Advies Afdeling advisering Raad van State en Nader rapport : Advies Afdeling advisering Raad van State en Nader rapport
35 816 Wijziging van de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 teneinde de uitvoeringslasten bij het aanbesteden van diensten als bedoeld in die wetten te verlichten, alsmede grondslagen op te nemen voor het stellen van regels die bij de inkoop of subsidiëring van die diensten in acht worden genomen (Wet maatschappelijk verantwoord inkopen Jeugdwet en Wmo 2015)
Nr. 4 ADVIES AFDELING ADVISERING RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
d.d. 10 maart 2021 en het nader rapport d.d. 19 april 2021, aangeboden aan de Koning
door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister voor
Rechtsbescherming. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is
cursief afgedrukt.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 29 december 2020, no. 2020002659,
machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake
het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies,
gedateerd 10 maart 2021, no. W13.20.0492/III, bied ik U hierbij aan.
De tekst van het advies treft U hieronder aan, voorzien van mijn reactie.
Bij Kabinetsmissive van 29 december 2020, no. 2020002659, heeft Uwe Majesteit, op
voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister
voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging
aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Jeugdwet en de Wet
maatschappelijke ondersteuning 2015 teneinde de uitvoeringslasten bij het aanbesteden
van diensten als bedoeld in die wetten te verlichten, alsmede grondslagen op te nemen
voor het stellen van regels die bij de inkoop of subsidiëring van die diensten in
acht worden genomen, met memorie van toelichting.
Het voorstel brengt een aantal wijzigingen aan in de bepalingen inzake de gemeentelijke
inkoop van zorg in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) en de Jeugdwet.
Daarmee wordt beoogd de inkoop in het sociale domein te verbeteren.
De Afdeling advisering van de Raad van State maakt een opmerking over de mogelijke
financiële gevolgen van de eisen die aan de inkoop in het kader van de Jeugdwet worden
gesteld. In verband daarmee is aanpassing wenselijk van de toelichting.
1. Inleiding
Het wetsvoorstel voorziet in twee maatregelen om tot een verbetering van de gemeentelijke
inkoopprocedure in het kader van de Wmo 2015 en de Jeugdwet te komen.
Herordening
Met het voorstel vindt herordening plaats van de bepalingen inzake inkoop in de Wmo
2015 en worden de desbetreffende bepalingen in de Jeugdwet daarmee gelijkgetrokken.
Een gevolg daarvan is dat, zoals nu al het geval is in de Wmo 2015, ook in het kader
van de Jeugdwet voortaan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur (amvb) nadere
voorschriften kunnen worden gesteld over een goede verhouding tussen de prijs en de
kwaliteit van de levering van diensten door derden, en de continuïteit van zorgverlening.
Vervallen emvi-vereiste
Verder vervalt de wettelijke eis van «economisch meest voordelige inschrijving» (emvi).
Dit brengt mee dat inkoop in een aantal gevallen voortaan ook volgens het zogenoemde
verlichte aanbestedingsregime kan plaatsvinden. Omdat dit emvi-vereiste thans in de
wet is opgenomen kan de verlichte aanbestedingsprocedure voor sociale diensten niet
ten volle worden gebruikt. Het verlichte regime stelt minder eisen aan de inkoopprocedure
(zo is in dat geval geen procedure op basis van inschrijving noodzakelijk). Met het
schrappen van het emvi-vereiste kunnen de (administratieve) lasten die aan aanbesteding
zijn verbonden, worden beperkt. Ook wordt hiermee beoogd een prikkel te geven dat
gemeenten minder vaak voor inkoop door middel van een zogenoemde «open house» procedure
zullen kiezen.
De open house procedure betekent dat een gemeente contracteert met iedere aanbieder
die aan de door de gemeenten gestelde criteria voldoet tegen een door de gemeente
vastgesteld tarief.2 Zoals de toelichting ook opmerkt laat de met het voorstel voorziene vereenvoudiging
bij de inkoopprocedure echter onverlet dat de basisbeginselen van transparantie, gelijke
behandeling en proportionaliteit dienen te worden nageleefd en dat de eenvoudigere
aanbestedingsprocedures eerlijk dienen te verlopen, dat wil zeggen geschikte aanbieders
een eerlijke kans krijgen op een contract.3
De Afdeling heeft eerder gewezen op het belang van professionalisering van het contractmanagement
door gemeenten.4 Een goede inkoop is alleen mogelijk indien gemeenten goed zicht hebben op wat nodig
is om de verantwoordelijkheden die zij hebben gekregen, waar te kunnen maken. De praktijk
van een goed functionerende cyclus van beleidsvorming, contracteren, beschikken en
kwaliteitsbewaking is achtergebleven bij wat nodig is.5 Vereenvoudiging van de procedures doet daarom niets af aan het belang van professionalisering
van het contractmanagement. Het voorgestelde ondersteuningsprogramma voor betrokkenen
bij de inkoop van zorg voor jeugdigen en maatschappelijke ondersteuning in het algemeen,
en bij het aanbesteden in het bijzonder, is daarom zo mogelijk van grotere betekenis
dan het laten vervallen van het emvi-vereiste als zodanig.6
Ik ben het met de Afdeling advisering van de Raad van State eens dat het van groot
belang is om de professionalisering van het contractmanagement te ondersteunen. Het
Programma «inkoop en aanbesteden sociaal domein» ondersteunt gemeenten om de cyclus
van beleid, contractering en uitvoering op een consistente wijze vorm te geven, onder
ander door opleidingen en door te werken aan de professionalisering van leveranciersmanagement
(waaronder contractmanagement). In mijn brieven van 24 januari, 15 november 2019 en
8 december 2020 (Kamerstukken II, 34 477, nrs. 54, 67 en 77) heb ik de Tweede Kamer uitgebreid geïnformeerd over dit ondersteuningsprogramma.
2. Amvb inkoop Jeugdwet
De Afdeling begrijpt de keuze om de regels voor de Wmo 2015 en voor de Jeugdwet gelijk
te trekken. Dit heeft tot gevolg dat ook in de jeugdzorg bij amvb eisen kunnen worden
gesteld aan de prijs, kwaliteit en continuïteit van de jeugdzorg. Zij merkt echter
op dat de kwaliteitsverbetering die hiermee beoogd wordt, gevolgen zal kunnen hebben
voor de prijzen. Hogere prijzen brengen mee dat er meer middelen nodig zijn om dezelfde
hoeveelheid zorg in te kunnen kopen, dan wel, bij gelijkblijvende middelen, minder
zorg ingekocht kan worden. Tegen deze achtergrond heeft de Afdeling in de toelichting
inzicht gemist in de financiële gevolgen van het voorstel. De Afdeling adviseert daarin
alsnog te voorzien.
Ten aanzien van de reële prijzen bevat het wetsvoorstel slechts een delegatiebepaling.
De delegatiebepaling zelf heeft geen financiële gevolgen. Overigens wordt niet verwacht
dat de algemene maatregel van bestuur (amvb) waarin zal worden geregeld uit welke
kostprijselementen de vergoeding voor ingekochte of gesubsidieerde zorg voor jeugdigen
moet worden opgebouwd, een algemeen prijsverhogend effect zal hebben. De amvb zal
vooral tot gevolg hebben dat gemeenten een beter inzicht krijgen in de prijsopbouw
van de te leveren zorgproducten. Daarnaast geldt dat nog niet alle aanbieders en gecertificeerde
instellingen een goed inzicht hebben in de eigen kostprijsopbouw en daarmee de eigen
kostprijzen. Zij zullen dit inzicht ten gevolge van de amvb moeten ontwikkelen. Doel
van de amvb is vermindering van het aantal disputen en het voorkomen dat gemeenten,
ondbedoeld, te lage of te hoge tarieven betalen. Verwacht wordt dat de prijzen ten
gevolge van de invoering van de amvb deels zullen stijgen, deels zullen dalen. De
amvb reële prijzen Jeugdwet kan derhalve worden gezien als instrument op basis waarvan
de gemeenten en aanbieders in goede samenwerking tot de reële prijzen moeten komen
waartoe de Jeugdwet op grond van het huidige artikel 2.12 ook nu al verplicht. In
de nota van toelichting bij de amvb zal hierop nader worden ingegaan.
3. Ambtshalve wijzigingen
Het wetsvoorstel bevatte in de versie die aan de Afdeling advisering is aangeboden
een artikel III waarmee de samenloop met een wetsvoorstel tot Wijziging van de Wet
maatschappelijke ondersteuning 2015 inzake het resultaatgericht beschikken werd geregeld.
Aangezien laatstgenoemd wetsvoorstel niet op korte termijn bij de Tweede Kamer zal
worden ingediend, is dit artikel, onder vernummering van de daarna komende artikelen,
geschrapt.
Voorts is de memorie van toelichting op enkele ondergeschikte punten geactualiseerd.
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het
voorstel en adviseert daarmee rekening te houden voordat het voorstel bij de Tweede
Kamer der Staten-Generaal wordt ingediend.
De vice-president van de Raad van State,
Th. C. de Graaf
Ik verzoek U, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, het hierbij gevoegde
gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede
Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Th.C. de Graaf, vicepresident van de Raad van State -
Mede ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen | Niet deelgenomen |
---|---|---|---|
VVD | 34 | Voor | |
D66 | 24 | Voor | |
PVV | 17 | Voor | |
CDA | 14 | Voor | |
PvdA | 9 | Voor | |
SP | 9 | Voor | |
GroenLinks | 8 | Voor | |
PvdD | 6 | Voor | |
ChristenUnie | 5 | Voor | |
FVD | 5 | Voor | |
DENK | 3 | Voor | |
Groep Van Haga | 3 | Voor | |
JA21 | 3 | Voor | |
SGP | 3 | Voor | |
Volt | 2 | Voor | |
BBB | 1 | Voor | |
BIJ1 | 1 | Niet deelgenomen | |
Fractie Den Haan | 1 | Voor | |
Gündogan | 1 | Niet deelgenomen | |
Omtzigt | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.