Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad van 22 en 23 maart 2021 (Kamerstuk 21501-32-1280)
21 501-32 Landbouw- en Visserijraad
Nr. 1282 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 8 april 2021
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
over de brief van 11 maart 2021 over de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad
van 22 en 23 maart 2021 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1280).
De vragen en opmerkingen zijn op 15 maart 2021 aan de Minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit voorgelegd. Bij brieven van 19 maart 2021 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1281) en 6 april 2021 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Kuiken
De adjunct-griffier van de commissie, Goorden
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Minister
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie vinden het zeer spijtig te moeten constateren dat de schriftelijke
vragen over het aanwijzen van verschillende havens als «dedicated landing port third
countries» door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) d.d. 15 februari
2021 nog niet zijn beantwoord.1 Kan de Minister aangeven wanneer deze vragen beantwoord worden en of zij, conform
de wens van verschillende partijen, zo snel mogelijk overgaat tot het aanwijzen van
deze havens als «dedicated landing port third countries» waardoor de economische activiteiten
zoals het aanlanden, onderhoud en (grote) renovatiewerkzaamheden niet langer gevaar
lopen?
Antwoord
De beantwoording van de vragen van de leden van de VVD, CDA, D66 en ChristenUnie over
het aanwijzen van verschillende havens als «designated landing port third countries»
heeft mijn aandacht. In verband met de ingebrekestelling op toezicht bij aanlanding
is een zorgvuldige afweging en ook afstemming met de Europese Commissie noodzakelijk.
Ik streef ernaar uw vragen uiterlijk 12 april 2021 te beantwoorden.
De leden van de VVD-fractie hebben op 3 februari 2021 schriftelijke vragen gesteld
over het bericht «Banken draaien duimschroeven mkb’er strakker aan in de tweede lockdown».2 Deze vragen zijn op het moment van schrijven nog niet beantwoord. Deze leden vragen
dit per ommegaande te doen.
Antwoord
De vragen van de leden van de VVD-fractie hebben mijn aandacht en worden op korte
termijn beantwoord.
De leden van de VVD-fractie hebben eerder zorgen geuit over de «Van boer tot bord»-strategie.
Wat is op dit moment de stand van zaken? Er bereiken deze leden nog steeds zorgelijke
signalen over de gevolgen van deze strategie. Zij betreuren dat de Minister nog steeds
niet is overgegaan of wil overgaan tot het laten uitvoeren van een impactanalyse.
Zij vragen of de Minister zonder deze impactanalyse kan beoordelen wat de gevolgen
zijn van deze strategie. Zij ontvangen graag een uitgebreide analyse op de verschillende
thema’s.
Antwoord
Zoals uw Kamer weet, onderschrijf ik de «Van boer tot bord»-strategie» als politiek
koersdocument voor 2030. Dit omdat het op hoofdlijnen goed aansluit bij het kabinetsbeleid,
waarin het kabinet streeft naar kringlooplandbouw in 2030, inclusief een verbetering
van de inkomenspositie van de primaire producent, en gezond voedsel. Verder zijn de
kwantitatieve doelen uit de strategie niet-bindende, politieke streefdoelen op EU-niveau,
wordt er rekening gehouden met nationale omstandigheden en eerder behaalde resultaten
en zullen het ambitieniveau en de effecten mede afhangen van de inhoud van de uitwerking
van, respectievelijk onderhandelingen over de in de «Van boer tot bord»-strategie
aangekondigde beleidsinitiatieven. Met die uitwerking is de Europese Commissie het
afgelopen najaar gestart. Daarop vooruitlopend heeft de Europese Commissie in de Landbouw-
en Visserijraad van maart gezegd op dit moment te werken aan een algemene technische
analyse van de effecten van een aantal doelstellingen uit de «Van boer tot bord»-strategie
op de primaire productie. Zodra deze algemene technische analyse en in een later stadium
de uitwerking per voorstel, veelal inclusief effectbeoordeling, aan de lidstaten en
het EP wordt aangeboden, zal ik ze toetsen aan de kaders van het kabinetsbeleid en
daarover uw Kamer informeren.
Kan de Minister een update geven over de vogelgriep, zowel in Nederland als in andere
Europese landen? Kan de Minister reflecteren op de aanpak ter voorkoming van de vogelgriep
in Nederland en het tegengaan van de verspreiding? De leden van de VVD-fractie spreken
de verwachting uit dat in EU-verband de Europese aanpak van de vogelgriep geëvalueerd
gaat worden. Kan de Minister aangeven of er in de Raad een evaluatie is voorzien?
Zo nee, waarom niet? Zo ja, dan ontvangen deze leden graag een toelichting.
Antwoord
In Nederland was de meest recente uitbraak met vogelgriep op een pluimveebedrijf op
20 februari in Sint-Oedenrode. Inmiddels zijn het beschermings- en toezichtsgebied
weer ingetrokken. In wilde vogels werd het hoogpathogene vogelgriep (HPAI) virus de
afgelopen 3 weken 3 keer gevonden in Nederland. In andere Europese landen vinden nog
besmettingen plaats. In Duitsland zijn de afgelopen drie weken 52 bedrijven besmet
geraakt en in Polen 62. Daarnaast was er nog een kleiner aantal besmettingen bij bedrijven
in Frankrijk (3), Denemarken (3), Zweden (4), Tsjechië (14) en Estland (1).
Nederland is goed voorbereid op uitbraken met HPAI. Besmettingen met HPAI worden snel
opgespoord en de maatregelen door de NVWA werden kort daarop genomen. In alle gevallen
was het besmette bedrijf geruimd en voor de eerste keer ontsmet binnen 48 uur na de
bevestiging van de besmetting. Pluimveehouders zijn alert en doen bij geringe verschijnselen
direct melding bij de NVWA. Dat blijkt uit een relatief hoog aantal verdenkingen dat
gemeld werd en dat uiteindelijk negatief bleek. Alle besmettingen van bedrijven in
Nederland lijken vanuit de wilde vogelpopulatie gekomen te zijn. Er zijn geen aanwijzingen
dat er tussen bedrijven verspreiding heeft plaatsgevonden. Ondanks hoge bioveiligheidsmaatregelen,
die op de bedrijven genomen worden, konden niet alle besmettingen voorkomen worden.
Een onderzoeksteam van de universiteit Utrecht heeft op bedrijven onderzoek gedaan
naar manieren waarop het virus binnengekomen kan zijn.
Ik verwacht dat de aanpak van vogelgriep, zoals meer aandacht voor preventieve maatregelen
en de mogelijkheden van vaccinatie, in Europees verband besproken zal worden. Ik zal
daar in ieder geval op aandringen.
De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister een terugkoppeling kan geven over
de Europese bijeenkomst van 23 februari 2021 over de specifieke beschermdoelen voor
bijen. Welke overwegingen en voorkeuren zijn er uitgewisseld tussen de lidstaten?
Welke vervolgstappen wil de Europese Commissie zetten naar aanleiding van de gedeelde
informatie en waarom?
Antwoord
Tijdens de bijeenkomst op 23 februari heeft de Europese Commissie teruggeblikt op
de bijeenkomst over het bijenrichtsnoer van 13 januari 2021 (Kamerstuk 27 858, nr. 528) en heeft EFSA de antwoorden op aanvullende vragen van lidstaten (waaronder Nederland)
toegelicht. Ik heb uw Kamer op 19 februari 2021 geïnformeerd over de bijeenkomst van
23 februari 2021 en over de beantwoording van de Nederlandse vragen door EFSA (Kamerstuk
27 858, nr. 533).
Verder heeft de Europese Commissie de lidstaten bevraagd op de voorkeur voor het maximaal
aanvaardbare effect van blootstelling aan een gewasbeschermingsmiddel op de omvang
van een honingbijenkolonie, het zogenaamde beschermdoel. In lijn met de brief aan
uw Kamer van 19 februari 2021 heb ik de Europese Commissie opgeroepen om met een voorstel
te komen uitgaande van het meest conservatieve beschermingsniveau conform de versie
van het bijenrichtsnoer uit 2013. Ook heb ik de Europese Commissie gevraagd zich rekenschap
te geven van de wetenschappelijke inzichten die in de afgelopen tijd beschikbaar zijn
gekomen. Daarnaast heb ik de Europese Commissie opgeroepen om zo snel mogelijk voorstellen
te doen voor de beschermdoelen voor hommels en solitaire bijen.
Tijdens de rondgang langs de lidstaten kwam naar voren dat een groot deel van de lidstaten
voorstander is van een beschermdoel van een maximaal effect van 12,8% op de omvang
van een honingbijenkolonie. Dit percentage komt overeen met het meest conservatieve
beschermdoel uit het advies van het Ctgb dat ik op 19 februari 2021 naar uw Kamer
heb gestuurd. Verder is een klein aantal lidstaten voorstander van een maximaal effect
van 7% (gelijk aan de versie van het bijenrichtsnoer uit 2013). Een vergelijkbaar
klein aantal lidstaten is voorstander van een maximaal effect variërend van 15 tot
25%. Omdat dit geen definitieve standpunten van lidstaten zijn en het niet aan mij
is om deze naar buiten te brengen, ga ik niet in op de standpunten van individuele
lidstaten.
De Europese Commissie heeft toegezegd om binnenkort met een definitief voorstel te
komen voor het beschermdoel voor honingbijen. Vervolgens zullen EFSA en de Europese
Commissie met voorstellen komen over de wijze waarop hommels en solitaire bijen zullen
worden beschermd binnen het bijenrichtsnoer.
Gevolgen Brexit
De leden van de VVD-fractie willen graag een nadere reactie op de reactie van de Minister
dat de werkzaamheden van de NVWA rond de Brexit over «het algemeen» goed verlopen.
De Minister heeft deze reactie gegeven op vragen van deze leden tijdens de schriftelijke
afhandeling van de vragen uit het algemeen overleg NVWA (Kamerstukken 35 570 XIV en 33 835, nr. 73). Begrijpen zij uit deze bewoording dat er ook zaken nog niet geheel goed en naar
wens verlopen? Zo ja, welke?
Antwoord
Zoals eerder aan uw Kamer gecommuniceerd is, is de veterinaire import vanuit het VK
sinds het aflopen van de overgangsperiode gepaard gegaan met veel omissies in de door
het VK afgegeven gezondheidscertificaten en verliep de handel daardoor moeizaam. De
afgelopen weken treedt hierin verbetering op mede door goede afstemming tussen de
Europese Commissie, het VK en de betrokken lidstaten. Ook is eerder aan uw Kamer gecommuniceerd
dat het Border Operating Model (BOM) van het VK nog in ontwikkeling is. Dit zorgt
voor (technische) onzekerheden in de agro-food/vers export naar het VK die in bepaalde
gevallen pas opgelost kunnen worden als ze zich in de praktijk voordoen. Door de NVWA,
het Ministerie van LNV, de keuringsdiensten en het bedrijfsleven wordt nauw samengewerkt
om al dit soort bijzondere vraagstukken ten behoeve van het bedrijfsleven te beantwoorden
en gezamenlijk praktische oplossingen aan te dragen.
Vanaf het begin is gecommuniceerd dat Brexit gepaard gaat met aanpassingsfrictie.
Gebleken is dat de mate van aanpassingsfrictie in sommige gevallen fors kan zijn.
Dit geldt zowel voor bedrijven die nog niet eerder hebben gehandeld met een derde
land (dus buiten de EU), als voor bedrijven die daar wel ervaring mee hebben. Ook
is gebleken dat een heel aantal (grote) bedrijven zich pas na 1 januari 2021 bij de
keuringsdiensten en de NVWA gemeld heeft en niet of nauwelijks voorbereid was op Brexit.
De NVWA en de keuringsdiensten verlenen extra ondersteuning aan deze bedrijven om
hun handelsstromen toch zo veel mogelijk te faciliteren. Daarom heeft de Nederlandse
overheid steeds gewezen op het belang van een gedegen voorbereiding door alle betrokken
partijen in de handelsketens. De NVWA en de keuringsdiensten zijn nog altijd op dagelijkse
basis beschikbaar om vragen van brancheorganisaties te beantwoorden.
Vanzelfsprekend vergt de bovengenoemde extra dienstverlening vanuit de NVWA, keuringsdiensten
en Ministerie van LNV veel tijd en aandacht, maar – zoals ook eerder aan uw Kamer
is gecommuniceerd3 – kan de NVWA ondanks deze extra werkzaamheden de handelsstroom aan.
Tenslotte wil ik uw Kamer melden dat het VK 11 maart jl. heeft aangekondigd de gefaseerde
invoer van grenscontroles en importeisen uit te stellen naar 1 oktober 2021, 1 januari,
maart en juni 2022. Het is van groot belang dat alle betrokken ketenpartijen zich
onverminderd blijven inzetten om zo optimaal mogelijk voorbereid te zijn op de strengere
grenscontroles en importeisen die het VK zal gaan toepassen in de verschillende fase(s)
van het aangepaste BOM. Ten aanzien van enkele sectoren leeft de zorg dat bedrijven
nog te veel denken of hopen dat grenscontroleprocessen beperkt zullen blijven, waardoor
adequate voorbereiding op de aanscherpingen in grenscontroles en importeisen uitblijven.
Daarom wordt de nauwe samenwerking tussen het Ministerie van LNV, de NVWA, keuringsdiensten
en het bedrijfsleven voortgezet om zo goed mogelijk voorbereid te zijn.
Voor een compleet overzicht van de eerste ervaringen met Brexit verwijs ik uw Kamer
wederom naar de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken waar een overzicht wordt
gegeven van 1 maand Brexit.4
Vervolg vraag VVD: Gevolgen Brexit
Kan de Minister bijvoorbeeld reflecteren op de veevervoerdersvergunning van dieren
die van Nederland naar het Verenigd Koninkrijk worden vervoerd? Welke documenten zijn
nodig voor vervoer van een EU-lidstaat als Nederland naar het Verenigd Koninkrijk?
Op welke manier verschillen deze documenten van de benodigde documenten van voor de
Brexit, zowel in type document, administratieve last als kosten? Is het reëel om deze
documenten van de vervoerder of de vee-eigenaar te vragen? Met andere woorden: zijn
de benodigde nieuwe documenten eenvoudig aan te vragen tegen zo beperkt mogelijke
kosten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, graag een toelichting. Welke documenten zijn nodig
voor vervoer van een EU-lidstaat als Nederland naar het Verenigd Koninkrijk?
Antwoord
Sinds het aflopen van de overgangsperiode op 1 januari jl. is het VK een zogenaamd
derde land. Dit heeft ook consequenties voor het vervoer van dieren naar het VK. Voor
vervoer van dieren van een EU-lidstaat naar het VK was voor de uittreding van het
VK uit de EU een zogenaamd intra-certificaat nodig, dat na goedkeuring van de zending
wordt afgegeven door de NVWA. Na het vertrek van het VK uit de EU zijn er veterinaire
gezondheidscertificaten nodig om levende dieren naar het VK te exporteren. Deze zijn
vergelijkbaar aan intra-certificaten, met als verschil dat de certificerende lidstaat
verklaart dat de zending voldoet aan de importeisen zoals gesteld door het derde land.
Voor lange transporten (> 8 uur) van runderen, schapen, geiten, varkens en niet-geregistreerde
paarden die verband houden met een economische activiteit, moet naast een EU-journaal,
ook een journaal worden opgemaakt dat goedgekeurd is door het VK. Een vervoersvergunning
die in het kader van artikel 10 (transporten < 8 uur en langer dan 65 km) of artikel 11
(lange transporten) van de transportverordening is afgegeven door een EU-lidstaat
is niet meer geldig in het VK sinds 1 januari jl. Hetzelfde geldt voor de in de EU
afgegeven getuigschriften van vakbekwaamheid en certificaten van goedkeuring van wegvervoermiddelen
(respectievelijk artikel 17 en artikel 18 van de transportverordening). Deze kunnen
bij de autoriteiten van het VK worden aangevraagd. Voor de getuigschriften is een
opleiding en examen in het VK noodzakelijk. Ook kan een VK-keuring van veewagens die
bestemd zijn voor lange transporten noodzakelijk zijn. Dit is een (eenmalige) extra
administratieve belasting voor het bedrijfsleven. De kosten die het VK hiervoor rekent
zijn mij niet bekend.
Vervolg vraag VVD: Gevolgen Brexit
Op welke manier verschillen deze documenten van de benodigde documenten van vóór de
Brexit, zowel in type document, administratieve last als kosten?
Antwoord
Voor Brexit was er vrij handelsverkeer en was er ten aanzien van levende have slechts
de verplichting van garantiestelling via het daartoe ingerichte TRACES. Het VK is
nu een derde land en stelt daarom zelf de eisen op waarmee levende have het land binnen
mag komen. Om tot deze garantiestelling te komen worden alle bedrijven die met het
VK handelen, geconfronteerd met de reguliere grenscontroleprocessen voor handel met
derde landen. Deze eisen zijn opgenomen in het veterinaire gezondheidscertificaat
voor export naar het VK. Op de site van de NVWA en het Brexit-loket is na te gaan
welke kosten voor een dergelijk certificaat in rekening gebracht moeten worden.5
Vervolg vraag VVD: Gevolgen Brexit
Is het reëel om deze documenten van de vervoerder of de vee-eigenaar te vragen? Met
andere woorden: zijn de benodigde nieuwe documenten eenvoudig aan te vragen tegen
zo beperkt mogelijke kosten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, graag een toelichting.
Antwoord
Het VK mag zoals elk soeverein land met een derde landen status eisen stellen aan
import. Nederland faciliteert beleidsmatig via de EU, maar ook operationeel het Nederlands
bedrijfsleven waar het kan om export naar het VK tegen redelijke kosten te verwezenlijken.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van de
Minister betreffende de videoconferentie van visserijministers van 22 februari en
de ANIT-enquêtecommissie van het Europees Parlement over diertransporten. Deze leden
wensen de Minister enkele vragen voor te leggen en voor enkele andere belangrijke
zaken aandacht te vragen.
Dierenwelzijn
De leden van de D66-fractie lezen in de antwoorden van de Minister dat zij een sterke
aanbeveling doet aan het Europees Parlement om transport van meer dan acht uur van
niet-gespeende dieren uit te bannen.6 Hoewel deze leden natuurlijk te spreken zijn over de aandacht die de Minister hiervoor
vraagt, vragen zij zich ook af waarom de Minister dit zou beperken tot niet-gespeende
dieren. Zij zouden graag een lager wettelijk maximum zien voor hoe lang dieren mogen
worden vervoerd. Heeft de Minister plannen om ook het verkorten van het transport
van alle dieren aan te kaarten bij het Europees Parlement? Zo ja, welke plannen heeft
de Minister daarvoor gemaakt? Hoe zou de Minister de handhaving hierop willen vormgeven?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Mijn inzet voor de aanstaande aanpassingen van de EU-transportverordening is inderdaad
dat lange transporten van ongespeende dieren, zoals kalveren, niet meer mogen plaatsvinden.
Dit vanwege de zorgen over de welzijnsimpact van lange transporten voor deze jonge
kwetsbare dieren en de praktische problemen om de dieren onderweg in de veewagen te
drenken en de voeren. Ook voor dieren die naar slachthuizen worden getransporteerd
zet ik in op een verbod op lange transporten. Dieren zouden zoveel mogelijk lokaal
geslacht moeten worden. Het is diervriendelijker en milieuvriendelijker om lokaal
te slachten en in plaats daarvan het vlees of de karkassen te vervoeren.
Voor alle overige dieren is de inzet dat de maximum transporttijden gebaseerd moeten
zijn op wat aanvaardbaar is voor de betrokken dieren, op ethologisch en fysiologisch
vlak. Waarbij gerealiseerd moet worden dat het transport van levende dieren altijd
een zekere mate van stress en ongemak voor de dieren met zich meebrengt. Wetenschappelijke
adviezen zijn hiervoor essentieel. In het kader van de »Van boer tot bord»-strategie
voert de Europese Commissie een uitgebreide evaluatie uit van de Europese dierenwelzijnswetgeving,
waaronder de transportverordening. Als onderdeel van deze evaluatie heeft de Europese
Commissie de EFSA gevraagd een beoordeling uit te voeren om een solide wetenschappelijke
basis te bieden voor toekomstige wetgevingsvoorstellen. Ik zie de uitkomsten hiervan
graag tegemoet. De handhaving is gericht op de wettelijke normen. Zolang aan alle
relevante voorwaarden wordt voldaan, worden de huidige transport- en rusttijden uit
de transportverordening gehanteerd.
De leden van de D66-fractie merken op dat de Minister in diezelfde antwoorden de NVWA
meermalen benoemt. Deze leden lezen onder andere dat de NVWA gedetailleerde instructies
heeft voor het fysiek controleren van de dieren alvorens deze op transport gaan. Alleen
dan kan een exportcertificaat uitgegeven worden.7 Uit het rapport van 2Solve (Kamerstuk 28 286, nr. 1065) komt naar voren dat er aanzienlijke interpretatieverschillen bestaan bij toezichthoudend
dierenartsen over de transportwaardigheid en slachtwaardigheid van runderen. Er wordt
hiermee dus afgeweken van de gewenste uniforme handhaving. Wat verstaat de Minister
onder de gedetailleerde instructies waarover zij schrijft in de antwoorden? Hoe verhouden
de aanzienlijke interpretatieverschillen zich tot deze gedetailleerde instructies?
Wat gaat de Minister doen om een uniforme handhaving van transportwaardigheid te realiseren?
Is er een eenduidige, gedetailleerde instructie voor transportwaardigheid in andere
Europese lidstaten? Heeft de Minister een plan om een eenduidige instructie van transportwaardigheid
aan te kaarten bij het Europees Parlement, aangezien het wenselijk is dat hier een
norm voor bestaat in Europa?
Antwoord
Alle toezichthouders van de NVWA die exporten van levende dieren naar lidstaten en
derde landen certificeren, gebruiken hiervoor werkinstructies. In deze werkinstructies
staat beschreven welke controles er uitgevoerd moeten worden en aan welke wettelijke
eisen levende dieren moeten voldoen alvorens een partij dieren gecertificeerd kan
worden. De in de werkinstructies beschreven officiële controles op transportwaardigheid
en slachtwaardigheid vinden plaats op basis van Europese regelgeving. Daarbij zijn
diverse open normen van toepassing die kunnen leiden tot interpretatieverschillen
bij toezichthoudend dierenartsen.
In overleg met het Ministerie van LNV heeft de NVWA besloten om Europese richtsnoeren
voor de beoordeling van de geschiktheid voor vervoer van zowel runderen, varkens als
paarden te implementeren om eventuele onduidelijkheden ten aanzien van transportwaardigheid
weg te nemen. Deze richtsnoeren zijn samenwerkingsproducten van diverse Europese organisaties,
zoals dierenwelzijnsorganisaties, sectorvertegenwoordigers en de Europese koepelorganisatie
voor dierenartsen (FVE). Een meer uniforme werkwijze wordt bijvoorbeeld ondersteund
door middel van beeldmateriaal en voorbeelden waarmee getoond en beschreven wordt
wanneer dieren transportwaardig zijn, zoals bedoeld in de technische voorschriften
ten aanzien van geschiktheid voor vervoer in Verordening (EG) Nr. /2005. Daarnaast
worden er binnen de NVWA op regelmatige basis ook casuïstiekbesprekingen georganiseerd
om een meer uniforme handhaving van transportwaardigheid te realiseren.
Behalve de eerdergenoemde richtsnoeren zijn mij binnen de EU geen andere gedetailleerde
instructies bekend voor transportwaardigheid. Deze richtsnoeren zijn in alle lidstaten
bekend en bieden houvast voor de uitvoering en handhaving van de technische voorschriften
ten aanzien van geschiktheid voor vervoer in de transportverordening. De richtlijnen
omvatten tientallen pagina’s met beschrijvingen en voorbeelden. Het ligt daarom niet
voor de hand om ervoor te pleiten om dergelijke gedetailleerde beschrijvingen op te
nemen in de transportverordening.
De leden van de D66-fractie lezen dat onderzoeken laten zien dat Europese burgers
een hoger niveau van dierenbescherming in de EU-wetgeving willen zien. Ook willen
deze leden zien dat de functietitel van EU-commissaris voor Gezondheid en Voedselveiligheid
wordt veranderd in «EU-commissaris voor Gezondheid, Voedselveiligheid en Dierenwelzijn».8 Deze belangrijke toevoeging onderstreept de verantwoordingsplicht voor deze kwestie.
Zij vragen de Minister op welke manier zij zich namens Nederland in gaat zetten om
de dierenwelzijnstandaarden verder te verhogen. Zij vragen welke plannen de Minister
zal aandragen om het aandeel van dierenbescherming te verhogen in de EU-wetgeving.
Wil de Minister suggesties doen, zoals een Europees «Beter Leven»-keurmerk, om dierenwelzijn
in Europa beter op de kaart te zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Zoals aangegeven in mijn brief aan uw Kamer van 23 oktober jl. (Kamerstuk 28 286, nr. 1130) heb ik samen met de andere zgn. «Vughtgroeplanden» (Duitsland, Denemarken, Zweden
en België) bij de Europese Commissie gepleit voor een nieuwe EU-strategie voor dierenwelzijn,
onder meer gericht op verbetering van dierenwelzijn bij transport en voor de varkenshouderij,
maar ook op dierenwelzijnsvoorschriften voor commercieel gehouden en verhandelde diersoorten
waarvoor nog geen specifieke EU-regelgeving bestaat. In dit kader maak ik me sterk
voor ambitieuzere dierenwelzijnsnormen. De Europese Commissie zal in de loop van dit
jaar consultaties (laten) uitvoeren ter evaluatie van de bestaande EU-dierenwelzijnswetgeving;
dit met het oog op eventuele wetgevingsvoorstellen eind 2023. Waar nodig zal de input
vanuit Nederland daarbij nader worden geconcretiseerd.
Met betrekking tot etikettering inzake dierenwelzijn zijn jl. december Raadsconclusies
aangenomen (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1271). Zoals al eerder aangegeven zet ik in op een overkoepelend EU-kader met criteria
en indicatoren over productieomstandigheden en dierenwelzijn (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1246 en 21 501-32, nr. 1279).
Bijen
De leden van de D66-fractie zijn benieuwd naar de uitkomsten van de Europese bijeenkomst
over specifieke beschermdoelen voor bijen van 23 februari. De Minister schreef in
haar brief dat zij tijdens de bijeenkomst zal aandringen dat de Europese Commissie
met een voorstel komt uitgaande van het meest conservatieve beschermingsniveau conform
de versie van het bijenrichtsnoer uit 2013; dit is destijds bepaald op een maximaal
effect op de omvang van een bijenkolonie van 7%. Ook zei de Minister voorstellen te
gaan doen voor de beschermdoelen voor hommels en solitaire bijen.9 De natuurorganisaties zijn van mening dat die 7% niet voldoende is – in die 7% wordt
namelijk de natuurlijke variabiliteit van sterfte meegenomen en dat willen de natuurorganisaties
niet.10 De European Court of Auditors (ECA) stelde begin 2020 vast dat de EU en de individuele
Europese landen schromelijk tekortschieten bij het terugdringen van pesticiden. Die
kritiek herhaalde de ECA in juli in een rapport over de bestuivers. Hoe kijkt de Minister
naar de kritiek uit dit rapport? Deelt ze de mening dat de bij te slecht wordt beschermd
en dat de 7% dus nog niet goed genoeg is? Verder vragen deze leden de Minister om
de uitkomsten van de bijeenkomst van 23 februari zo spoedig mogelijk met de Kamer
te delen. Wat vinden andere lidstaten van de plannen? Kan de Minister toelichten welke
landen hetzelfde standpunt als Nederland innemen en welke lidstaten aan de totaal
andere kant van het spectrum zitten?
Antwoord:
De European Court of Auditors (ECA) is in het betreffende rapport kritisch op het
beleid van de Europese Commissie voor de bescherming van bestuivers en heeft aanbevelingen
gedaan voor specifieke beschermingsmaatregelen voor bestuivers in het kader van de
biodiversiteitsstrategie, betere integratie van maateregelen voor natuurbehoud en
landbouw en verbetering van de bescherming van bestuivers in het goedkeuringsproces
voor gewasbeschermingsmiddelen. De ECA was voor dat derde aspect onder meer kritisch
op het feit dat de risico’s van gewasbeschermingsmiddelen voor bestuivers worden beoordeeld
aan de hand van een richtsnoer dat voor het laatst in 2010 is herzien en vroeg daarnaast
aandacht voor de bescherming van andere bestuivers dan honingbijen. Hier ben ik het
mee eens en ik ben daarom, zoals eerder aan uw Kamer gemeld, voorstander om snel een
goed bijenrichtsnoer beschikbaar te hebben, inclusief beschermdoelen voor hommels
en wilde solitaire bijen (Kamerstuk 27 858, nrs. 446, 451 en 479). Binnen Europa vindt momenteel discussie plaats met welk beschermdoel bijen goed
worden beschermd. Ik heb uw Kamer op 19 februari 2021 geïnformeerd over mijn standpunt
over het te hanteren beschermdoel voor bijen (Kamerstuk 27 858, nr. 533).
Tijdens de bijeenkomst op 23 februari heeft de Europese Commissie teruggeblikt op
de bijeenkomst over het bijenrichtsnoer van 13 januari 2021 (Kamerstuk 27 858, nr. 528) en heeft EFSA de antwoorden op aanvullende vragen van lidstaten (waaronder Nederland)
toegelicht.
Verder heeft de Europese Commissie de lidstaten bevraagd op de voorkeur voor het maximaal
aanvaardbare effect van blootstelling aan een gewasbeschermingsmiddel op de omvang
van een honingbijenkolonie, het zogenaamde beschermdoel. In lijn met de brief aan
uw Kamer van 19 februari 2021 heb ik de Europese Commissie opgeroepen om met een voorstel
te komen uitgaande van het meest conservatieve beschermingsniveau conform de versie
van het bijenrichtsnoer uit 2013. Ook heb ik de Europese Commissie gevraagd zich rekenschap
te geven van de wetenschappelijke inzichten die in de afgelopen tijd beschikbaar zijn
gekomen. Daarnaast heb ik de Europese Commissie opgeroepen om zo snel mogelijk voorstellen
te doen voor de beschermdoelen voor hommels en solitaire bijen.
Tijdens de rondgang langs de lidstaten kwam naar voren dat een groot deel van de lidstaten
voorstander is van een beschermdoel van een maximaal effect van 12,8% op de omvang
van een honingbijenkolonie. Dit percentage komt overeen met het meest conservatieve
beschermdoel uit het advies van het Ctgb dat ik op 19 februari 2021 naar uw Kamer
heb gestuurd. Verder is een klein aantal lidstaten voorstander van een maximaal effect
van 7% (gelijk aan de versie van het bijenrichtsnoer uit 2013). Een vergelijkbaar
klein aantal lidstaten is voorstander van een maximaal effect variërend van 15 tot
25%. Omdat dit geen definitieve standpunten van lidstaten zijn en het niet aan mij
is om deze naar buiten te brengen, ga ik niet in op de standpunten van individuele
lidstaten.
De Europese Commissie heeft toegezegd om binnenkort met een definitief voorstel te
komen voor het beschermdoel voor honingbijen. Vervolgens zullen EFSA en de Europese
Commissie met voorstellen komen over de wijze waarop hommels en solitaire bijen zullen
worden beschermd binnen het bijenrichtsnoer.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
F.C.G. Goorden, adjunct-griffier