Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over stand van zaken Intervence
31 839 Jeugdzorg
Nr.772 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 8 april 2021
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
voorgelegd aan het kabinet over de brief van 1 februari 2021 inzake stand van zaken
Intervence over het overbruggingscontract en afspraken rondom bestaande en nieuwe
maatregelen jeugdbescherming en jeugdreclassering (Kamerstuk 31 839, nr. 765) en over de brief van 17 februari 2021 inzake stand van zaken Intervence (Kamerstuk
31 839, nr. 767).
De Minister voor Rechtsbescherming heeft deze vragen, mede namens de Staatssecretaris
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, beantwoord bij brief van 6 april 2021. Vragen
en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De waarnemend voorzitter van de commissie, Agema
De adjunct-griffier van de commissie, Krijger
1.
Voor Intervence wordt de komende maanden een nieuw plan opgesteld; wordt gegarandeerd
dat dit plan dan wel de bij dit plan betrokken partijen de wensen en behoeftes van
de kinderen centraal stellen?
Het uitgangspunt is dat de continuïteit en kwaliteit van zorg voldoende geborgd is
voor jeugdigen en gezinnen. Dit uitgangspunt gold bij het opstellen van het oorspronkelijke
plan en is nog steeds van kracht. Inspecties en Jeugdautoriteit zullen hier wederom
op toezien en zullen de uitwerking van het overnamescenario door Jeugdbescherming
west toetsen aan de eerder gestelde voorwaarden die zij hebben beschreven in hun brieven
van december 2020.1
2.
Wordt daarbij gegarandeerd dat een (eventuele) veilige overdracht van dossiers geregeld
wordt?
Inspecties en Jeugdautoriteit hebben voorwaarden gesteld waaraan het plan moet voldoen
(zie het antwoord op vraag 1). Een van de zaken die volgens de Inspecties en de Jeugdautoriteit
dient te worden uitgewerkt is de overdracht van digitale en fysieke dossiers en een
zorgvuldige archivering van afgesloten dossiers. De Inspecties zullen de uitwerking
van het terugvalscenario o.a. op dit aspect toetsen.
3.
Wordt daarbij gegarandeerd dat een maximale inspanning verricht wordt voor het behoud
van de vaste casemanager voor zoveel mogelijk kinderen?
In artikel 2.13 Jeugdwet is opgenomen dat de gemeenten erop moeten toezien dat de
cliënt-hulpverlener relatie zoveel als mogelijk in stand blijft. Inspecties en Jeugdautoriteit
zullen daar ook op toezien bij de beoordeling van de het nieuwe plan van aanpak. Met
het terugvalscenario, dat voorziet in de overname van de werkzaamheden van Intervence
door Jeugdbescherming west, is de verwachting dat de continuïteit van de zorgrelatie
beter geborgd kan worden, omdat de cliënten van Intervence niet meer bij verschillende
GI’s ondergebracht hoeven te worden.
4.
Wordt daarbij gegarandeerd dat voldoende aandacht wordt besteed aan het beheer van
de dossiers van de (pleeg)kinderen, en aan de vraag wie deze beheert en wie deze dossiers
in kunnen zien?
Zie antwoord bij vraag 2.
5.
Wordt daarbij gegarandeerd dat voldoende duidelijkheid wordt geboden over de archiefdossiers
van beëindigde juridische plaatsingen? Blijven deze dossiers beschikbaar? Wie kan
ze inzien? Waar worden ze opgeslagen?
Zie antwoord bij vraag 2.
6.
Wordt daarbij gegarandeerd dat voldoende duidelijkheid wordt geboden over de vraag
hoe en wanneer de rechter een uitspraak kan doen over het overdragen van de voogdij?
Als de werkzaamheden van Intervence worden overgenomen door Jeugdbescherming west,
dan is de verwachting dat de cliënten niet via de rechter hoeven te worden overgedragen
aan een nieuwe GI (zie ook het antwoord op vraag 3), omdat Intervence als zelfstandige
stichting naar alle waarschijnlijkheid onderdeel zal gaan uitmaken van Jeugdbescherming
west. Maar dit is mede afhankelijk van de uitwerking van de wijze waarop de werkzaamheden
van Intervence worden ondergebracht bij Jeugdbescherming west.
7.
Op welke wijze is er contact geweest vanuit Intervence met de betrokken kinderen of
gezinnen?
Desgevraagd liet Intervence weten dat op basis van haar verantwoordelijkheid voortdurend
contact is geweest met de betrokken jeugdigen en gezinnen. Na de openbaarmaking van
de besluitvorming van de Bestuurscommissie Inkoop Jeugdhulp Zeeland (bestuurscommissie)
is door Intervence een brief opgesteld voor cliënten die via de gezinsmanagers en
website is verspreid om hen te informeren. Dit is opnieuw gebeurd, nadat de bestuurscommissie
heeft besloten te stoppen met de uitwerking van het oorspronkelijke scenario. Aanvullend
heb ik met de gemeenten afgesproken dat zij met de bestuurder van Intervence afspraken
maken over het betrekken van cliënten (en medewerkers) bij de uitwerking van het overnamescenario.
8.
Op welke wijze is er contact geweest vanuit de gemeenten met de betrokken kinderen
of gezinnen?
Het is primair de verantwoordelijkheid van Intervence om haar cliënten te informeren
en te betrekken bij het proces. In aanvulling hierop heeft er contact plaatsgevonden
tussen de onafhankelijk transitiemanager en de cliëntenraad. De cliëntenraad heeft
advies uitgebracht over het transitieplan. Verder is door de regiomanager van het
Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd (OZJ) een besloten Facebookpagina ingericht
waar ouders en jongeren is gevraagd advies uit te brengen.
9.
Bent u van plan meer regie te nemen bij het zoeken naar een duurzame oplossing?
Naar aanleiding van het besluit van de bestuurscommissie heb ik in het kader van het
interbestuurlijk toezicht bestuurlijke afspraken gemaakt met gemeenten om de continuïteit
en de kwaliteit van de zorg voor de jeugdigen te borgen waarvoor zij primair verantwoordelijk
zijn. Naar aanleiding van het oordeel van de Inspecties en de Jeugdautoriteit over
het transitieplan heb ik eveneens bestuurlijke afspraken gemaakt met betrekking tot
de uitwerking van het overnamescenario waarover ik uw Kamer per brief van 17 februari
2021 heb geïnformeerd.2 Daarnaast heeft mijn ministerie wekelijks contact met alle betrokkenen over de voortgang
van het plan van aanpak en de continuïteit van zorg voor jeugdigen en de gezinnen.
Ook de Inspecties en Jeugdautoriteit zijn vanuit hun verantwoordelijkheid nauw betrokken
bij de ontwikkelingen in Zeeland. De bestuurlijke afspraken en de verantwoordelijkheid
van partijen om de continuïteit en de kwaliteit van de zorg te garanderen monitor
ik nauwgezet en in samenwerking met de Jeugdautoriteit en Inspecties. Indien de gemeenten
zich niet langer of onvoldoende aan de gemaakte afspraken c.q. hun verantwoordelijkheid
houden, dan zal ik ze daarop aanspreken en indien nodig ingrijpen in het kader van
interbestuurlijk toezicht.
10.
Wat betekenen deze ontwikkelingen als het gaat om stelselverantwoordelijkheid?
Eén van de geleerde lessen uit de casuïstiek rond aanbieders van zorg voor jeugdigen
in financiële problemen, waarover de Staatssecretaris van VWS en ik u onlangs informeerden,
is het belang voor alle partijen om hun taken zuiver te kunnen vervullen.3 De belangrijkste taak voor mij als stelselverantwoordelijke in de casus Intervence
is om partijen aan te spreken op hun verantwoordelijkheden en de door hen te vervullen
taken. Daarom heb ik de afgelopen periode in het kader van interbestuurlijk toezicht
bestuurlijke afspraken gemaakt met de gemeenten, zodat zij de continuïteit van zorg
voldoende waarborgen (zie ook het antwoord op vraag 9).
11.
Kunt u een feitenrelaas geven vanaf het eerste voornemen om het contract met Intervence
te beëindigen tot op heden?
• Eind mei 2020 zijn de gemeenten en Intervence een gezamenlijk traject gestart om verschillende
scenario’s uit te werken voor een duurzame inrichting van de jeugdbescherming en -reclassering
in Zeeland. Bij het uitwerken van deze scenario’s is ondersteuning geboden door het
OZJ dat, conform de afspraken met de gemeenten en de sector, eerstelijns bemiddeling
biedt tussen gemeenten en instellingen in situaties waar financiële en/of organisatorische
problemen dreigen die kunnen leiden tot discontinuïteit van cruciale jeugdhulp, jeugdbescherming
en -reclassering.
• Met begeleiding van het OZJ hebben gemeenten en Intervence tot oktober 2020 de verschillende
scenario’s uitgewerkt. Mijn ministerie heeft dit traject intensief gevolgd om daarmee
zicht te krijgen of de continuïteit van zorg voldoende geborgd zou worden met het
te kiezen scenario.
• Op 26 november 2020 heeft de bestuurscommissie het besluit genomen om de cliënten
van Intervence onder te brengen bij drie andere GI’s (Briedis, Leger des Heils (LdH)
en William Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (WSS JB&JR)) die al in Zeeland
actief zijn en de relatie met Intervence te beëindigen.
• Na het besluit heb ik aan de Jeugdautoriteit en de Inspecties gevraagd een oordeel
c.q. advies te geven over de vraag of het door de gemeenten gekozen scenario een verantwoord
scenario is en welke voorwaarden noodzakelijk zijn voor een zorgvuldige overdracht
van de werkzaamheden van Intervence aan de drie andere GI’s.
• Op 4 respectievelijk 7 december 2020 hebben de Jeugdautoriteit en de Inspecties per
brief hun reactie gegeven op het besluit. Daarnaast hebben zij laten weten welke zaken
in het transitieplan uitgewerkt dienen te worden.
• Om tot een verantwoorde overdracht te komen zijn gemeenten aan de slag gegaan met
het opstellen van een transitieplan voor de uitvoering van het besluit.
• Op 15 december 2020 hebben de afzonderlijke colleges unaniem aanvullende financiering
beschikbaar gesteld die noodzakelijk is om het besluit daadwerkelijk uit te kunnen
voeren en de continuïteit van de zorg aan de jeugdigen te borgen.
• Op 18 december 2020 hebben de gemeenten een onafhankelijk procesbegeleider aangesteld.
De procesbegeleider had de opdracht om in samenwerking met de gemeenten en de betrokken
GI’s een transitieplan op te stellen.
• Op 8 januari 2021 hebben de gemeenten en Intervence een overbruggingscontract gesloten
voor een periode van minimaal zes maanden op basis waarvan Intervence in staat is
haar huidige taken en verplichtingen na te komen, zodat gemeenten de zorgcontinuïteit
kunnen borgen.
• In de periode december 2020 tot nu hebben de Inspecties toezicht gehouden op de kwaliteit
en continuïteit van zorg. De Inspecties hebben daartoe gesprekken gevoerd met o.a.
de bestuurders van de vier betrokken GI’s. Daarnaast voerden de Inspecties een praktijktoets
uit bij Intervence. Het toezicht heeft nieuwe en aanvullende aandachtspunten blootgelegd.
Op 25 januari 2021 hebben de inspecties per brief deze aandachtspunten met de gemeenten
gedeeld zodat deze meegenomen konden worden bij het vormgeven van het plan.
• Op 5 februari 2021 hebben de gemeenten het transitieplan opgeleverd.
• Op 11 februari 2021 hebben de Inspecties en Jeugdautoriteit hun oordeel c.q. advies
over het plan gedeeld met de gemeenten. De Inspecties en Jeugdautoriteit hebben geconstateerd
dat het transitieplan onvoldoende garanties biedt voor een duurzame transitie van
de jeugdbescherming en jeugdreclassering in Zeeland waarbij de continuïteit en kwaliteit
van zorg voldoende geborgd is.
• Ook hebben de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK), Rechtbank Zeeland-West-Brabant,
cliëntenraad en ondernemingsraad een negatief advies uitgebracht.
• Op 15 februari heb ik in het bestuurlijk overleg met de gemeenten afgesproken dat
niet verder wordt gegaan met de uitwerking van het oorspronkelijke scenario en dat
zij het in hun plan opgenomen terugvalscenario gaan uitwerken. Het terugvalscenario
voorziet in een overname van de werkzaamheden van Intervence door Jeugdbescherming
west. Ik heb uw Kamer hierover bij brief van 17 februari 2021 geïnformeerd.4
• Gemeenten, Jeugdbescherming west en Intervence zijn op dit moment aan de slag om het
overnamescenario nader uit te werken.
12.
Bent u het nog steeds eens met de stelling dat men deze onrust niet had kunnen voorkomen?
Ja, ik ben nog steeds van mening dat deze onrust niet helemaal voorkomen had kunnen
worden. De situatie was en is erg complex. Bij Intervence was al enkele jaren sprake
van een zorgelijke situatie met een hoog personeelsverloop en financiële tekorten.
Het proces om te komen tot een duurzame oplossing is door gemeenten en Intervence
gezamenlijk doorlopen. Uiteindelijk hebben de gemeenten ervoor gekozen om de relatie
met Intervence te beëindigen. Dat is een ingrijpend besluit dat vanzelfsprekend de
nodige onrust met zich meebrengt. Dat neemt niet weg dat onrust waar mogelijk voorkomen
moet worden.
Met de Staatssecretaris van VWS ben ik van plan een AMvB op te stellen met zorgvuldigheidseisen.
Deze eisen houden in dat gemeenten inzetten op een tijdige start en afronding van
contractering, op meerjarige contracten (drie jaar of meer) en op continuïteit van
zorg bij aflopende contracten. Deze eisen zijn ook al opgenomen in de Norm voor Opdrachtgeverschap
zoals die door gemeenten in juni 2020 is aangenomen. In de norm staat bijvoorbeeld
dat contracten voor gesloten jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering minimaal
zes maanden van tevoren worden gesloten. Hiertegenover staat dat er zes maanden voor
opzegging van de contracten duidelijkheid moet zijn. Contracten moeten dus zes maanden
van tevoren worden opgezegd. Als deze normen gehanteerd worden geeft dat tijdig duidelijkheid
bij alle betrokkenen.
13.
Is er contact geweest met zorginstellingen en financiers ook in andere sectoren, zoals
de curatieve zorg en de langdurige zorg en ondersteuning, over de vraag hoe zij stakeholdermanagement
toegepast hebben bij dreigende discontinuïteit van zorg of bij faillissementen?
Aanbieders van zorg voor jeugdigen zijn zelf primair verantwoordelijk voor hun bedrijfsvoering,
de borging van de kwaliteit van zorg en, indien nodig, een zorgvuldige zorgoverdracht
van cliënten. Van hen wordt verwacht dat ze tijdig maatregelen nemen om eventuele
financiële problemen te voorkomen en, wanneer dit niet lukt, tijdig met betrokken
stakeholders zoals gemeenten (inkopers) in overleg te gaan over een oplossing. Hierbij
kan door aanbieders ook de hulp van het OZJ worden ingeroepen. Daarnaast vinden de
Staatssecretaris van VWS en ik het van belang om gemeenten te ondersteunen bij stakeholdermanagement.
Dit willen wij met de BGZJ en VNG gaan uitwerken in het convenant continuïteit jeugdhulp.
14.
Zijn de ervaringen van de Hoenderloogroep gebruikt bij de interventies door het ministerie?
Ja. De afgelopen jaren hebben verschillende organisaties van zorg voor jeugdigen aangegeven
af te gaan bouwen. Op basis van o.a. de ervaringen met de Hoenderloo Groep hebben
de Staatssecretaris van VWS en ik zeven lessen getrokken. Hierover hebben we uw Kamer
op 19 februari 2021 geïnformeerd. Deze lessen zijn waar relevant toegepast bij Intervence.
Zo is gebleken dat het van belang is dat alle partijen hun taken zuiver kunnen vervullen.
De belangrijkste taak voor mij als stelselverantwoordelijke in de casus Intervence
is om partijen aan te spreken op hun verantwoordelijkheden en te vervullen taken.
Daarom heb ik de afgelopen periode, in het kader van interbestuurlijk toezicht, bestuurlijke
afspraken gemaakt met de gemeenten zodat zij de continuïteit van zorg voldoende waarborgen.
Daarnaast werk ik samen met de Staatssecretaris van VWS aan een wijziging van de Jeugdwet
voor het versterken van het gezamenlijk opdrachtgeverschap van gemeenten (wetsvoorstel
Wet verbetering beschikbaarheid zorg voor jeugdigen). Ook gaan we in de Jeugdwet,
naast de al bestaande eis van een openbare jaarverantwoording, een aantal eisen stellen
aan goed bestuur van jeugdhulpaanbieders en GI’s ten behoeve van een beter systeem
van intern en extern toezicht op de bedrijfsvoering (een onafhankelijk intern toezichthouder
en een transparante financiële bedrijfsvoering). Verder gaan we de taken van de Jeugdautoriteit
in de Jeugdwet verankeren, om het inzicht in de ontwikkeling van het jeugdhulplandschap
te vergroten Ook komt er meer toezicht op de naleving van governance verplichtingen
van aanbieders en op de continuïteit van zorg.
15.
Op welke datum adviseerde u richting Intervence dat er geen onomkeerbare stappen moesten
worden genomen? Was dit voor of na de bekendmaking van het voorgenomen besluit van
de 13 gemeenten op 26 november 2020?
Deze bestuurlijke afspraak heb ik met de gemeenten gemaakt op 11 december 2020 en
na het besluit van de bestuurscommissie. Deze bestuurlijke afspraak is mede gemaakt
op basis van de constatering van de Jeugdautoriteit (4 december 2020) en Inspecties
(7 december 2020) dat eerst een volledig uitgewerkt transitieplan beschikbaar moest
zijn alvorens zij kunnen beoordelen of het besluit zorgvuldig en duurzaam uitgevoerd
kon worden.
16.
Kunt u een inschatting maken van de additionele kosten voor de 13 gemeenten vanaf
het moment van het voorgenomen besluit op 15 december jl.?
Op 15 december 2020 hebben de colleges van B&W ingestemd met het beschikbaar stellen
van € 3,3 miljoen additionele middelen. Er is door gemeenten € 2 miljoen geraamd voor
de liquidatie van Intervence (inclusief instandhoudingsbijdrage tot het moment dat
alle maatregelen zijn overgedragen) in de vorm van een achtergestelde lening en € 1,275 miljoen
voor de overnemende GI’s om de organisaties voor te bereiden op de uitbreiding van
maatregelen en medewerkers.
Voor het onderzoek van het overnamescenario van Jeugdbescherming west is vooralsnog
€ 35.000 beschikbaar gesteld door gemeenten ten behoeve van het opstellen van een
business case door Jeugdbescherming west waarin alle kosten worden uitgewerkt die
moeten worden gemaakt in het kader van het terugvalscenario.
17.
Kunt u een inschatting maken van de additionele kosten voor de 13 gemeenten nu het
transitieplan geen vertrouwen krijgt van de inspecties en de Jeugdautoriteit?
Dat er sprake is van additionele kosten is geen vanzelfsprekendheid. Zoals beschreven
in het antwoord op vraag 16 is Jeugdbescherming west bezig met het opstellen van een
business case. Mogelijk vallen de kosten van het terugvalscenario zelfs lager uit.
Naar verwachting wordt de business case de tweede helft van april 2021 opgeleverd.
18.
Wat waren de bindende afspraken met de 13 gemeenten waarover u sprak tijdens het notaoverleg
Jeugdzorg (jeugdbescherming Zeeland) d.d. 14 december jl.? Kunt u dit overzicht naar
de Kamer toezenden?
Op 11 december 2020 heb ik in het kader van het interbestuurlijk toezicht drie afspraken
gemaakt met de gemeenten:
• Gemeenten en Intervence sluiten op zeer korte termijn een overbruggingscontract af
voor in ieder geval het 1e half jaar van 2021.
• Er worden geen onomkeerbare beslissingen genomen totdat een transitieplan is goedgekeurd
door de Inspecties en Jeugdautoriteit.
• Teneinde de continuïteit en kwaliteit van de zorg voor jeugdigen maximaal te waarborgen
nemen de gemeenten en de GI's maatregelen om het verloop van het personeel van Intervence
te minimaliseren.
• Ik heb u geïnformeerd over deze afspraken bij de beantwoording van de Kamervragen
van Kuiken5 en Westerveld/van den Berge.6
19.
Kunt u toelichten in welke mate de 13 afzonderlijke gemeenteraden zijn betrokken in
aanloop naar de besluitvorming op 15 december jl.?
De gemeenteraden zijn door de colleges van B&W in de afgelopen periode op gezette
tijden geïnformeerd over de situatie rondom Intervence. De gemeenten hebben de bevoegdheden
inzake het contracteren van uitvoerders jeugdbescherming en jeugdreclassering (waaronder
ook opzegging/ ontbinding van het contract) overgedragen aan de bestuurscommissie.
Dit houdt in dat deze bevoegdheden zijn gedelegeerd. De individuele gemeenten (colleges
van B&W en gemeenteraden) hebben deze bevoegdheden dus niet meer en de bestuurscommissie
was bevoegd het besluit te nemen het contract met Intervence te beëindigen. Op 15 december
2020 hebben de afzonderlijke colleges unaniem het besluit genomen om aanvullende financiering
beschikbaar te stellen die noodzakelijk is om het besluit daadwerkelijk uit te kunnen
voeren en de continuïteit van de zorg aan de jeugdigen te borgen. Omdat de omvang
van de aanvullende financiering nog niet was opgenomen in de gemeentelijke begrotingen,
moest in alle gemeenteraden nog besluitvorming plaatsvinden over de exacte hoogte
van de gemeentelijke bijdrage. Deze besluitvorming heeft in januari/ februari 2021
plaatsgevonden in de gemeenteraden.
20.
Kunt u een overzicht geven van de stappen die u doorlopen heeft met de 13 gemeenten
in aanloop naar de besluitvorming op 15 december jl.
• Eind mei 2020 zijn de gemeenten en Intervence een gezamenlijk traject gestart om verschillende
scenario’s uit te werken voor een duurzame inrichting van de jeugdbescherming en -reclassering
in Zeeland. Bij het uitwerken van deze scenario’s is ondersteuning geboden door het
OZJ dat, conform de afspraken met de gemeenten en de sector, eerstelijns bemiddeling
biedt tussen gemeenten en instellingen in situaties waar financiële en/of organisatorische
problemen dreigen die kunnen leiden tot discontinuïteit van cruciale jeugdhulp, jeugdbescherming
en -reclassering.
• Met begeleiding van het OZJ hebben gemeenten en Intervence in de periode tot oktober
2020 de verschillende scenario’s uitgewerkt. Mijn ministerie heeft dit traject intensief
gevolgd om daarmee zicht te krijgen of de continuïteit van zorg voldoende geborgd
zou worden met het te kiezen scenario.
• Op 26 november 2020 heeft de bestuurscommissie het besluit genomen om de uitvoering
van jeugdbescherming en jeugdreclassering in Zeeland bij drie andere GI’s onder te
brengen. De gemeenten gingen er daarbij vanuit dat 6 tot 9 maanden nodig zou zijn
om dit besluit op verantwoorde wijze uit te kunnen voeren.
• Na het besluit heb ik aan de Jeugdautoriteit en de Inspecties gevraagd een oordeel
c.q. advies te geven over de vraag of het door de gemeenten gekozen scenario een verantwoord
scenario is en welke voorwaarden noodzakelijk zijn voor een zorgvuldige overdracht
van de werkzaamheden van Intervence aan de drie andere GI’s.
• Op 15 december 2020 hebben de afzonderlijke colleges van B&W het besluit genomen om
aanvullende financiering beschikbaar te stellen die noodzakelijk is om het besluit
van de bestuurscommissie daadwerkelijk uit te kunnen voeren en de continuïteit van
de zorg aan de jeugdigen te borgen. Zie ook het antwoord op vraag 11.
21.
Heeft u in het voortraject van de besluitvorming op 15 december jl. de wethouders
van de 13 gemeenten geadviseerd om de gemeenteraden erbij te betrekken?
Nee. De gemeenten hebben de bevoegdheden inzake het contracteren van uitvoerders jeugdbescherming
en -reclassering (waaronder ook opzegging/ ontbinding van het contract) overgedragen
aan de bestuurscommissie. De individuele gemeenten (colleges van B&W en gemeenteraden)
hebben deze bevoegdheden dus niet meer en de bestuurscommissie was bevoegd het besluit
te nemen het contract met Intervence te beëindigen. Daarvoor was instemming van de
afzonderlijke colleges van B&W en gemeenteraden niet nodig (zie ook het antwoord op
vraag 19).
22.
Welke concrete adviezen heeft u in het voortraject van de besluitvorming op 15 december
jl. gegeven? Kunt u hiervan een opsomming geven?
Mijn ministerie heeft als rol om partijen aan te spreken op hun verantwoordelijkheden
in het kader van het borgen van de continuïteit en kwaliteit van de jeugdbescherming
en -reclassering. In dat kader hebben we ervoor gewaakt dat bij de te maken keuze
met betrekking tot de toekomst van Intervence de zorgcontinuïteit voldoende geborgd
zou worden. Ook hebben we afspraken gemaakt over een ordentelijk te doorlopen proces.
Nadat de bestuurscommissie het besluit had genomen om de uitvoering van jeugdbescherming
en jeugdreclassering in Zeeland bij drie andere GI’s onder te brengen heb ik de Inspecties
en Jeugdautoriteit gevraagd een oordeel c.q. advies te geven over de vraag of het
door de gemeenten gekozen scenario een verantwoord scenario is (zie het antwoord op
vraag 20).
23.
Waarom is ervoor gekozen om het voortraject in vertrouwelijkheid te doen en niet te
bespreken met burgerparticipatie en met de gemeenteraden van de 13 gemeenten?
De bestuurder van Intervence heeft voorafgaand aan het besluit van de bestuurscommissie
de cliëntenraad en de ondernemingsraad betrokken. Met betrekking tot de gemeenteraden:
zie het antwoord op vraag 19 en 21.
24.
Kunt u een overzicht geven van alle stappen op de escalatieladder en wanneer deze
aan de orde zijn geweest in het geval van Intervence?
Op grond van de Gemeentewet worden voor het interbestuurlijk toezicht 5 stappen onderscheiden
met toenemende bemoeienis van het Rijk met de gemeentelijke uitvoering. Dit wordt
de «Interventieladder Interbestuurlijk Toezicht» genoemd. We bevinden ons op stap
3.
• Stap 1 Signalering. Gemeenten en Intervence hebben eind mei 2020 aangegeven dat het gegeven de problematiek
bij Intervence noodzakelijk is een gezamenlijk traject te starten om verschillende
scenario’s uit te werken voor een duurzame inrichting van de jeugdbescherming en -reclassering
in Zeeland.
• Stap 2 Verdere factfinding en beoordeling. In oktober 2020 hebben de gemeenten verschillende scenario’s voor de toekomst van
Intervence onderzocht. Vervolgens heeft de bestuurscommissie in november 2020 het
besluit genomen om de maatregelen van Intervence onder te brengen bij drie andere
GI’s. Hiervoor is een transitieplan opgesteld. De Inspecties en Jeugdautoriteit hebben
hun oordeel c.q. advies over dit plan opgeleverd in februari 2021.
• Stap 3 Afspraken over acties, termijnen en vervolg. Naar aanleiding van het besluit van de bestuurscommissie in november 2020 en het
oordeel c.q. advies van Inspecties en Jeugdautoriteit in februari 2021 heb ik op 11 december
2020 en 15 februari 2021 bestuurlijke afspraken gemaakt met de gemeenten.
• Stap 4: Besluit tot indeplaatsstelling.
• Stap 5: Uitvoering indeplaatsstelling.
25.
Kunt u in retrospectief toelichten of de escalatieladder gewerkt heeft?
Op de geëigende momenten zijn de benodigde stappen doorlopen met de gemeenten om te
komen tot het maken van bestuurlijke afspraken. Zie ook het antwoord op vraag 24.
26.
Wanneer komen de toekomstscenario's voor de vereenvoudiging van de beschermingsketen
naar de Kamer?
Op 30 maart 2021 heeft uw Kamer het toekomstscenario kind- en gezinsbescherming ontvangen.
27.
Is de begeleiding van het Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd (OZJ) bij de uitwerking
van die scenario’s voldoende geweest?
Het OZJ heeft op verzoek van partijen intensief en langdurig begeleiding geboden tot
maart 2021. Het OZJ heeft bemiddeld tussen gemeenten en Intervence, gericht op de
acceptatie van de onderlinge afhankelijkheid, en heeft het proces om te komen tot
verschillende scenario’s ondersteund. De bemiddeling heeft ertoe bijgedragen dat gemeenten
en Intervence op een constructieve wijze in gesprek zijn gebleven.
28.
Waarom heeft het OZJ in de begeleiding geadviseerd voor een scenario waarvan nu blijkt
dat deze te weinig vertrouwen krijgt van de inspecties en de Jeugdautoriteit?
Het OZJ heeft dit niet geadviseerd. Het was het besluit van de bestuurscommissie om
het oorspronkelijke scenario uit te werken.
29.
Wanneer was voor het eerst publiekelijk bekend dat Intervence financiële problemen
had?
In 2019 was dit voor het eerst publiekelijk bekend. Ik heb u hierover geïnformeerd
naar aanleiding van Kamervragen van Kuiken.7 In 2019 is een bestuursakkoord gesloten tussen de gemeenten en Intervence met afspraken
over o.a. tarieven, bevoorschotting en kwaliteitsverbetering. De gemeenteraden hebben
toen besloten een instandhoudingsbijdrage beschikbaar te stellen van 1,4 miljoen.
Deze besluiten zijn openbaar.
30.
Waarom is de persconferentie op 2 december 2020, waarin de 13 gemeenten en Intervence
gezamenlijk zouden aankondigen dat zij dit besluit hadden genomen, niet doorgegaan?
De gemeenten en Intervence hebben onder begeleiding van het OZJ afspraken gemaakt
over de communicatie inzake het besluit van de bestuurscommissie. Op 1 december 2020
zijn de colleges van B&W, gemeenteraden en medewerkers geïnformeerd. De afspraak was
dat op 2 december cliënten en andere belanghebbenden geïnformeerd zouden worden tijdens
een gezamenlijk persmoment. Tijdens de informatiebijeenkomsten voor personeel op 1 december
2020 bleek de regionale pers al op de hoogte te zijn. Daarom heeft ook in de avond
van 1 december 2020 een gezamenlijk ingelast persmoment plaatsgevonden. Bij dit persmoment
waren vertegenwoordigers van de bestuurscommissie, de voorzitter van de Raad van Toezicht
en de directeur-bestuurder van Intervence aanwezig. Het persmoment van 2 december
2020 kwam daarmee te vervallen.
31.
Was u ervan op de hoogte dat er een persconferentie over het voortbestaan van Intervence
op 2 december jl. zou worden gegeven? Zo ja, bent u betrokken geweest bij de voorbereiding
hierop? Zo nee, waarom niet, gezien het feit dat u reeds in het voortraject betrokken
was?
Ik was ervan op de hoogte, maar ben hier niet bij betrokken geweest. Het proces rondom
de communicatie inzake het besluit van de bestuurscommissie is afgestemd en voorbereid
door de gemeenten en Intervence.
32.
Kunt u reageren op de door de wethouders gemaakte opmerkingen met betrekking tot de
contracten van Intervence in het artikel in Binnenlands Bestuur van 24 februari jl.?8 Kan precies worden aangegeven hoe het proces rondom het afsluiten van contracten
bij jeugdbescherming verloopt, hoe het verlengen van contracten verloopt, en specifiek
hoe alle ontwikkelingen gaan op dat gebied met betrekking tot Intervence?
Het artikel in Binnenlands Bestuur verwijst naar een brief van de gemeenten aan de
Staatssecretaris van VWS, in afschrift naar de Minister van VWS, uw Kamer en mij.
In hun brief van februari 2021 geven de wethouders aan verbaasd te zijn over de brief
«Leerpunten uit casuïstiek» die de Staatssecretaris van VWS in dezelfde maand mede
namens mij aan u heeft aangeboden. In hun brief geven de gemeenten aan dat zij in
juni 2020 contractverlenging voor de periode van 1 jaar hebben aangeboden aan de vier
GI’s die in Zeeland werkzaam zijn. Voor Intervence was contractverlenging tegen de
gestelde voorwaarden op dat moment niet opportuun, omdat zij dan onvoldoende de continuïteit
van zorg konden garanderen Daarnaast wilde zij de uitkomsten afwachten van het in
de zomer van 2020 uitgevoerde scenario-onderzoek naar mogelijke oplossingen voor de
bedrijfsvoeringsproblemen van Intervence. Op 26 november 2020 heeft de bestuurscommissie
besloten het contract met Intervence niet met een jaar te verlengen en daarmee hebben
zij het aanbod ingetrokken. Het contract eindigde daarmee automatisch op 31 december
2020.
Zoals de Staatssecretaris van VWS en ik hebben aangegeven tijdens het debat met uw
Kamer in 2020 over Intervence en de Kamerbrief «Leerpunten uit casuïstiek» is continuïteit
van zorg voor ons het belangrijkste uitgangspunt. Vanuit dit oogpunt is het noodzakelijk
dat alle betrokkenen voldoende tijd hebben om veranderingen zorgvuldig door te voeren.
Het gaat immers om jeugdigen, kwetsbare mensen, die moeten kunnen uitgaan van hulp.
Werknemers moeten weten waar ze aan toe zijn. Om die redenen wordt van aanbieders
zoals Intervence verwacht dat ze tijdig maatregelen nemen om eventuele financiële
problemen te voorkomen. Als dit niet lukt, is het van belang dat aanbieders tijdig
met stakeholders zoals gemeenten (inkopers) in overleg gaan over een oplossing. Daarnaast
is het noodzakelijk dat gemeenten inzetten op een tijdige start en afronding van contractering,
op meerjarige contracten (drie jaar of meer) en op continuïteit van zorg bij aflopende
contracten. Deze zorgvuldigheidseisen zijn opgenomen in de Norm van Opdrachtgeverschap
van de VNG van 10 juni 2020. In de norm staat bijvoorbeeld dat contracten voor gesloten
jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering minimaal zes maanden van tevoren
worden gesloten. Hiertegenover staat dat contracten minimaal zes maanden van tevoren
moeten worden opgezegd. Deze normen zouden de Staatssecretaris van VWS en ik graag
bestendigd willen zien. Dat geeft tijdig duidelijkheid bij alle betrokkenen. In het
geval van Intervence constateer ik dat op 26 november 2020 bleek dat het contract
definitief per 31 december 2020 zou eindigen.
33.
Wat is de stand van zaken van de uitvoering van de motie van het lid Van Beukering-Huijbregts
waarin de regering wordt verzocht de gemeenten te ondersteunen bij stakeholdermanagement?9
De Staatssecretaris van VWS en ik onderschrijven het belang van de motie om gemeenten
te ondersteunen bij stakeholdermanagement. Om die reden willen wij dit thema uitwerken
in het convenant «continuïteit jeugdhulp». Op dit moment zijn wij hierover in overleg
met de VNG en de Branches Gespecialiseerde Zorg voor Jeugd (BGZJ).
34.
Wanneer verwacht u uitvoering te geven aan genoemde motie?10
Wij streven ernaar om het convenant «continuïteit jeugdhulp» in het voorjaar van 2021
vast te stellen met de VNG en de BGZJ. Zie ook het antwoord op vraag 33.
35.
Bent u het eens met de stelling dat ondersteuning van gemeenten in stakeholdermanagement
en communicatie juist nu nodig is bij deze 13 gemeenten?
Ik onderschrijf dat ondersteuning van gemeenten in stakeholdermanagement en communicatie
eraan kan bijdragen dat zij continuïteit van zorg kunnen borgen. Mede daarom ondersteunt
en adviseert het OZJ vanaf 1 januari 2019 t/m 2021 rond jeugdhulpvernieuwing, het
uitvoeren van de transformatieplannen en de inkoop van jeugdhulp. Het OZJ heeft tot
maart 2021 ook de Zeeuwse gemeenten ondersteund (zie ook het antwoord op vraag 27).
Daarnaast hebben de gemeenten, mede op verzoek van mijn ministerie, een onafhankelijk
procesbegeleider aangesteld.
36.
Worden de gemeenteraden betrokken bij het opstellen van het plan van het terugvalscenario?
De gemeenten hebben de bevoegdheden inzake het contracteren van uitvoerders jeugdbescherming
en jeugdreclassering (waaronder ook opzegging/ ontbinding van het contract) overgedragen
aan de bestuurscommissie die is ondergebracht bij de gemeenschappelijke regeling Gemeenschappelijke
Gezondheidsdienst Zeeland. Als door de besluitvorming van de bestuurscommissie de
begroting van de gemeenschappelijke regeling stijgt en daarmee ook de gemeentelijke
bijdrage, dan zal zullen de gemeenteraden hiertoe extra middelen ter beschikbaar moeten
stellen.
37.
In welke mate worden Intervence en haar medewerkers betrokken bij het opstellen van
het plan van het terugvalscenario?
De bestuurder van Intervence is primair verantwoordelijk voor het tijdig informeren
en betrekken van medewerkers bij het terugvalscenario. Ik heb wel met de gemeenten
afgesproken dat zij bij de uitwerking van het overnamescenario afspraken maken met
de bestuurder van Intervence over het informeren van medewerkers en dat zij zorgen
dat de bestuurder een goede informatiepositie heeft om medewerkers adequaat te betrekken.
Inmiddels zijn ten behoeve van de uitwerking van het terugvalscenario door Jeugdbescherming
west gesprekken gevoerd met de Raad van Toezicht, het management, diverse medewerkers,
de ondernemingsraad en de cliëntenraad.
38.
Worden door de kinderrechter nog steeds zaken doorverwezen naar Intervence in deze
overbruggingsperiode van zes maanden?
Ik heb met de gemeenten op 11 december 2020 afgesproken dat geen onomkeerbare stappen
worden gezet tot de Inspecties en Jeugdautoriteit een oordeel c.q. advies hebben gegeven.
Deze afspraak blijft van kracht. Dit betekent dat Intervence verantwoordelijk blijft
voor een adequate uitvoering van de begeleiding van haar huidige cliënten en dat de
RvdK de kinderrechter nog steeds kan adviseren nieuwe maatregelen toe te wijzen aan
Intervence. Hierover zijn afspraken gemaakt tussen de betrokken GI’s, RvdK en de Rechtbank
Zeeland-West-Brabant. Door het vertrek van gezinsmanagers geldt bij Intervence voor
nieuwe maatregelen (m.u.v. jeugdreclassering) een tijdelijke instroomstrop. Nieuwe
maatregelen worden op dit moment toegewezen aan Briedis, LdH of WSS JB&JR. Inmiddels
hebben Intervence en gemeenten afgesproken dat Intervence tijdelijke contracten van
medewerkers mag verlengen c.q. om mag zetten naar een vast contract. Daarnaast is
afgesproken dat Intervence nieuwe gezinsmanagers mag werven. Met deze maatregelen
zal Intervence naar verwachting binnenkort ook weer nieuwe maatregelen kunnen opnemen.
39.
Hoeveel jongeren en hun ouders zijn hun gezinsmanager verloren in de afgelopen periode
sinds december 2020?
Circa 80 gezinnen hebben in de periode december 2020 tot begin maart te maken met
een wisseling van gezinsmanager vanwege het vertrek van gezinsmanagers.
Brief Stand van zaken Intervence (Kamerstuk 31 839, nr. 767)
40.
De brief Stand van zaken Intervence d.d. 17 februari 2021 bevat de volgende passage:
«Voor het geval dat het scenario met Jeugdbescherming west niet op een positief oordeel
c.q. advies van Inspecties en JA kan rekenen dan wel zich andere belemmeringen voordoen
waardoor de continuïteit van zorg in het geding komt, wordt door gemeenten bezien
welke andere alternatieven dan mogelijk zijn»; kan aangegeven worden wanneer hier
meer duidelijkheid over komt? Wanneer moet er definitieve duidelijkheid zijn voor
het personeel, de jongeren en/of kinderen en hun gezinnen? Hoe lang zal de onzekerheid
nog voortduren?
Op dit moment wordt het terugvalscenario uitgewerkt. Hiervoor is Jeugdbescherming
west bezig met het opstellen van een business case. Naar verwachting wordt de business
case de tweede helft van april 2021 opgeleverd. Daarna volgt besluitvorming door de
bestuurscommissie en de gemeenteraden. Vervolgens zal wederom een transitieplan moeten
worden opgesteld. Ook het nieuwe transitieplan wordt beoordeeld door Inspecties en
Jeugdautoriteit. In juni 2021 zal naar verwachting duidelijk zijn of de overname door
Jeugdbescherming west doorgang kan vinden of niet. In tussentijd zijn met de vier
reeds gecontracteerde GI’s (Intervence, WSS JB&JR, LdH en Briedis) afspraken gemaakt
om de zorgcontinuïteit van huidige en nieuwe cliënten te garanderen.
41.
Wat is nu, na het oordeel dat de plannen onvoldoende concreet, realistisch en volledig
zijn, precies het standpunt van de betrokken gemeenten? Is gegarandeerd dat de gemeenten
zich aan de afspraken houden?
Het terugvalscenario wordt ook door gemeenten als kansrijk gezien om zorg te dragen
voor een duurzame inrichting van de jeugdbescherming en -reclassering in Zeeland.
Na het oordeel van de Inspectie en Jeugdautoriteit over het transitieplan heb ik met
de gemeenten in het kader van het interbestuurlijk toezicht afgesproken dat zij stoppen
met de uitwerking van het oorspronkelijke scenario, het overnamescenario door Jeugdbescherming
west gaan uitwerken en zorggedragen dat in de tussentijd de continuïteit van de zorg
geborgd is. Deze afspraken ga ik nauwgezet en in samenwerking met de Jeugdautoriteit
en Inspecties monitoren. Indien de gemeenten zich niet langer of onvoldoende aan de
gemaakte afspraken c.q. hun verantwoordelijkheid houden, dan zal ik ze daarop aanspreken
en indien nodig ingrijpen in het kader van interbestuurlijk toezicht.
42.
Klopt het dat de gemeenten eerder van mening waren dat Jeugdbescherming West te hoge
eisen stelde? Is er in dit oordeel momenteel iets veranderd?
De eisen van Jeugdbescherming west waren volgens de gemeenten moeilijk te verenigen
met de reeds bestaande contractuele afspraken die de gemeenten hebben met de GI’s
die al werkzaam zijn in Zeeland. In de uitwerking van het overnamescenario is Jeugdbescherming
west bereid om over de eerder gestelde voorwaarden in overleg te treden met de gemeenten.
43.
Klopt het dat de ondernemingsraad tot op heden niet is meegenomen in de plannen? Hoe
wordt gegarandeerd dat in het nieuwe plan de stem van medewerkers voldoende wordt
meegenomen?
Het klopt dat de ondernemingsraad niet betrokken is geweest bij de totstandkoming
van het transitieplan. Wel heeft de ondernemingsraad op 10 februari 2021 gereageerd
op het plan. De bestuurder van Intervence is primair verantwoordelijk voor het tijdig
informeren en betrekken van medewerkers. Ik heb wel met de gemeenten afgesproken dat
zij bij de uitwerking van het overnamescenario afspraken maken met de bestuurder van
Intervence over het informeren van medewerkers en dat zij zorgen dat de bestuurder
een goede informatiepositie heeft om medewerkers adequaat te betrekken.
44.
Kan inzicht gegeven worden in de ontwikkelingen van het personeelsbestand van Intervence?
Hoeveel gezinsmanagers zijn bijvoorbeeld de afgelopen maanden vertrokken?
Uit de contacten die ik met alle betrokken partijen heb gehad, blijkt dat zij het
belangrijk vinden dat het personeel behouden blijft. Dat neemt niet weg dat het voor
de medewerkers van Intervence een onzekere tijd is. Dit leidt er helaas toe dat sommigen
van hen kiezen voor een andere baan. Intervence heeft mij laten weten dat in de periode
januari tot april 2021 13,2 fte gezinsmanagers uit dienst zijn getreden.
45.
Is er inzicht in de schade die inmiddels is aangericht door de chaos bij Intervence,
zowel bij personeel als kinderen en/of gezinnen?
Het uitgangspunt van alle betrokken partijen is het borgen van de continuïteit en
kwaliteit van zorg. Door het vertrek van gezinsmanagers (zie antwoord op vraag 44)
heeft in circa 80 gezinnen een wisseling plaatsgevonden van gezinsmanager. Iedereen
betreurt dit. Uit de contacten die ik met de betrokken partijen heb gehad blijkt dat
zij, net als ik, het belangrijk vinden dat het personeel behouden blijft. Om medewerkers
te behouden hebben gemeenten en Intervence afgesproken dat Intervence tijdelijke contracten
van medewerkers mag verlengen c.q. om mag zetten naar een vast contract. Daarnaast
is afgesproken dat Intervence nieuwe gezinsmanagers mag werven. Intervence wordt hiertoe
binnen de al bestaande financiële afspraken gefaciliteerd door gemeenten. Het overnamescenario,
dat voorziet in de overname van de werkzaamheden van Intervence door Jeugdbescherming
west, wordt door betrokken partijen als kansrijk gezien om zorg te dragen voor een
duurzame inrichting van de jeugdbescherming en -reclassering in Zeeland. Hierbij is
ook de verwachting dat de continuïteit van de zorgrelatie beter geborgd kan worden
omdat niet meer alle cliënten van Intervence bij verschillende GI’s ondergebracht
hoeven worden.
46.
Kunt u een reactie geven op de brief van de Zeeuwse wethouders, waarin zij tegenspreken
het contract met Intervence te laat te hebben opgezegd? Kunt u aangeven hoe dit precies
zit en of de Norm voor Opdrachtgeverschap (NvO) van de Vereniging van Nederlandse
Gemeenten (VNG) voldoende duidelijk is op dit punt?11
Zie het antwoord op vraag 32.
47.
Waarom krijgen de gemeenten niet de mogelijkheid om met de commentaarpunten van de
inspecties hun oorspronkelijke plan van aanpak te verbeteren?
De Inspecties en Jeugdautoriteit hebben geconstateerd dat het oorspronkelijke scenario
zoals uitgewerkt in het transitieplan onvoldoende garanties biedt voor een duurzame
transitie van de jeugdbescherming en -reclassering in Zeeland. Gezien de beperkte
voortgang van het proces sinds het moment dat de drie scenario’s op tafel kwamen en
de besluitvorming in november 2020 en de risico’s die steeds groter worden naar mate
de onzekerheid voor medewerkers van Intervence langer duurt, hadden de Inspecties
en Jeugdautoriteit geen vertrouwen dat het plan op korte termijn dusdanig uitgewerkt
kan worden dat er wel sprake zou zijn van een toekomstbestendig en realistisch scenario.
48.
Op welke wijze heeft het Ministerie van VWS zijn faciliterende rol gepakt en de Zeeuwse
gemeenten geholpen het plan van aanpak op een juiste en verantwoorde wijze in te richten?
De gemeenten hebben een wettelijke jeugdhulpplicht. Zij zijn daarmee verantwoordelijk
voor een passend aanbod van jeugdbescherming en -reclassering in hun regio. Daartoe
stelden de gemeenten een plan van aanpak op. Zij werden hierbij ondersteund door een
onafhankelijk procesbegeleider. Daarnaast heeft het OZJ het proces intensief begeleid
(zie het antwoord op vraag 27). Ook hebben de Inspecties en Jeugdautoriteit in hun
brieven december 2020 aangegeven aan welke voorwaarden het plan van aanpak moest voldoen.
Vanuit de rol van stelselverantwoordelijke heeft mijn ministerie sinds het besluit
van november 2020 wekelijks overleg gevoerd met de gemeenten en juridische expertise
ingebracht.
49.
Zijn er belemmeringen aan de orde bij het voeren van een goede communicatie met kwetsbare
jongeren en hun (pleeg)gezinnen, bijvoorbeeld vanwege de (vermeende) toepassing van
de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG)?
Jongeren en hun (pleeg)gezinnen hebben recht op privacy. Gegevens over minderjarigen
en over gezondheid zijn extra gevoelig. Zorgvuldige omgang met deze gegevens is daarom
van groot belang. De AVG bevat de belangrijkste regels voor de omgang met persoonsgegevens.
De Jeugdwet en het Besluit Jeugdwet bevat specifieke bepalingen voor o.a. jeugdhulpaanbieders
en GI’s over de verwerking van de gegevens die nodig zijn om hun taken goed uit te
kunnen voeren. Jeugdzorgwerkers hebben op grond van de Jeugdwet een geheimhoudingsplicht.
Dat betekent dat zij vertrouwelijk moeten omgaan met de gegevens van de jeugdige.
Als hoofdregel geldt dat jeugdzorgwerkers alleen inlichtingen over de jeugdige aan
derden mag verstrekken, als de jeugdige en/of zijn ouders (afhankelijk van de leeftijd
van de jeugdige) daarvoor toestemming geeft. De Jeugdwet kent een aantal specifieke
uitzonderingen op deze hoofdregel. De ouder(s) met gezag of de gezinsvoogd van een
jeugdige tot 16 jaar worden niet als derde gezien. Aan hen kan informatie worden verstrekt,
tenzij dat niet in het belang van de hulpverlening is. Via de PrivacyApp Jeugdhulp en jeugdbescherming kunnen professionals, jongeren en ouders nagaan in
welke andere situaties informatie mag worden gedeeld.
50.
Welke problemen worden verwacht waar het wet- en regelgeving en bestaande contractuele
verplichtingen van het terugvalscenario – overname Intervence door Jeugdbescherming
West – betreft? Hebben de Zeeuwse gemeenten voldoende expertise en ondersteuning voorhanden
om de onderhandelingen goed te voeren? Kunnen de inspecties en de Jeugdautoriteit
worden ingezet om vóóraf hun commentaar en (impliciete) adviezen te geven zodat dit
de gemeenten kan helpen het plan van aanpak (in welk scenario dan ook) te verbeteren?
Jeugdbescherming west is nu nog niet gecontracteerd door de gemeenten. Dit betekent
dat Jeugdbescherming west niet zomaar toegevoegd kan worden aan een bestaand inkooptraject.
Er wordt thans onderzocht of dit plaats kan vinden door middel van een overname van
Intervence door Jeugdbescherming west. Het voordeel van overname is dat cliënten niet
via de rechter op naam van Jeugdbescherming west hoeven te worden gezet. Per 1 januari
2022 moet de jeugdbescherming en -reclassering in Zeeland in zijn geheel opnieuw worden
aanbesteed/ingekocht. Mijn ministerie heeft de landsadvocaat ingeschakeld om de gemeenten
te ondersteunen bij de inkoop. De vraag is hoe een overname door jeugdbescherming
west en de aanbestedingsprocedure voor 2022 zo goed mogelijk in elkaar gepast kunnen
worden zodat de continuïteit en de kwaliteit van de begeleiding geborgd kan worden.
De Jeugdautoriteit zal de uitwerking van het overnamescenario tussentijds toetsen
en aanbevelingen doen om het conceptplan te verbeteren.
51.
Klopt het dat Jeugdbescherming West in eerste instantie forse eisen heeft neergelegd,
die óók raken aan de inrichting van de jeugdzorg in Zeeland? Zo ja, hoe wordt rekening
gehouden met het in het plenaire debat Begroting Volksgezondheid, Welzijn en Sport
(Kamerstuk 35 570 XVI) d.d. 3 december 2020 aan de orde gekomen risico van schaalvergroting, waarbij de
wens tot regionaal inkopen verder weg drijft?12 Welke wensen heeft u hierover neergelegd?
De gemeenten hebben met Jeugdbescherming west gesproken naar aanleiding van een vertrouwelijk
voorstel dat de organisatie in september 2020 heeft gedaan voor de overname van Intervence.
In het transitieplan dat gemeenten op 5 februari 2021 hebben opgeleverd geven zij
aan het voorstel van Jeugdbescherming west als een terugvaloptie te zien waarbij nadere
afstemming nodig is over de invulling van de randvoorwaarden. De Inspecties en Jeugdautoriteit
hebben geconstateerd dat het transitieplan onvoldoende garanties biedt voor een duurzame
transitie van de jeugdbescherming en jeugdreclassering in Zeeland waarbij de continuïteit
en kwaliteit van zorg voldoende geborgd is. Ik heb met de gemeenten afgesproken dat
niet verder wordt gegaan met de uitwerking van het oorspronkelijke scenario en dat
zij het terugvalscenario met overname door Jeugdbescherming west gaan uitwerken.
52.
Indien sprake is van extra financiële inspanningen vanwege het terugvalscenario, gaat
u dan bijspringen bij de Zeeuwse gemeenten, en zo ja hoe?
In een gedecentraliseerd stelsel ligt de verantwoordelijkheid voor de financiering
bij de gemeenten zelf. Vanuit het rijk is er een regeling voor tijdelijke liquiditeitssteun,
in een uiterst geval, voor aanbieders in de vorm van een lening die binnen 1 jaar
moet worden terugbetaald. Aan deze lening zijn strenge voorwaarden verbonden, zoals
het opstellen van een toekomstbestending businessplan en bestuurlijke afspraken tussen
aanbieders en gemeenten. Daarnaast worden er op dit moment naar aanleiding van het
AEF-onderzoek gesprekken gevoerd met de gemeenten over de financiële tekorten in het
jeugddomein.
53.
Wat is het gevolg als het terugvalscenario, de overname van Intervence door Jeugdbescherming
West, ook een negatief advies krijgt van de inspecties en de Jeugdautoriteit?
Voor het geval dat het overnamescenario met Jeugdbescherming west niet op een positief
oordeel c.q. advies van Inspecties en Jeugdautoriteit kan rekenen, wordt door gemeenten
bezien welke andere alternatieven dan mogelijk zijn.
54.
Wordt nagedacht over een terugvaloptie als partijen er niet uitkomen met het beschreven
terugvalscenario? Hoe wordt voorkomen dat vanwege de huidige onzekerheid een route
wordt gekozen die niet de ideale is?
Zie het antwoord op vraag 53. Het overnamescenario wordt door betrokken partijen als
kansrijk gezien om zorg te dragen voor een duurzame inrichting van de jeugdbescherming
en -reclassering in Zeeland. Daarnaast zal de Jeugdautoriteit de uitwerking van het
overnamescenario ook tussentijds toetsen en aanbevelingen doen om het concept plan te
verbeteren.
55.
Wanneer is het genoemde terugvalscenario gereed?
Op dit moment wordt het overnamescenario uitgewerkt. Hiervoor is Jeugdbescherming
west bezig met het opstellen van een businesscase. Naar verwachting wordt de business
case de tweede helft van april 2021 opgeleverd. Daarna volgt besluitvorming door de
bestuurscommissie en de gemeenteraden. Vervolgens zal wederom een transitieplan moeten
worden opgesteld. Ook het nieuwe transitieplan wordt beoordeeld door Inspecties en
Jeugdautoriteit. In juni 2021 zal naar verwachting duidelijk zijn of de overname door
Jeugdbescherming west doorgang kan vinden of niet. In tussentijd zijn met de vier
reeds gecontracteerde GI’s (Intervence, WSS JB&JR, LdH en Briedis) afspraken gemaakt
om de zorgcontinuïteit van huidige en nieuwe cliënten te garanderen.
56.
Waarom is er niet aan gedacht om Jeugdbescherming West als vierde gecertificeerde
instelling (GI) te betrekken bij het oorspronkelijke plan van aanpak – waarbij Jeugdbescherming
West een deel van de oorspronkelijk aan Briedes toegedachte cliënten gaat bedienen
(zie ook de suggestie van de Jeugdautoriteit)? Zou dit een terugvaloptie kunnen zijn
indien overname van Intervence door Jeugdbescherming West niet wenselijk blijkt en
dus niet gerealiseerd wordt?
De gemeenten hebben hier wel aan gedacht, maar Jeugdbescherming west had al in de
eerste oriënterende gesprekken in de zomer van 2020 aangegeven alleen belangstelling
te hebben voor overname van alle cliënten van Intervence, omdat het bij een kleiner
aandeel in het Zeeuwse GI-landschap voor hen te risicovol zou worden om een duurzame
bestaansgrond te realiseren. Voor het geval het terugvalscenario met Jeugdbescherming
west niet op een positief oordeel c.q. advies van Inspecties en Jeugdautoriteit kan
rekenen, dan wel zich andere belemmeringen voordoen voor dit scenario, wordt door
gemeenten bezien welke andere alternatieven dan mogelijk zijn.
57.
Op welke wijze wordt in het plan van aanpak nagedacht over een veilige overdracht
van dossiers? Op welke wijze worden dossiers beheerd, hoe gaat dat in de toekomst
en wie kan ze inzien ingeval gekozen wordt voor een scenario waarin Intervence ophoudt
te bestaan? Kan deze vraag ook worden beantwoord betreffende archiefdossiers?
Zie het antwoord op vraag 2.
58.
Wat is uw reactie op de kritiek van de wethouders dat zij het contract met Intervence
niet te laat hebben opgezegd? Kunt u ophelderen hoe dit precies gegaan is?
Zie het antwoord op vraag 32.
59.
Wat is volgens u het nadeel om eerst het besluit te nemen om het contract met Intervence
te beëindigen en pas daarna te werken aan een transitieplan, zoals nu gebeurd is?
Omdat de transitie van Intervence nog niet uitgekristalliseerd was ten tijde van het
besluit van de bestuurscommissie is maatschappelijke onrust ontstaan. Vervolgens heb
ik in het kader van het interbestuurlijk toezicht met gemeenten afgesproken dat zij
geen onomkeerbare beslissingen nemen totdat een transitieplan is goedgekeurd door
Inspecties en de Jeugdautoriteit. Mede in dat kader hebben de gemeenten een overbruggingscontract
afgesloten met Intervence zodat zij in de periode van het opstellen en (na goedkeuring
van inspecties en Jeugdautoriteit) het uitvoeren van het plan aan haar verplichtingen
kon blijven voldoen om de kwaliteit en de continuïteit van zorg te borgen.
60.
Wat is volgens u het voordeel om eerst het besluit te nemen om het contract met Intervence
te beëindigen en pas daarna te werken aan een transitieplan, zoals nu gebeurd is?
Deze volgorde was een keuze van de bestuurscommissie. Achter de schermen was de bestuurscommissie
wel al gestart met de voorbereidingen met de overnemende GI’s om de continuïteit van
zorg te borgen.
61.
Hoe wordt gewaarborgd dat het nieuwe transitieplan (het terugvalscenario) direct aan
alle eisen van de inspecties en de Jeugdautoriteit voldoen en er voorkomen wordt dat
er wederom een plan ontstaat dat niet het vertrouwen krijgt van de inspecties en de
Jeugdautoriteit?
De Inspecties en Jeugdautoriteit zullen de uitwerking van het terugvalscenario toetsen
aan de eerder gestelde voorwaarden waaraan ook het oorspronkelijke transitieplan is
getoetst. Daarnaast zal de Jeugdautoriteit de uitwerking van het terugvalscenario
tussentijds toetsen en aanbevelingen doen om het concept plan te verbeteren.
62.
Worden de zeven leerpunten uit de casuïstiek rond jeugdzorgaanbieders in financiële
problemen toegepast bij deze casus van Intervence?
Zie mijn antwoord op vraag 14.
63.
Is de oorzaak van de slechte financiële positie van Intervence vergelijkbaar met de
oorzaak van de slechte financiële positie van andere jeugdhulporganisaties?
Vragen 63 en 64 worden gezamenlijk beantwoord.
64.
Is de positie van Intervence vergelijkbaar met de positie van de jeugdhulpaanbieders
elders in Nederland die in het rapport van de Jeugdautoriteit van januari jl. als
hoog risico worden beschouwd?
Het rapport «Financiële Positie Jeugdhulpaanbieders 2019» geeft een indicatie welke
aanbieders, op basis van onder meer financiële gegevens en jaarverslagen van 2019,
een verhoogd risico kunnen hebben op continuïteitsproblemen. Het is nog niet bekend
of op dit moment deze problemen zich voordoen en wat de oorzaken hiervan zijn. Daarom
is de Jeugdautoriteit gestart met een verdiepingsonderzoek waarin wordt onderzocht
of sprake is van een risico op discontinuïteit van zorg bij deze aanbieders met een
slechte financiële positie en wat daarvan de oorzaken zijn. Wij berichten uw Kamer
naar verwachting in de zomer over de uitkomsten van dit onderzoek. De Jeugdautoriteit
voert daarnaast dit jaar een specifiek onderzoek uit naar de GI’s. Daarin wordt een
meer overkoepelend beeld van dit deel van de sector geschetst, bijvoorbeeld met betrekking
tot financiële positie en inkoopcontracten.
65.
Hoe wordt voorkomen dat een nieuwe partij zoals Jeugdbescherming west in de toekomst
in vergelijkbare financiële problemen komt als Intervence?
Zoals beschreven in onze brief «Lessen uit casuïstiek rond jeugdzorgaanbieders in
financiële problemen» van 19 februari 2021 zetten de Staatssecretaris van VWS en ik,
samen met gemeenten en aanbieders, op verschillende manieren in op het voorkomen van
discontinuïteit van jeugdhulp, kinderbescherming en jeugdreclassering. Zo breidt de
Jeugdautoriteit haar «early warning system» verder uit, opdat dergelijke risico’s
steeds eerder gesignaleerd kunnen worden. Ook doet de Jeugdautoriteit regelmatig onderzoek
naar de financiële positie van jeugdhulpaanbieders en GI’s (zie het antwoord op vraag 64).
De aanbieders die in deze onderzoeken worden aangemerkt als zijnde een verhoogd risico
op continuïteitsproblemen, krijgen vervolgens waar nodig monitoring en ondersteuning
van de Jeugdautoriteit. Verder worden, in het convenant continuïteit jeugdhulp, afspraken
gemaakt om de continuïteit van jeugdhulp, en van de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen
en jeugdreclassering te borgen. Ook werken wij aan (wettelijke) versteviging van de
taken van de Jeugdautoriteit, als onderdeel van het wetsvoorstel Wet verbetering beschikbaarheid
zorg voor jeugdigen. Daarnaast willen wij in de Jeugdwet een artikel opnemen op grond
waarvan we bij algemene maatregel van bestuur (AMvB) regels kunnen stellen ten aanzien
van reële tarieven die gemeenten met aanbieders afspreken.
66.
Op welke «trede» van de escalatieladder bevindt u zich? Welke stappen zijn al doorlopen
en wat is de mogelijke volgende stap en op welk moment wordt duidelijk of die stap
ook gezet moet worden?
We bevinden ons op stap 3 van de «Interventieladder Interbestuurlijk Toezicht»: het
maken van afspraken over acties, termijn en vervolg. Zie ook het antwoord op vraag 24.
Ik heb op 15 februari 2021 bestuurlijke afspraken gemaakt met de gemeenten in het
kader van het interbestuurlijk toezicht. Deze afspraken ga ik nauwgezet en in samenwerking
met de Jeugdautoriteit en Inspecties monitoren. Indien de gemeenten zich niet langer
of onvoldoende aan de gemaakte afspraken houden, dan ben ik genoodzaakt om verder
in te grijpen in het kader van interbestuurlijk toezicht. De volgende stap betreft
het besluit tot indeplaatsstelling (stap 4). Het besluit tot indeplaatsstelling wordt
geformuleerd als een (concrete) last. Dat wil zeggen dat het Rijk namens en op kosten
van de gemeente de vereiste concrete maatregelen zal nemen als die maatregelen niet
door de gemeente binnen een vastgestelde termijn (de begunstigingstermijn) alsnog
zijn genomen.
67.
Kunt u voor de toekomst waarborgen dat eerst een vervolgplek voor kinderen en werknemers
geregeld is voordat contracten met aanbieders worden opgezegd? Zo ja op welke manier?
Zoals de Staatssecretaris van VWS heeft aangegeven tijdens het nota overleg van 14 december
over de jeugdbescherming in Zeeland van december 2020 en zoals aangeven in de brief
«Leerpunten uit casuïstiek» die mede namens mij aan de TK is verzonden, is continuïteit
van zorg voor mij leidend in besluiten inzake contractering van jeugdzorgaanbieders.
Vanuit dit oogpunt is het noodzakelijk dat alle betrokkenen voldoende tijd hebben
om veranderingen zorgvuldig door te voeren. Dat moet zorgvuldig gebeuren. Het gaat
immers om jeugdigen, kwetsbare mensen, die moeten kunnen uitgaan van hulp. Ook werknemers
moeten weten waar ze aan toe zijn. Om die redenen wordt van aanbieders zoals Intervence
verwacht dat ze tijdig maatregelen nemen om eventuele financiële problemen te voorkomen.
Als dit niet lukt, is het van belang dat aanbieders tijdig met stakeholders zoals
gemeenten (inkopers) in overleg gaan over een oplossing. Daarnaast is het met het
oog op continuïteit van zorg noodzakelijk dat gemeenten inzetten op een tijdige start
en afronding van contractering, op meerjarige contracten (drie jaar of meer) en op
continuïteit van zorg bij aflopende contracten. Deze zorgvuldigheidseisen zijn daarom
opgenomen in de Norm voor Opdrachtgeverschap van de VNG. De Minister van VWS neemt
tot slot in het wetsvoorstel «Maatschappelijk verantwoord inkopen Jeugdwet en Wmo
2015» een delegatiebepaling op (kan-bepaling) om zo nodig nadere regels te kunnen
stellen aan een tijdige afronding van de inkoopprocedure. Dit zal worden afgestemd
op de ervaringen met de door gemeenten ontwikkelde Norm voor Opdrachtgeverschap en
de verbeterde praktijk. Het wetsvoorstel is recent voor advies voorgelegd aan de Raad
van State.
68.
Hebben op dit moment alle kinderen de juiste passende zorg en weten ouders en kinderen
waar zij aan toe zijn?
De Inspecties en Jeugdautoriteit houden toezicht op de kwaliteit respectievelijk de
continuïteit van de uitvoering van de jeugdbescherming en -reclassering, mede in het
kader van de doorbraakaanpak om te komen tot tijdige inzet van jeugdbescherming en
tijdige inzet van jeugdhulp in dit kader. Indien daartoe aanleiding bestaat zullen
Inspecties gemeenten en instellingen daarop aanspreken met inachtneming van het appel
dat door Inspecties al op gemeenten en GI’s is gedaan door middel van de voortgangsrapportage
«kwetsbare jeugdigen onvoldoende beschermd» van oktober 2020.
69.
Hoe worden ouders en kinderen op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen?
Zie het antwoord op vraag 7.
70.
Wordt toch doorgaan met Intervence nog als een optie onderzocht? Zo nee, waarom niet?
Nee, dit is al onderzocht. Gemeenten en Intervence zijn op basis van dit onderzoek
samen tot de conclusie gekomen dat Intervence door haar beperkte omvang niet zelfstandig
kan voortbestaan zonder instandhoudingsbijdrage.
71.
Waarom is er in eerste instantie niet voor gekozen om de werkzaamheden van Intervence
over te dragen naar Jeugdbescherming West?
De eisen van Jeugdbescherming west waren voor gemeenten lastig te verenigen met de
reeds bestaande contractuele afspraken die de gemeenten hebben met de GI’s die al
werkzaam zijn in Zeeland. In de uitwerking van het overnamescenario is Jeugdbescherming
west bereid om over de eerder gestelde voorwaarden in overleg te treden met de gemeenten.
72.
Hoe groot is de kans dat ook het onderbrengen van de werkzaamheden bij Jeugdbescherming
West zal afkaatsen? Ligt dit vooral aan wet- en regelgeving of aan andere zaken?
Het terugvalscenario, dat voorziet in de overname van de werkzaamheden van Intervence
door Jeugdbescherming west, wordt door betrokken partijen als kansrijk gezien om zorg
te dragen voor een duurzame inrichting van de jeugdbescherming en -reclassering in
Zeeland. Met ondersteuning van de landsadvocaat wordt onderzocht hoe een overname
door jeugdbescherming west en de aanbestedingsprocedure voor 2022 zo goed mogelijk
in elkaar gepast kunnen worden zodat de continuïteit en de kwaliteit van de begeleiding
geborgd kan worden.
73.
Welke alternatieven zijn er nog als het niet lukt met Jeugdbescherming West?
Voor het geval dat het overnamescenario met Jeugdbescherming west niet op een positief
oordeel c.q. advies van Inspecties en Jeugdautoriteit kan rekenen wordt door gemeenten
bezien welke andere alternatieven dan mogelijk zijn.
74.
Binnen hoeveel tijd moet duidelijk worden of het gaat lukken met Jeugdbescherming
West? Bestaat er een deadline om nog langere onzekerheid te voorkomen?
Naar verwachting wordt de business case van Jeugdbescherming west de tweede helft
van april 2021 opgeleverd. Daarna volgt besluitvorming door de bestuurscommissie en
de gemeenteraden. Vervolgens zal wederom een transitieplan moeten worden opgesteld.
Ook het nieuwe transitieplan wordt beoordeeld door Inspecties en Jeugdautoriteit.
In juni 2021 zal naar verwachting duidelijk zijn of de overname door Jeugdbescherming
west doorgang kan vinden of niet. In tussentijd zijn met de vier reeds gecontracteerde
GI’s (Intervence, WSS JB&JR, LdH en Briedis) afspraken gemaakt om de zorgcontinuïteit
van huidige en nieuwe cliënten te garanderen.
75.
Hoeveel medewerkers hebben Intervence al verlaten sinds de gemeenten het contract
met Intervence op hebben gezegd in december 2020? Hoeveel van die medewerkers zijn
jeugdzorgmedewerkers (en dus niet administratief personeel)?
Zie het antwoord op vraag 44. Intervence heeft mij laten weten dat naast de vertrokken
gezinsmanagers 3 medewerkers vanuit ondersteunende diensten uit dienst zijn getreden.
76.
In hoeverre kunnen de medewerkers van Intervence mee naar Jeugdbescherming West en
kunnen gezinsmanagers dus bij gezinnen blijven?
Het overnamescenario voorziet in een overname van Intervence door Jeugdbescherming
west. Dit heeft als voordeel dat de continuïteit van de zorgrelatie beter geborgd
kan worden omdat niet meer alle cliënten van Intervence bij verschillende GI’s ondergebracht
hoeven worden. De exacte wijze van overname van het personeel van Intervence wordt
op dit moment door betrokken partijen nader uitgewerkt, maar dit is een reële mogelijkheid
waardoor de hulpverleningsrelatie in stand kan blijven.
77.
Betekent de zin «Het is van belang om de zorgcontinuïteit voor de huidige en nieuwe
cliënten van Intervence te garanderen» dat Intervence ruimte krijgt om, in afwachting
van de uitwerking van de overname door Jeugdbescherming West, personeel aan zich te
binden en nieuwe zaken en verlengingen in principe voorlopig ook gewoon aan Intervence
worden toegewezen?
Zie het antwoord op vraag 38.
78.
Welke afspraken worden concreet gemaakt om medewerkers van Intervence te behouden
en op welke wijze faciliteren gemeenten dit?
Gemeenten en Intervence hebben afgesproken dat Intervence tijdelijke contracten van
medewerkers mag verlengen c.q. om mag zetten naar een vast contract. Daarnaast is
afgesproken dat Intervence nieuwe gezinsmanagers mag werven. Intervence wordt hiertoe
binnen de al bestaande financiële afspraken gefaciliteerd door gemeenten.
79.
Hoe zit het met de escalatieladder, op welke trede is men nu beland en wat is de volgende
stap als gemeenten niet meebewegen?
We bevinden ons op stap 3 van de «Interventieladder Interbestuurlijk Toezicht»: het
maken van afspraken over acties, termijn en vervolg. Zie ook het antwoord op vraag 24
en 66. Ik heb op 15 februari 2021 bestuurlijke afspraken gemaakt met de gemeenten
in het kader van het interbestuurlijk toezicht. Deze afspraken ga ik nauwgezet en
in samenwerking met de Jeugdautoriteit en Inspecties monitoren. Indien de gemeenten
zich niet langer of onvoldoende aan de gemaakte afspraken houden, dan ben ik genoodzaakt
om verder in te grijpen in het kader van interbestuurlijk toezicht en over te gaan
tot het besluit tot indeplaatsstelling (stap 4 op de escalatieladder).
80.
Wordt ook in deze nieuwe ontwikkeling maximale inspanning gepleegd om ervoor te zorgen
dat kinderen hun vaste gezinsmanager behouden?
Het terugvalscenario voorziet in een overname van Intervence door Jeugdbescherming
west. Dit heeft als voordeel dat de continuïteit van de zorgrelatie beter geborgd
kan worden omdat niet meer alle cliënten van Intervence bij verschillende GI’s ondergebracht
hoeven worden. In principe kunnen alle gezinsmanagers bij een overname mee met de
gezinnen die ze nu begeleiden.
81.
Welke instrumenten of mogelijkheden – buiten financiën om – ziet u om de Zeeuwse kinderen
en gemeenten te helpen om jeugdzorg goed en betrouwbaar vorm te geven, ook voor de
langere termijn?
Wat ik beoog is dat gemeenten een sterke en stabiele onderlinge samenwerking organiseren
en intensief samenwerken met aanbieders om samen vanuit visie zorg te organiseren.
Zodat jeugdigen en ouders nu en in de toekomst waar nodig op goede zorg en ondersteuning
kunnen rekenen. Mede daarom voer ik samen met de Staatssecretaris van VWS en betrokken
partijen het programma Zorg voor de Jeugd uit en werken we de komende maanden met
de VNG en de BGZJ aan het convenant continuïteit jeugdhulp. Daarnaast is er een doorbraakaanpak
om op de korte termijn de meest urgente problemen in de jeugdbescherming het hoofd
te bieden. Verder ondersteunt het kabinet in samenwerking met de VNG gemeenten met
het programma Democratie in Actie.13 Daarbij versterken we gemeenteraden met trainingen om hun rollen in te vullen en
(lokale)democratische processen te versterken. Dat programma gaat breder dan enkel
de controlerende rol, maar gaat bijvoorbeeld ook in op regionale samenwerking en hoe
de raad daarin een rol kan nemen. Ook heeft de Minister van BZK een agenda in voorbereiding
om raden (en staten) te versterken in hun rol. Voor de langere termijn heb ik samen
met de Staatssecretaris de afgelopen periode diverse stappen in gang gezet, zoals
de voorbereiding van diverse wetsvoorstellen om de regionale samenwerking te versterken,
het opdrachtnemerschap van aanbieders te verstevigen en zowel inzicht als toezicht
te versterken en het toekomstscenario kind- en gezinsbescherming.
82.
Wat is uw rol behalve het monitoren van de afspraken? Kunt u nog meer doen om een
helpende hand te bieden?
Om de continuïteit van zorg te borgen, heb ik met de gemeenten bindende afspraken
gemaakt over te nemen stappen en maatregelen. In het kader van het interbestuurlijk
toezicht monitor ik deze afspraken nauwgezet samen met de Jeugdautoriteit. Waar nodig
spreek ik gemeenten daarop indringend aan. Ook zullen de Inspecties de komende periode
de kwaliteit en de continuïteit van de hulpverlening door Intervence blijven volgen.
Daarnaast stelt mijn ministerie juridische expertise beschikbaar door de inzet van
de landsadvocaat. Daarnaast verwijs ik uw Kamer naar het antwoord bij vraag 81.
83.
Op welke termijn volgt nadere informatie over het vervolg en de uitwerking van de
terugvaloptie?
Naar verwachting wordt de business case de tweede helft van april 2021 opgeleverd.
Daarna volgt besluitvorming door de bestuurscommissie en de gemeenteraden. Vervolgens
zal wederom een transitieplan moeten worden opgesteld. Ook het nieuwe transitieplan
wordt beoordeeld door Inspecties en Jeugdautoriteit. In juni 2021 zal naar verwachting
duidelijk zijn of de overname door Jeugdbescherming west doorgang kan vinden of niet.
Op dat moment zullen we uw Kamer nader informeren of zoveel eerder als dat nodig is.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
M. Agema, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
H.W. Krijger, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.