsproducten van accountants bij subsidieverantwoordingen, het bijhouden van een register van ernstige onregelmatigheden en het via de fraudecoördinator van RVO.nl melden van vermoedens van fraude bij het Openbaar Ministerie.
RVO.nl is er in 2020 in geslaagd de (tijdelijke) steunmaatrelen van LNV tijdig in productie te nemen. RVO.nl moest daarvoor in een kort tijdsbestek systemen inrichten, en mensen beschikbaar maken en opleiden zodat LNV de tijdelijke steunmaatregelen op een zeer korte termijn open kon stellen.
Mede namens LNV heeft het ministerie van Financiën de Tweede Kamer met de Najaarsnota van 30 november 2020 geïnformeerd over tijdelijke steunmaatregelen van het kabinet waarbij vanwege de snelheid waarmee die steunmaatregelen geïmplementeerd moest worden gekozen voor acceptatie van een verhoogd risico van misbruik en oneigenlijk gebruik van regelingen door aanvragers. Daarbij is vanuit LNV de «Regeling tegemoetkoming land- en tuinbouwondernemers Covid-19» benoemd. Over het resterende geaccepteerde risico bij deze regeling is de Staten-Generaal apart geïnformeerd in december 2020.
Grote ICT projecten
Het ministerie van BZK informeert de Tweede Kamer periodiek over departementale grote ICT-projecten. Deze projecten worden op het Rijks-ICT-dashboard openbaargemaakt en minimaal éénmaal per jaar geactualiseerd. Deze rapportageplicht geldt voor alle ICT-projecten waarvan de kosten tenminste € 5 mln bedragen. In 2020 zijn binnen LNV:
1 groot ICT-project in uitvoering:
• Programma Informatiehuishouding van de Toekomst (PIT);
1 groot ICT-project geëindigd:
TRANSVIR2RVO (Visregelingen bij RVO.nl)
Audit Committee
Het Audit Committee (AC) adviseert het departementaal management over de bedrijfsvoering, waaronder het auditbeleid. Het AC bestaat uit de secretaris-generaal (voorzitter), twee directeuren-generaal en twee externe leden, met ondersteuning van de directeuren Financieel Economische Zaken (FEZ) en de ADR. Onderwerpen van overleg waren in 2020 onder andere de toezichtrapportages van FEZ over het financieel en materieel beheer, de uitkomsten van ADR- en AR-controles en Europese audits over 2020, en een aantal strategische onderwerpen: EU-fondsen, gebruik van data, het absorptievermogen van de organisatie, en het omgaan met incidenten en crises in het beleidsveld van LNV.
3. Belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering
Datalekken
Het ministerie van LNV heeft ook in 2020 veel aandacht besteed aan het veilig omgaan met persoonsgegevens en het melden van datalekken. In 2020 zijn in totaal 43 datalekken genoteerd waarvan 9 bij het Kerndepartement en 34 bij de NVWA. Hiervan zijn er respectievelijk 4 en 7 gemeld bij de Autoriteit Persoonsgegevens. Dit betekent dat medewerkers begrijpen wat een datalek is en dat het belangrijk dat is dat ieder datalek wordt gemeld zodat maatregelen kunnen worden genomen om dit in de toekomst te voorkomen. Het Security Operations Center van DICTU en het Datalek Respons Team van LNV constateren tegelijkertijd dat thuiswerken resulteert in een toename in datalekken en beveiligingsincidenten door onbewuste fouten van medewerkers. Doordat medewerkers elkaar minder gemakkelijk vragen even mee te lezen of een document of mail te controleren alvorens het verzonden wordt worden vaker fouten gemaakt. Denk hierbij aan het onrechtmatig publiceren van persoonsgegevens op het internet of het versturen van e-mails met daarin nog gevoelige informatie
NVWA
PricewaterhouseCoopers (PWC) heeft het kostprijsmodel en het retributiestelsel van de NVWA onderzocht, wat heeft bijgedragen aan bestuurlijke consensus over de kaders en ontwikkelrichting van het kostprijsmodel en het retributiestelsel bij alle stakeholders. In de Voortgangsbrief NVWA heeft de Minister de Kamer geïnformeerd dat in afstemming met het bedrijfsleven een traject wordt opgestart om zowel de kostprijsmethodiek als het retributiestelsel te herzien. Het rapport ‘Toezicht met beleid’ van ABD Top Consult bevestigt het beeld dat er een disbalans is ontstaan tussen de taken en middelen van de NVWA, en tussen de maatschappelijke verwachtingen van het toezicht dat alle risico’s kunnen worden afgedekt, en de mogelijkheden om deze verwachtingen waar te kunnen maken. Het is van belang om de basis NVWA-breed op orde te brengen zodat ruimte ontstaat om weer nieuwe stappen te zetten in de veranderingen. Hierbij hoort ook dat kritisch gekeken gaat worden naar de omvang van de taakopdracht van de NVWA en de haalbaarheid van alle aanvullende vragen en taken die op de NVWA afkomen.
Zelfstandig fiscale aangiften
Door de oprichting van LNV als zelfstandig ministerie is LNV voor de Belastingdienst ook zelfstandig belastingplichtige geworden. In 2020 is voor de eerste keer een aangifte gedaan voor de Vennootschapsbelasting 2017 vanaf oktober (verzelfstandigingsdatum) en 2018
De fiscale processen worden op dezelfde wijze uitgevoerd als bij het voormalige ministerie van Economische Zaken (EZ). LNV hanteert hierbij het indertijd voor EZ opgestelde framework. Met de Belastingdienst is LNV de verkenning gestart voor de Doorontwikkeling Horizontaal Toezicht. Dit krijgt een vervolg in 2021.
C. JAARREKENING
7. Departementale verantwoordingsstaat
Departementale verantwoordingsstaat 2020 van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Bedragen x € 1.000)
Art.
Omschrijving
(1) Vastgestelde begroting1
(2) Realisatie
(3) = (2) - (1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting
Verplichtingen
Uitgaven
Ontvangsten
Verplichtingen
Uitgaven
Ontvangsten
Verplichtingen
Uitgaven
Ontvangsten
Totaal
1.486.957
1.406.095
90.139
2.344.378
1.775.997
292.164
857.421
369.902
202.025
Beleidsartikelen
1.151.144
1.070.282
87.353
2.194.661
1.626.280
289.587
1.043.517
555.998
202.234
11
Een weerbaar-, veerkrachtig en veilig agro-, voedsel en visserijsysteem
1.032.395
937.381
47.697
1.558.269
1.086.871
106.151
525.874
149.490
58.454
12
Natuur, biodiversiteit en gebiedsgericht werken
118.749
132.901
39.656
636.392
539.409
183.436
517.643
406.508
143.780
Niet-beleidsartikelen
335.813
335.813
2.786
149.717
149.717
2.577
‒ 186.096
‒ 186.096
‒ 209
50
Apparaat
126.761
126.761
2.786
149.717
149.717
2.577
22.956
22.956
‒ 209
51
Nog onverdeeld
209.052
209.052
0
0
0
0
‒ 209.052
‒ 209.052
0
X Noot
1
Stand inclusief amendementen, moties en NvW
NB de stand zoals gepresenteerd onder de stand vastgestelde begroting wijkt af van de stand vastgestelde begroting bij de eerste suppletoire begroting, tweede suppletoire begroting, incidentele suppletoire begroting(en) en de slotwet. De reden hiervoor is dat in deze wetten de ISB(s), die zijn ingediend tussen de vaststelling van de ontwerpbegroting en de vaststelling van de eerste suppletoire begroting, zijn opgeteld bij vastgestelde begroting en in het jaarverslag niet.
8. Samenvattende verantwoordingsstaat agentschap
Samenvattende verantwoordingsstaat 2020 inzake baten-lastenagentschap van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (bijdragen x € 1.000)
Omschrijving
(1) Vastgestelde begroting
(2) Realisatie 2020
(3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting
(4) Realisatie 2019
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit
Totale baten
387.518
370.179
‒ 17.339
342.295
Totale lasten
387.518
418.512
30.994
395.382
Saldo van baten en lasten
0
‒ 48.333
‒ 48.333
‒ 53.088
Totale kapitaaluitgaven
20.461
59.535
39.074
23.871
Totale kapitaalontvangsten
8.725
64.246
55.521
52.155
9. Jaarverantwoording agentschap per 31 december 2020
Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap NVWA (bedragen x € 1.000)
Omschrijving
Vastgestelde begroting 2020
Realisatie 2020
Verschil realisatie en vastgestelde begroting
Realisatie 2019
Baten
Omzet moederdepartement
187.900
151.351
‒ 36.549
139.444
Omzet overige departementen
96.505
98.888
2.383
90.841
Omzet derden
103.113
94.017
‒ 9.096
97.320
Rentebaten
0
0
0
0
Vrijval voorzieningen
0
721
721
137
Bijzondere baten
0
25.202
25.202
14.553
Totaal baten
387.518
370.179
‒ 17.339
342.295
Lasten
Apparaatskosten
371.963
394.803
22.840
377.218
- Personele kosten
229.689
242.629
12.940
234.498
Waarvan eigen personeel
204.712
212.922
8.210
195.276
Waarvan inhuur externen
13.802
22.003
8.201
26.991
Waarvan overige personele kosten
11.175
7.704
‒ 3.471
12.231
- Materiële kosten
141.874
152.174
10.300
142.720
Waarvan apparaat ICT
300
4.558
4.258
3.550
Waarvan bijdrage aan SSO's
48.066
50.118
2.052
50.034
Waarvan overige materiële kosten
93.508
97.498
3.990
89.136
Rentelasten
98
21
‒ 77
33
Afschrijvingskosten
15.357
13.124
‒ 2.233
15.289
- Materieel
3.175
2.191
‒ 984
3.916
Waarvan apparaat ICT
194
102
‒ 92
0
Waarvan overige
2.981
2.089
‒ 892
3.824
- Immaterieel
12.182
10.933
‒ 1.249
11.373
Overige kosten
500
10.563
10.063
2.842
- Dotaties voorzieningen
500
946
446
474
- Bijzondere lasten
0
9.617
9.617
2.368
Totaal lasten
387.518
418.512
30.994
395.382
Saldo van baten en lasten
0
‒ 48.333
‒ 48.333
‒ 53.088
Stelselwijziging
Vooruitlopende op de aangescherpte instructie van de Regeling agentschappen in de loop van 2020, heeft de NVWA het jaarverslag 2019 al conform de aanscherping opgesteld. Hierdoor hoeven er t.b.v. het jaarverslag 2020 geen correcties over het verleden meer te worden doorgevoerd. De bijdragen voor tariefdemping zijn geboekt als bijzondere baten. De bijdragen in bedrijfsvoeringskosten die in 2020 niet in de kostprijs waren opgenomen (€ 40,1 mln.), mogen niet in de omzet worden verwerkt hetgeen leidt tot een verlies voor de NVWA. Van de bijdragen in de bedrijfsvoeringskosten is in 2020 reeds 32,2 mln. als rechtstreekse vermogensdotatie van eigenaar LNV ontvangen. Vanaf 2021 maken de bedrijfsvoeringskosten wel onderdeel uit van de vastgestelde kostprijzen.
Toelichting op de baten
Omzet moederdepartement
De omzet is gestegen ten opzichte van 2019 en ten opzicht van de oorspronkelijke begroting 2020, doordat de NVWA een significante hoeveelheid extra werk toegewezen heeft gekregen, waarvan een deel niet gerealiseerd is door ziekteverzuim, onderbezetting en COVID-19.
Voor product Handhaven betreft het extra werk verschillende aanvullende opdrachten vanuit LNV. Voor product Keuren is de omzet hoger door de Brexit. De omzet voor Overig is lager dan begroot, vooral doordat bijdragen van het moederdepartement in de bedrijfsvoeringskosten niet als omzet zijn verantwoord, maar zijn toegevoegd aan het eigen vermogen.
Omzet moederdepartement (bedragen x € 1.000)
Vastgestelde begroting 2020
Realisatie 2020
Verschil realisatie en begroting
Realisatie 2019
Handhaven
124.160
129.064
4.904
120.903
Keuren certificering op afstand
680
630
‒ 50
477
Keuren import
333
1.740
1.407
893
Keuren export, slachthuizen en overige activiteiten
8.732
14.377
5.645
10.510
Overig
53.995
5.539
‒ 48.456
6.661
Omzet moederdepartement
187.900
151.351
36.549
139.444
Omzet overige departementen
De omzet van de overige departementen is toegenomen ten opzicht van 2019 als gevolg van extra toegewezen werkzaamheden door VWS. Daarnaast was de inzet voor het Diergezondheidfonds fors hoger dan de € 0,6 mln. die was begroot, vanwege het ruimen van nertsen (COVID-19) en vogels (vogelpest).
Omzet overige departementen (bedragen x € 1.000)
Vastgestelde begroting 2020
Realisatie 2020
Verschil realisatie en begroting
Realisatie 2019
Handhaven
73.321
75.162
1.841
73.315
Keuren certificering op afstand
89
0
‒ 89
0
Keuren import
745
822
77
1.004
Keuren export, slachthuizen en overige activiteiten
976
860
‒ 116
371
Overig
21.374
22.044
670
16.151
Omzet overige departementen
96.505
98.888
2.383
90.841
Omzet Derden
De omzet uit retributies is lager dan in 2019 en lager dan begroot, doordat er door ziekteverzuim en de COVID-19 pandemie minder werkzaamheden dan verwacht zijn uitgevoerd voor het bedrijfsleven.
Bijzondere baten
In totaal is € 16,8 mln. ontvangen in verband met tariefdemping gerelateerd aan niet kostendekkende tarieven en heeft € 0,9 mln. betrekking op de omzet voor aanlandplekken verse vis en garnalen 2020 en nationaal plan eieren en zuivel 2019-2020. Daarnaast wordt vanaf 2020 de ontvangen BTW compensatie (€ 7,5 mln.) voor facturen van KDS (keuringsassistenten) en de practitioners (zelfstandige dierenartsen) verantwoord onder bijzondere baten en de geboekte BTW onder bijzondere lasten.
Toelichting op de lasten
De personele kosten zijn gestegen t.o.v. 2019 door een toename in de ambtelijke bezetting en door herwaardering van salarissen voor medewerkers van directie Handhaven (€ 2,0 mln.). De overige personeelskosten (o.a. reiskostenvergoedingen) zijn significant lager door de COVID-19 pandemie.
De materiële kosten zijn substantieel gestegen (€ 9,5 mln.) ten opzicht van 2019. Dit heeft te maken met de subsidieverstrekking aan WFSR, die in de loop van 2019 is opgestart (in 2020 € 16,6 mln.; in 2019 € 9,6 mln.). Daarnaast zijn de kosten voor uitbesteed werk aan Practitioners gestegen door (voorbereidingen voor) de Brexit en namen de kosten voor huisvesting en de ICT kosten voor werkplekken toe door een toename van het aantal werkplekken op de Graadt van Roggenweg.
Gerelateerd aan de COVID-19 pandemie zijn de kosten voor o.a. persoonlijke beschermingsmiddelen en telefonie gestegen. Daartegenover zijn de kosten voor o.a. vergaderlocaties en catering significant gedaald.
Tot slot omvatten de bijzondere lasten de BTW kosten voor facturen van KDS en Practitioners (€ 7,4 mln.), de bijzondere waardevermindering van uitgefaseerde componenten van INSPECT (€ 1,3 mln.) en de bijzondere waardevermindering voor Basisvoorziening Monstername en Basisvoorziening Bezwaar & Beroep (totaal € 0,9 mln.).
Saldo van baten en lasten
Het saldo van baten en lasten is € 48,3 mln. verlies, dat voornamelijk wordt veroorzaakt door de aanpassing van de grondslagen voor financiële verantwoording (€ 40,1 mln., waarvan € 32,2 mln. in al 2020 door eigenaar LNV is toegevoegd aan het eigen vermogen). Dit betreft de bedrijfsvoeringskosten die sinds 2019 niet meer in de omzet van het Moederdepartement worden verantwoord. Het operationele resultaat van de NVWA, exclusief grondslagwijziging, bedraagt € 8,2 mln. negatief. Dit wordt veroorzaakt door een combinatie van achterblijvende omzet en door hogere kosten voor personeel en ICT. Het resultaat wordt ten laste van het Eigen Vermogen gebracht. Om structurele verliezen te voorkomen streeft de NVWA jaarlijks naar een evenwicht in baten en lasten, waarbij het beheersen van de kosten, vooral van personeel en ICT, een belangrijke opgave is.
Kijkende naar het effect van de COVID-19 pandemie dan is er voor circa € 5,0 mln. aan leegloopuren geregistreerd, zijn de materiële kosten voor o.a. persoonlijke beschermingsmiddelen en telefonie significant gestegen, zijn materiële kosten voor o.a. vergaderlocaties en catering significant gedaald en zijn overige personele kosten voor o.a. reiskostenvergoedingen ook significant gedaald.
Balans per 31 december 2020 (bedragen x €1.000)
Balans 2020
Balans 2019
Activa
Vaste activa
23.923
37.739
Materiële vaste activa
6.429
9.791
- Grond en gebouwen
1.893
2.010
- Installaties en inventarissen
3.152
3.195
- Overige materiële vaste activa
1.384
4.586
Immateriële vaste activa
17.494
27.948
Vlottende activa
29.724
30.375
Voorraden en onderhanden projecten
355
299
Vorderingen
- Debiteuren
13.528
14.762
- Overige vorderingen en overlopende activa
15.841
15.314
Liquide middelen
26.660
48.075
Totaal activa:
80.307
116.189
Passiva
Eigen Vermogen
‒ 221
33.672
- Exploitatiereserve
48.112
86.760
- Onverdeeld resultaat
‒ 48.333
‒ 53.088
Voorzieningen
588
399
Langlopende schulden
11.530
20.638
- Leningen bij het Ministerie van Financiën
11.530
20.638
Kortlopende schulden
68.410
61.480
- Crediteuren
4.578
3.785
- Belastingen en premies sociale lasten
108
45
- Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën
12.058
13.370
- Overige schulden en overlopende passiva
51.666
44.280
Totaal passiva
80.307
116.189
Immateriële vaste activa
2020
2019
Immateriële vaste activa
17.494
27.948
Totaal immateriële vaste activa
17.494
27.948
Extra toelichting ten aanzien de compartimentering van INSPECT
Per 1 juli 2019 is de verdere ontwikkeling en implementatie van INSPECT stopgezet. In de daarop volgende periode van herbezinning is, mede op basis van adviezen door Deloitte consulting, het IV-ICT Actieplan opgesteld als raamwerk voor het nieuwe ICT landschap van de NVWA. Op basis van het IV-ICT Actieplan is INSPECT per 1 januari 2020 ontmanteld (€ 25,3 mln., bestaande uit de oorspronkelijke boekwaarde € 26,3 mln. -/- inhaalafschrijving uit 2018 € 0,9 mln.) en opgedeeld in componenten.
INSPECT was geactiveerd als één systeem op basis van vervaardigingswaarde (c.q. de geboekte uitgaven). Hierdoor was er geen waardering voor de afzonderlijke componenten voor handen. De boekwaarde van INSPECT (€ 25,3 mln.) is daarom met behulp van functiepunten toegedeeld aan de verschillende componenten die op basis van het IV-ICT Actieplan zijn onderscheiden. De functiepunten zijn gebaseerd op een onderzoeksrapport van QSM en vertegenwoordigen de hoeveelheid werk die aan het bouwen van iedere component is besteed.
Een deel van de componenten (vraag tot antwoord, verlenen, klantportaal en vier overige componenten) is op basis van de adviezen van Deloitte consulting buiten gebruik gesteld (€ 1,3 mln.). Acht componenten worden als losse ICT systemen (genaamd de «Basisvoorzieningen») ingezet in het nieuwe ICT landschap van de NVWA. Dit zijn: Basisvoorziening Afdoening, Basisvoorziening Bezwaar & Beroep, Basisvoorziening Keuren, Basisvoorziening Meldingen, Basisvoorziening Monstername, Basisvoorziening Toezicht, Business Intelligence en Voorziening Roosteren. Deze Basisvoorzieningen zijn opnieuw geactiveerd (€ 24,0 mln.) met een (resterende) looptijd van 30 maanden (van 1 januari 2020 t/m 30 juni 2022). De looptijd van 30 maanden is gebaseerd op de veronderstelling dat de economische levensduur van de Basisvoorzieningen die ontstaan zijn door de compartimentering van INSPECT, in lijn ligt met de oorspronkelijke economische levensduur van de tot en met 2019 geactiveerde onderdelen van INSPECT.
Tot slot is voor alle Basisvoorzieningen een inschatting gemaakt van het toekomstige gebruik. De best mogelijke schatting van de waarde van de Basisvoorzieningen die hieruit voortvloeit is tenminste gelijk aan de bedrijfswaarde. Voor twee Basisvoorzieningen (Monstername en Bezwaar & Beroep) is ingeschat dat deze eind 2021 buiten gebruik gesteld zullen gaan worden. Voor deze twee Basisvoorzieningen is een bijzondere waardevermindering (€ 0,9 mln., zijnde zes maanden afschrijvingskosten over 2022) toegepast.
De boekwaarde van de Basisvoorzieningen bedraagt € 13,5 mln. per 31 december 2020.
Debiteuren (bedragen x € 1.000)
2020
2019
Moederdepartement LNV
237
17
Ministerie van IenW
190
0
Ministerie van EZK
40
11
Ministerie van BZK
27
37
Ministerie van JenV
0
19
Ministerie van OCW
0
27
UBR
97
0
RVO
3
126
RWS
0
5
RIVM
0
12
Derden
14.051
16.433
Dubieuze debiteuren
2.638
1.637
Totaal debiteuren
17.283
18.324
Voorziening dubieuze debiteuren
‒ 3.754
‒ 3.561
Totaal debiteuren
13.528
14.762
Overige vorderingen en overlopende activa (bedragen x €1.000)
2020
2019
Moederdepartement LNV
6.483
5.972
VWS
1.827
0
RVO
376
0
RVB
11
0
UBR
9
0
Derden
7.135
9.342
Totaal nog te ontvangen
15.841
15.314
Liquide middelen (bedragen x € 1.000)
2020
2019
Kas
2
1
Rekening-courant ministerie van Financiën
26.660
48.074
Banken
‒ 2
0
Totaal liquide middelen
26.660
48.075
Vermogensontwikkeling (bedragen x € 1.000)
2017
2018
2019
2020
1 Eigen vermogen per 01/01
15.472
21.233
44.505
33.672
2 Saldo van baten en lasten
6.046
‒38.771
‒53.088
‒ 48.333
3 Directe mutaties in het eigen vermogen:
‒ 3a Uitkering aan moederdepartement
0
‒5.520
0
‒ 17.136
‒ 3b Bijdrage moederdepartement ter versterking eigen vermogen
67.563
42.255
32.176
‒ 3c Overige mutaties
‒285
0
0
4 Eigen vermogen per 31/12
21.233
44.505
33.672
‒ 221
Omzet
322.005
306.538
327.604
344.256
Vermogensplafond (5% van gemiddeld 3 jaar)
15.713
15.752
15.936
16.307
Vooruitlopend op de vaststelling van het jaarverslag door de eigenaar is het onverdeeld resultaat in zijn geheel toegevoegd aan de exploitatiereserve, waardoor het eigen vermogen per einde boekjaar € 0,2 mln. negatief bedraagt. Uiterlijk bij de eerstvolgende suppletoire wet zal het tekort aan eigen vermogen worden aangevuld door eigenaar LNV.
Voorzieningen (bedragen x € 1.000)
Boekwaarde 31-12-2019
Dotaties
Onttrekkingen
Vrijval
Boekwaarde 31-12-2020
Claims, geschillen en rechtsgedingen
399
239
‒ 36
‒ 14
588
Totaal
399
239
‒ 36
‒ 14
588
De werkelijke dotatie van de voorziening (€ 0,9 mln.) en de werkelijke vrijval van de voorziening (€ 0,7 mln.) omvatten twee claims waarvoor de dotatie en vrijval beide in 2020 hebben plaatsgevonden (€ 0,7 mln.). In bovenstaande tabel zijn de dotatie en vrijval voor deze twee claims gesaldeerd, om beter inzicht te verschaffen in welk bedrag per saldo in 2020 is gedoteerd en vrijgevallen.
De voorziening is gebaseerd op een schatting van de uitstroom van middelen per ingediende claim door afdeling Juridische Zaken en mede gebaseerd op ervaringen van voorgaande jaren. Dit heeft geresulteerd in een dotatie van de voorziening met afgerond € 0,2 mln. voor vier claims (waarvan twee claims uit 2020 en twee claims van vóór 2020) en een beperkte vrijval voor drie claims. Het saldo van de voorziening van € 0,6 mln. (negen claims) wordt op dit moment voldoende geacht om aan de eventuele betaalverplichting van de lopende claims te voldoen. Het totale ingediende bedrag van de negen claims die onderdeel uitmaken van de voorziening is € 11,6 mln. (inclusief één claim van € 10,5 mln., waarbij een gedegen bewijslast ontbreekt).
Crediteuren (bedragen x € 1.000)
2020
2019
Ministerie van BZK
49
0
Ministerie van IenW
3
0
Ministerie van JenV
0
13
RIVM
1.608
0
DICTU
1.546
680
RVO
20
0
Derden
1.352
3.092
Totaal crediteuren
4.578
3.785
Overige verplichtingen en overlopende passiva (x € 1.000)
2020
2019
Moederdepartement LNV
9.888
3.404
Ministerie van VWS
2.205
2.260
Ministerie van Financiën
32
2
Ministerie van JenV
0
44
Ministerie van BZK
0
132
DICTU
6.694
2.853
RVB
1.392
1.765
RIVM
793
4
RWS
252
107
UBR
164
609
RVO
105
3
DPC
17
34
FMH
14
0
Derden
30.109
33.063
Totaal nog te betalen
51.666
44.280
Voor LNV betreft deze post de doorschuif en/of te verrekenen bedragen van Extern Geoormerkte Budgetten (€ 9,3 mln.), nog te verrekenen BTW compensatie (€ 0,3 mln.) en nog te verrekenen inzet schepen 2020 voor Sanitaire bemonstering schelpdieren. Bij VWS gaat het om de doorschuif en/of te verrekenen bedragen van Extern Geoormerkte Budgetten (€ 2,2 mln.). Het bedrag voor DICTU bestaat uit nog te betalen bedragen voor de dienstverlening van DICTU. De post voor RVB bestaat hoofdzakelijk uit nog te betalen meerkosten huur i.v.m. de verbouwing van locatie Zwijndrecht. In het bedrag voor derden zit voor circa € 17 mln. aan nog te betalen bedragen aan medewerkers (saldo verlofuren).
e-CertNL
De post «Derden» omvat een reservering van € 5,6 mln. voor e-CertNL (voorheen Client). E-CertNL is ruim 10 jaar geleden opgezet en vormt een set van applicaties ten behoeve van de uitgifte van import- en exportcertificaten. E-CertNL wordt beheerd door de NVWA en gecoördineerd door een samenwerkingsverband van de NVWA en het bedrijfsleven. Dit samenwerkingsverband is georganiseerd in de Gebruikersraad e-CertNL, onder voorzitterschap van de directeur Keuren van de NVWA. Het bedrijfsleven wordt in de Gebruikersraad vertegenwoordigd door vijf partijen (NZO, COV, Plantum, KCB, Groente- en Fruithuis).
Het tarief dat doorbelast wordt voor het uitgeven van certificaten door e-CertNL (in 2020 € 7,13 per certificaat) bestaat uit een dekking voor het beheer en onderhoud (personeelskosten NVWA, kosten DICTU, overige kosten; in 2020 € 6,33 per certificaat) en een reservering voor specifiek wijzigingsverzoeken voor de verschillende sectoren (in 2020 € 0,80 per certificaat). Het totaalsaldo van de reservering die de afgelopen jaren is opgebouwd bedraagt € 5,6 mln. (onderdeel van post «Derden») per 31-12-2020. De Gebruikersraad kan tot maximaal dit bedrag aan wijzigingsverzoeken accorderen, die vervolgens vanuit de balanspositie door de NVWA moeten worden betaald. De Gebruikersraad heeft besloten om in het tarief per certificaat voor 2021 de reserveringscomponent (in 2020 € 0,80 per certificaat) niet meer op te nemen, vanwege het beperkte aantal wijzigingsverzoeken de afgelopen jaren. Daarnaast wordt er in 2021 een plan opgesteld door e-CertNL in samenspraak met de Gebruikersraad voor de besteding van de € 5,6 mln. aan verschillende wijzigingen en verbeteringen in de e-CertNL applicaties in de komende jaren.
Kasstroomoverzicht over 2020 (bedragen x € 1.000)
Vastgestelde begroting 2020
Realisatie 2020
Verschil realisatie en vastgestelde begroting
Rekening-courant RHB 1 januari 2020 + stand depositorekeningen
75.194
48.075
‒ 27.119
Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)
387.518
370.692
‒ 16.826
Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-)
‒ 373.113
‒ 396.818
‒ 23.705
Totaal operationele kasstroom
14.405
‒ 26.126
‒ 40.531
Totaal investeringen (-/-)
‒ 6.100
‒ 28.429
‒ 22.329
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)
2.625
29.120
26.495
Totaal investeringskasstroom
‒ 3.475
691
4.166
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)
0
‒ 17.736
‒ 17.136
Eenmalige storting door het moederdepartement (+)
0
32.176
32.176
Aflossingen op leningen (-/-)
‒ 14.361
‒ 13.370
991
Beroep op leenfaciliteit (+)
6.100
2.950
‒ 3.150
Totaal financieringskasstroom
‒ 8.261
4.020
12.281
Rekening-courant RHB 31 december 2020 + stand depositorekeningen
77.863
26.660
‒ 51.203
Toelichting kasstroomoverzicht
Algemene grondslagen
De geldmiddelen in het kasstroomoverzicht bestaan uit de rekening-courantverhouding met het ministerie van Financiën (Rijkshoofdboekhouding) en uit het kasgeld van de NVWA. Ontvangsten en uitgaven uit hoofde van interest zijn opgenomen onder de kasstroom uit operationele activiteiten.
Toelichting op kasstromen
Rekening-courant RHB
Het saldo op de rekening-courant RHB per 1 januari 2020 is € 27,1 mln. lager dan begroot. Oorzaak hiervan is het verlies dat de NVWA heeft geleden over 2019.
Operationele kasstroom
De operationele kasstroom is per saldo € 40,5 mln. lager dan begroot.
De ontvangsten in de operationele kasstroom betreffen de door de NVWA gerealiseerde omzet (moederdepartement, overige departementen en derden, totaal € 344,3 mln.), de bijzondere baten (€ 25,2 mln.) en mutaties in de balans (€ 1,2 mln.).
De uitgaven in de operationele kasstroom betreffen de reguliere lasten (apparaatskosten, rentelasten en overige lasten, totaal € 404,6 mln.) en mutaties in de balans (- € 7,8 mln.).
Investeringskasstroom
De investeringskasstroom is € 4,2 mln. hoger dan begroot. De investeringen zijn opgebouwd uit de volgende componenten: € 24 mln. voor de basisvoorzieningen ontstaan na de compartimentering van INSPECT, € 2,7 mln. voor overige ICT-investeringen en € 1,7 mln. aan investeringen in materiële vaste activa.
De desinvesteringen zijn opgebouwd uit de volgende componenten: € 25,3 mln. in verband met de compartimentering van INSPECT, € 0,9 mln. bijzondere waardevermindering voor de basisvoorzieningen «Monstername» en «Bezwaar en Beroep" per eind december 2021 en € 2,8 mln. voor het buiten gebruikstellen van 271 dienstauto’s plus toebehoren.
Financieringskasstroom
De financieringskasstroom valt € 12,3 mln. hoger uit dan begroot. Dit wordt enerzijds veroorzaakt door de bijdrage in de bedrijfsvoeringkosten die als directe toevoeging aan het eigen vermogen is geboekt (€ 32,2 mln.) en anderzijds door het afromen van het teveel aan eigen vermogen (€ 17,7 mln.).
Daarnaast is er in verband met lagere investeringen € 3,2 mln. minder aan leningen bij het Ministerie van Financiën afgeroepen dan oorspronkelijk begroot. De aflossingen op de lopende leningen waar € 1 mln. lager dan begroot.
Liquiditeitspositie
De liquiditeitspositie van de NVWA bedraagt € 26,7 mln. per 31 december 2020.
Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2020
Omschrijving
Realisatie 2016
Realisatie 2017
Realisatie 2018
Realisatie 2019
Vastgestelde begroting 2020
Realisatie 2020
Gemiddelde kostprijs (€ /uur)
98,64
99,16
100,53
104,29
107,23
107,23
Tarieven
Index 2012 = € 94,07 = 100
104,86
105,41
106,87
110,86
113,99
113,99
Omzet per productgroep (x mln.)
Handhaven
*
*
200,1
207,6
213,3
213,4
Keuren
*
*
88,7
Keuren certificering op afstand
7,1
6,7
7,3
Keuren import
17
12,6
18,6
Keuren export, slachthuizen en overige activiteiten
67,7
53,7
75,1
FTE
Aantal FTE (excl. Externe inhuur)
2.480
2.373
2.407
2.432
2.450
2.531
Verhouding FTE direct/indirect (exclusief externe inhuur)
1.984/496
1.848/525
1.848/559
1834/598
1889/561
1951/580
Salariskosten per FTE
73.382
75.915
77.733
80.282
82.831
84.435
Saldo van baten en lasten
Saldo van baten en lasten als % van de totale baten
3,08%
1,76%
‒ 12,10%
‒ 15,51%
0%
‒ 13,06%
Kwaliteit
Afhandelsnelheid informatieverzoeken, klachten en meldingen
79%
84%
95%
90%
90%
81%
Tijdig betaalde facturen (< 30 dagen)
95%
97%
97%
96%
95%
98%
10. Saldibalans
Saldibalans per 31 december 2020 van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hoofdstuk XIV) (bedragen x 1.000)
Activa
31-12-2020
31-12-2019
Passiva
31-12-2020
31-12-2019
Intra-comptabele posten
1
Uitgaven ten laste van de begroting
1.775.998
1.534.190
2
Ontvangsten ten gunste van de begroting
292.165
124.064
3
Liquide middelen
4.538
38.566
4
Rekening-courant RHB1
0
0
4a
Rekening-courant RHB
2.123.695
2.046.020
5
Rekening-courant RHB Begrotingsreserve
752.372
704.366
5a
Begrotingsreserves
752.372
704.366
6
Vorderingen buiten begrotingsverband
708.616
688.863
7
Schulden buiten begrotingsverband
73.291
91.535
8
Kas-transverschillen
Subtotaal intra-comptabel
3.241.524
2.965.985
Subtotaal intra-comptabel
3.241.524
2.965.985
Extra-comptabele posten
9
Openstaande rechten
0
0
9a
Tegenrekening openstaande rechten
0
0
10
Vorderingen
674.019
2.636.456
10a
Tegenrekening vorderingen
674.019
2.636.456
11a
Tegenrekening schulden
0
0
11
Schulden
0
0
12
Voorschotten
1.309.076
888.419
12a
Tegenrekening voorschotten
1.309.076
888.419
13a
Tegenrekening garantieverplichtingen
690.772
657.355
13
Garantieverplichtingen
690.772
657.355
14a
Tegenrekening andere verplichtingen
904.880
418.137
14
Andere verplichtingen
904.880
418.137
15
Deelnemingen
0
0
15a
Tegenrekening deelnemingen
0
0
Subtotaal extra-comptabel
3.578.747
4.600.367
Subtotaal extra-comptabel
3.578.747
4.600.367
Totaal
6.820.271
7.566.352
Totaal
6.820.271
7.566.352
X Noot
1
Rijkshoofdboekhouding
Toelichting op de saldibalans
Algemeen
De balansposten zijn bepaald en gewaardeerd overeenkomstig de geldende voorschriften van de Comptabiliteitswet. Indien van de geldende voorschriften is afgeweken is dit nader toegelicht.
Alle bedragen zijn opgenomen in duizenden euro's tenzij anders vermeld. In de tabel van de saldibalans zijn de bedragen overeenkomstig de voorschriften naar boven afgerond. In de tabellen van de toelichting zijn de bedragen op de standaard wijze afgerond en opgeteld. Door de verschillende wijze van afronden kan de som van de overige tabellen afwijken van de bedragen van de tabel van de saldibalans.
Saldibalanspost 8, kas-transverschillen, is niet van toepassing voor het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Tabel 1 Balanspost 1
Uitgaven ten laste van de begroting 2020
1.775.998
De uitgaven over 2020 zijn gespecificeerd in het jaarverslag van LNV (hoofdstuk XIV) onderdeel uitgaven, artikelen 11,12 en 50.
Balanspost 2
Ontvangsten ten gunste van de begroting 2020
292.165
De ontvangsten over 2020 zijn gespecificeerd in het jaarverslag van LNV (hoofdstuk XIV) onderdeel ontvangsten, artikelen 11,12 en 50.
Balanspost 3
Liquide Middelen
4.538
De post liquide middelen is opgebouwd uit de saldi van banken en contante gelden.
De post liquide middelen bestaat uit:
• Aanwezige banksaldi bij Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) voor de uitvoering van de regeling Borgstellingskrediet voor de Landbouw (€ 3,97 mln.).
• De banksaldi van de opgeheven bedrijfslichamen die onder verantwoordelijkheid van LNV door de Vereffeningsorganisatie Product- en Bedrijfschappen (PBO) worden afgewikkeld (€ 0,57 mln.).
Balanspost 4
Rekening-Courant Rijkshoofdboekhouding
2.123.695
Op de rekening-courant Rijkshoofdboekhouding is de financiële verhouding tussen LNV en de Rijksschatkist van het Ministerie van Financiën geadministreerd.
Het bedrag op de saldibalans is overeenkomstig de saldo opgave per 31 december 2020 van het Ministerie van Financiën.
Balanspost 5
Begrotingsreserves
752.372
Een begrotingsreserve is een meerjarige budgettaire voorziening binnen de begroting die LNV aanhoudt op een afzonderlijke rekening-courant bij het Ministerie van Financiën. De reserve blijft meerjarig beschikbaar voor het doen van uitgaven in latere jaren.
LNV maakt gebruik van de mogelijkheid om begrotingsreserves aan te houden. In het jaarverslag is bij de betreffende begrotingsartikelen informatie over deze reserves opgenomen eventueel aangevuld met relevante ontwikkelingen. De toevoegingen en onttrekkingen die respectievelijk ten laste of ten gunste van de begroting hebben plaatsgevonden worden in het jaarverslag toegelicht.
Begrotingsreserves
Specificatie begrotingsreserves:
Saldo 31-12-2019
Toevoegingen
Onttrekkingen
Saldo 31-12-2020
Artikel
Landbouw
24.156
8.592
2.230
30.518
11
Visserij
24.564
2.311
26.875
11
Borgstellingsfaciliteit
20.908
58.113
79.022
11
Apurement
88.737
3.591
85.146
11
Risicovoorziening jonge boeren
46.000
46.000
11
Stikstof
500.000
131.361
146.550
484.811
12
Totaal
704.366
200.377
152.371
752.372
Balanspost 6
Vorderingen buiten begrotingsverband
708.616
Onder de vorderingen buiten begrotingsverband zijn bedragen opgenomen die nog van derden moeten worden ontvangen.
Vorderingen Buiten Begrotingsverband
De vorderingen buiten begrotingsverband zijn als volgt te specificeren:
Bedrag
Vordering EU uitgaven ELGF
638.430
Vordering EU uitgaven ELFPO (POP3)
33.806
Vordering op provincies inzake POP
17.464
Vorderingen op overige opdrachtgevers RVO
11.048
Superheffing
4.155
Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij
1.868
Samenwerkingsconvenant Voedselzekerheid LNV en BuZa
1.195
Salarisvorderingen
562
Overige vorderingen
87
Totaal
708.615
Vordering EU uitgaven ELGF
De gelden die LNV voor het Europese fonds ELGF voorfinanciert betreffen de declaraties van de maanden november (16/10 ‒ 30/11) en december. De gedeclareerde bedragen van deze maanden zijn in 2021 ontvangen respectievelijk in de maanden januari en februari. De navolgende tabel geeft inzicht in de totaalbedragen van uitgaven en ontvangsten met betrekking tot het ELGF van de jaren waarvan de jaaraangiften nog niet door de Europese Commissie zijn vastgesteld.
Vordering EU uitgaven ELGF
De vordering EU uitgaven ELGF is als volgt te specificeren:
Bedrag
Te veel ontvangen ELGF voorgaand dienstjaar
‒ 256
ELGF boekjaar 2020, in 2019 gerealiseerde uitgaven
639.112
Vordering 31 december 2019
638.856
ELGF boekjaar 2020, in 2020 gerealiseerde uitgaven
46.854
Ontvangsten uit ELGF boekjaar 2020
‒ 675.730
Afrekeningen 2019
‒ 9.958
Te weinig ontvangen ELGF boekjaar 2020
23
ELGF boekjaar 2021, in 2020 gerealiseerde uitgaven
638.407
Vordering 31 december 2020
638.430
De jaaraangifte is hoger vastgesteld dan de maandelijkse gedeclareerde bedragen. Naar verwachting zal de Europese Commissie de jaaraangifte 2020 in 2021 definitief vaststellen en het te weinig ontvangen bedrag verrekenen.
* Het boekjaar voor het ELGF loopt van 16 oktober tot en met 15 oktober van het volgende jaar.
Vordering EU uitgaven ELFPO (POP3)
De gelden die LNV voor het Europese fonds ELFPO voorfinanciert inzake het Plattelandsontwikkelingsprogramma 3 betreffen de declaraties van de maanden november (16/10 ‒ 30/11) en december. De gedeclareerde bedragen van deze maanden zijn in 2021 ontvangen respectievelijk in de maanden januari en februari. De navolgende tabel geeft inzicht in de totaalbedragen van uitgaven en ontvangsten met betrekking tot het ELFPO van de jaren waarvan de jaaraangiften nog niet door de Europese Commissie zijn vastgesteld.
Vordering EU uitgaven ELFPO (POP3)
De vordering EU uitgaven ELFPO is als volgt te specificeren:
Bedrag
Te veel ontvangen ELFPO voorgaand dienstjaar
‒ 14
ELFPO boekjaar 2020, in 2019 gerealiseerde uitgaven
16.136
Vordering 31 december 2019
16.122
ELFPO boekjaar 2020, in 2020 gerealiseerde uitgaven
113.215
Ontvangsten uit ELFPO boekjaar 2020
‒ 129.101
Afrekeningen 2019
‒ 223
Te weinig ontvangen ELFPO boekjaar 2020
13
ELFPO boekjaar 2021, in 2020 gerealiseerde uitgaven
33.792
Vordering 31 december 2020
33.806
De jaaraangifte is hoger vastgesteld dan de maandelijkse gedeclareerde bedragen. Naar verwachting zal de Europese Commissie de jaaraangifte 2020 in 2021 definitief vaststellen en het te weinig ontvangen bedrag verrekenen.
* Het boekjaar van ELFPO loopt van 16 oktober tot en met 15 oktober van het volgende jaar.
Vorderingen op provincies inzake POP
De provincies zijn betrokken bij de uitvoering van de projecten en regelingen van het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP). Het gaat hier om uitgaven die door RVO.nl zijn gerealiseerd waarvan de provincies een deel van de financiering voor hun rekening nemen volgens het afgesloten convenant voor de uitvoering. De gerealiseerde uitgaven worden per kwartaal door RVO.nl bij de provincies in rekening gebracht. Het huidige POP3 loopt van 2014 tot en met 2020.
Vorderingen op overige opdrachtgevers RVO
RVO.nl voert opdrachten uit voor derden. De opdrachten worden verstrekt door publieke, particuliere en Europese organisaties. Het openstaande bedrag zal RVO.nl in rekening brengen bij de betreffende opdrachtgevers.
Superheffing
RVO.nl heeft van 1 januari 2014 tot 1 april 2015 de melkquoteringsregeling uitgevoerd. Op grond van de Europese regelgeving was bij overschrijding van het landenquotum superheffing verschuldigd aan Brussel. De verschuldigde heffing is vervolgens doorberekend aan kopers en veehouders. In verband met recente uitspraken van het hof in een procedure en een door RVO gestarte bestuurdersaansprakelijkheidsprocedure zal de afwikkeling nog enige tijd vergen.
Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij
Het betreft de door LNV gedane uitgaven voor de uitvoering van projecten en regelingen van het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij.
Samenwerkingsconvenant Voedselzekerheid LNV en BuZa
Op 1 april 2014 is het samenwerkingsconvenant voedselzekerheid tussen het ministerie van Buitenlandse Zaken en het ministerie van Economische Zaken (nu LNV) afgesloten. In het kader van het beleidsterrein voedselzekerheid voert LNV diverse projecten uit. Volgens het afgesloten convenant zal LNV bij de afloop van het convenant de gerealiseerde uitgaven en ontvangsten bij BuZa in rekening brengen.
Salarisvorderingen
Dit betreft betalingen aan personeel inzake salarissen en diverse vergoedingen in afwachting van definitieve verrekening.
Balanspost 7
Schulden buiten begrotingsverband
73.291
Onder de schulden buiten begrotingsverband zijn de bedragen opgenomen die nog ten gunste van derden moeten worden gebracht.
Schulden Buiten Begrotingsverband
De schulden buiten begrotingsverband zijn als volgt te specificeren:
Bedrag
Vereffeningsorganisatie Product- en Bedrijfschappen
28.048
ELFPO werkkapitaal
24.759
Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij
9.224
Contante waarborgen RVO.nl
8.378
Schulden aan overige opdrachtgevers RVO
1.995
Overige schulden
887
Totaal
73.291
Vereffeningsorganisatie Product- en Bedrijfschappen
Per 1 januari 2015 is de vereffening van de Product- en Bedrijfschappen onder verantwoordelijkheid van EZK gebracht. Als gevolg van het besluit tot het instellen van LNV is per 1 januari 2019 dit ministerie belast met de vereffening van de Product- en Bedrijfschappen. Voor de uitvoering van de vereffeningstaken is de vereffeningsorganisatie PBO opgericht. Deze organisatie voert de administraties van de voormalige schappen en beheert daarbij ook de bankrekeningen.
ELFPO werkkapitaal
Het Plattelandsontwikkelingsprogramma 3 van 2014-2020 heeft de Europese Commissie in 2014 goedgekeurd. Als gevolg van deze goedkeuring heeft de Europese Commissie aan LNV werkkapitaal voor de uitvoering van POP3 beschikbaar gesteld overeenkomstig verordening (EU) Nr. 1306/2013. Bij de afsluiting van POP3 zal deze voorfinanciering door de commissie worden verrekend.
Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij
Dit betreft door RVO.nl van de EU ontvangen bedragen voor de financiering van projecten en regelingen van het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij. Dit zijn met name de regelingen Innovatie Aquacultuur, Innovatie Aanlandplicht en Samenwerkingsprojecten Wetenschap en Visserij.
Contante waarborgen RVO.nl
RVO.nl ontvangt per bank gelden van het bedrijfsleven als zekerheidsstelling voor in- en uitvoercertificaten. Als aan de voorwaarden van de regeling inzake certificaten is voldaan dan betaalt RVO.nl op verzoek van de belanghebbende de bedragen terug.
Schulden aan andere opdrachtgevers RVO
RVO.nl voert opdrachten uit voor derden. De opdrachten worden verstrekt door publieke, particuliere en Europese organisaties. RVO.nl zal de betreffende gelden overeenkomstig opdracht of overeenkomst aan begunstigden verstrekken.
Balanspost 9
Rechten
0
Rechten onstaan doordat op grond van wettelijke regelingen, in de toekomst aanspraak bestaat op gelden van derden.
Balanspost 10
Vorderingen
674.019
De vorderingen hebben betrekking op te ontvangen bedragen voor de begroting van LNV.
Vorderingen
De vorderingen zijn als volgt te specificeren:
Bedrag
Direct opeisbare vorderingen
100.135
Op termijn opeisbare vorderingen
46.322
Geconditioneerde vorderingen
527.562
Totaal
674.019
Direct opeisbare vorderingen
De direct opeisbare vorderingen zijn als volgt te specificeren:
Bedrag
Vorderingen inzake beleid
96.928
Vorderingen NVWA door CJIB te innen
2.231
Diversen
976
Totaal
100.135
Vorderingen inzake uitvoering beleid
LNV heeft vorderingen opgelegd voortkomend uit subsidie vaststellingen van diverse regelingen.
Vorderingen NVWA door CJIB te innen
Het betreft de door het CJIB ten behoeve van de NVWA te innen bedragen voor de boetebeschikkingen en dwangsommen van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren/de Wet dieren (LNVGWD), de Wet gewasbeschermings middelen en biociden (LVWGB), de Natuurbeschermingswet, de Plantgezondheidswet en de Landbouwkwaliteitswet.
Op termijn opeisbare vorderingen
De op termijn opeisbare vorderingen zijn als volgt te specificeren:
Bedrag
Lening Stichting DLO
38.522
Stichting Nationaal Groenfonds
7.800
Totaal
46.322
Stichting Nationaal Groenfonds
Inzake het versterken van het investeringsvermogen van de Stichting Nationaal Groenfonds heeft LNV middelen ter beschikking gesteld.
Geconditioneerde vorderingen
De geconditioneerde vorderingen zijn als volgt te specificeren:
Bedrag
Gestelde zekerheden
258.117
Landinrichtingsrente
222.513
Bureau Beheer Landbouwgronden
30.857
Borgstelling MKB Landbouwkredieten (BL)
16.074
Totaal
527.561
Gestelde zekerheden
Dit betreffen zekerheden die bij de uitvoering van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid van de EU worden gevraagd. De uitvoering hiervan vindt plaats bij RVO.nl.
Landinrichtingsrente
Het gaat hier om door grondeigenaren te betalen landinrichtingsrente die voortkomt uit afgesloten landinrichtingsprojecten. De inning van de verschuldigde landinrichtingsrente vindt plaats door de Belastingdienst. Naar verwachting zal in 2043 de laatste afwikkeling van deze regeling plaatsvinden.
Bureau Beheer Landbouwgronden
Het Bureau Beheer Landbouwgronden beschikt over financiële middelen die in voorgaande jaren door LNV zijn verstrekt. Een deel van deze middelen is bestemd voor het afwikkelen door BBL van een tweetal projecten. Het resterende deel is het aandeel van LNV in het eigen vermogen van BBL. Overige financiële verplichtingen en/of afwikkelingen zullen onder verantwoordelijkheid van LNV plaatsvinden.
Borgstelling MKB Landbouwkredieten (BL)
Op basis van de regeling Borgstelling MKB Landbouwkredieten (BL) verstrekken deelnemende banken krediet aan land- en tuinbouwondernemers onder garantie (borgstelling) van de Staat. De regeling Borgstelling MKB landbouwkredieten is geharmoniseerd met de regeling Borgstelling MKB kredieten (BMKB). Op het moment dat de bank de garantie aanspreekt betaalt RVO.nl de claim uit aan de bank. Hierdoor ontstaat er voor RVO.nl een vordering op de onderneming die wordt opgenomen in de debiteurenadministratie. De bank heeft conform de regeling een volgplicht. Wanneer een ondernemer een voorstel tot afkoop bij de bank indient legt de bank dit ter beoordeling voor aan RVO.nl. Na instemming van RVO.nl zorgt de bank voor afwikkeling van de overeengekomen regeling en maakt het aan RVO.nl toekomende bedrag over.
Balanspost 11
Schulden
0
De schulden hebben betrekking op bedragen die ten gunste van de begroting van LNV zijn ontvangen.
Balanspost 12
Voorschotten
1.309.076
Voorschotten zijn bedragen die aan derden zijn betaald vooruitlopend op later definitief vast te stellen of af te rekenen bedragen.
Voorschotten ouderdomsoverzicht
Beleidsartikelen
2016 en eerder
2017
2018
2019
2020
Totaal
11. Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens
23.071
5.886
8.859
223.602
373.851
635.269
12. Natuur en biodiversiteit
172.451
13.887
14.817
58.351
369.530
629.036
Buiten begrotingsverband
1.772
2.947
9.010
5.755
25.287
44.771
Totaal
197.294
22.720
32.686
287.708
768.668
1.309.076
Verloopstaat voorschotten
Verloop van voorschotten gedurende het dienstjaar 2020
Bedrag
Beginstand 1 januari 2020
888.418
Verstrekte voorschotten
873.281
Eindafgerekende voorschotten
‒ 452.623
Eindstand 31 december 2020
1.309.076
Balanspost 13
Garantieverplichtingen
690.772
De garantieverplichtingen zijn voorwaardelijke financiële verplichtingen. Deze verplichtingen komen op een later moment tot uitbetaling als bij de werderpartij die de garantie heeft ontvangen zich bepaalde omstandigheden voordoen, bijvoorbeeld een bepaald risico of een onzekere gebeurtenis.
Verloop van de garantieverplichtingen
Beleidsartikelen
Stand per 31-12-2019
In 2020 aangegaan +
Bijstellingen -/-
Uitgaven -/-
Stand per 31-12-2020
11. Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens
329.853
91.691
35.399
686
385.459
12. Natuur en biodiversiteit
327.501
0
22.190
0
305.311
Totaal
657.354
91.691
57.589
686
690.770
Balanspost 14
Andere verplichtingen
904.880
Het gaat hier om financiële verplichtingen ten opzichte van een wederpartij die op een later moment tot betaling zal leiden. Indien de wederpartij alle gestelde voorwaarden nakomt zal de verplichting volledig tot betaling komen.
Verloop van de andere verplichtingen
Beleidsartikelen
Stand per 31-12-2019
In 2020 aangegaan +
Bijstellingen -/-
Uitgaven -/-
Stand per 31-12-2020
11. Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens
264.741
1.463.182
5.131
1.086.183
636.609
12. Natuur en biodiversiteit
116.911
636.389
1.160
539.411
212.729
50. Apparaat LNV
0
149.717
0
149.717
0
Buiten begrotingsverband
36.484
759.672
6.807
733.807
55.542
Totaal
418.136
3.008.960
13.098
2.509.118
904.880
Voor het verantwoorden van de verplichtingen van apparaatsuitgaven op artikel 50 in bovenstaande tabel wordt het principe verplichtingen is gelijk aan kas toegepast. Het verplichtingensaldo wordt gelijk gesteld aan het uitgavensaldo waardoor er per saldo op 31 december geen openstaande verplichtingen worden verantwoord.
Niet uit de balans blijkende bestuurlijke verplichtingen
Niet uit de saldibalans blijkende bestuurlijke verplichtingen zijn onder meer bestuursovereenkomsten of bestuursconvenanten die afgesloten worden tussen het Rijk en derden, bijvoorbeeld decentrale overheden, functionele overheden of belangenorganisaties. Dergelijke bestuurlijke verplichtingen worden alleen voor het deel waarvoor een juridische verplichting is aangegaan opgenomen in de saldibalans. Tot het moment waarop een juridische verplichting wordt aangegaan, zijn deze bestuurlijke verplichtingen nog niet administratief vastgelegd. Interne procedures borgen dat de financiële gevolgen bekend zijn voordat een bestuurlijke overeenkomst wordt ondertekend. De uitgaven die het gevolg zijn van deze bestuurlijke verplichtingen kunnen op dat moment worden geraamd, en afhankelijk van het bedrag, toegelicht bij het betreffende begrotingsartikel en in kamerbrieven over het betreffende onderwerp. Op deze wijze wordt geborgd dat de financiële gevolgen van bestuurlijke afspraken niet alleen beleidsmatig, maar ook budgettair, door de Tweede Kamer kunnen worden geautoriseerd, ook al vindt de vastlegging van de verplichting pas op een later moment plaats.
Regio Deals, Klimaatakkoord en Noordzee Akkoord
Regio Deals richten zich op een integrale aanpak van meervoudige regionale opgaven en brede welvaart. Zo zijn door het kabinet verschillende Regio Deals gesloten en in uitvoering genomen. Daarnaast komen ook verplichtingen voor uit het Klimaatakkoord (inclusief Urgenda) en het Noordzeeakkoord. Deze toezeggingen zullen in de komende jaren, waar relevant, in de financiële administratie worden vastgelegd.
Convenant financiering bestrijding besmettelijke dierziekten
In dit kader is ook het «Convenant financiering bestrijding besmettelijke dierziekten 2020–2024» relevant. Hierin zijn plafondbedragen afgesproken tot waaraan een sector bijdraagt aan de preventie- en bestrijdingskosten van dierziekten. De bestrijdings- en preventiekosten die uitstijgen boven deze plafondbedragen worden gedragen door de overheid. Omdat er in het convenant geen maximale bijdrage voor de overheid is afgesproken, kan er geen totaalbedrag genoemd worden voor deze niet uit de balans blijkende verplichtingen.
11. WNT-verantwoording 2020 Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
De Wet normering topinkomens (WNT) bepaalt dat de bezoldiging en eventuele ontslaguitkeringen van topfunctionarissen in de publieke en semi-publieke sector op naamsniveau vermeld moeten worden in het financieel jaarverslag. Deze publicatieplicht geldt tevens voor topfunctionarissen die bij een WNT-instelling geen - al dan niet fictieve - dienstbetrekking hebben of hadden. Daarnaast moeten van niet-topfunctionarissen de bezoldiging (zonder naamsvermelding) gepubliceerd worden indien deze het wettelijk maximum te boven gaan. Niet-topfunctionarissen zonder dienstverband vallen echter buiten de reikwijdte van de wet.
Voor dit departement heeft de publicatieplicht betrekking op onderstaande functionarissen. De bezoldigingsgegevens van de leden van de Top Management Groep zijn opgenomen in het jaarverslag van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het algemeen bezoldigingsmaximum bedraagt in 2020 €201.000.
WNT-verantwoording 2020 Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit - Bezoldiging van topfunctionarissen
Naam instelling
Naam functionaris
Functie
Datum aanvang dienstverband (indien van toepassing)
Datum einde dienstverband (indien van toepassing)
Dienst verband in FTE (+ tussen haakjes omvang in 2019)
Op externe inhuurbasis (nee; < = 12 kalendermaanden > 12 kalender-mnd)
Beloning plus onkostenvergoedingen (belast)
Voorzieningen t.b.v. beloningen betaalbaar op termijn (+ tussen haakjes bedrag in 2019)
Totale bezoldiging in 2020 (+ tussen haakjes bedrag in 2019)
Individueel toepasselijk bezoldigingsmaximum
Motivering overschrijding (indien van toepassing)
Centrale Commissie Dierproeven
Blaauboer, B.
vice-voorzitter
0,11 (0,11)
nee
12.092 (11.779)
12.092 (11.779)
22.110
Centrale Commissie Dierproeven
Hellebrekers, L.J.
voorzitter
0,22 (0,22)
nee
26.368 (25.508)
26.368 (25.508)
44.220
Centrale Commissie Dierproeven
Klatter, F.A.
lid
0,11 (0,11)
nee
12.949 (11.697)
12.949 (11.697)
22.110
Centrale Commissie Dierproeven
Stassen, E.N.
lid
0,11 (0,11)
nee
12.092 (11.697)
12.092 (11.697)
22.110
Centrale Commissie Dierproeven
Veld, M. ter
lid
0,11 (0,11)
nee
12.433 (12.118)
12.433 (12.118)
22.110
Grondkamer Noord
Berg, R.
lid
0,07 (0,07)
nee
6.160 (4.232)
6.160 (4.232)
14.070
Grondkamer Noord
Burgsteden, A.G. van
lid
0,07 (0,07)
nee
2.398 (3.247)
2.398 (3.247)
14.070
Grondkamer Noord
T.K. Hoogslag
voorzitter
0,29 (0,29)
nee
30.159 (27.877)
5.164 (4.853)
35.323 (32.730)
58.290
Grondkamer Noord
Idsardi J
lid
0,07 (0,07)
nee
5.785 (4.961)
5.785 (4.961)
14.070
Grondkamer Noord
Keurentjes, F.A.M.
lid
0,07 (0,07)
nee
3.271 (4.979)
3.271 (4.979)
14.070
Grondkamer Noord
Kraak, D
lid
0,07 (0,07)
nee
3.802 (4.165)
3.802 (4.165)
14.070
Grondkamer Noord
Panman R.G
lid
0,07 (0,07)
nee
5.234 (5.359)
5.234 (5.359)
14.070
Grondkamer Noordwest
Bakker. R
lid
0,07 (0,07)
nee
10.901 (7.202)
10.901 (7.202)
14.070
Grondkamer Noordwest
Giesen, S.H.
lid
0,07 (0,07)
nee
11.229 (12.231)
11.229 (12.231)
14.070
Grondkamer Noordwest
Jaarsveld, J.M.
voorzitter
0,29 (0,29)
nee
30.159 (27.877)
5.164 (4.853)
35.323 (32.730)
58.290
Grondkamer Noordwest
Knook, N.G.
lid
0,07 (0,07)
nee
5.960 (9.232)
5.960 (9.232)
14.070
Grondkamer Noordwest
Schaik, G.M. van[1]
lid
0,07 (-)
nee
7.371 (-)
7.371 (-)
14.070
Grondkamer Noordwest
Wassenaar, N.C.
lid
0,07 (0,07)
nee
5.506 (7.128)
5.506 (7.128)
14.070
Grondkamer Noordwest
Willemink, J.H.
lid
0,07 (0,07)
nee
4.798 (6.359)
4.798 (6.359)
14.070
Grondkamer Oost
Aalberts W.J
lid
0,07 (0,07)
nee
8.497 (11.421)
8.497 (11.421)
14.070
Grondkamer Oost
Bouman, H.B.
lid
0,07 (0,07)
nee
7.379 (13.244)
7.379 (13.244)
14.070
Grondkamer Oost
Daalen, J.K.B. van
voorzitter
0,29 (0,29)
nee
30.159 (27.877)
5.164 (4.853)
35.323 (32.730)
58.290
Grondkamer Oost
Doeschot, B.E.G. ten
lid
0,07 (0,07)
nee
10.166 (2.106)
10.166 (2.106)
14.070
Grondkamer Oost
Geene, A.G.R.C.
lid
0,07 (0,07)
nee
10.924 (1.944)
10.924 (1.944)
14.070
Grondkamer Zuid
Coppens, C.A.A.
lid
0,07 (0,07)
nee
10.809 (11.111)
10.809 (11.111)
14.070
Grondkamer Zuid
Drummen, D.P.M.
lid
0,07 (0,07)
nee
7.983 (6.723)
7.983 (6.723)
14.070
Grondkamer Zuid
Ham, J.P.M. van der
voorzitter
0,29 (0,29)
nee
30.159 (27.877)
5.164 (4.853)
35.323 (32.730)
58.290
Grondkamer Zuid
Helvoort, P.J.T.E. van1
lid
0,07 (-)
nee
11.500 (-)
11500 (-)
14.070
Grondkamer Zuid
Janssen, H.G.J.M.
lid
0,07 (0,07)
nee
7.811 (11.390)
7.811 (11.390)
14.070
Grondkamer Zuid
Kakkenberg, M.1
lid
0,07 (-)
nee
7.607 (-)
7.607 (-)
14.070
Grondkamer Zuidwest
Bassa, D.
lid
0,07 (0,07)
nee
3.071 (6.075)
3071 (6.075)
14.070
Grondkamer Zuidwest
Eijk, P.J. van der
lid
0.07 (0,07)
nee
2.849 (5.380)
2.849 (5.380)
14.070
Grondkamer Zuidwest
Habben Jansen, C
lid
0.07 (0,07)
nee
3.071 (9.356)
3.071 (9.356)
14.070
Grondkamer Zuidwest
Kubber, F. de
lid
0,07 (0,07)
nee
4.252 (7.607)
4.252 (7.607)
14.070
Grondkamer Zuidwest
Oostdam J.J.H.
lid
0,07 (0,07)
nee
5.384 (7.493)
5.384 (7.493)
14.070
Grondkamer Zuidwest
Witsiers, H.A.
voorzitter
0,29 (0,29)
nee
30.159 (27.877)
5.164 (4.853)
35.323 (32.730)
58.290
Kamer voor de binnenvisserij
Bartelse, L.W.
voorzitter
0,29 (0,29)
nee
30,719 (27.877)
5.164 (4.853)
35.883 (32.730)
58.290
Kamer voor de binnenvisserij
Gils, W.M.A. van**
lid
‒ 0,07
nee
(2795)
(2795)
14070
Kamer voor de binnenvisserij
Hoetmer, R.**
lid
‒ 0,07
nee
(3962)
(3962)
14.070
Kamer voor de binnenvisserij
Holtman, H.J**
lid
09-03-2020
‒ 0,07
nee
(2.511)
(2.511)
2.614
Kamer voor de binnenvisserij
Janssen, J.
lid
0,07 (0,07)
nee
7.811 (11.390)
7.811 (11.390)
14.070
Kamer voor de binnenvisserij
Lok, S.**
lid
‒ 0,07
nee
(2.631)
(2.631)
14.070
Kamer voor de binnenvisserij
Michielsen, A.F.M.**
lid
‒ 0,07
nee
(2.552)
(2.552)
14.070
Kamer voor de binnenvisserij
Veenman, R.1
lid
0,07 (-)
nee
1.888 (-)
1.888 (-)
14.070
Kamer voor de binnenvisserij
Wit, A. de
lid
0,07 (-)
nee
2.684 (-)
2.684 (-)
14.070
Grondkamer Noord, Zuid en Zuidwest, (plv.) Oost en Kamer voor de binnenvisserij
Lubbers, C.M.
secretaris
1.00 (1,00)
nee
90.048 ( 83.687)
15.083 (14.209)
105.131 (97.896)
201.000
Kamer voor de binnenvisserij, Grondkamer Noordwest, Oost
Mul, A.
secretaris
1.00 (1,00)
nee
73.718 (62.977)
11.851 (11.075)
85.569 (74.052)
201.000
Raad voor Plantenrassen
Bartelink, H.H. **
lid
Raad voor Plantenrassen
Dons, J.J.M.1
lid
0,1 (-)
nee
1.969 (-)
1.969 (-)
20.100
Raad voor Plantenrassen
Groenewoud, C.J.A.
secretaris
1,00 (0,975)
nee
86.997 (77.092)
18.580 (16.920)
105.576 (94.012)
201.000
Raad voor Plantenrassen
Haar, H. van de1
lid
0,1 (-)
nee
1.843 (-)
1.843 (-)
20.100
Raad voor Plantenrassen
Kasse, D.1
lid
0,1 (-)
nee
1.955 (-)
1.955 (-)
20.100
Raad voor Plantenrassen
Keijzer, P
lid
0,10 (-)
nee
1.866 (-)
1.866 (-)
20.100
Raad voor Plantenrassen
Meijerink, G.A.A.M.
lid
0,10 (0,10)
nee
1.969 (1.709)
1.969 (1.709)
20.100
Raad voor Plantenrassen
Pinxterhuis, B. **
lid
Raad voor Plantenrassen
Visser, R.G.F.**
lid
Raad voor Plantenrassen
Vloten- Doting, L. van
voorzitter
0,17 (0,17)
nee
18.614 (17.723)
18.614 (17.723)
33.366
Raad voor Plantenrassen
Willems, A.J.H.**
lid
Raad voor Plantenrassen
Winden, C.M.M. van
vice-voorzitter
0.10 (0,10)
nee
1.955 (3.612)
1.955 (3.612)
20.100
1. Bezoldiging in 2019 was lager dan 1700.
**Betreft topfunctionarissen met een bezoldiging van € 1.700 of minder.
Er zijn geen uitkeringen geweest wegens beëindiging dienstverband aan topfunctionarissen met of zonder dienstbetrekking alsmede degenen die op grond van hun voormalige functie nog 4 jaar als topfunctionaris worden aangemerkt. Er zijn in 2020 geen leidinggevende topfunctionarissen die op grond van de WNT in verband met de cumulatie van dienstbetrekkingen dienen te worden gerapporteerd. Naast de hierboven vermelde functionarissen zijn er geen overige functionarissen die in 2020 een bezoldiging boven het toepasselijke WNT-maximum hebben ontvangen. Er zijn in 2020 geen ontslaguitkeringen betaald die op grond van de WNT dienen te worden gerapporteerd.
D. JAARVERSLAG DIERGEZONDHEIDSFONDS (F)
12. Beleidsverslag Diergezondheidsfonds
Beleidsartikel 01 Bewaking en bestrijding van dierziekten en voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen
Algemene doelstelling
Bewaking en bestrijding van ernstige infectieuze dierziekten en/of zoönosen en verminderen van welzijnsproblemen.
Het Diergezondheidsfond (DGF) is opgericht in 1998. De directe aanleiding was een grote en kostbare uitbraak van klassieke varkenspest in 1997. Vanuit het DGF betalen de landbouwsectoren, het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, en de Europese Unie mee aan het vroegtijdig detecteren en effectief bestrijden van ernstige infectieuze dierziekten en/of zoönosen.
Nederland is door de Europese Unie officieel vrij verklaard van bepaalde dierziekten. Deze vrij-status wordt gehandhaafd door uitvoering van monitoringsprogramma’s en wordt bewaakt door een meldplicht voor verdachte situaties zoals verhoogde sterfte of verminderde productie. Als een bestrijdingsplichtige ziekte wordt aangetoond, moet een effectieve bestrijding voorkomen dat de ziekte verder verspreid. Uit het DGF worden de kosten betaald voor monitoring en bewaking (bewaking dierziekten), crisisparaatheid (voorzieningen), diagnostiek van verdachte dieren (verdenkingen), bestrijding van de ziekte (bestrijding). Ook de kosten voor onderzoek naar onbekende of niet-endemische dierziekten (de basismonitoring) en de kosten voor het monitoren van het antibioticagebruik in de veehouderij door de autoriteit Diergeneesmiddelen (SDa) worden betaald uit het DGF.
Rol en verantwoordelijkheid
De bepalingen rond het Diergezondheidsfonds zijn vastgelegd in de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en vanaf 21 april 2021 in en op basis van de Wet Dieren.
De Minister van LNV is verantwoordelijk voor:
• Bewaking van dierziekten: het tijdig signaleren en afhandelen van verdenkingen en besmettingen van bepaalde dierziekten door monitoring en bewaking.
• Bestrijding van dierziekten die op basis van wetgeving verplicht moeten worden bestreden .
• Bestrijding van dierziekten die in verband met bescherming van de volksgezondheid moeten worden bestreden en
• De welzijnsaspecten bij de bestrijding (indirect).
• Crisisparaatheid: effectieve en doelmatige crisisorganisatie bij dierziektenuitbraken.
Telkens na een uitbraak van een besmettelijke dierziekte vindt een evaluatie plaats op alle onderdelen van bestrijdingsmaatregelen, welzijnsmaatregelen en de crisisorganisatie.
Beleidsconclusies
Beleidsconclusies op het terrein van het diergezondheid worden opgenomen onder artikel 11 «Een weerbaar, veerkrachtig en veilig agro-, voedsel- en visserijsysteem». Ook de evaluatie van het beleid dat aan de basis ligt van het Diergezondheidsfonds (DGF), is weergegeven in de evaluatiebijlage onder artikel 11.
Ontvangsten DGF
In het Convenant Financiering bestrijding besmettelijke dierziekten (2020-2024) zijn afspraken gemaakt over de verdeling van de kosten van het DGF tussen betrokken sectoren en de overheid. De jaarlijkse kosten voor bewaking dierziekten, basismonitoring, voorzieningen worden in principe 50/50 gefinancierd door overheid en sector. Uitzonderingen daarop zijn ziekten waarvoor de sector zelf een monitoringsprogramma heeft geïnitieerd en die volledig door de sector worden gedragen. De kosten voor de Autoriteit Diergeneesmiddelen worden betaald door de overheid (50%), veehouders (40%) en dierenartsen1 (10%). De kosten voor incidentele uitgaven (verdenkingen en bestrijding) worden betaald door de betreffende sectoren. De totale sectorbijdrage is gemaximaliseerd. Boven deze zogenoemde plafondbedragen draagt de overheid de resterende kosten. De hoogte van de plafondbedragen zijn vastgelegd in het Besluit diergezondheidsheffing. De hoogte van de deelplafonds zijn afgesproken in het convenant.
Deelplafondbedragen per sector (bedragen in € en percentage van deelplafond)
Deelplafond voor 5-jaarlijkse kosten
Uitgaven aan 5-jaarlijkse
kosten (2020)
Deelplafond voor bestrijdingskosten (incl. verdenkingen)
Uitgaven aan bestrijdingskosten (2020)
Rundveesector
€34.220.000
€5.208.761 (15%)
€9.000.000
€99.946 (1%)
Varkenssector
€16.947.300
€3.164.660 (19%)
AVP
€22.000.000
€10.871 (0%)
Overige dierziekten
€19.000.000
€40.883 (0%)
Schapen- en geitensector
-
€490.000
€42.723 (9%)
Schapensector
€4.699.860
€741.780 (16%)
Geitensector
€3.905.580
€749.793 (19%)
Pluimveesector
€46.000.000
€6.427.886 (14%)
NCD
€2.000.000
€0 (0%)
Overige dierziekten
€30.000.000
€4.028.422 (13%)
tabel: deelplafondbedragen (2020-2024) en uitgaven in 2020 binnen deze deelplafonds. Boven deze plafondbedragen draagt de overheid de resterende kosten. De vermelde uitgaven in deze tabel zijn ook opgenomen percentage ten opzichte van de deelplafondbedragen.
De overheid draagt 100% van bestrijdingskosten kosten voor dieren in dierentuinen, huishoudens en in het wild levende dieren, de kosten van toezicht en opsporing door de NVWA, kosten voor douane en handhaving van de openbare orde. Waar mogelijk, op basis van Europese verordeningen, zullen de kosten van dierziektebestrijding bij de EU worden gedeclareerd (ontvangsten van EU).
Uitgaven DGF 2020
De uitgaven uit het DGF waren in 2020 in lijn met de begroting. Uitzonderingen waren de uitbraken van COVID-19 bij nertsen, de uitbraak van vogelgriep onder pluimvee en de wijziging van beleid bij de verdenkingen en bestrijding van zoönotische Salmonella.
COVID-19 bij nertsen
In april 2020 werd SARS-CoV-2 (COVID-19) vastgesteld bij nertsen op een nertsenbedrijf, een nieuwe (anthropo-)zoönose. Hierop volgden een meld- en aangifteplicht en moesten nertsenhouders alle kadavers (tot een maximum van 50 per week) van natuurlijk gestorven nertsen inzenden voor onderzoek (early warning). Daarnaast werd op alle Nederlandse nertsenbedrijven bloedonderzoek gedaan (screening). Nadat bleek dat de ziekte van nerts op mens overdraagbaar is, werd de ziekte bij nertsen bestrijdingsplichtig. Tussen 6 juni en 21 november werden de nertsen op 70 (van de 126) Nederlandse nertsenbedrijven om die reden gedood en vernietigd.
De kosten voor onderzoek, ruimingen en tegemoetkoming in schade worden geraamd op €68,636 miljoen waarvan €62,173 miljoen ten laste komen voor het DGF in 2020. Het overige bedrag komt waarschijnlijk ten laste van het DGF 2021. Omdat het een nieuwe ziekte betreft en voor nertsen geen diergezondheidsheffing werd geheven, komen de kosten voor rekening van de rijksoverheid. Hoewel de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren de mogelijkheid biedt om de kosten (deels) te verhalen op de sector, is hier vanwege het houdverbod per 8 januari 2021 en de daarmee gepaard gaande stoppersregeling niet voor gekozen.
Vogelgriep
Eind oktober 2020 werd hoog pathogene vogelgriep (HPAI, H5N8) aangetroffen op een pluimveebedrijf. Op dat moment gold al een ophokplicht (professionele pluimveehouders) en een afschermplicht (hobbymatig gehouden pluimvee) omdat het vogelgriepvirus al was vastgesteld bij wilde vogels . Pluimveehouders moeten direct een melding doen bij elke verhoogde sterfte. Tot het eind van 2020 worden de kippen, eenden, kalkoenen of andere vogels op 12 verschillende locaties in Nederland gedood en gedestrueerd, waaronder besmette dieren van twee hobbyhouders en een bedrijf in de 1 km zone rond een besmet bedrijf. Vijfentwintig bedrijven in de 3 kilometer zone rond een besmet bedrijf worden onderzocht op vogelgriep en negatief bevonden. De kosten voor bevestigingsdiagnostiek (verdenkingen) en ruimingen (inclusief tegemoetkoming in schade) bedragen € 2,849 miljoen en komen grotendeels ten laste van de sectorbijdrage aan het DGF. De bestrijdingskosten voor de bestrijding van vogelgriep bij hobbymatig gehouden vogels komen ten laste van de overheidsbijdrage aan het DGF. Deze uitbraak zal ook gevolgen hebben voor de DGF uitgaven in 2021.
Zoönotische Salmonella
Een positieve test bij de dierziektemonitoring, wordt normaal gevolgd door een confirmatietest (verdenking) alvorens er een besluit wordt genomen over de bestrijding van de ziekte. Hierdoor worden onnodige ruimingen voorkomen. Deze procedure volgde Nederland ook bij het salmonella-programma bij pluimvee. In 2020 geeft de Europese Unie aan dat de monitoringstest doorslaggevend moet zijn in de salmonella bestrijding. Hierop is de Nederlandse procedure aangepast. Dit heeft geleid tot lagere verdenkingskosten (-€0,242 miljoen) en hogere bestrijdingskosten (+€1,055 miljoen) in 2020 ten opzichte van de begroting. Monitoring en bestrijding van zoönotische Salmonella worden betaald uit de sectorbijdrage aan het DGF en gesubsidieerd door de EU.
Saldo DGF
Het saldo van het Diergezondheidsfonds bestaat deels uit de wettelijk vastgelegde crisisreserves die voor de sectoren varken, schaap, geit en pluimvee zijn vastgelegd. Verder bestaat het saldo uit werkkapitaal waaruit de lopende kosten voor bewaking, voorzieningen, verdenkingen en bestrijding worden betaald. Voor het overige betreft het EU-gelden die nog met de sectoren worden verrekend. Via het saldo kunnen genoemde gelden jaar op jaar worden meegenomen. Het beginsaldo is de resultante van het beginsaldo van het vorig jaar en het saldo van specifieke uitgaven en ontvangsten in dat jaar.
Budgettaire gevolgen van beleid Diergezondheidsfonds (bedragen x € 1.000)
Realisatie
Vastgestelde begroting
Verschil
2016
2017
2018
2019
2020
2020
2020
VERPLICHTINGEN
31.558
38.600
32.997
63.156
93.698
36.357
57.341
UITGAVEN
31.558
38.600
31.584
63.156
93.698
36.357
57.341
Beginsaldo
13.360
11.696
19.396
n.v.t.
n.v.t.
Correctie beginsaldo
344
Programma-uitgaven
31.558
38.600
31.584
30.401
93.698
33.594
60.104
Opdrachten
31.558
38.600
31.584
30.401
93.698
33.594
60.104
1. Bewaking van dierziekten
19.162
20.255
19.416
19.436
17.067
19.847
‒ 2.780
2. Bestrijding van dierziekten
11.866
15.088
9.972
8.521
73.785
10.987
62.798
3. Voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen
0
0
4. Overig
530
3.257
2.196
2.444
2.846
2.760
86
5. DGF-saldo *
25.866
n.v.t.
2.763
6. Crisisreserve **
6.889
n.v.t.
ONTVANGSTEN
29.894
45.957
35.305
63.156
142.911
36.357
106.554
Ontvangsten van LNV (voorheen EZ)
12.253
21.263
4.387
4.287
82.321
10.387
71.934
Ontvangsten van EU
4.134
5.076
566
5.205
2.509
3.910
‒ 1.401
Ontvangsten van sector
8.315
19.618
30.352
23.658
16.808
14.300
2.508
Ontvangsten van sector
5.192
Bijdrage sector crisisreserve
6.889
8.352
7.760
592
Ontvangsten saldo DGF ***
23.117
32.921
32.921
Eindsaldo
11696
19396
23117
n.v.t.
*De uitgavenpost DGF-saldo wordt m.i.v. 2020 niet meer opgenomen. In samenhang hiermee is deze uitgavenpost saldo DGF-saldo ad € 2,763 mln. in 2020 bij 4e ISB 2020 teruggebracht tot nul (Kst. 35 539, nr. 2). De post ontvangsten saldo DGF (inclusief crisisreserve) blijft wel gehandhaafd.
**De uitgavenpost crisisreserve wordt m.i.v. 2020 niet meer opgenomen onder de uitgaven. De post ontvangsten saldo DGF (inclusief crisisreserve) blijft wel gehandhaafd.
***De realisatie ontvangsten saldo DGF is inclusief correctie op de ontvangsten saldo DGF ad € 166.000,- die in de saldibalans nader is toegelicht onder 2b.
Crisisreserve
In de Gezondheids- en welzijnswet voor Dieren is vastgelegd dat er in het DGF een reserve moet worden aangelegd. De hoogte van deze crisisreserve is vastgelegd in het Besluit Diergezondheidsheffing. De crisisreserve wordt aangesproken voor kosten van bestrijding, voor zover die niet is meegenomen in de begroting. De crisisreserve is sectorspecifiek en wordt niet gebruikt voor betaling van tekorten in andere sectoren. De crisisreserve voor de rundveesector wordt beheerd door vereniging ZuivelNL en de Stichting Brancheorganisatie Kalversector (SBK). De crisisreserve voor de ziekte van Aujeszky wordt beheerd door de Producentenorganisatie Varkenshouderij (POV).
In 2020 is een deel van de opgebouwde crisisreserve bij pluimvee ingezet voor de uitgaven die voortkwamen uit de bestrijding van de hoog pathogene aviaire influenza.
Crisisreserve in het DGF (bedragen x €1.000)
Afgesproken crisisreserve
Crisisreserve op 31-12-2020
Runderen
€ 1.800
1
Varkens
€7.400
€ 8.949
Kippen, kalkoenen, eenden en broedeieren
€ 7.423
€ 3.526
Schapen en geiten
€ 98
€ 117
Totaal
€16.721
€ 12.592
X Noot
1
De rundveesector beheert zijn eigen crisisreserve.
Toelichting op de uitgaven
Bewaking van dierziekten
Streefwaarden
Behoud van de huidige, officieel door de EU en door de Wereldorganisatie voor diergezondheid (OIE) verleende, status vrij te zijn van een aantal dierziekten.
Beleidsinstrumenten
De EU en OIE verlenen onder voorwaarden aan lidstaten officiële erkenningen voor het vrij zijn van besmettelijke dierziekten. Deze erkende statussen «vrij van dierziekten» of «verwaarloosbaar risico» worden bewaakt door laboratoriumonderzoek op basis van bewakings- en monitoringsprogramma’s. Naast deze monitoring op basis van internationale regelgeving, heeft Nederland ook een nationale monitoring zoals op de zoönose Q-koorts. Deelname aan monitoring is verplicht voor alle professionele dierhouders.
De basismonitoring kent een vrijwillige basis en wordt uitgevoerd door de Gezondheidsdienst voor Dieren. Dit programma is bedoeld om niet-endemische, nieuwe, onbekende of opkomende ziekten tijdig op te sporen en trends in de diergezondheid te volgen. Het programma bestaat onder andere uit laboratoriumonderzoek, postmortaal onderzoek, een telefonische helpdesk, bedrijfsbezoek en monitoring van data uit slachthuizen.
Tevens is er een bewakingsprogramma voor ziekten bij in het wild levende dieren. Zo wordt een deel van de gedode wilde zwijnen onderzocht op klassieke varkenspest (KVP), Afrikaanse varkenspest (AVP) en Ziekte van Aujeszky (ZvA) en worden wilde vogels onderzocht op vogelgriep.
De kosten voor bewaking van dierziekten vallen onder het deelplafond voor 5-jaarlijkse kosten.
Realisatie bewaking van dierziekten (bedragen x € 1.000)
Bewaking van dierziekten
Begroot
Realisatie
Verschil
Basismonitoring
8.044
8.515
471
Q-koorts
540
657
117
KVP (varkens, wilde zwijnen)
431
482
51
HPAI (eenmalige programma's)
nvt
18
18
Leukose
316
321
5
Blauwtong (rund, schaap, geit)
74
43
‒ 31
TSE (schaap, geit)
180
149
‒ 31
AI (pluimvee)
98
64
‒ 34
Brucella melitensis (schaap, geit)
450
400
‒ 50
AI (wilde vogels)
80
28
‒ 52
BSE (rund)
2.360
2.176
‒ 184
Monitoring AI, NCD, Mycoplasma en niet-zoönotische Salmonella
2.024
1.819
‒ 205
en vogelgrieptesten (pluimvee)
Zoönotische Salmonella (pluimvee)
5.250
2.357
‒ 2.893
Overig
nvt
38
38
Totaal bewaking van dierziekten
19.847
17.067
‒ 2.780
Toelichting op realisatie bewaking dierziekten in 2020
In 2020 is €2,78 miljoen minder uitgegeven aan bewaking van dierziekten dan begroot. Dit heeft vooral een organisatorische en/of administratieve oorzaak. Voor de monitoring van zoönotische Salmonella is in de realisatie alleen de nationale bijdrage gerapporteerd. In de begroting was de EU-bijdrage nog wel meegenomen. De vaccinatieregeling voor zoönotische Salmonellose is veranderd, maar de overgangsregeling heeft vertraging opgelopen. De daarvoor begrote uitgaven worden in 2021 gerealiseerd. Voor programma's voor BSE, TSE, AI, NCD, Mycoplasma en niet-zoönotische Salmonella en de vogelgrieptesten zijn in 2020 niet alle facturen ontvangen en betaald. Ook deze kosten zullen terugkomen in het DGF-jaarverslag van 2021.
De realisatie van de basismonitoring is hoger uitgevallen omdat de toegekende subsidie hoger is dan de daarvoor in de begroting opgenomen post.
2. Bestrijding van dierziekten
Streefwaarden
Zo snel en effectief mogelijk bestrijden van dierziekten.
Meldings- en aangifteplicht
In de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s zijn ziekten aangewezen die aangifteplichtig zijn. Als een veehouder of dierenarts dieren verdenkt van een aangifteplichtige ziekte, moet hij dit direct melden bij de NVWA. Ook een positieve test vanuit de bewaking moet direct worden gemeld bij de NVWA.
Verdenking en bestrijding
Nadat de NVWA een verdenking heeft ontvangen, gaat een deskundigenteam naar het betreffende bedrijf voor inspectie en monstername. Het monster wordt in het laboratorium van Wageningen Bioveterinary Research (WBVR) onderzocht. Deze High Containment Unit (HCU) is zodanig ontworpen dat ziekteverwekkers nooit kunnen ontsnappen naar de buitenwereld (biosafety level 4; BSL 4). Er wordt een vervoersverbod ingesteld. Bij een positieve uitslag worden ook buurt-/contactbedrijven en andere relevante bedrijven onderzocht.
Als een verdenking wordt bevestigd, wordt meteen gestart met bestrijding. Voor een deel van de ziekten betekent dit dat de dieren op besmette bedrijven en dieren die de ziekte kunnen verspreiden worden gedood en gedestrueerd. Geruimde bedrijven worden gereinigd en ontsmet. Dieren van nabijgelegen bedrijven die negatief getest zijn, kunnen in sommige gevallen worden gevaccineerd. Vertraging van de bestrijding kan leiden tot een toename in het aantal bedrijven dat besmet wordt en daarmee hogere kosten. Bestrijding vindt plaats volgens Europese bestrijdingsrichtlijnen welke verder zijn uitgewerkt in draaiboeken van de NVWA en het ministerie van LNV. De bestrijding wordt aangestuurd vanuit het ministerie. In de post bestrijding zijn zowel de kosten die nodig zijn om de ziekte te bestrijden opgenomen, als ook een tegemoetkoming in de schade aan de houder van de dieren.
De posten verdenking en bestrijding vallen onder het deelplafond voor bestrijdingskosten. Uitzondering op deze regel is de post Brucellose (rund). Deze werd voorheen onder ‘verdenkingen’ geschaard, maar past feitelijk beter bij bewaking aangezien de runderen die verwerpen onderzocht worden om de vrijstatus van Nederland aan te tonen. Deze post is daarom ondergebracht bij het deelplafond voor 5-jaarlijkse kosten.
Voorzieningen
Om in tijden van een crisis direct te kunnen reageren, heeft het ministerie van LNV waakvlamcontracten afgesloten met bedrijven die apparatuur en mensen kunnen leveren die nodig zijn bij de bestrijding. Ook worden de kosten voor een calamiteitenreserve bij de destructor betaalt uit het DGF. Tevens zijn er vaccins op voorraad om de gevoelige dieren op nabijgelegen bedrijven van een besmet bedrijf te kunnen vaccineren tegen mond en klauwzeer (MKZ), klassieke varkenspest (KVP) en ziekte van Aujeszky (ZvA) (voorzieningen vaccinatie).
De post voorzieningen valt onder het deelplafond voor 5-jaarlijkse kosten.
Realisatie bestrijding van dierziekten 2020 (bedragen x € 1.000)
Bestrijding van dierziekten
Begroot
Realisatie
Verschil
Voorzieningen
HCU
600
1.452
852
Waakvlamcontracten
368
775
407
Voorziening vaccinatie ZvA, MKZ en KVP
1.883
2.226
343
Middelenbeheer
230
102
‒ 128
Calamiteitenreserve destructie
1.667
0
‒ 1.667
Subtotaal Voorzieningen
4.748
4.555
‒ 193
Verdenkingen
COVID-19 (nertsen)
0
988
988
Ziekte van Aujeszky (varken)
38
0
‒ 38
Salmonella verificatieonderzoek leg- en vermeerderingsbedrijven
450
208
‒ 242
Diagnostiek verdenkingen
270
0
‒ 270
AI (pluimvee)
479
200
‒ 279
Brucellose1
1.405
1.053
‒ 352
Overig
477
231
‒ 246
Subtotaal Verdenkingen
3.119
2.680
‒ 439
Bestrijding
COVID-19 (nertsen)
0
61.185
61.185
HPAI (pluimvee)
0
2.599
2.599
LPAI (pluimvee)
0
50
50
Zoönotische Salmonella[1] (pluimvee)
1.600
2.656
1.056
Mycoplasma Gallisepticum (pluimvee)
250
0
‒ 250
Overig
1.270
60
‒ 1.210
Subtotaal Bestrijding
3.120
66.550
63.430
Totaal
10.987
73.785
62.798
X Noot
1
Realisatie Brucellose rund is € 1,020 mln.; de resterende € 33.000,- is voor andere diersoorten
Toelichting op realisatie bestrijding van dierziekten in 2020
Bestrijdingskosten kunnen per jaar sterk verschillen. De grootste bestrijdingspost in 2020 werd gevormd door de bestrijding van COVID-19 bij nertsen (meer dan €61 miljoen), een tot 2020 onbekende (anthropo-)zoönose. Tevens werd de pluimveesector getroffen door vogelgriep (meer dan €2,6 miljoen). Een derde grote bestrijdingspost werd gevormd door de bestrijding van zoönotische Salmonella bij leg- en vermeerderingsbedrijven. Op aangeven van de EU wordt sinds 2020 de bestrijding van zoönotische Salmonella bij pluimvee geïnitieerd op basis van de uitslag van de monitoring (€1 miljoen extra bestrijdingskosten) en niet meer op basis van een confirmatietest (€ 0,242 miljoen minder verdenkingskosten).
Verdenkingen
Ook het aantal verdenkingen kan per jaar sterk variëren. Het aantal dieren/bedrijven waarbij een verdenkingsonderzoek is gedaan, vindt u in de volgende tabel. De COVID-19 diagnostiek bij nertsen veroorzaakt de grootste kostenstijging (bijna € 1 miljoen). De kosten voor verdenkingen Brucellose rund zijn lager dan begroot, maar in lijn met de uitgaven in voorgaande jaren. De kosten voor de diagnostiek verdenkingen is €0,- omdat deze kosten met ingang van 2019 direct worden toegerekend aan de verschillende dierziekten.
Voorzieningen
De sectorbijdrage voor de HCU is conform de afspraken in het convenant met € 0,852 miljoenverhoogd ten opzichte van het vorige convenant. Hierdoor is de rijksbijdrage aan de HCU gedaald. De rijksbijdrage aan de HCU is opgenomen in het jaarverslag van het ministerie van LNV en niet in het jaarverslag van het DGF. In 2020 zijn geen betalingen gedaan voor de calamiteitenreserve destructie omdat de onderhandelingen over een nieuw contract, dat in 2020 had moeten ingaan, nog niet zijn afgerond. De uitgaven voor deze post zullen doorschuiven naar 2021. Onder de post waakvlam contracten vallen vele kleine contracten. Veel nieuw afgesloten contracten zijn hoger uitgevallen dan begroot. De grootste verhoging in deze post in die voor nieuwe dodingsapparatuur voor varkens (+€ 0,220 miljoen).
Toezicht en opsporing door de NVWA
Onderstaand overzicht geeft het aantal dierziektenverdenkingen weer die gemeld zijn bij het Nederlands Veterinair Incident- en Crisiscentrum (NVIC) van de NVWA. In de kolom Totaal staan het totaal aantal meldingen. De NVWA kan besluiten dat er naar aanleiding van de melding geen verdere actie nodig is (kolom Geen actie). In de kolommen Positief, Negatief en Volgt staan het aantal casussen waarbij laboratoriumonderzoek is gedaan en waarbij de ziekte is aangetoond (Positief), niet is aangetoond (Negatief) of waarbij de uitslag bij het samenstellen van dit verslag nog niet bekend was (Volgt). De kosten van dit onderzoek zijn opgenomen als verdenkingen in de tabel Realisatie bestrijding van dierziekten.
Aangifteplicht dierziekten
Diersoort
Casussoort
Totaal
Positief
Negatief
Volgt
Geen actie
Pluimvee en vogels wild
Aviaire Influenza
324
69
144
0
111
Pluimvee
Salmonella (zoönotisch)
188
126
34
0
28
Pluimvee en siervogels
New Castle Disease
8
0
8
0
0
Pluimvee
Mycoplasma Gallisepticum
3
0
3
0
0
Pluimvee
Salmonella (niet-zoönotisch)
2
0
1
0
1
Runderen en herten
Brucellose Abortus Bang
74
0
70
0
4
Runderen, schapen en alpaca
Bluetongue
32
0
16
0
16
Runderen, schapen en geiten
Brucellose Melitensis
20
0
20
0
0
Runderen
Leucose
19
0
18
0
1
Runderen
Miltvuur
5
0
5
0
0
Runderen
Mond- en Klauwzeer
1
0
1
0
0
Runderen
Bovine Spongieuze Encephalopathie
1
0
1
0
0
Runderen
Mycoplasma Mycoides Mycoides (CBPP)
1
0
1
0
0
Varkens
Brucellose Suis
34
0
34
0
0
Varkens en wilde zwijnen
Afrikaanse en klassieke Varkenspest
22
0
17
0
5
Varkens
Aujeszky
2
0
2
0
0
Varkens
Swine Vesiculair Disease
5
0
2
0
3
Papegaaien
Psittacose Dier
38
25
11
0
2
Honden
Brucellose Canis
19
9
6
1
3
Hond, kat, rund, aap, walibi en eekhoorn
Tuberculose
18
0
16
0
2
Honden, katten en vossen
Rabies Zoogdier (geen contact humaan)
16
0
8
0
8
Vleermuizen
Rabies Vleermuis (geen contact humaan)
6
3
1
0
2
Hazen
Tularemie
7
3
2
0
2
Bijen
Amerikaans Vuilbroed
1
0
0
0
1
Subtotaal
846
235
421
1
189
Zoönose/ bronopsporing
Diersoort
Casussoort
Totaal
Positief
Negatief
Volgt
Geen actie
Cavia, duif, kip, vogels en vogels wild
Psittacose Humaan
99
17
21
0
61
Hond, paard en rund
Salmonellose
63
54
0
0
9
Vleermuizen
Rabies Vleermuis (contact humaan)
17
2
6
0
9
Honden en katten
Rabies Zoogdier (contact humaan)
9
0
0
0
9
Hond, rat, zeehond en rund
Leptospirose
12
5
0
1
6
Honden, katten en runderen
Campylobacter
8
7
1
0
0
rund, schaap en vleesmuis
Yersiniose
4
3
0
0
1
Cavia's
Chlamydia Caviae
2
0
0
2
0
Honden en katten
Toxoplasmose
3
3
0
0
0
Runderen
Listeriose
3
3
0
0
0
Muizen en ratten
Hantavirus
3
1
0
0
2
Varkens
Erysipelothrix rhusiopathiae Suis
3
0
0
0
3
Schapen
Q-Koorts Humaan
3
0
0
0
3
Schapen
Chlamydia Abortus
1
0
0
0
1
Honden
Corynebacterium Ulcerans
1
0
0
0
1
Varkens
Trichinellose
1
0
1
0
0
Subtotaal
232
95
29
3
105
Paardenziekten
Diersoort
Casussoort
Totaal
Positief
Negatief
Volgt
Geen actie
Paarden
Equine Infectieuze Anemie
2
0
0
0
2
Paarden
West Nile Virus (Paard)
2
0
2
0
0
Paarden
Equine Virale Arteritis
1
0
0
0
1
Paarden
Dourine
1
0
1
0
0
Subtotaal
6
0
3
0
3
Overige gemelde dierziekten
Diersoort
Casussoort
Totaal
Positief
Negatief
Volgt
Geen actie
Fret, hond, kat, kip, konijn, marter, nerts, rund en das
Covid-19
169
71
76
0
22
Vogels wild
Botulisme
3
0
0
0
3
Subtotaal
172
71
76
0
25
Visziekten
Diersoort
Casussoort
Totaal
Positief
Negatief
Volgt
Geen actie
Vissen
Koi Herpes Virus
1
0
0
0
1
Subtotaal
1
0
0
0
1
Screening Aviaire Influenza
Diersoort
Casussoort
Totaal
Positief
Negatief
Volgt
Geen actie
Pluimvee
3km screening H5N8
28
0
24
0
4
Subtotaal
28
0
24
0
4
Totaal casussen
Diersoort
Casussoort
Totaal
Positief
Negatief
Volgt
Geen actie
Totaal
Totaal Casussen (incl. Tabel 6)
1285
401
553
4
327
3. Voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen
Streefwaarden
Beperken van de welzijnsproblemen bij dieren in geval van een dierziekte uitbraak.
Bij uitbraken van wettelijk te bestrijden dierziekten neemt de minister van LNV maatregelen. Zo kan een vervoersverbod/-beperking worden ingesteld. Hierdoor kunnen veehouders te maken krijgen met capaciteitsproblemen (te veel of te grote dieren op een te klein oppervlak) die kunnen leiden tot welzijns- (stress, agressiviteit) en gezondheidsproblemen.
Veehouders dienen voorbereidingen te treffen voor noodopvang. De NVWA en de Welzijnscommissie Dierziekten zien toe op dierenwelzijn tijdens de bestrijding van dierziekten. De Welzijnscommissie Dierziekten informeert de minister over de eventuele gevolgen voor het dierenwelzijn die zich als gevolg van de ruimingsactiviteiten voordoen en adviseert zo nodig de minister over mogelijkheden om het welzijn van de betrokken dieren te verbeteren. Indien de uitbraak lang duurt en er ondanks de maatregelen van de veehouder welzijnsproblemen ontstaan, wordt gekeken of het verantwoord is dieren op gecontroleerde wijze af te voeren.
In de periode juni 2020 tot en met december 2020 zijn diverse nertsen- en pluimveebedrijven bezocht op het moment dat ruimingsactiviteiten plaatsvonden. Tijdens deze ruimingen zijn geen onvolkomenheden of vermijdbaar ongerief vastgesteld. Er waren in 2020 geen uitgaven die samenhingen met welzijnsbevorderende maatregelen bij dierziekte uitbraken.
4. Overig
Onder de post Overig vallen de uitgaven voor de Autoriteit Diergeneesmiddelen (SDa), de uitvoeringskosten van RVO en een post overig voor de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD). De uitvoeringskosten RVO waren in 2020 €1,949 miljoen en kwamen daarmee €0,3 miljoen hoger dan begroot. Deze stijging is vooral veroorzaakt door de toename van het aantal bezwaarschriften (wijziging heffingsstructuur voor pluimvee). De uitgaven voor de SDa waren € 0,184 miljoen in 2020. De uitgaven zijn daarmee € 0,2 miljoen lager dan begroot. De uitgaven in 2020 voor de ophaaldienst, opleidingsplan en consignatiedienst van de Gezondheidsdienst bedroegen € 0,713 miljoen.
Toelichting op de ontvangsten.
De geraamde ontvangsten zijn uitgesplitst in ontvangsten van EU, sector en een bijdrage van de sector voor de crisisreserve. Daarnaast worden op de post ontvangsten saldo DGF de ontvangsten geboekt als gevolg van het toevoegen van het eindsaldo van het vorige jaar aan het volgende begrotingsjaar. De in het voorjaar 2020 ontvangen € 32,755 miljoen is op deze post geboekt.
Ontvangsten sectoren en LNV in 2020 (x € 1.000)
Runderen
Varkens
Schaap/geit
Pluimvee
LNV
Totaal
Ontvangsten mbt uitgaven
514
2.679
1.776
11.105
82.321
98.395
Crisisreserve
0
4.282
60
4.010
0
8.352
Verrekening voorfinanciering door LNV
0
0
62
588
0
650
Subtotaal
514
6.961
1.898
15.703
82.321
107.397
Toegerekende EU ontvangsten
272
0
21
1.777
439
2.509
Overige ontvangsten
13
7
0
67
‒ 3
84
Subtotaal
285
7
21
1.844
436
2.593
Totaal ontvangen in 2020
799
6.968
1.919
17.547
82.757
109.990
De heffingen bij de verschillende sectoren worden geïnd voor de uitgaven over het voorgaande jaar. Een deel van de pluimveehouders betaalt de diergezondheidsheffing gedurende het lopende jaar. De rundersector betaalde tot 2020 de kosten van het DGF uit de reserves van het voormalig productschap Zuivel (in beheer bij ZuivelNL). In 2020 heeft ZuivelNL een eindafrekening ontvangen. Met ingang van 2021 gaan de runder- en kalversector een jaarlijkse DGF heffing betalen voor de uitgaven in 2020.
Naast de heffingen zijn er ook nog andere ontvangsten geweest binnen het DGF. In bovenstaande tabel zijn deze apart inzichtelijk gemaakt. De EU ontvangsten hebben betrekking op het TSE monitoringsprogramma, het salmonella programma en monitoringsprogramma op AI. De opgenomen ontvangsten zijn lager dan was begroot. De (verwachte) EU bijdrage voor de salmonella vaccinatieregeling wordt apart - buiten begrotingsverband - vastgelegd en is daardoor niet zichtbaar in zowel de uitgaven als de ontvangsten.
De overige ontvangsten worden gevormd door een positieve eindafrekening van de SDa over 2019. Daarnaast ontvangt de pluimveesector een bijdrage van de eierverwerkende industrie voor de verkoop van met salmonella besmette eieren.
Sinds 1 januari 2018 worden binnen het DGF crisisreserves aangelegd. De ontvangsten voor deze post worden bepaald door de hoogte van aangelegde crisisreserve (zie tabel 3). De verrekening voorfinanciering door LNV betreft betalingen die niet in de aangewezen heffingsperiode geïnd konden worden, maar pas in 2020 zijn geïnd. De rijksbijdrage aan het DGF was begroot op € 10,387 miljoen. Door de COVID-19 uitbraak onder nertsen is de rijksbijdrage fors hoger uitgevallen (€ 82,321 miljoen). Hiervan is € 10,491 miljoen voor de reguliere uitgaven binnen het DGF. De overige € 71,830 miljoen is voor de uitgaven gerelateerd aan de COVID-19 uitbraak onder nertsen. Een deel van deze ontvangsten is om de resterende uitgaven in het eerste kwartaal van 2021 te dekken.
13. Bedrijfsvoeringsparagraaf Diergezondheidsfonds
In de bedrijfsvoeringparagraaf (BVP) wordt verslag gedaan van relevante aandachtspunten in de bedrijfsvoering. De informatie opgenomen in de BVP is tot stand gekomen vanuit het departementale management control systeem en informatie uit audits van de Auditdienst Rijk (ADR). Deze bedrijfsvoeringparagraaf omvat drie onderdelen:
1. uitzonderingsrapportage voor: (a) rechtmatigheid, (b) totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie, (c) financieel en materieel beheer en (d) overige aspecten van de bedrijfsvoering,
2. rijksbrede bedrijfsvoeringonderwerpen en
3. belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering.
1. uitzonderingsrapportage voor drie onderdelen
a. Rechtmatigheid
Vanuit de bij LNV bekende informatie zijn er geen fouten in de rechtmatigheid van de verantwoordingsinformatie die gerapporteerd moeten worden.
b. Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie
Vanuit de bij LNV bekende informatie zijn er geen tekortkomingen in de totstandkoming van niet-financiële verantwoordingsinformatie die gerapporteerd moeten worden.
c. Begrotingsbeheer, Financieel beheer en de materieel bedrijfsvoering
In 2020 zijn de eerder ingezette verbeteringen op het gebied van financieel beheer gecontinueerd. Zo werd op 1 januari 2020 een nieuw administratieprogramma in gebruik genomen dat aansluit op het bestaande applicatielandschap van RVO. Hierdoor is er een automatische koppeling ontstaan tussen opgelegde heffingen, betalingen en het administratieprogramma. Ook werden in 2020 de eerder ingezette verbeteracties voor het juist en volledig opleggen van heffingen afgerond. Tenslotte werd, naar aanleiding van de jaarlijkse audit, gestart aan een proces dat moet leiden tot een beter inzicht in, en vastlegging van, de aangegane verplichtingen. Dit proces wordt in 2021 afgerond
d. Overige aspecten van de bedrijfsvoering
2. rijksbrede bedrijfsvoeringonderwerpen en
3. belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering.
Voor de andere onderdelen uit paragraaf 1 en de paragrafen 2 en 3 wordt verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf van het moederdepartement.
14. Jaarrekening Diergezondheidsfonds
Jaarrekening Diergezondheidsfonds (bedragen x € 1.000,-)
(1) Vastgestelde begroting
(2) Realisatie
(3) Verschil realisatie en vastgestelde begroting
Omschrijving
Verplichtingen
Uitgaven
Ontvangsten
Verplichtingen
Uitgaven
Ontvangsten
Verplichtingen
Uitgaven
Ontvangsten
Art 1. Bewaking en bestrijding van dierziekten en voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen
33.594
33.594
33.594
93.698
93.698
109.990
‒ 60.104
‒ 60.104
‒ 76.396
Subtotaal
33.594
33.594
33.594
93.698
93.698
109.990
‒ 60.104
‒ 60.104
‒ 76.396
Voordelig eindsaldo t/m 2019
32.755
32.755
Correctie eindsaldo 2019
166
166
Subtotaal
142.911
142.911
Opgebouwde crisisreserve t/m 2020
‒ 12.592
‒ 12.592
Voordelig eindsaldo t/m 2020
‒ 36.621
‒ 36.621
Totaal
33.594
33.594
36.357
93.698
93.698
93.698
‒ 60.104
‒ 60.104
‒ 60.104
15. Saldibalans Diergezondheidsfonds
Saldibalans Diergezondheidsfonds
Activa
Passiva
Bedragen x € 1.000
31-12-2020
31-12-2019
31-12-2020
31-12-2019
Intra-comptabele posten
1)
Uitgaven ten laste van de begroting
93.698
30.401
2)
Ontvangsten ten gunste van de begroting
109.990
40.205
2a.
Saldo uitgaven / middelen voorgaande dienstjaren
32.755
23.117
2b.
Correctie saldo uitgaven / middelen voorgaande dienstjaren
166
3)
Liquide middelen
4)
Rekening courant Rijkshoofdboekhouding
47.692
32.921
4a)
Rekening courant Rijkshoofdboekhouding
5)
Rekening courant RHB Begrotingsreserve
5a)
Begrotingsreserves
6)
Vorderingen buiten begrotingsverband
1.537
7)
Schulden buiten begrotingsverband
16
8)
Kas-transverschillen
Subtotaal intra-comptabel
142.927
63.322
Subtotaal intra-comptabel
142.927
63.322
Extra-comptabele posten
9)
Openstaande rechten
9a)
Tegenrekening openstaande rechten
10)
Vorderingen
7.364
8.342
10a)
Tegenrekening vorderingen
7.364
8.342
11a)
Tegenrekeningschulden
11)
Schulden
12)
Voorschotten
15.003
7.496
12a)
Tegenrekening voorschotten
15.003
7.496
13a)
Tegenrekening garantieverplichtingen
167.747
80.166
13)
Garantieverplichtingen
167.747
80.166
14a)
Tegenrekening andere verplichtingen
14)
Andere verplichtingen
15)
Deelnemingen
15a)
Tegenrekening deelnemingen
Subtotaal extra-comptabel
190.114
96.004
Subtotaal extra-comptabel
190.114
96.004
Overall Totaal
333.041
159.326
Overall Totaal
333.041
159.326
Toelichting op de saldibalans
Balanspost 1. Uitgaven ten laste van de begroting
De op deze post verantwoorde uitgaven komen overeen met de uitgaven overgenomen in de verantwoordingsstaat, onderdeel uitgaven en verplichtingen over het jaar 2020.
Balanspost 2. Ontvangsten ten gunste van de begroting
De op deze post verantwoorde inkomsten bevatten de inkomsten overgenomen in de verantwoordingsstaat, onderdeel ontvangsten en verplichtingen over het jaar 2020.
Balanspost 2a. Saldo uitgaven / middelen voorgaande dienstjaren
Deze post komt overeen met het voordelig eindsaldo 2020.
Balanspost 2b. Correctie saldo uitgaven / middelen voorgaande dienstjaren
Eind 2019 is bij de jaarafsluiting een verschil ontstaan van € 166.000,- op de ontvangsten tussen de saldibalans en voorgaande tabellen. Dit heeft geleid tot een afwijkend berekend eindsaldo saldo 2019 in het jaarverslag en de administratie. Met deze correctieboeking sluit de verantwoorde stand in het jaarverslag en de stand in de administratie weer op elkaar aan.
Balanspost 4. Rekening–courant Rijkshoofdboekhouding
Deze post geeft het tegoed weer dat het DGF heeft bij het Ministerie van Financiën.
Het saldo RHB sluit aan op de saldobiljet RHB.
Balanspost 10 en 10a. Vorderingen en Tegenrekeningen vorderingen
Deze posten betreffen de openstaande vorderingen die het DGF per 31-12-2020 nog moet innen.
Balanspost 12. Voorschotten
Zie verklarende tabel hieronder:
Afwikkeling voorschotten :
– Openstaande voorschotten per 01-01-2020: € 7,496 mln.
– Opgeboekte voorschotten in 2020: € 15,003 mln.
– Afgewikkelde voorschotten in 2020: -/-€ 7,496 mln.
– Openstaande voorschotten per 31-12-2020: € 15,003 mln.
Balanspost 12a. Tegenrekening voorschotten
De post tegenrekening voorschotten betreft het saldo van de tegenrekening van de rekening voorschotten per 31 december 2020.
Balanspost 13. Garantieverplichtingen
De resterende garantieverplichting per 31 december 2020 is als volgt opgebouwd:
Uitgangsbedragen volgens convenant (2020) : € 188,263 mln.
Toegerekende uitgaven cf convenant: -/- € 22.673 mln.
Toegerekende ontvangsten cf convenant: € 2.157 mln
Garantstelling per 31-12-2020: € 167,747 mln.
In het nieuwe convenant wordt geen indexatie meer toegepast.
Balanspost 13a. Tegenrekening garantieverplichtingen
De post tegenrekening garantieverplichtingen betreft het saldo van de tegenrekening van de rekening garantieverplichtingen per 31 december 2020.
Balanspost 14. Tegenrekening andere verplichtingen
Dit is de tegenrekening van post 14.a
Balanspost 14a. Andere verplichtingen
Voor 2019 zijn geen nieuwe andere verplichtingen opgenomen. Wel zijn er niet uit de balans blijkende verplichtingen. De belangrijkste worden hieronder toegelicht. Alle bedragen zijn inclusief BTW, met uitzondering van het subsidieprogramma van de Universiteit Utrecht.
– Gezondheidsdienst voor dieren:
• Subsidietoezegging Basismonitoring 2020 € 9.525.249. De resterende openstaande verplichting per 31-12-2020 bedraagt € 2.469.957.
• Coördinatie monitoring pluimvee t/m april 2021 € 1.450.423. De resterende openstaande verplichting per 31-12-2020 bedraagt € 453.257.
• Vogelgrieptesten 2020 € 918.680. De resterende openstaande verplichting per 31-12-2020 bedraagt € 179.078.
• Monitoringsprogramma tbv runderbrucellose 2020 € 913.715. De resterende openstaande verplichting bedraagt € 181.017.
– Universiteit Utrecht; 3 jarig subsidieprogramma tbv promotieonderzoek naar de effectiviteit van de basismonitoring, ingaande per 1 januari 2020. € 328.420. De resterende verplichting per 31-12-2020 bedraagt € 254.527.
– Voorziening ten behoeve van MKZ vaccins. Betreft een tweetal contracten met een totale waarde per 1 januari 2021 van € 1.331.000.
– Wageningen Bioveterinary Research (WBVR): ten behoeve van diagnostiek € 1.080.000, in het kader van het TSE/BSE monitoringsprogramma € 1.361.000.
E. BIJLAGEN
Bijlage 1: Toezichtrelaties rwt's en zbo's
Overzichtstabel inzake RWT’s en ZBO’s van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Bedragen x € 1.000).
Naam rwt/zbo
Begrote bijdrage moederdepartement aan rwt/zbo
Gerealiseerde bijdrage moederdepartement aan rwt/zbo
Begrote bijdrage overige departementen
Gerealiseerde bijdrage overige departementen
Bijzonderheden
Bureau Beheer Landbouwgronden/Commissie Beheer Landbouwgronden
Bedrag
nvt
nvt
nvt
nvt
Nee
Centrale Commissie Dierproeven
Bedrag
767
0
nvt
nvt
Ja
De bijdrage aan CCD is onderdeel van de bijdrage aan RVO.
College voor de toelating van gewasbeschermings-middelen en biociden
Bedrag
1.225
2.457
nvt
nvt
Ja
Alle bijdragen van andere departementen aan Ctgb worden budgettair overgeboekt naar LNV en door LNV toegekend.
Stichting Bureau Erkenningen
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
Grondkamers (5)
Bedrag
nvt
nvt
nvt
nvt
Ja
De bijdrage aan Grondkamers is onderdeel van de bijdrage aan RVO.
Kamer voor de Binnenvisserij
Bedrag
Nvt
nvt
nvt
nvt
Ja
De bijdrage aan Kabivi is onderdeel van de bijdrage aan RVO.
Raad voor Plantenrassen
Bedrag
814
1.511
nvt
nvt
Ja
De bijdrage aan de Raad is conform het advies van de Auditdienst Rijk uit 2017 op voldoende niveau teruggebracht (Kamerstuk 27428-352). Het betreft grotendeels programmagelden.
Rendac BV
Bedrag
nvt
nvt
nvt
nvt
Ja
Bijzonderheden: Rendac ontvangt vanuit het Diergezondheidsfonds een vergoeding voor het onderhouden van extra destructiecapaciteit voor het geval er een dierziekte uitbreekt.
Staatsbosbeheer
Bedrag
27.277
84.515
nvt
nvt
Ja
De gerealiseerde bijdrage betreft zowel bekostiging van programma als apparaat. De begrote bijdrage ziet enkel op bekostiging van apparaat.
Stichting Bloembollenkeuringsdienst
Bedrag
Nvt
nvt
nvt
nvt
Ja
Bijzonderheden: Rijksbekostiging door subsidiëring (titel 4.2 van de Awb) en valt niet onder de gehanteerde definitie voor.
«Bijdragen aan ZBO's/RWT's».
Stichting Centraal Orgaan Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel (COKZ)
Bedrag
465
Nvt
nvt
nvt
Ja
Bijzonderheden: Rijksbekostiging door subsidiëring (titel 4.2 van de Awb) en valt niet onder de gehanteerde definitie voor «Bijdragen aan ZBO's/RWT's».
Het begrote bedrag ziet nagenoeg alleen op een bedrag ter voorbereiding op Brexit.
Wageningen Research
Bedrag
162.718
214.843
nvt
nvt
Ja
Bijzonderheden: Alle bijdragen van andere departementen aan WR worden budgettair overgeboekt naar LNV en door LNV toegekend.
Stichting Skal
Bedrag
nvt
nvt
nvt
nvt
Ja
Bijzonderheden: Rijksbekostiging door subsidiëring (titel 4.2 van de Awb) en valt niet onder de gehanteerde definitie voor. «Bijdragen aan ZBO's/RWT's».
Stichting Kwaliteits-Controle-Bureau
Bedrag
2.797
Nvt
nvt
nvt
Ja
Bijzonderheden: Rijksbekostiging door subsidiëring (titel 4.2 van de Awb) en valt niet onder de gehanteerde definitie voor «Bijdragen aan ZBO's/RWT's».
Het begrote bedrag ziet nagenoeg alleen op een bedrag ter voorbereiding op Brexit.
Stichting Nederlandse Algemene Kwaliteitsdienst Tuinbouw
Bedrag
1.043
nvt
nvt
nvt
Ja
Bijzonderheden: Rijksbekostiging door subsidiëring (titel 4.2 van de Awb) en valt niet onder de gehanteerde definitie voor «Bijdragen aan ZBO's/RWT's».
Het begrote bedrag ziet nagenoeg alleen op een bedrag ter voorbereiding op Brexit
Stichting Nederlandse Algemene Keuringsdienst voor zaaizaad en pootgoed van landbouwgewassen
Bedrag
Nvt
nvt
nvt
nvt
Nee
Bijzonderheden: Rijksbekostiging door subsidiëring (titel 4.2 van de Awb) en valt niet onder de gehanteerde definitie voor «Bijdragen aan ZBO's/RWT's».
Bijlage 2: Afgerond evaluatie- en overig onderzoek
Artikel 11: Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens
Soort onderzoek
Titel/onderwerp
Vindplaats
Jaar van afronding
1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. Beleidsdoorlichtingen
Concurrerende, duurzame en veilige agro-, visserij- en voedselketens
Kamerstuk 31104, nr. 6
2019
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
Voedselagenda
2021
Garantieregeling Landbouw (GL)
Kamerstuk 35300 XIV, nr. 63
2019
Garantieregeling Landbouw/Vermogensversterkende kredieten (tussenevaluatie)
2022
Ondersteuning projecten biologische sector, met name via Bionext
Kamerstuk 35300, XIV, nr. 75
2020
Energiesubsidies glastuinbouw: Marktintroductie energie-innovaties (MEI) en Energie-efficiëntie en hernieuwbare energie glastuinbouw (EG) / Meerjarenafspraak Energietransitie Glastuinbouw (2014-2020) en Kas als Energiebron
Kamerstuk 32813 nr. 652
20201
Inbeslaggenomen goederen (IBG) en Landelijke inspectiedienst dierenbescherming (LID)
20212
Landelijk informatiecentrum Gezelschapsdieren (LICG)
2021
Stichting Zeldzame huisdieren
2021
Wet Dieren
Kamerstuk 28286 nr.1139
2020
Identificatie en registratie hond
2026
Subsidieregeling Instituten voor toegepast onderzoek (TO2-regeling)3
2022
Landbouwvrijstelling
2022
Energiebelasting verlaagd tarief glastuinbouw
2021
Beknopte* evaluatie Meststoffenwet4
20215
Evaluatie Meststoffenwet
Uiterlijk 2027
Voedingscentrum
Kamerstuk 35300, XIV, nr. 75
2020
Voedselzekerheid
Kamerstuk 34952, nr. 81
2019
Wet gewasbeschermingsmiddelen/ beleidsnota Gezonde Groei, Duurzame Oogst
Kamerstuk 27858, nr. 461
2019
Centrale commissie dierproeven
20216
Nationaal comité advies dierproevenbeleid
20212
Brede weersverzekering (incl. vrijstelling ASB)
2023
Midterm evaluatie Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) (2014–2020)
Kamerstuk 21 501-32, nr. 1190
2019
Raad voor Plantenrassen
2022
Ctgb
2022
Plantaardige en biologische keurings-diensten (NAK, Naktuinbouw, BKD, KCB, SKAL)
2022
Meerjarenafspraak Energietransitie Glastuinbouw 2014–2020
Kamerstuk 32813 nr. 652
2020
Tussenevaluatie Groenpact
2021
Programma DuurzaamDoor (incl. Jong Leren Eten)
2021
Fonds kleine Toepassingen
Kamerstuk 27858, nr. 523
2020
Slimmer Landgebruik
20217
Voedselverspilling
20218
Integrale aanpak methaan en ammoniak via het voer- en dierspoor
2025
Innovatie op het boerenerf
2023
Subsidieregeling sanering varkenshouderijen
20221
Subsidiemodules brongerichte verduurzaming van stallen
20241
Envelop Natuur- en Waterkwaliteit
Uiterlijk 20279
Brongerichte maatregelen: pilots en demo’s
2025
Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden
2023
Regeling kunstmestvervanging en mestverwerking
2025
Regeling waterbassins mest
2025
Bureau Erkenningen
2021
COKZ
20216
2.Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
GLB / NSP
202110
3. Overig onderzoek
Agentschapsdoorlichting NVWA
2023
Onderzoeksrapporten van de Auditdienst Rijk (ADR) over de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)
Kamerstuk 33835, nr. 118
2019
Onderzoek kostentoerekening en doelmatigheid NVWA
Kamerstuk 33835, nr. 160
2020
Energiebelasting verlaagd tarief glastuinbouw
202111
Vrijstelling overdrachtsbelasting cultuurgrond
202112
Verlaagd tarief sierteelt
In de periode 2023-202613
WOT genetische bronnen
202114
WOT Visserijonderzoek
2021
WOT Economische informatievoorziening
2021
WOT Voedselveiligheid
202114
WOT Besmettelijke dierziekten
202114
WOT Natuur en milieu
2022
X Noot
1
Deze evaluatie wordt betrokken bij de Rijksbrede integrale evaluatie van het klimaatbeleid in 2024.
X Noot
2
Deze beleidsevaluatie is vertraagd en wordt naar verwachting voor de zomer van 2021 afgerond.
X Noot
3
Subsidiëring van Wageningen Research loopt mee in de evaluatie subsidieregeling Instituten voor toegepast onderzoek (TO2- regeling). Zie hiervoor de EZK begroting.
X Noot
4
De kamer is in 2019 hierover geïnformeerd in Kamerstuk 33037, nr: 360.
X Noot
5
Volgend op de Nitraatrapportage welke in november 2020 is opgeleverd verschijnt in eerste helft 2021 de beknopte evaluatie Meststoffenwet die in jaarverslag 2021 zal worden opgenomen.
X Noot
6
Deze evaluatie is vertraagd en wordt naar verwachting in het eerste kwartaal van 2021 naar de Tweede Kamer verzonden.
X Noot
7
O.a. LULUCF (Land Use, Land-Use Change and Forestry) rapportages. Een mid-term evaluatie zal in 2021 plaatsvinden. Deze evaluatie wordt betrokken bij de Rijksbrede integrale evaluatie van het klimaatbeleid in 2024.
X Noot
8
Loopt mee in evaluatie van de Voedselagenda. Deze evaluatie wordt daarnaast, voor zover relevant, betrokken bij de Rijksbrede integrale evaluatie van het klimaatbeleid in 2024.
X Noot
9
Wordt aangesloten bij de evaluatie van de meststoffenwet
X Noot
10
Deze evaluatie wordt, voorzover relevant, betrokken bij de Rijksbrede integrale evaluatie van het klimaatbeleid in 2024.
X Noot
11
Is een onderdeel van de rijksbrede evaluatie fiscale regelingen energiebelasting.
X Noot
12
Deze specifieke vrijstelling OVB maakt onderdeel uit van de verkenning overdrachtsbelastingen. Deze verkenning is vertraagd en wordt in 2021 afgerond.
X Noot
13
Is onderdeel van de algehele evaluatie op BTW.
X Noot
14
De Tweede Kamer wordt voor de zomer van 2021 geïnformeerd over de uitkomsten van de WOT-evaluaties: besmettelijke dierziekten, voedselveiligheid en genetische bronnen.
Samenvatting afgeronde evaluaties 2020 Artikel 11
Ondersteuning projecten biologische sector, met name via Bionext
De evaluatie betreft de projecten die vanuit het artikelonderdeel ‘Ondersteuning projecten biologische sector’ zijn gefinancierd in de periode 2014-2018. Voor deze evaluatie is het gedifferentieerde evaluatieregime voor subsidies toegepast, dat vanaf 1 januari 2019 voor departementen geldt. De biologische sector heeft in verhouding tot de reguliere sector te maken met stringentere regels en biologische productiemethoden vereisen een andere vakkennis. Doel van het betreffende artikelonderdeel is dan ook om in brede zin de benodigde vakkennis binnen de biologische sector te bevorderen en (blijvende) omschakeling naar biologische landbouw te ondersteunen. Hiervoor is jaarlijks € 130.000,- beschikbaar. De evaluatie is gericht op de doeltreffendheid en effectiviteit, waarbij gekeken is naar de bijdrage van de projecten aan het doel van het begrotingsartikelonderdeel. Uit de evaluatie komt naar voren dat de alle uitgevoerde projecten ofwel gericht waren op kennisontwikkeling, kennisverspreiding of een combinatie ervan. De onderwerpen hebben een verdeling over de sector en gaan in op actuele maatschappelijke thema’s (bijv. volksgezondheid en dierenwelzijn). Met de inzet van een relatief beperkt instrument wordt een positieve bijdrage geleverd aan de (kennis) ontwikkeling van de biologische sector en worden omschakelaars gefaciliteerd. Een verbeterpunt is de blijvende ontsluiting van de resultaten van de uitgevoerde projecten voor ondernemers. Voor de toekomst kan nadrukkelijker worden aangesloten bij de doelstellingen van de LNV-visie: Waardevol en Verbonden (Kamerstuk 35000-XIV, nr. 5).
Energiesubsidies glastuinbouw: Marktintroductie energie-innovaties (MEI) en Energie-efficiëntie en hernieuwbare energie glastuinbouw (EG) en Kas als Energie Bron
De evaluatie van de Meerjarenafspraak Energietransitie Glastuinbouw (2014-2020) en de subsidieregelingen Energie-efficiëntie Glastuinbouw (EG) en Marktintroductie Energie-Innovaties (MEI) is op 18 december 2020 met de Tweede Kamer gedeeld (Kamerstuk 32813 nr. 652). In de evaluatie wordt geconcludeerd dat belangrijke stappen zijn gezet om de ambities van de Meerjarenafspraak en het CO2-convenant te realiseren. Het CO2-sectorsysteem werkt op dit moment echter niet optimaal, met name door vertraagde afhandeling van de verevening en gebrek aan individuele prikkels voor tuinders om maatregelen te treffen. De MEI en EG regelingen beogen de toepassing van energiebesparende technieken in de glastuinbouw te stimuleren. De MEI-regeling richt zich op innovaties en de EG-regeling op de bredere uitrol van bewezen technieken. Volgens de evaluatie zijn beide regelingen doeltreffend.
Wet Dieren
In de wet is bepaald dat de wet vijf jaar na inwerkingtreding wordt geëvalueerd om inzicht te bieden in de doeltreffendheid en de effecten van de wet in de praktijk. De minister van LNV heeft in november 2020 het evaluatierapport vergezeld met haar reactie op het rapport aan de Kamer gestuurd (TK 28286 nr.1139). Belangrijkste conclusies uit de evaluatie zijn:
• Wanneer de Wet in 2021 volledig inwerking is getreden, is er sprake van een integraal en samenhangend stelsel met overzichtelijke uitvoeringsregeling.
• Voor sommige diersoorten en diercategorieën worden meer regels gesteld dan voor andere.
• De open normen in de wet lijken onvoldoende handvatten te geven voor de handhaving.
De minister van LNV heeft in november 2020 het evaluatierapport vergezeld met haar reactie op het rapport aan de Kamer gestuurd (TK 28286 nr.1139). Daarbij heeft de minister onder andere aangegeven dat LNV en de NVWA een proces hebben opgesteld op lastig handhaafbare open normen nader in te vullen.
Voedingscentrum
In 2019 heeft een evaluatie plaatsgevonden van de taken die het Voedingscentrum heeft uitgevoerd over de periode van 2013 t/m 2018. Het doel van de evaluatie was om het achterhalen of het Voedingscentrum de beschikbare gestelde LNV middelen doeltreffend en doelmatig heeft ingezet en of het Voedingscentrum de meest geschikte uitvoerder hiervoor is. De evaluatie geeft hierop een positief antwoord. Daarnaast worden in de evaluatie nog specifieke aanbevelingen aan LNV en het Voedingscentrum gedaan. Het evaluatierapport is op 2 juni 2020 naar de Tweede Kamer gestuurd.
Fonds kleine toepassingen
Het vierde Fonds Kleine Toepassingen is geëvalueerd over 2015 t/m 2019 (Kamerstuk 27858, nr. 523). Uit de evaluatie is gebleken dat de financiële ondersteuning heeft geleid tot uitbreidingen van toelatingen van gewasbeschermingsmiddelen, maar geen bijdrage aan de toelating van biologische bestrijders. De organisatie – bestuur, toekenningscommissie en secretariaat – heeft voldoende efficiënt gefunctioneerd. De problematiek van de kleine toepassingen is echter niet verminderd. Er zijn naast financiële belemmeringen ook andere belemmeringen voor kleine toepassingen, zoals het niet hernieuwen van de goedkeuring van werkzame stoffen op Europees niveau en verschillen in definities van kleine toepassingen in de verschillende lidstaten. Een eventueel nieuw fonds moet aansluiten bij de Toekomstvisie gewasbescherming 2030, de doelgroep van het fonds actief benaderen en naast de reeds betrokken partijen moeten ook andere partijen worden betrokken. De conclusies en aanbevelingen worden meegenomen in de opzet van een nieuw fonds.
Onderzoek kostentoerekening en doelmatigheid NVWA
Bij de aanbieding van de ADR-rapporten (Kamerstuk 33858, nr. 118) is aangegeven dat deze rapporten nog niet voldoende helderheid gaven op alle vragen van de Tweede Kamer en de minister van LNV. Op basis hiervan is er een vervolgonderzoek ingesteld. Op 26 mei 2020 is het rapport `kostentoerekening en doelmatigheid NVWA´ aan de Tweede Kamer aangeboden. De aanbevelingen dragen bij aan het inzichtelijker en transparanter maken van de kostentoerekening van de NVWA en aan het optimaliseren van het retributiestelsel. Daarnaastis duidelijk in kaart gebracht welke kosten doorberekend mogen worden en welke prikkels ingezet kunnen worden om de efficiënte te verhogen. Tot slot, onderstreept het ook het belang om in goed dialoog te blijven met het bedrijfsleven. Daartoe is onder voorzitterschap van de eigenaar (SG LNV) een strategische NVWA-tafel vormgegeven. Aan deze tafel zitten deelnemers vanuit zowel de overheid als het bedrijfsleven.
Artikel 12: Natuur en biodiversiteit
Soort onderzoek
Titel/onderwerp
Vindplaats
Jaar van afronding
1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. Beleidsdoorlichtingen
Natuur, biodiversiteit en gebiedsgericht werken
2021
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
Natuurbeleids- en koraal actieplan Caribisch Nederland 2020–2030
2025
Programma natuurlijk ondernemen (waaronder Subsidieregeling innovatieve projecten biodiversiteit)
Kamerstuk 33576, nr. 166
2019
Evaluatie Natuurpact/Natuurvisie
Kamerstuk 33576, nr. 200)
2020
Evaluatie collectief stelsel Agrarisch natuur en landschapsbeheer (ANLb)
20211
Regio Envelop
2023
Beleidsevaluatie Programma aanpak Stikstof (PAS) en evaluatie Wetstraject PAS
Kamerstuk 2020, nr. Z18692
2020
Evaluatie implementatie exotenverordening
2021
Programma naar een Rijke Waddenzee
2022
Evaluatie faunabeheer
2021
Beheerautoriteit Waddenzee
2023
Impuls natuurherstelmaatregelen
2023
Programma Natuur
*
Bossenstrategie
*
Opkoop rondom Natura 2000-gebieden
20212
Convenant visserij in beschermde gebieden
20213
EU gemeenschappelijk visserijbeleid
2022
Noordzeeakkoord
2023
IBP Vitaal Platteland
2021
Veenweiden
20232
3. Overig onderzoek
Vrijstelling vergoeding bos- en natuurbeheer
In de periode 2023- 20264
Vrijstelling bos- en natuurterreinen box 3
In de periode 2023- 2026
Bosbouwvrijstelling
In de periode 2023-2026
Vrijstelling overdrachtsbelasting natuurgrond
20215
Vrijstelling overdrachtsbelasting Bureau Beheer Landbouwgronden
20215
Vrijstelling overdrachtsbelasting inrichting landelijk gebied
20215
Natuurschoonwet
20336
Balans van de Leefomgeving (PBL)
Kamerstuk 31253, nr. 33
2020
Voortgangsrapportage Natuurpact (Jaarlijks)
Kamerstuk 33576, nr. 200
2020 (zesde voortgangsrapportage)
Natura 2000 Doelendocument
Kamerstuk 33576, nr. 189
2020
X Noot
1
De voorziene oplevering van de evaluatie is als gevolg van Corona een aantal maanden vertraagd waardoor de oplevering gepland is in maart 2021.
X Noot
2
Deze evaluatie wordt betrokken bij de Rijksbrede integrale evaluatie van het klimaatbeleid in 2024.
X Noot
3
Het evaluatierapport wordt met een appreciatie samen met het Toekomstperspectief Garnalenvisserij naar de Tweede Kamer gestuurd.
X Noot
4
De drie specifieke vrijstellingen overdrachtsbelasting(OVB) maken onderdeel uit van de evaluatie van de overdrachtsbelasting. Deze wordt momenteel door het ministerie van Financiën uitgevoerd. Deze evaluatie wordt afgerond in 2020.
X Noot
5
Deze specifieke vrijstelling OVB maakt onderdeel uit van de verkenning overdrachtsbelastingen. Deze verkenning is vertraagd en wordt in 2021 afgerond.
X Noot
6
De wijzigingen in de natuurschoonwet zijn pas volledig van kracht na de overgangsperiode van 10 jaar en dat is in 2031. De evaluatie vindt 2 jaar later plaats.
Samenvatting afgeronde evaluaties 2020 Artikel 12
Evaluatie Natuurpact/natuurvisie
In het Natuurpact (2013) is de afspraak opgenomen dat Rijk (LNV) en provincies om de drie jaar de uitvoering van het Natuurpact laten evalueren door het PBL. De tweede evaluatierapportage kijkt terug naar de resultaten van het provinciale natuurbeleid in de afgelopen jaren (vanaf 2011). De centrale vraag van de tweede evaluatie is in hoeverre de provincies met hun beleidsstrategieën de drie hoofdambities dichterbij hebben gebracht en wat de provincies hierbij leren. Hoewel de stikstofcrisis geen onderdeel uitmaakt van de evaluatie is de gewijzigde context wel door het PBL in de evaluatie betrokken. De tweede evaluatie is in 2020 opgeleverd. PBL concludeert dat de afronding van het natuurnetwerk in 2027 zonder wijzigingen lastig wordt aangezien het tempo van de uitbreiding vertraagt. Belangrijke oorzaak is dat de laatste stukken grond lastig te verwerven zijn. Met betrekking tot de biodiversiteit is de conclusie dat de herstelmaatregelen tot een significant positief effect leiden bij natte ecosystemen. Bij droge ecosystemen is er minder resultaat omdat het effect van de maatregelen nog te kleinschalig en te versnipperd is. Het lukt de provincies de laatste jaren om meer burgers en maatschappelijke partijen te betrekken bij natuur. De betrokkenheid is echter nog vooral kleinschalig. PBL stelt vast dat de veranderende context (stikstofcrisis, corona) de urgentie voor natuurherstel bevestigt.
Beleidsevaluatie Programma aanpak Stikstof (PAS) en evaluatie Wetstraject PAS
De kabinetsreactie op het rapport is gegeven in de Kamerbrief van 13 oktober 2020 (Kamerstuk 35334, nr. 133). Belangrijke conclusie in het rapport is dat het PAS niet effectief is geweest. Het PAS beoogde economische ontwikkeling samen te laten gaan met het op termijn realiseren van de doelen voor de Natura 2000-gebieden. De conclusie luidt dat de daling van de stikstofdepositie als gevolg van ammoniakemissiereductie niet is gerealiseerd, waardoor de instandhoudingsdoelen van de Natura 2000-gebieden onverminderd onder druk staan. Tegelijkertijd concluderen de onderzoekers dat het PAS ook goede elementen bevatte. Onderdelen van het PAS hebben volgens de onderzoekers goed gefunctioneerd en kunnen meerwaarde hebben bij het ontwikkelen van nieuw stikstofbeleid. De minister onderschrijft in de Kamerbrief de conclusies uit het rapport en neemt de aanbevelingen mee in de uitwerking van de structurele aanpak van de stikstofproblematiek.
Voortgangsrapportage Natuurpact (Zesde voortgangsrapportage)
Jaarlijks stellen provincies en LNV gezamenlijk een Voortgangsrapportage Natuur (VRN) op. De VRN 2019 beschrijft de natuurkwaliteit, de realisatie van het Natuur Netwerk Nederland (NNN) en de belangrijkste ontwikkelingen van beleid en uitvoering in 2019, en geeft een doorkijk naar 2020. De jaarlijkse rapportage door de provincies is afgesproken in het Natuurpact van 2013. Sinds 2018 rapporteren provincies en LNV gezamenlijk. Eind oktober is de rapportage over 2019 naar de Eerste en Tweede Kamer verzonden. Provincies geven daarin onder meer de nieuwe cijfers over de voortgang van verwerving, inrichting en beheer van het NNN. In 2019 is 2.727 ha ingericht en er resteert nu nog een opgave van 38.530 ha. Dit betekent dat er een versnelling nodig is om de afgesproken 80.000 ha in 2027 te kunnen halen.
Natura 2000 Doelendocument
Natura 2000 is opgericht om de achteruitgang van de biodiversiteit in Europa te stoppen. Via Natura 2000 wordt invulling gegeven aan de gebiedsbescherming van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Het Natura 2000-doelendocument beschrijft de gehanteerde systematiek voor de instandhoudingsdoelen. Deze systematiek is geëvalueerd aan de hand van onder meer de uitkomsten van de Europese fitnescheck (2015/2016) en de ervaringen die zijn opgedaan met de instandhoudingsdoelen sinds 2006. Dit heeft geleid tot een adviesrapport actualisatie Natura 2000 doelensysteem dat in 2020 naar de Kamer is gestuurd (Kamerbrief 17 april 2020). De adviezen uit dit rapport worden opgepakt in de vervolgfasen van de actualisatie Natura 2000. Hierbij worden ook de bevindingen uit de onderzoeken Natura 2000 (kamerbrief 13 oktober 2020) betrokken.
Bijlage 3: Inhuur externen
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Verslagjaar 2020
Programma- en apparaatskosten
1. Interim-management
2.857
2. Organisatie- en Formatieadvies
476
3. Beleidsadvies
1.443
4. Communicatieadvisering
2.367
Beleidsgevoelig (som 1 t/m 4)
7.142
5. Juridisch Advies
3.327
6. Advisering opdrachtgevers automatisering
13.948
7. Accountancy, financiën en administratieve organisatie
1.525
(Beleids)ondersteunend (som 5 t/m 7)
18.800
8. Uitzendkrachten (formatie & piek)
5.193
Ondersteuning bedrijfsvoering
5.193
Totaal uitgaven inhuur externen
31.136
Het kabinet hanteert, naar aanleiding van de motie Roemer, een norm voor externe inhuur van 10% van de personeelskosten. Het inhuurpercentage voor LNV (kerndepartement) komt over 2020 uit op 8,85%. De inhuur van de NVWA is 9,07% en hiermee blijft de NVWA onder de norm van 10% voor externe inhuur. Het inhuurpercentage van de totale personeelskosten is 9%.
Inhuur externen buiten raamovereenkomsten
Er zijn geen gevallen bekend waarvan buiten de raamovereenkomsten om externe krachten zijn ingehuurd boven het voor de organisaties van het rijk afgesproken maximumuurtarief van € 225 (exclusief BTW).
Bijlage 4: Focusonderwerp 2020, naleving CW 3.1
Inleiding: CW 3.1. als focusonderwerp 2020
In Artikel 3.1. van de Comptabiliteitswet (CW 3.1) is opgenomen dat voorstellen, voornemens en toezeggingen een toelichting moeten bevatten waarin wordt ingegaan op:
a. de doelstellingen, de doeltreffendheid en de doelmatigheid die worden nagestreefd;
b. de beleidsinstrumenten die worden ingezet;
c. de financiële gevolgen voor het Rijk en, waar mogelijk, de financiële gevolgen voor maatschappelijke sectoren.
Bij voorstellen die tot een substantiële beleidswijziging leiden dient ook een evaluatieparagraaf opgenomen te worden (aangenomen motie Weyenberg en Dijkgraaf: Kamerstuk 34 725, nr. 8). Vakministers zijn verantwoordelijk voor de naleving. Deze elementen behoren terug te komen in kamerbrieven waarin beleidsvoorstellen met financiële impact worden toegelicht.
In de verantwoording over 2020 is artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet (CW3.1) het focusonderwerp. Ten behoeve van dit focusonderwerp is deze bijlage ingericht.
Tabel 2 Overzichtstabel voorstellen naleving CW 3.1
Focusonderwerp CW3.1
Naam voorstel
Veenplan
Bijlage onderbouwing en evaluatie Veenplan 1e fase
Innovatie op het boerenerf
Bijlage onderbouwing en evaluatie Innovatie op het Boerenerf
Uitvoeringsprogramma toekomstvisie Gewasbescherming 2030
Bijlage onderbouwing en evaluatie Toekomstvisie Gewasbescherming 2030
Gerichte opkoop
Bijlage onderbouwing en evaluatie Gerichte Opkoop
Pilot Natuurbank
Bijlage onderbouwing en evaluatie Pilot natuurbank
Wijziging wet verbod pelsdierhouderij
Bijlage onderbouwing en evaluatie nadeelcompensatie vervroegde beeindiging van de pelsdierhouderij
Omschakelprogramma
Bijlage onderbouwing en evaluatie van de contouren van het omschakelprogramma duurzame landbouw
Programma Natuur
Bijlage onderbouwing en evaluatie van het uitvoeringsprogramma natuur
Tijdelijke regeling subsidie dierentuinen
Bijlage onderbouwing en evaluatie tijdelijke regeling subsidie dierentuinen
Pilot bijlage evaluatie en onderbouwing (CW 3.1.)
De Tweede Kamer is via de derde Voortgangsrapportage van de Operatie Inzicht in Kwaliteit (Kamerstuk 31865, nr. 168)) geïnformeerd over de start van een rijksbrede pilot waar bij sommige kamerbrieven een aparte bijlage Evaluatie en onderbouwing meegestuurd dient te worden. De bijlage was verplicht bij alle Kamerbrieven die voorstellen, voornemens of toezeggingen bevatten voor nieuw of te wijzigen beleid met significante financiele gevolgen voor de begroting. De pilot is gestart vanuit de Rijksbrede Operatie Inzicht in Kwaliteit die is vastgelegd in het regeerakkoord. Doel van de Operatie is om meer inzicht te krijgen in de resultaten van beleid om vervolgens de maatschappelijke toegevoegde waarde ervan te vergroten. In deze verplichte bijlagen werd expliciet ingegaan op de verschillende vereisten van Artikel 3.1. uit de Comptabiliteitswet. Bovenstaande tabel toont de bijlagen bij Kamerbrieven die LNV aan de Tweede Kamer heeft verstuurd vanaf de start van de pilot in juni 2020.
De pilotperiode voor het opstellen van deze separate bijlagen was in de periode van juni 2020 - februari 2021. Voor de start van deze pilotperiode gold al de situatie dat departementen zogenaamde bestedingsplannen indienen bij het Ministerie van Financien om financiële middelen toe te kunnen voegen aan de departementale begroting. Tot die tijd staan de middelen op de aanvullende post2. In deze bestedingsplannen zijn de vereisten uit CW 3.1. ook opgenomen. Daarnaast worden bij LNV en EZK nieuwe beleidsvoorstellen intern getoetst via een Monitorcommissie. Ook bij deze commissie komen CW 3.1. vereisten aan bod. De pilot heeft bijgedragen aan extra aandacht voor het zichtbaar opnemen in Kamerstukken van deze vereisten. Immers, door de separate bijlage worden dez expliciet en losstaand aan de Tweede Kamer verstuurd, daar waar ze voor de start van de pilot (meestal) onderdeel uitmaakten van de Kamerbrieven zelf. Daarnaast heeft de pilot eraan bijgedragen dat er in betreffende Kamerbrieven vaker expliciet wordt ingegaan op de evaluatie van de genoemde (beleids)voorstellen.
Evaluatie Coronamaatregelen
In de bijlage Overzicht Coronasteunmaatregelen van dit jaarverslag is zichtbaar welke Corona-maatregelen er in 2020 vanuit de LNV-begroting zijn gefinancierd. Ondanks de onzekerheden rondom het virus en de benodigde looptijd van sommige maatregelen, is het van belang is om na te denken over hoe deze maatregelen geëvalueerd gaan worden en welke voorbereidingen we daar nu al voor kunnen treffen. Hieronder per maatregel een korte toelichting:
Borgstelling MKB-Landbouw: Deze coronamodule zal geëvalueerd worden als ook de reguliere BL geëvalueerd gaat worden (integrale evaluatie). De reguliere BL-evaluatie staat voor 2024 ingepland. Tegen die tijd zullen ook de daadwerkelijke effecten van de corona garantstelling beter in beeld gebracht kunnen worden.
Regeling tegemoetkoming dierentuinen: De regeling zal na de zomer van 2021 worden geëvalueerd. Direct bij de opzet van de regeling wordt een monitoringschema opgesteld waar zowel kwantitatieve als kwalitatieve indicatoren meegenomen worden. (Zie ook Kamerstuk 35420, nr. 229).
Regeling tegemoetkoming land- en tuinbouwondernemers: Deze regeling zal in 2022 worden geëvalueerd, waarbij de eerste voorbereidingen hiertoe al in 2021 zullen starten.
Wijziging wet verbod pelsdierhouderij/nadeelcompensatie: Het is denkbaar dat de wet deel zal uitmaken van een bredere evaluatie van maatregelen getroffen door de rijksoverheid naar aanleiding van de Covid-19 crisis. LNV zal mede gelet op rijksbrede afspraken over evaluatie van maatregelen na aanleiding van de Corona-uitbraak bezien welke evaluatie passend is. Daarnaast wordt overwogen een procesevaluatie uit te voeren. Deze evaluatie kan dan vooral ingestoken worden om leerpunten te verzamelen. Deze evaluatie moet nog nader vormgegeven worden. (Zie ook Kamerstuk 35633, nr. 6).
Nertsenhouderijen: ruimingskosten: De algemene Rekenkamer doet in het ‘Verantwoordingsonderzoek 2020 Begrotingshoofdstuk XIV LNV en F Diergezondheidsfonds Onderdeel Coronamaatregelen’ onderzoek naar de bestrijding van SARS-CoV-2 op besmette nertsenhouderijen. Daarbij zullen zij onderzoek doen naar de gronden waarop de ruimingen van besmette nertsenhouderijen hebben plaatsgevonden en de kosten die gemaakt zijn voor deze ruimingen. Hierbij wordt gekeken naar waar de dekking van die kosten op gebaseerd is en welke voorwaarden er aan de ruimingen zijn verbonden. Ook de Audit Dienst Rijk heeft een onderzoek uitgevoerd. De ADR heeft in dit geval gekeken naar de juistheid, volledigheid en rechtmatigheid van de uitgaven als onderdeel van de reguliere controles bij het jaarwerk.
Evaluatie zoönosestructuur / bestrijding SARS-CoV-2 in de nertsenhouderij
Naar verwachting wordt in het tweede kwartaal van 2021 een opdracht gegeven aan een externe partij om de crisisbestrijding van SARS-CoV-2 in de nertsenhouderij, en het gebruik van de zoönosestructuur daarin te evalueren.
Bijlage 5: Verantwoording EU-middelen in gedeeld beheer: Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV)
Op basis van de informatie uit de verklaringen en rapporten van de managementautoriteit, certificeringsautoriteit en auditautoriteit en alle overige informatie en met inachtneming van hetgeen na punt 3 vermeld wordt, wordt geconstateerd dat inzake het EFMZV over de periode 1 juli 2019 tot en met 30 juni 2020:
1. de door Nederland opgezette systemen en daarin vervatte maatregelen voor het beheer en de controle van de gelden naar behoren hebben gefunctioneerd;
2. de jaarrekening van de Certificeringsautoriteit, in de context van bovengenoemde informatie volledig, nauwkeurig en waarachtig is;
3. de uitgaven die ter vergoeding bij de Europese Commissie zijn ingediend (per saldo (€ 5.926.726,45), aandeel overheidsuitgaven € 3.999.917,02, aandeel EFMZV € 3.067.537,47) in alle materiële opzichten wettig en regelmatig zijn.
Bovenstaande constateringen en eventuele punten van voorbehoud zijn beperkt tot zaken van materieel belang en vloeien direct voort uit audits en laten onverlet inherente interpretatie van Europese regelgeving. De bekende onderzoeken en/of correctievoorstellen in verband met de goedkeuring van de ingediende rekeningen door de Europese Commissie zijn opgenomen in de toelichting.
Verklaring Certificeringsautoriteit
De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland heeft, in de functie van Certificeringsautoriteit, verklaard dat de jaarrekening volledig, nauwkeurig en waarachtig is, dat de in de jaarrekening opgenomen uitgaven in overeenstemming zijn met het toepasselijke recht en zijn gedaan voor concrete acties die zijn geselecteerd aan de hand van de voor het operationeel programma geldende criteria en dat de bepalingen van de fondsspecifieke verordeningen in acht zijn genomen.
Rapportages Auditautoriteit
De Auditdienst Rijk heeft, in de functie van Auditautoriteit, geoordeeld dat het toegepaste beheers- en controlesysteem naar behoren functioneert,de jaarrekening een getrouw beeld geeft, en de uitgaven in de jaarrekening wettig en regelmatig zijn. Tevens worden de beweringen in de beheersverklaring van de managementautoriteit door de uitgevoerde auditwerkzaamheden niet in twijfel worden getrokken.
Beheersverklaring Managementautoriteit
De Managementautoriteit EFMZV heeft verklaard dat de informatie in de jaarrekening 2020 naar behoren wordt weergegeven. Dit betekent dat de uitgaven die in de jaarrekening zijn opgenomen, zijn gebruikt voor het beoogde doel, zoals gedefinieerd in onderhevige verordening en overeenkomstig zijn met het beginsel van goed financieel beheer en het beheers- en controlesysteem de nodige garanties biedt met betrekking tot de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen, in overeenstemming met het toepasselijke recht.
Bekende lopende onderzoeken en/of correctievoorstellen (Europese Commissie, Europese Rekenkamer en OLAF)
De Europese Commissie bepaalt uiteindelijk de EU-conformiteit van de nationale implementatie en uitvoering van EU-regelgeving. De Europese Commissie kan financiële correcties opleggen als zij concludeert dat EU-regelgeving niet op de juiste wijze door de lidstaat is geïnterpreteerd en/of uitgevoerd. Het antifraude-DG van de Europese Commissie (OLAF) kan onderzoeken starten naar onregelmatigheden, waaronder vermoedens van fraude met EU-subsidies. Inzake het programma ''Duurzaam vissen voor de markt" 2014 ‒ 2020, is over de periode van 1 juli 2019 tot en met 30 juni 2020 geen sprake van lopende onderzoeken en/of correctievoorstellen.
Gemeenschappelijk Visserij Beleid (GVB) en EFMZV 2014-2020
Het GVB is in de eerste plaats gericht op de ontwikkeling van een verantwoorde visserijketen waarmee een evenwichtige en duurzame exploitatie van de visstand wordt bevorderd. Hiertoe zijn in EU-verband regels opgesteld, zoals beperkingen voor bepaalde visserijmethoden. Tevens zijn afspraken gemaakt ter bevordering van de stabiliteit van de vismarkt.
Hoofddoel van het EFMZV is het bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het hervormde GVB, dat wil zeggen aan de verdere verduurzaming en versterking van de concurrentiekracht van de visserij en aquacultuur. Het EFMZV biedt de sector kansen om initiatieven voor meer duurzaamheid, kostprijsverlaging en kwaliteitsverbetering te ontwikkelen en deze te implementeren. Het fonds zal eveneens worden ingezet om uitdagingen op te pakken en oplossingen aan te dragen voor de invoering van de aanlandplicht.
Het EFMZV-instrumentarium, zoals opgenomen in het in februari 2015 goedgekeurde Operationeel Programma, is gericht op 3 hoofdthema’s:
1. Invoering van de aanlandplicht;
2. Verdere verduurzaming van de visserij- en aquacultuur;
3. Verbetering van de rendementen in de visserij- en aquacultuurketen.
In 2020 zijn in uitvoering van het Operationeel Programma de navolgende maatregelen opengesteld voor de visserijsector:
Jonge vissers 2020
De maatregelen jonge vissers (budget € 350.000) en productie- en afzetprogramma’s voor producentenorganisaties (budget € 44.250) zijn jaarlijks terugkerende openstellingen en zijn ook in 2018 en 2019 opengesteld. De maatregel jonge vissers is bedoeld voor jonge vissers om nieuwe economische activiteiten op te starten. Vissers jonger dan 40 jaar kunnen een subsidie ontvangen als zij voor het eerst een vissersvaartuig willen aanschaffen. De maatregel productie- en afzetprogramma’s is bedoeld voor het ondersteunen van producentenorganisaties bij het realiseren van de doelstellingen van de gemeenschappelijke marktordening voor visserij- en aquacultuurproducten.
Samenwerkingsprojecten wetenschap en visserij
De maatregel samenwerkingsprojecten wetenschap en visserij is in 2020 opengesteld met een budget van € 4 mln. Het doel van deze maatregel is om vissers te helpen kennis op te doen die zij kunnen gebruiken voor het verduurzamen van hun bedrijfsvoering. Deze maatregel is gericht op het opzetten van netwerken, partnerschapovereenkomsten of verenigingen (kennissystemen) tussen wetenschappers en vissers of visserijorganisaties en op het verrichten van activiteiten daarbinnen, zoals kennisontwikkeling en kennisdeling. Vissers of visserijorganisaties kunnen binnen het kennissysteem aan elkaar en aan de onafhankelijke wetenschappelijke organisatie de vragen stellen die zij hebben met betrekking tot de maatschappelijke uitdagingen, waar de sector voor staat.
Afzetbevorderingsprojecten voor visserij en aquacultuur
De maatregel afzetbevorderingsprojecten voor visserij en aquacultuur (budget € 4,3 mln.) is gericht op producenten- en brancheorganisatie of deelnemers in een samenwerkingsverband. Zij kunnen financiële ondersteuning krijgen bij het vinden van nieuwe afzetmarkten of het verbeteren van de kwaliteit en de toegevoegde waarde van visserij- en aquacultuurproducten. Het budget voor deze maatregel in 2020 bedraagt € 4,3 mln.
COVID-19 stilligregeling
De subsidiemodule ‘Tijdelijk stopzetten van visserijactiviteiten als gevolg van COVID-19’ (budget € 9 mln.) is opengesteld om tegemoet te komen aan de gevolgen van de COVID-19 maatregelen. De subsidiemodule is gericht op het geven van financiële steun indien de bemanning van een vissersvaartuig gedurende een volledige week ononderbroken de visserijactiviteiten opzegt tijdens de subsidiabiliteitsperiode.
Covid-19 aquacultuur
Deze subsidiemodule betreft een regeling voor de tijdelijke vermindering van productie of verkoop van aquacultuurproducten als gevolg van de COVID-19 maatregelen (budget € 1,5 mln.) De regeling is uitsluitend bedoeld voor aquacultuurproductiebedrijven die vis kweken op land, bestemd voor menselijke consumptie. De subsidie wordt verstrekt voor de verminderde productie en verkoop van aquacultuurdieren in de periode 16 maart tot 15 juni 2020.
Naast de reeds in uitvoering zijnde overheidsopdrachten is in 2020 vanuit het EFMZV € 2.4 mln. vastgelegd voor de uitvoering van een aantal nieuwe overheidsopdrachten, waaronder Self-sampling garnalenvisserij enkele ICT projecten voor de uitvoering van visserijregelingen.
Financieel overzicht
De toenmalig Minister van EZ heeft voor de uitvoering van het GVB een Operationeel programma vastgesteld voor de periode 2014-2020. De verdeling van de kosten van dit programma tussen overheid en begunstigden bedraagt in de meeste gevallen 50/50. Van het overheidsdeel komt gemiddeld 75% uit het EFMZV, de resterende 25% is nationale cofinanciering.
De voor Nederland beschikbare EU-budgetten voor het EFMZV (2014-2020) zijn (x € 1 mln.):
Voor Nederland beschikbare EU-budgetten EFMZV 2014 ‒ 2020 (bedragen x 1 mln.)
Kalenderjaar
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
totaal
EFMZV middelen
13,9
14,1
14,2
14,5
14,8
14,9
15,1
101,5
Tot en met 2020 is er een bedrag van circa € 39,1 mln uitgegeven. In deze periode is circa € 27,7 mln. aan EFMZV middelen bij de Europese Commissie gedeclareerd. De Rijksmiddelen waarvoor nog geen uitgaven zijn gedaan, blijven gereserveerd voor de nationale cofinanciering van het EFMZV.
Bijlage 6: Verantwoording EU-middelen in gedeeld beheer: Europese Landbouwfondsen
Europese Landbouwfondsen
Op basis van de ter beschikking staande informatie en met inachtneming van hetgeen na punt 3 vermeld wordt, wordt geconstateerd dat inzake het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) over het begrotingsjaar 2020:
1. de door Nederland opgezette systemen en daarin vervatte maatregelen voor het beheer en de controle van de gelden naar behoren hebben gefunctioneerd;
2. de verantwoording in de context van bovengenoemde informatie volledig, nauwkeurig en waarachtig is;
3. de uitgaven die ter vergoeding bij de Europese Commissie zijn ingediend ter hoogte van €815.318.118,70 (ELGF €685.966.710,88, ELFPO €129.351.407,82) in alle materiële opzichten wettig en regelmatig zijn.
Toelichting
Verklaring betaalorgaan
Het betaalorgaan Rijksdienst voor Ondernemend Nederland heeft, bij de over het begrotingsjaar 16 oktober 2019 tot en met 15 oktober 2020 bij de Europese Commissie ingediende rekeningen, verklaard dat deze een waarheidsgetrouw, volledig en nauwkeurig beeld geven en dat de beheers- en controlesystemen een redelijke zekerheid bieden dat de onderliggende transacties wettig en regelmatig zijn.
Rapportage certificerende instantie
De ADR heeft, in de functie van certificerende instantie, geoordeeld dat;
• de bij de Europese Commissie ingediende rekeningen voor het begrotingsjaar 16 oktober 2019 tot en met 15 oktober 2020 in elk materieel opzicht een waarheidsgetrouw, volledig en nauwkeurig beeld geven van de aan het ELGF en ELFPO in rekening gebrachte totale netto-uitgaven,
• uit de vaststelling of het betaalorgaan aan de accreditatiecriteria voldoet, blijkt dat de interne controleprocedures van het betaalorgaan naar behoren hebben gefunctioneerd voor het ELGF en ELFPO,
• de uitgaven die ter vergoeding bij de Europese Commissie zijn ingediend in het kader van het ELGF en ELFPO, in alle materiële opzichten wettig en regelmatig zijn.
Tevens is op basis van ons onderzoek niets onder onze aandacht gekomen op grond waarvan twijfel is gerezen over de beweringen in de beheersverklaring.
Voor wat betreft ELFPO benadrukt de ADR een onzekerheid met betrekking tot de in de pilot GLB gehanteerde Vereenvoudigde KostenOpties (VKO’s).
De ADR kan niet aangeven of er sprake is van een «eerlijke, billijke en controleerbare» berekeningsmethode. Er is voor de ADR sprake van een onvermogen om voldoende passend auditbewijs te vergaren inzake de in de pilot GLB gehanteerde VKO’s. RVO heeft op verzoek van de ADR middels een integrale analyse het totale bedrag gerelateerd aan de VKO’s in alle betalingen van de pilots GLB in FY 2020 in kaart gebracht. Het totaal onzekere bedrag met betrekking tot VKO’s pilot GLB in 2020 is € 1.512.135.
Bekende lopende onderzoeken en/of correctievoorstellen door de Europese Commissie, Europese Rekenkamer en OLAF
De Europese Commissie bepaalt uiteindelijk de EU-conformiteit van de nationale implementatie en uitvoering van EU-regelgeving. De Europese Commissie kan financiële correcties opleggen als zij concludeert dat EU-regelgeving niet op de juiste wijze door de lidstaat is geïnterpreteerd en/of uitgevoerd. Het antifraude-DG van de Europese Commissie (OLAF) kan onderzoeken starten naar vermoedens van onregelmatigheden, waaronder vermoeden van fraude met EU-subsidies.
Voor ELGF loopt er een onderzoek naar de grondgebonden subsidies en de Graasdierpremie: in drie tranches heeft de Europese Commissie in 2020 een conformiteitsaudit verricht naar de Graasdierpremie en de grondgebonden subsidies. Deze audit voltrok zich, vanwege de beperkingen van de COVID pandemie, geheel digitaal en was een vervolgaudit op een eerdere, in 2017, uitgevoerde audit. Eind 2020 zijn de bevindingen voor de grondgebonden subsidies ontvangen (graasdierpremie volgt nog). De voorlopige conclusie van de Europese Commissie is dat Nederland bij de uitvoering van de grondgebonden regelingen ELGF niet geheel voldoet aan 7 essentiële controles (key controls). Hierbij stelt de Europese Commissie, conform het geldende richtsnoer, een forfaitaire correctie voor van 10%. Er volgt nu een traject van hoor- en wederhoor en er is een bilateraal gepland op 15 juni 2021.
GLB Pijler 1: Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF)
De ontvangen EU-steun voor het GLB pijler 1 bedraagt in 2020 € 685 mln. voor directe inkomenssteun en markt- en prijsmaatregelen. De steun voor markt- en prijsmaatregelen fluctueert afhankelijk van de marktomstandigheden. De uitvoering van het GLB is aan stringente Europese voorwaarden gebonden die met name de rechtmatigheid van de uitvoering moeten waarborgen.
De maatregelen binnen Pijler 1 van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid zijn als volgt onderverdeeld:
Basisbetalingsregeling
In 2020 zijn de betalingen gedaan op aanvragen ingediend in 2019, het vijfde jaar in de huidige GLB-periode. Voor de basisbetaling is € 456 mln. gedeclareerd bij de Europese Commissie.
Betaling voor vergroening
Landbouwers die gebruik maken van de basisbetalingsregeling zijn verplicht om vergroeningsmaatregelen toe te passen op hun bedrijf. Voor de vergroeningsbetalingen is 30% van het budget voor directe betalingen bestemd. In 2020 is € 193 mln. voor vergroeningsbetalingen gedeclareerd bij de Europese Commissie.
Aanvullende betaling voor jonge boeren
Voor de zogenaamde ‘top-up’ betaling voor jonge boeren is 2% van het budget voor directe betalingen beschikbaar. In 2020 is bij de Europese Commissie € 12 mln. gedeclareerd voor de ‘top-up’ betaling voor jonge boeren.
Graasdierpremie
In 2020 werd € 1 mln. voor steun aan graasdieren (runderen en schapen) gedeclareerd bij de Europese Commissie.
Teruggave financiële discipline
Op alle directe betalingen wordt een korting toegepast ten behoeve van de crisisreserve van de Europese Commissie. Indien de crisisreserve niet (volledig) wordt benut vindt teruggave plaats aan de landbouwers. In 2020 werd € 8,4 mln. terugbetaald aan landbouwers.
Markt- en prijsbeleid
Het markt- en prijsbeleid is afgebouwd met als doel de landbouw marktgerichter te maken. Bij het markt- en prijsbeleid zijn er aan de ene kant uitgaven voor reguliere programma’s en aan de andere kant uitgaven in verband met slechte marktsituaties.
In 2020 bestond de reguliere steun uit operationele programma’s groente en fruit van € 16 mln. Voor afzetbevordering is € 6,7 mln. uitgegeven. Het betrof hier uitgaven in het kader van schoolfruit, schoolmelk, bijbehorende promotieprogramma’s en verschillende opslag interventies.
GLB Pijler 2: Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)
Op 13 februari 2015 heeft de Europese Commissie het Nederlandse POP3 goedgekeurd. De programmaperiode van POP3 (2014-2020) is niet geëindigd op 31 december 2020, maar verlengd met twee jaar (2021-2022). Het programma wordt in de extra twee transitiejaren POP3+ genoemd en kent een beleidsarm karakter. Wel wordt een focus aangebracht op beleidsdoelen rond klimaat, biodiversiteit/bodem en kringlooplandbouw. Het budget voor POP3+ wordt in 2021-2022 financieel aangevuld met middelen uit het economisch herstelfonds (€ 52,4 mln., waarvan €15,5 in 2021 en €36,9 in 2022). In 2020 zijn de voorbereidingen voor de programmering van deze middelen in gang gezet.
Conform het akkoord tussen Rijk en provincies zijn de provincies verantwoordelijk voor het overgrote deel van het plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3). De provincies leveren het grootste deel van de benodigde nationale cofinanciering van de Europese ELFPO-middelen, aangevuld met contrafinanciering door de waterschappen (verbetering waterkwaliteit).
In overleg met de provincies is besloten POP3 concreet te richten op de volgende thema’s:
1) Versterken van innovatie, verduurzaming en concurrentiekracht;
2) Jonge boeren;
3) Natuur en landschap (zoals afgesproken in het Natuurpact);
4) Verbetering van de waterkwaliteit;
5) LEADER (inclusief projecten onder het programma Duurzaam Door).
Met ingang van 2016 zijn in het POP3 de volgende wijzigingen doorgevoerd:
• In verband met de convergentie naar een gelijke hectarepremie in 2019 is besloten tot een herschikking van de beschikbare middelen van GLB-pijler 1. Hiervan wordt € 11,5 mln. per jaar voor de periode 2017-2021 (totaal €57,5 mln.) overgeheveld naar GLB-pijler 2 ten behoeve van enkele knelsectoren die te maken hebben met een substantiële vermindering van directe betalingen (zonder nationale cofinanciering) uit GLB-pijler 1. Voor de aardappelzetmeelsector (totaal € 5 mln. van de € 57,5 mln.) worden maatregelen uitgevoerd door de provincies Groningen en Drenthe.
• Daarnaast wordt extra geld aangewend voor watermaatregelen. Voor de periode 2016 ‒ 2020 wordt hier jaarlijks € 20 mln. aan besteed (totaal € 100 mln.). Het gaat hier om EU-middelen waarvoor geen nationale cofinanciering vereist is (100% EU-bijdrage). Wel zijn er met de waterschappen afspraken gemaakt dat de (EU) beschikbare watermiddelen met een zelfde bedrag van € 20. mln (contrafinanciering) worden opgehoogd (totaal € 100 mln.).
• Een andere aanpassing betreft de overgang naar een stelsel van collectief agrarisch natuurbeheer met ingang van 2016 (Kamerstuk, 33 576, nr. 3).
• Vervolgens is in juli 2017 de voorgenomen overheveling van pijler 1 (€ 30 mln. per jaar voor de jaren 2019 en 2020) aan de Europese Commissie gemeld. Voor de Brede Weersverzekering wordt vanaf 2019 € 10 mln. per jaar ingezet. Hiermee kunnen voor de jaren 2019 en 2020 in totaal 1.000 tot 1.200 meer deelnemers worden geaccommodeerd (bijna een verdubbeling van het huidige aantal). Voor de jaren 2019 en 2020 wordt € 20 mln. per jaar voor agrarisch natuurbeheer ingezet om de belangrijkste stappen te zetten om scenario 2 uit de toekomstscenario’s weide- en akkervogelbeheer te realiseren (zie Kamerstuk 33 576, nr. 97). De EC heeft de voorstellen in 2018 goedgekeurd.
• In 2020 is in totaal € 61,5 mln beschikbaar gekomen ten behoeve van het jaar 2020 als gevolg van een overheveling van GLB pijler 1 naar GLB pijler 2 in 2019. Dit bedrag bestaat uit € 20 mln voor watermaatregelen (Deltaplan Agrarisch Waterbeheer), € 20 miljoen voor Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer, € 10 miljoen voor de Brede Weersverzekering en € 11,5 mln. voor de zogenaamde knelsectoren (Kamerstuk 28 625, nr.281).
Onderstaand volgt een overzicht van de bedragen die gemiddeld per jaar voor het Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014 ‒ 2020 (POP3) beschikbaar zijn, na toevoeging van bovenstaande middelen (bedragen x € 1 mln):
Tabel 3
Kalenderjaar
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
totaal
Bijdrage EU
87
87
118,5
118,4
118,3
148,1
148,1
825,3
Bijdrage andere overheden
87
83,6
103,5
103,6
103,3
103
103
687
Bijdrage Rijk
5,5
5,5
5,5
5,5
5,5
5,5
33
Bijdrage andere overheden en bijdrage Rijk zijn niet gestegen omdat de toegevoegde GLB pijler 1 middelen 100% financiering vanuit de EU betreffen.
Het LNV aandeel bedraagt circa € 5,5 mln. per jaar en deze uitgaven worden verantwoord in het jaarverslag van LNV (artikel 6). Het Rijksaandeel heeft betrekking op de regeling brede weersverzekering. Vanaf 2016 is het Ministerie eveneens verantwoordelijk voor de uitvoering van de regelingen voor de kalversector, aardappelzetmeelsector en vleesveesector. Deze regelingen worden alleen via de EU gefinancierd, de hiervoor benodigde middelen zijn vanuit GLB pijler 1 overgeheveld naar pijler 2.
Onder POP3 is een ruimer bestedingsregime van kracht. Per jaartranche dient het geld binnen 4 jaar te zijn uitgegeven (N+3).
De realisatie tot en met 2020 ziet er als volgt uit (bedragen x € 1 mln.).
Tabel 4
Kalenderjaar
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Realisatie totaal 2014-2020
Bijdrage EU
0
33
41
60
78
93
147
452
Bijdrage provincies
0
10
18
25
38
38
53
182
Bijdrage Rijk
0
4
4,6
5,6
5,3
2,4
0
21,9
Bijlage 7: Rapportage Burgercorrespondentie 2020
1 Inleiding
Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) rapporteert hierbij over de correspondentie van het kerndepartement, de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en Rijksdienst voor Ondernemend Nederland3 (RVO.nl) met burgers voor het kalenderjaar 2020.
Onder de term "burgerbrief' wordt volgens de definitie van de Nationale ombudsman verstaan: elk schriftelijk stuk dat een overheidsinstantie van een burger ontvangt. Het medium (brief, fax of e-mail) maakt daarbij niet uit. Ook het begrip burger is breed. Hieronder worden niet alleen individuele burgers begrepen, maar ook groepen en organisaties.
Specifiek betreft het bezwaarschriften, klaagschriften, Wob-verzoeken en overige brieven & e-mails. Deze laatsten voor zover zij worden afgehandeld door het kerndepartement. Ook via Rijksoverheid.nl (verzorgd door het Ministerie van Algemene Zaken) zijn er vele contacten met burgers over de LNV-beleidsterreinen.
2 Aantallen
Categorie
2019
2020
a. Bezwaarschriften (als bedoeld in de AwB)
5819
4455
b. Klaagschriften
256
187
c. Overige brieven en e-mails
2186
2200
d. Wob-verzoeken
480
432
A. Bewaarschriften
Het kerndepartement, RVO.nl en NVWA ontvingen in 2020 de volgende aantallen bezwaarschriften:
Bezwaarschriften
Aantal bezwaarschriften
Afgehandeld binnen verdaagde (wettelijke) termijn
2019
2020
2019
2020
Kerndepartement LNV
22
10
88%
83%
RVO.nl
3770
2778
65,2%
76%
NVWA
2027
1667
47%
36%*
B. Klaagschriften
Het kerndepartement, RVO.nl en NVWA ontvingen in 2020 de volgende aantallen klaagschriften:
Klaagschriften
Aantal klaagschriften
Afgehandeld binnen de (verdaagde) wettelijke termijn
2019
2020
2019
2020
Kerndepartement LNV
10
3
70%
100%
RVO.nl
791
51
95%
79%
NVWA
167
133
40%
73%
X Noot
1
Bij verschillende regelingen zijn er in 2019 minder schriftelijke klachten ontvangen dan de jaren ervoor.
C. Overige brieven en e-mails
Het kerndepartement, RVO.nl en NVWA ontvingen in 2020 de volgende aantallen overige brieven en e-mails:
Overige brieven en e-mails
Aantal ‘overige brieven’ en e-mails
Tijdig afgehandeld
2019
2020
2019
2020
Kerndepartement LNV
2186
2200
80%
82%
RVO en NVWA ontvangen als uitvoerende en handhavende dienst elke dag vele berichten, zowel schriftelijk als telefonisch, van zowel burgers als bedrijven. Van al deze binnengekomen berichten worden de eerstelijns zaken, dit zijn o.a. de mails en brieven die via de klantcontactcentra binnenkomen, geregistreerd.
RVO ontving in 2020 ruim 80.000 mails en brieven, een kleine 22.000 hiervan betrof LNV-onderwerpen. De NVWA ontving in 2020 14.901 burgermeldingen. Dit zijn meldingen van burgers en bedrijven die op het toezichtgebied van de NVWA liggen. Deze meldingen komen zowel schriftelijke binnen, als telefonisch.
Ook heeft de NVWA 13.067 schriftelijke vragen en overige berichten bij het Klantcontactcentrum geregistreerd. De monitoring op de doorlooptijden van de vragen en overige berichten is niet te beantwoorden, aangezien de afhandeling in veel gevallen buiten de systemen van het Klantcontactcentrum plaatsvinden en daardoor niet eenduidig te rapporteren zijn.
C. Wob-verzoeken
Het kerndepartement, RVO.nl en NVWA ontvingen in 2020 de volgende aantallen Wob-verzoeken:
Wob-verzoeken
Aantal Wob-verzoeken
Afgehandeld binnen de (verdaagde) wettelijke termijn
Ingebrekestellingen
2019
2020
2019
2020
2019
2020
Kerndepartement LNV
59
64
79%
36%
11
4
RVO.nl
162
141
93%
60%
11
6
NVWA
259
227
32%
32%
37
36%
Helaas is het aandeel afhandeling binnen de termijnen lager dan in 2019. Vanwege de corona-crisis kregen belanghebbenden langer de tijd om te reageren op Wob-verzoeken. Dit had als consequentie dat hierdoor minder tijd was om zaken binnen de termijnen af te handelen. O.a milieuzaken, waarbij de termijn niet kan worden opgeschort, zijn hierdoor vaak niet binnen de wettelijk termijn afgehandeld.
Daarbij komt dat de Wob-verzoeken nog steeds in omvang en complexiteit toenemen. De verzoeken kunnen zien op vele duizenden documenten en kennen vaak vele derde belanghebbenden op wiens gegevens de Wob-verzoeken betrekking hebben. In 2019 speelde een aantal grote thema’s, zoals stikstof en COVID, met een aantal zeer grote verzoeken.
Om de tijdigheid te verbeteren worden maatregelen genomen. Zo wordt bijvoorbeeld bij de NVWA extra capaciteit aangetrokken en wordt ingezet op concentratie van juridische expertise en stroomlijning van het Wob-proces op het kerndepartement.
Lijst van afkortingen
ACM
Autoriteit Consument en Markt
AI
Aviaire Influenza
ANLb
Agrarisch natuur en landschapsbeheer
ATCM
Antarctic Treaty Consultative Meeting
AVP
Afrikaanse Varkenspest
Awb
Algemene wet bestuursrecht
BES
Bonaire, Sint Eustatius, Saba
BL
Borgstelling MKB Landbouwkredieten
BNP
Bruto Nationaal Product
BSE
Bovine Spongiforum Encephalopathy
BT
Blauwtong
BZK
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
CBD
Convention on Biological Diversity
CBS
Centraal Bureau voor de Statistiek
CCAMLR
Convention for the Conservation of Antarctic Marine Living Resources
CCD
Centrale Commissie Dierproeven
CITES
Convention on International Trade in Endangered Species of Wild Flora and Fauna
COKZ
Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel
Ctgb
College toelating gewasbeschermingsmiddelen en biociden
DG
Directoraat-Generaal
DGF
Diergezondheidsfonds
DICTU
Dienst ICT Uitvoering
EC
Europese Commissie
EFMZV
Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij
EG
Energie-efficiëntie glastuinbouw (voorheen EHG)
EHG
Energie-efficiëntie en hernieuwbare energie glastuinbouw
EHS
Ecologische Hoofdstructuur
ELFPO
Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling
ELGF
Europees Landbouwgarantiefonds
ESTEC
European Space Research and Technology Centre
EU
Europese Unie
EZK
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
FAO
Food and Agriculture Organization of the United Nations
FLEGT
Forest Law Enforcement, Governance and Trade
GD
Gezondheidsdienst voor Dieren
GKN
Groen Kennisnet
GL
Garantieregeling Landbouw
GLB
Gemeenschappelijk Landbouwbeleid
GMI
Garantstelling Marktintroductie Innovaties
GMO
Gemeenschappelijke Marktordening
GVB
Gemeenschappelijk Visserijbeleid
Gwwd
Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
HACCP
Hazard Analysis and Critical Control Points
HBO
Hoger Beroeps Onderwijs
HCU
High Containment Unit
HGIS
Homogene Groep Internationale Samenwerking
IBG
Inbeslaggenomen goederen
ICT
Informatie- en communicatietechnologie
IenW
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat
ILG
Investeringsbudget Landelijk Gebied
IUC
Inkoop Uitvoering Centrum
IUCN
International Union for Conservation of Nature and Natural Resources
JPI
Joint Programming Initiatives
KCB
Kwaliteits-Controle-Bureau
KDS
Kwaliteitskeuring Dierlijke Sector
KRM
Kaderrichtlijn Mariene Strategie
KVP
Klassieke Varkenspest
LAN
Landbouwraden Netwerk
LEI
Landbouw-Economisch Instituut
LICG
Landelijk informatiecentrum gezelschapdieren
LID
Landelijke inspectiedienst dierenbescherming
LNV
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
MBO
Middelbaar beroepsonderwijs
MEI
Marktintroductie energie-innovaties
MFK
Meerjarig Financieel Kader
MKB
Midden- en Kleinbedrijf
MKZ
Mond-en-klauwzeer
MVO
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
MZS
Minister voor Medische Zorg en Sport
NCD
Newcastle Disease
NDFF
Nationale Databank Flora en Fauna
NEM
Netwerk Ecologische Monitoring
NGO
Niet-gouvernementele organisatie
NIPO
Nederlands Instituut voor Publieke Opinie
NOF
Programma Natuuroffensief
NPPL
Nationale Proeftuin Precisielandbouw
NVWA
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit
NWO
Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
OBN
Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit
OCR
Official Controls Regulation
OCW
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
OIE
Office international des Épizooties
OM
Openbaar Ministerie
OVB
Overdrachtsbelasting
PAS
Programma Aanpak Stikstof
PBL
Planbureau voor de Leefomgeving
PBO
Publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie
PIA
Programma Internationale Agroketens
POP
Plattelandsontwikkelingsprogramma
RIVM
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
RVO.nl
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
RWS
Rijkswaterstaat
RWT
Rechtspersonen met een Wettelijke taak
S.T./S.E.
Salmonella Typhimurium/Salmonella Enteritidis
SDa
Stichting Diergeneesmiddelen Autoriteit
SDG
Sustainable Development Goal
SER
Sociaal-Economische Raad
SSO
Shared Service Organisatie
SVD
Swine Vesicular Disease (Blaasjesziekte)
TO2
Toegepast Onderzoek Organisaties
TSE
Transmissible Spongiform Encephalopathies
UNESCO
United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization
VAMIL
Regeling Vervroegde Afschrijving Milieu-investeringen
VBNE
Vereniging van Bos- en Natuurterreineigenaren
VGI
Voedings- en genotmiddelenindustrie
VWS
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
WEcR
Wageningen Economic Research
WOT
Wettelijke onderzoekstaken
WR
Wageningen Research
WRR
Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid
ZBO
Zelfstandig Bestuursorgaan
ZvA
Ziekte van Aujeszky
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.