Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de kabinetsappreciatie Digital Green Pass
2021D11763 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties
behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan het kabinet over de brief
betreffende de kabinetsappreciatie digitaal groen certificaat d.d. 26 maart 2021.
De fungerend voorzitter van de commissie, Agema
De adjunct-griffier van de commissie, Krijger
Inhoudsopgave
blz.
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
–
VVD-fractie
2
–
D66-fractie
4
–
CDA-fractie
7
–
SP-fractie
9
–
GroenLinks-fractie
10
–
FvD-fractie
11
–
ChristenUnie-fractie
12
–
SGP-fractie
14
II.
Reactie van het kabinet
18
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsappreciatie betreffende
het voorstel voor de verordening met betrekking tot een digitaal groen certificaat.1 Zij hebben hierbij nog enkele vragen en/of opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie willen allereerst weten wat het krachtenveld is in de
EU-lidstaten met betrekking tot het digitaal groen certificaat.
De leden van de VVD-fractie lezen dat lidstaten het recht behouden om, mits dat evenredig
en non-discriminatoir is, van de houders van certificaten te eisen dat zij na binnenkomst
in quarantaine gaan of een COVID-test laten uitvoeren. Wordt er, ondanks dat dit recht
voorbehouden is aan individuele lidstaten, harmonisatie tussen lidstaten met betrekking
tot deze aanvullende eisen betracht? Kan het kabinet er voorbeelden van geven wanneer
het bovenstaande evenredig en non-discriminatoir wordt geacht?
De leden van de VVD-fractie lezen bij de uitwerking op nationaal niveau over de quarantaineplicht.
Eerder heeft het kabinet aangekondigd te werken aan een quarantaineplicht bij reizen
uit risicogebieden. Wat is de stand van zaken van het voorstel voor quarantaineplicht
bij het reizen naar Nederland? Hoe moet dit gezien worden in relatie tot deze voorstellen
voor vaccinatie-, test- en herstelcertificaten?
De leden van de VVD-fractie lezen dat het herstelcertificaat volgens het voorstel
mag worden afgegeven vanaf de elfde dag na een eerste positieve test voor een SARS-CoV-2
infectie. Kan aangegeven worden wanneer meer informatie bekend wordt gemaakt over
wat de uiterste tijdsperiode mag zijn met betrekking tot de positieve test voor een
SARS-CoV-2 infectie? Met andere woorden, vanaf welke dag na een positieve test mag
het herstelcertificaat niet meer afgegeven worden, aangezien nog niet voldoende informatie
beschikbaar is over de duur van de bescherming na een besmetting en of de opgebouwde
afweer ook bescherming biedt tegen de verschillende varianten van het virus. Wordt
er bij het herstelcertificaat rekening gehouden met verschillende virusvariaties,
en zo ja, op welke manier?
De leden van de VVD-factie vragen in hoeverre rekening gehouden wordt met het feit
dat houders van een herstelcertificaat, als zij verplicht worden bij binnenkomst van
een andere EU-lidstaat een COVID-test te laten doen, alsnog een positieve testuitslag
kunnen krijgen binnen acht weken na de eerste positieve COVID-19 uitslag, omdat de
test geen onderscheid kan maken tussen intacte en niet-infectieuze virusresten.
Het kabinet geeft aan dat een herstelbewijs voor zowel grensoverschrijdend reizen
als toegang tot locaties en activiteiten grondig wetenschappelijk dient te worden
onderbouwd. Hoe werkt het kabinet daaraan? Tevens vragen de leden van de VVD-fractie
wanneer daarvan de resultaten te verwachten zijn.
Voorts lezen de leden van de VVD-fractie dat het voorstel aan de Europese Commissie
diverse bevoegdheden toekent voor uitvoeringshandelingen en gedelegeerde handelingen.
Hoe worden lidstaten daarbij betrokken? Hoe wordt de Kamer daarbij betrokken? Het
kabinet wil komen tot een nadere inkadering voor het vaststellen van gedelegeerde
handelingen en uitvoeringshandelingen. Waar denkt het kabinet dan aan?
De verordening geeft de Europese Commissie de bevoegdheid door middel van een gedelegeerde
handeling de toepassing van de bepalingen te hervatten indien de Wereldgezondheidsorganisatie
(WHO) een nieuwe pandemie afkondigt als gevolg van een uitbraak van SARS-CoV-2, een
variant daarvan, of soortgelijke besmettelijke ziekten met epidemisch potentieel.
De leden van de VVD-fractie vinden het belangrijk dat dit met voldoende waarborgen
wordt omgeven. Met welke waarborgen is deze bevoegdheid omschreven? Indien de bepalingen
hervat worden, gelden deze dan voor alle lidstaten? Zo ja, hoe wordt gewaarborgd dat
individuele lidstaten niet onevenredig getroffen worden door de bepalingen, indien
er in de desbetreffende lidstaat geen sprake is van een epidemie? Kan het kabinet
voorts aangeven waarom er uitgegaan is van een ziekte met een epidemisch potentieel
en niet een pandemisch potentieel? Hoe worden lidstaten betrokken bij de toepassing
van de bepalingen en hoe vindt daar dan eventueel besluitvorming over plaats? Hoe
ziet het krachtenveld eruit op dit punt, ook om de Uniewetgever over het stopzetten
of weer activeren van de verordening te doen besluiten? Tevens vragen genoemde leden
hoe het gesteld is met het tijdelijke karakter van de verordening.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet zich ervoor zal inzetten dat het
element van non-discriminatie nog duidelijker wordt benoemd in de verordening. Kan
het kabinet aangeven hoe deze inzet eruit zal zien?
Kan het kabinet voorts aangeven wanneer het advies van de Gezondheidsraad verwacht
wordt over de transmissie van het virus na het vaccineren?
In de appreciatie wordt gesteld dat de inzet zou moeten zijn dat bewijzen die elders
ontwikkeld worden niet leiden tot een indirecte vaccinatieplicht voor het bezoek aan
non-EU landen, zo lezen de leden van de VVD-fractie. Hoe is het kabinet voornemens
deze inzet vorm te geven? Kan worden aangegeven welke overwegingen bij deze inzet
spelen? Welke positie neemt Nederland in, indien zich in de toekomst situaties voordoen
die tot een indirecte vaccinatieplicht leiden voor het bezoek aan een non-EU-land?
De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre het vaccinatie-, test- en herstelcertificaat
straks ook kan worden gebruikt om te reizen naar andere landen, of wel non-EU-landen.
Welke afspraken gaat de Europese Unie dan wel Nederland daarover maken met non-EU-landen?
In hoeverre is straks een digitaal groen certificaat ook noodzakelijk en/of kan c.q.
moet deze ook gebruikt worden voor transfer-passagiers tussen EU- en non-EU-landen?
Nederland werkt aan de CoronaCheck app, waarmee een testbewijs kan worden gegenereerd
en getoond. De leden van de VVD-fractie vragen wat daarvan de stand van zaken is en
wat de planning is. Wanneer is de verkenning gereed of hierbij voor het vaccinatiebewijs
kan worden aangesloten? In hoeverre wordt ook gekeken of het herstelbewijs hier onderdeel
van kan uitmaken?
Tenslotte vragen de leden van de VVD-fractie wanneer het digitaal groen certificaat
operationeel kan zijn. Zij vragen tevens wanneer een en ander in Nederland operationeel
kan zijn. Wanneer wordt verwacht dat het Nederlandse digitale systeem gereed is voor
gebruik? Wat is het tijdpad daarvan? Is het kabinet het met de VVD-fractie eens dat
spoed gewenst is? Zo nee, waarom niet?
Vragen en opmerkingen van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de kabinetsappreciatie
betreffende het digitaal groen certificaat. Genoemde leden steunen de inzet van het
demissionaire kabinet grotendeels. Deze leden onderstrepen het feit dat het vrije
verkeer van personen een van de fundamenten is van de Europese Unie. Deze leden ondersteunen
dan ook de inzet van dit voorstel, omdat dit vrij reizen voor personen weer mogelijk
zou maken. Wel zijn deze leden van mening dat het goed waarborgen van de persoonlijke
levenssfeer essentieel is en zij zien dan ook graag dat dit in de verordening wordt
vastgelegd. Daarbij zijn zij van mening dat dit voorstel op Europees niveau snel behandeld
moet worden, zodat de bewijzen voor de zomer 2021 al in gebruik genomen kunnen worden.
Algemene onderwerpen
Tijdpad
De leden van de D66-fractie stellen het tijdpad van de onderhandelingen aan de orde.
Genoemde leden lezen dat het Portugees voorzitterschap binnen drie maanden tot een
politiek akkoord wil komen. Dat zou net in lijn zijn met de motie Jetten,2 waarin wordt verzocht om de vaccinatiepaspoorten vóór de zomer 2021 in te zetten.
De leden van de D66-fractie vragen of dat tijdpad nog versneld kan worden. Over drie
maanden zou er vlak voor het aanvangen van de zomer een akkoord bereikt worden. Dit
lijkt echter geen tijd over te laten voor deze Kamer om zich nog over het te bereiken
akkoord uit te spreken. Het is niet wenselijk dat dit proces vertraging op loopt,
waardoor een politiek akkoord pas in de zomer bereikt zou kunnen worden. Daarbij zijn
enkele lidstaten al plannen aan het voorbereiden voor nationale coronabewijzen. Denemarken
is van plan op 21 april 2021 een dergelijk bewijs te introduceren voor horeca en winkelcentra.
Dit bewijs heeft ook betrekking op mensen die reeds gevaccineerd zijn. Te lang wachten
met het implementeren van een Europees coronabewijs kan leiden tot een wildgroei aan
nationale coronabewijzen die onvoldoende met elkaar communiceren, wat de coördinatie
tussen lidstaten verder bemoeilijkt. Wat is de opvatting van het kabinet hierover?
De leden van de D66-fractie lezen daarnaast in de kabinetsreactie dat het voorstel
van de Europese Commissie wordt beschouwd als de uitvoering van de motie Jetten.3 Deze leden gaan er vanuit dat momenteel wordt gewerkt aan het opzetten van een nationaal
vaccinatiebewijs en dat zodra deze klaar is en het verantwoord is om deze te gebruiken,
dit vaccinatiebewijs ook direct in Nederland wordt ingezet. De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport gaf immers in het plenaire debat over de ontwikkelingen rondom het
coronavirus van 24 maart jongstleden aan: «we zullen zorgen dat we er technisch klaar
voor zijn op het moment dat we het zouden kunnen gaan gebruiken.»4 Klopt het dat de voorbereidingen van het nationale vaccinatiebewijs, als onderdeel
van een breder bewijs van niet besmettelijkheid, doorgaan, ondanks de ontwikkelingen
op Europees niveau?
Horizonbepaling
De leden van de D66-fractie lezen dat de Europese Commissie wijst op het feit dat
de bepalingen van de voorgestelde verordeningen moeten worden opgeschort zodra de
Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) aangeeft dat de COVID-19-pandemie voorbij is. Tegelijkertijd
geeft de Europese Commissie aan dat de toepassing ervan moet worden hervat indien
de WHO een nieuwe internationale gezondheidscrisis (public health emergency of international concern) afkondigt als gevolg van een uitbraak van SARS-CoV-2, een variant daarvan, of soortgelijke
besmettelijke ziekten met epidemisch potentieel. De leden van de D66-fractie zetten
hier vraagtekens bij. Deze verordening is een zwaar instrument, waardoor de Europese
vrijheden van burgers kunnen worden aangetast. Zij zijn dan ook van mening dat het
coronabewijs enkel voor de huidige pandemie gebruikt moet worden en na afloop van
deze pandemie niet opgeschort dient te worden, maar moet komen te vervallen. Deelt
het kabinet deze opvatting en zo ja, hoe gaat hij zich daarvoor inzetten?
Ten tweede lezen de leden van de D66-fractie in het voorstel dat de verloopdatum van
deze verordening aan de wereldwijde epidemiologische situatie gekoppeld zou worden,
door deze af te laten lopen als de WHO verklaart dat het einde van de pandemie is
aangebroken. De pandemie kan echter nog jaren duren, vooral op andere continenten.5 Andere landen laten daarnaast zien dat bij een hoge vaccinatiegraad, bewijzen wellicht
ook niet meer nodig zijn omdat het aantal infecties aanzienlijk daalt. Graag zouden
genoemde leden zien dat een horizonbepaling in de verordening wordt opgenomen, om
zo een eindpunt in de wetgeving vast te leggen. Na dat punt zou de wet dus volledig
moeten vervallen, en niet opgeschort worden. Wat is het standpunt van het kabinet
over een dergelijke horizonbepaling? Is het kabinet bereid dit een prioriteit te maken
in zijn inbreng in de discussie in Brussel? Welke einddatum acht het kabinet geschikt?
Vaccinatiecertificaten
Over het vaccinatiecertificaat lezen de leden van de D66-fractie dat het kabinet het
certificaat pas wil gaan gebruiken nadat uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken
dat vaccinatie ook daadwerkelijk besmettelijkheid tegen gaat. Er wordt gesteld dat
een vaccinatiebewijs een gelijkwaardig alternatief moet zijn voor een negatieve testuitslag.
Het Amerikaanse Centers for Disease Control and Prevention (CDC) meldt op 29 maart
jl. dat op basis van een grote studie het risico op infectie bij mRNA-vaccins met
90% wordt gereduceerd.6 Ook het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) meldt dat een
eerste Europese studie aantoont dat de transmissiekans met 30% tot wel 60% wordt verminderd.
Daarnaast wordt aangegeven dat er bewijs is dat vaccinatie de virusconcentratie (viral load) en daarmee de symptomatische en/of asymptomatische besmetting significant reduceert.7 Dit zijn hoopvolle signalen. Er wordt hierover momenteel advies gevraagd aan de Gezondheidsraad.
Hoelang is het kabinet echter bereid hierop te wachten? Hoe definieert het kabinet
de zinsnede in zijn brief dat vaccinatiebewijzen een «gelijkwaardig alternatief» moeten
zijn voor een negatieve testuitslag»? Wat wordt bedoeld met de term «gelijkwaardig»?
Met name in het licht dat antigeen sneltesten in 58% tot 72% van de gevallen een persoon
met COVID-19 kunnen detecteren8 en dat herstelbewijzen ook geen 100% uitsluitsel geven over een kans op besmetting.
De leden van de D66-fractie zijn verder benieuwd naar de Europese afstemming over
de mate van besmettelijkheid na vaccinatie. Waarom heeft het kabinet dit aan de Nederlandse
Gezondheidsraad gevraagd? Waarom wordt dit niet in Europees verband onderzocht? Waarom
worden de adviezen van de ECDC, in samenspraak met de CDC in de VS, hier niet als
standaard genomen? Hoe staan andere Europese landen tegenover de opvatting dat dit
pas gebruikt kan worden als bewezen is dat met vaccinaties de besmettelijkheid wordt
tegengegaan? Vooral omdat andere lidstaten, zoals Denemarken vanaf 21 april, vaccinatiebewijzen
al gaan inzetten?
Met betrekking tot het verstrekken van vaccinatiecertificaten lezen de leden van de
D66-fractie tevens dat de relevante nationale autoriteiten dit certificaat mogen verstrekken
aan personen die een door het Europees Geneesmiddelen Agentschap (EMA) goedgekeurd
vaccin hebben gehad, of een vaccin dat op de WHO-lijst staat. Wat betekent dit voor
burgers van de Europese Unie die het Spoetnik vaccin hebben gehad? Hebben zij toegang
tot een vaccinatiebewijs? Tot slot vragen de leden van de D66-fractie wat dit precies
betekent voor personen die in een ander EU-land een vaccinatie hebben gekregen. Zij
vragen tevens wat dit betekent voor Europese burgers die buiten de EU gevaccineerd
zijn. Kunnen zij ook bij hun nationale autoriteiten een certificaat aanvragen? Hoe
gaat het kabinet erop toezien dat, in het complexe netwerk van de EU, waarin burgers
in verschillende landen wonen en werken, er niemand tussen wal en schip valt met betrekking
tot het vaccinatiebewijs?
Testcertificaten
De leden van de D66-fractie steunen van harte de inzet van zowel vaccinatie- als testcertificaten,
om zo de eventuele discriminerende werking en vaccinatieplicht van deze verordening
tegen te gaan. Het baart genoemde leden wel zorgen dat zij in de appreciatie niets
teruglezen over de kosten van de testen. Het kan niet zo zijn dat vaccinaties gratis
verstrekt worden door de GGD, maar dat testen die toegang verlenen tot een testcertificaat
voor hoge prijzen door private aanbieders worden verstrekt. Hoe gaat het kabinet waarborgen
dat deze testen voor iedereen betaalbaar blijven op belangrijke knooppunten zoals
treinstations, havens enzovoorts?
Herstelbewijs
De leden van de D66-fractie vragen ook met betrekking tot het herstelbewijs op welk
onderzoek het kabinet de beslissing over het al dan niet gebruiken van dit instrument
wil baseren, en welk tijdpad het kabinet hiervoor verwacht. Met name omdat het OMT
momenteel adviseert dat een geregistreerde positieve testuitslag of een positieve
serologische test niet bruikbaar zijn als vervanging van de negatieve NAAT(PCR)-test.
Zijn er lidstaten die juist wetenschappelijke adviezen krijgen dat het herstelbewijs
wél ingezet kan worden? Zo ja, welke landen zijn dat en hoe organiseren deze landen
dit «herstelbewijs»? Overwegen zij dit wel toe te voegen aan het Europese bewijs?
Ook vragen deze leden of dit herstelbewijs uiteindelijk met terugwerkende kracht verstrekt
kan worden. Zo ja, hoe wordt dit dan uitgevoerd?
Privacy- en veiligheidswaarborgen
De leden van de D66-fractie lezen dat persoonsgegevens voor de uitgifte van certificaten
niet langer bewaard mogen worden dan noodzakelijk. Zij steunen de inzet van het kabinet
dat deze termijn gespecificeerd dient te worden. Daarbij hechten deze leden er veel
waarde aan dat persoonsgegevens niet door de autoriteiten van lidstaten van bestemming
bewaard mogen worden. Deze leden zouden graag zien dat dit in de verordening wordt
vastgelegd.
Toepassing van de verordening
De leden van de D66-fractie lezen dat het kabinet het positief acht dat een voorschrift
in het voorstel ten aanzien van de toepassing van het certificaat ontbreekt. Kunnen
genoemde leden hieruit opmaken dat lidstaten zelf bepalen waarvoor het bewijs wordt
ingezet? Betekent dit dat het bijvoorbeeld voor Nederland mogelijk wordt het bewijs
ook te gebruiken voor de heropening van de horeca, maar dat Frankrijk ze alleen voor
grensoverschrijdende bewegingen wil gebruiken? Hoe wil het kabinet dit coördineren?
Derdelanders
De leden van de D66-fractie lezen dat het digitale groen certificaat ook beschikbaar
komt voor legaal in de EU verblijvende derdelanders. In de afgelopen periode hebben
deze leden herhaaldelijk aandacht gevraagd voor de positie van families en lange afstandsgeliefden.
Vanwege de reisbeperkingen hebben veel familieleden en geliefden elkaar voor een lange
tijd niet gezien. Het kan hier gaan om gehuwde partners, maar ook om personen met
een duurzame relatie zoals geformuleerd in de regeling lange afstandsgeliefden. Per
maart jl. is deze groep uitgezonderd van de reisbeperkingen. De leden van de D66-fractie
vragen in hoeverre deze groep ook in aanmerking komt voor een groen certificaat?
Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsappreciatie betreffende
het digitaal groen certificaat. Deze leden delen nadrukkelijk het uitgangspunt dat
het uitgeven van dergelijke certificaten er niet toe mag leiden dat er een (indirecte)
verplichting komt tot vaccinatie als voorwaarde voor de uitoefening van vrij verkeer
van personen. Daarnaast is het voor deze leden van belang dat een certificaat rekening
houdt met de persoonlijke levenssfeer en een veilige omgang met (medische) persoonsgegevens.
Verder mag het gebruik van een digitaal groen certificaat er niet toe leiden dat de
2,5 miljoen digitaal minder vaardige Nederlanders niet mee kunnen doen. Ten slotte
zijn de leden van de CDA-fractie van mening dat individuele lidstaten uiteindelijk
zelf mogen besluiten over de wijze waarop het certificaat ingezet zal worden. Deze
leden hebben daarom nog enkele vragen bij de kabinetsappreciatie.
Het kabinet zal zich ervoor inzetten dat het element van non-discriminatie nog duidelijker
wordt benoemd in de verordening. De leden van de CDA-fractie vragen wat hierbij precies
de inzet van Nederland wordt en wat de opvatting van andere lidstaten hierin is.
Momenteel lopen er nationaal en internationaal meerdere onderzoeken naar de effectiviteit
van vaccineren op virustransmissie. De leden van de CDA-fractie vragen welke onderzoeken
worden uitgevoerd naar de effectiviteit per toegelaten vaccin. Worden deze onderzoeken
ook in Nederland uitgevoerd en gefinancierd? Op welke termijn kan de Gezondheidsraad
advies geven over de transmissie na het vaccineren met de vaccins van de bedrijven
Pfizer, Moderna, AstraZeneca en Janssen? Is het de verwachting dat deze informatie
voor alle soorten vaccins vóór de zomer beschikbaar is? Zo niet, wat betekent dat
dan voor de mogelijkheid om het digitaal groen certificaat in te kunnen zetten voor
de komende zomervakantie? Is het bijvoorbeeld mogelijk dat mensen die met een vaccin
van Pfizer zijn gevaccineerd komende zomer wel zouden kunnen reizen, maar mensen die
met een vaccin van AstraZeneca zijn gevaccineerd dat (voorlopig) niet kunnen? Zo ja,
hoe wil het kabinet met een dergelijke situatie omgaan?
Nederland werkt aan een app, de CoronaCheck app, waarmee een testbewijs kan worden
gegenereerd en getoond. Op termijn zou deze app ook aangesloten kunnen worden op een
vaccinatiebewijs. Hierbij wordt de persoonlijke levenssfeer van de persoon gewaarborgd,
onder andere doordat op het scherm alleen een QR-code, initialen en een deel van de
geboortedatum getoond zullen worden. De leden van de CDA-fractie vragen of voor het
digitaal groen certificaat ook dergelijke privacy waarborgen gaan gelden. Wat is de
inzet van Nederland hierbij?
De leden van de CDA-fractie lezen dat in de verordening zal worden aangegeven dat
een testcertificaat kan worden afgegeven voor alle NAAT-testen en sneltesten zoals
opgenomen in Raadsaanbeveling 2021/C 24/01. In Nederland wordt echter in veel gevallen
alleen de NAAT(PCR)-testuitslag geaccepteerd. Betekent dit dat voor reizen naar Nederland
alleen de PCR-test mag worden gebruikt? Wat is de opvatting van andere lidstaten hierover?
Betekent dit bijvoorbeeld dat de situatie kan ontstaan waarin voor reizigers van Nederland
naar Spanje een sneltest genoeg is, terwijl voor reizen van Spanje naar Nederland
een PCR-test vereist is?
Op dit moment geeft Nederland geen bewijzen uit waaruit blijkt dat een persoon een
infectie heeft doorgemaakt en is hersteld van COVID-19, omdat er nog onvoldoende bewezen
is dat hersteld zijn van een vaccinatie kan betekenen dat veilig gereisd kan worden
of dat men veilig tot locaties kan worden toegelaten. De leden van de CDA-fractie
vragen hoe ermee omgegaan wordt als dit eenmaal wel bewezen veilig kan. Kunnen mensen
dan nog met terugwerkende kracht een dergelijk herstelbewijs krijgen? Of wordt hier
niets van bijgehouden?
Het kabinet geeft aan het van belang te vinden dat rekening gehouden wordt met specifiek
beleid voor personen jonger dan 18 jaar, omdat zij in Nederland (vooralsnog) niet
gevaccineerd worden. De leden van de CDA-fractie vragen wat de inzet van het kabinet
hierbij is. Hoe zorgt het kabinet ervoor dat met het groene certificaat gezinnen gezamenlijk
op reis kunnen?
Vragen en opmerkingen van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsappreciatie van het
voorstel voor een Europees digitaal groen certificaat. Zij maken zich zorgen over
de epidemiologische stand van zaken, met name omdat na de zomer van 2020 de tweede
golf begon. Hoe zorgt het kabinet ervoor dat de snelle ontwikkelingen met betrekking
tot het groen certificaat niet leiden tot een nieuwe stijging van het aantal besmettingen?
Hoe schat het kabinet het risico in met betrekking tot nieuwe virusvarianten, zoals
bijvoorbeeld de zeer besmettelijke Braziliaanse variant? Wat betekent het groene certificaat
voor thans geldende reisadviezen en eventuele vliegverboden? Hoe verhoudt het Europees
digitaal groen certificaat zich tot de Nederlandse CoronaCheck app? Wanneer worden
beide naar verwachting in gebruik genomen?
Voorts vragen de leden van de SP-fractie of onderscheid zal worden gemaakt tussen
noodzakelijke en niet-noodzakelijke reizen. Welke afwegingen worden gemaakt voor het
al dan niet verplicht stellen van een negatieve test of een quarantaineperiode voor
inreizigers met een groen certificaat? Hoe gaan andere lidstaten hiermee om? Hoelang
zal gebruik worden gemaakt van het digitale groen certificaat en/of welke voorwaarden
zijn er voor het opheffen van het gebruik van het certificaat?
De leden van de SP-fractie vinden het belangrijk dat er geen onderscheid wordt gemaakt
tussen mensen die al kans hebben gehad op een vaccinatie en zij die nog niet aan de
beurt zijn geweest, en dat dus ook mensen met een negatieve coronatest of immuniteit
na doormaking van een infectie in aanmerking komen voor een groen certificaat.
Genoemde leden hechten aan nationale bevoegdheden met betrekking tot het groen certificaat.
Met betrekking tot de CoronaCheck app die in Nederland is ontwikkeld, is de toezegging
gedaan dat er voor de aflezer niet duidelijk zal worden of het paspoort is bemachtigd
op basis van vaccinatie, een negatieve test, of immuniteit na doormaking van een infectie.
Dit is om de persoonlijke levenssfeer van de certificaathouder te beschermen en om
geen onderscheid te maken. Deze leden vragen of dit voor het Europese certificaat
ook kan worden gegarandeerd. Voorts vragen deze leden of andere lidstaten ook een
dergelijk nationaal «coronapaspoort» hebben en hoe het daar werkt.
De leden van de SP-fractie hebben tot slot vragen over de verwerking van (medische)
persoonsgegevens. Welke gegevens worden precies verwerkt en opgeslagen? Welke instanties
worden in de verschillende lidstaten verantwoordelijk voor het verwerken van deze
persoonsgegevens? Hebben zij hier voldoende ervaring mee? Wie heeft toegang tot de
gegevens? Worden alleen gegevens die essentieel zijn voor het doel opgeslagen? Welke
mogelijkheden biedt de verordening voor het opslaan van deze gegevens en op welke
wijze gaat het kabinet zich inzetten voor een nadere specificering van de bewaartermijn?
Welke eventuele risico’s voorzien deskundigen met betrekking tot het verwerken van
(medische) persoonsgegevens? Kan worden gegarandeerd dat de gegevens alleen voor dit
doel worden gebruikt en dat indien er sprake is van een nieuw doel, hier altijd goedkeuring
van de Kamer vereist is?
Vragen en opmerkingen van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de kabinetsappreciatie
met betrekking tot het digitaal groen certificaat. Genoemde leden zijn verheugd te
lezen dat de Europese Commissie voornemens is te verzekeren dat het introduceren van
het digitale groen certificaat niet mag leiden tot een (indirecte) verplichting tot
vaccinatie als voorwaarde voor het uitoefenen van het recht op vrij verkeer en personen.
Daarnaast vinden de leden van de GroenLinks-fractie het belangrijk dat de certificaten
die in alle Europese lidstaten worden afgegeven en erkend, de mogelijkheid moeten
bieden om te laten zien of een persoon gevaccineerd, getest dan wel hersteld is van
Covid-19.
Wel hebben de leden van de GroenLinks-fractie nog een aantal vragen. De kabinetsappreciatie
specificeert dat de voorgestelde verordening lidstaten verplicht tot de afgifte en
erkenning van certificaten inzake Covid-19 vaccinatie, -testen en -herstel. Genoemde
leden merken echter op dat het huidige voorstel slechts voorziet in de wederzijdse
erkenning van certificaten in de Europese Unie. Het voorstel laat de mogelijkheden
om restrictievereisten op te leggen echter volledig aan de lidstaten. Deze leden vragen
daarbij of het kabinet hier ruimte ziet om de Europese Commissie te verzoeken bredere
verplichtingen op te stellen die ervoor kunnen zorgen dat de verschillende lidstaten
deze certificaten eenduidig behandelen. Hoe is het kabinet voornemens te verzekeren
dat negatieve testbewijzen en positieve vaccinatiebewijzen in alle lidstaten worden
geaccepteerd? De leden van de GroenLinks-fractie zouden ervoor willen waken dat er
lidstaten zijn die alleen een positief vaccinatiebewijs accepteren als toegangsbewijs.
Deelt het kabinet deze opvatting?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben tevens vragen over de tijdlijn. Het kabinet
geeft aan dat het voor hem van belang is dat aan «lidstaten voldoende tijd en middelen
geboden worden voor het faciliteren van de uitgifte van dergelijke bewijzen». Genoemde
leden vragen hierbij wat het kabinet verstaat onder «voldoende tijd», om hoeveel maanden
of weken gaat dit? Ook vragen deze leden wat het kabinet verstaat onder «voldoende
middelen»? Zou het kabinet dit verder kunnen specificeren?
Daarnaast vragen de leden van de GroenLinks-fractie of het kabinet voornemens is zich
op EU-niveau in te zetten om ervoor te zorgen dat de testcapaciteit in alle lidstaten
toegankelijk en tegen een redelijke prijs beschikbaar is. Genoemde leden beschouwen
betaalbare en toegankelijke testcapaciteit immers als een cruciaal onderdeel van het
waarborgen van non-discriminatie als een negatief testbewijs een voorwaarde voor vrij
verkeer van personen is. Deelt het kabinet deze opvatting? Zo ja, hoe gaat het kabinet
zich inzetten om dit te waarborgen?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn daarnaast verheugd te lezen dat het kabinet
zich ervoor zal inzetten dat het element van non-discriminatie nog duidelijker wordt
benoemd in de verordening. Deze leden vragen hierbij wat specifiek de inzet van het
kabinet is. Zij vragen tevens welk doel het kabinet voor zichzelf heeft gesteld met
betrekking tot het verzekeren van non-discriminatie.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben daarnaast nog enkele vragen betreffende
de persoonlijke levenssfeer. Genoemde leden zijn van mening dat het niet mogelijk
moet zijn voor de autoriteiten die de certificaten afgeven om de persoonsgegevens
geassocieerd met deze certificaten op te slaan in een centrale database. Deelt het
kabinet deze opvatting? Zo ja, gaat het kabinet zich inzetten voor een verbod op centrale
dataopslag op Europees niveau of het niveau van de lidstaten om te garanderen dat
lidstaten geen database van persoonsgegevens kunnen creëren waarin te zien is wie
op welk moment getest of gevaccineerd is? Genoemde leden hebben zorgen omtrent het
digitale groene certificaat en het eventuele gebruik hiervan voor massasurveillance.
Deze leden vragen daarom of het kabinet, om een systeem van massasurveillance te voorkomen,
voornemens is ervoor te zorgen dat niemand een melding krijgt of kan zien, ook de
uitgevende autoriteit niet, waar en wanneer personen hun digitale groene certificaat
laten scannen? Deelt het kabinet voorts de mening dat het voor een land van bestemming
enkel en alleen nodig is om te verifiëren of iemand in het bezit is van een geldig
certificaat en er geen reden is om welke informatie dan ook hieromtrent op te slaan,
bijvoorbeeld of iemand is gevaccineerd of getest? Bevat het voorstel zoals dat er
nu ligt een duidelijk verbod op het onnodig opslaan van informatie door bestemmingslanden?
Is het kabinet bereid om zich daarvoor in te zetten?
De leden van de GroenLinks-fractie constateren daarnaast dat het kabinet in zijn brief
aangeeft dat «het kabinet van mening [is] dat deze termijn in lijn met de AVG nader
gespecificeerd dient te worden». Wat is de inzet van het kabinet met betrekking tot
deze termijn? Hoeveel maanden of weken zou het kabinet de persoonsgegevens voor de
uitgifte van certificaten willen bewaren? Deze leden zijn ook benieuwd naar de uitwerking
van de digitale infrastructuur met betrekking tot het vertrouwenskader voor de afgifte
en verificatie van certificaten, zonder bij de verificatie persoonsgegevens te hoeven
delen. Zij vragen wie de digitale infrastructuur daadwerkelijk opzet en hoe de betrokken
partijen geselecteerd worden. Deze leden zijn bezorgd over de mogelijkheid dat grote
(niet-Europese) tech-bedrijven hierbij een dominante rol weten te bemachtigen, met
risico’s voor de persoonlijke levenssfeer, voor de veiligheid, en voor Europa’s strategische
autonomie in het digitale domein. Deelt het kabinet deze zorg? Zo nee, waarom niet?
Zo ja, wat onderneemt het kabinet om dit te ondervangen? Is het kabinet bijvoorbeeld
bereid om zich ervoor in te zetten dat universiteiten, maatschappelijke organisaties,
en privacy- en cybersecurity-deskundigen nadrukkelijk worden betrokken bij het opzetten
van de benodigde digitale infrastructuur? Hoe zal het kabinet verzekeren dat het systeem
wordt gebaseerd op een openbare open source Public Key Infrastructure (PKI) voor hoge
privacy standaarden, zoals afgesproken in de richtsnoeren over het bewijs van inenting
voor medische doeleinden binnen het eGezondheid Netwerk?
De leden van de GroenLinks-fractie merken daarnaast op dat het kabinet van mening
is dat «Mondiale interoperabiliteit of minimaal het streven naar hoe dit voorstel
zich verhoudt tot de inspanningen van bijvoorbeeld de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie
(ICAO), de International Air Transport Association (IATA) en de WHO ten aanzien van
test-, vaccinatie- en/of herstelbewijzen» wenselijk zou zijn. Kan het kabinet deze
wens verder specificeren? Wat zijn de doelen van het kabinet betreffende het voorstel
van de Europese Commissie en de wensen van de luchtvaartorganisaties?
Vragen en opmerkingen van de FvD-fractie
De leden van de FvD-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsappreciatie betreffende
het digitale groen certificaat.
Genoemde leden zijn erg bezorgd over het voornemen van het kabinet om een «digitaal
groen certificaat» in te voeren. Het invoeren van een dergelijk «vaccinatiepaspoort»
betekent dat Nederlanders die zich niet willen laten vaccineren niet langer onbelemmerd
door de EU kunnen reizen, maar zich voor elke Europese reis eerst zullen moeten laten
testen en wellicht ook een quarantaineperiode in acht moeten nemen. Voor deze leden
staat dit gelijk aan een (indirecte) vaccinatieverplichting én een beroving van een
fundamentele vrijheid: als u zich niet wil laten vaccineren kunt u straks niet langer
vrij reizen.
Dit terwijl onderzoek inmiddels heeft uitgewezen dat de Infection Fatality Rate (IFR)
van Covid-19 vergelijkbaar is met die van een (stevige) griep.9 Dit terwijl veel testen zoals de PCR-test bewezen onbetrouwbaar zijn.10 Dit terwijl het aantal aanwijzingen toeneemt dat (experimentele) vaccins serieuze
bijwerkingen hebben.11
Kan het kabinet uitleggen waarom een dergelijk vaccinatiepaspoort bij Covid-19 verplicht
wordt om vrij en onbelemmerd (dat wil zeggen zonder zich te moeten laten testen en
eerst in quarantaine te moeten) in de EU te kunnen reizen, terwijl dit soort zorgelijke
aanwijzingen met betrekking tot de veiligheid en betrouwbaarheid van de tests en vaccins
zich opstapelen en het nog maar een jaar geleden ondenkbaar zou zijn om dergelijke
belemmeringen op te leggen aan diegenen die ervoor gekozen hebben zich niet te willen
laten inenten tegen de jaarlijkse seizoensgriep met, nogmaals, een vergelijkbare IFR?
Het kabinet stelt op pagina 4/5 van zijn brief dat er geen sprake zal zijn van «drang
of dwang» bij vaccineren. Kan het kabinet dan echter vertellen welke reisbelemmeringen
concreet worden opgeworpen voor diegenen die zich niet kunnen of willen laten vaccineren?
Hoe lang zullen ze in quarantaine moeten? Wie bepaalt dat straks eigenlijk? De Europese
Unie? Hoe gemakkelijk kan men zich laten testen? Op een paar locaties in Nederland?
Of kan men de «reistesten» straks zelf kopen bij de apotheek? Tevens vragen deze leden
hoe duur deze testen worden.
De leden van de fractie van Forum voor Democratie vragen, dat gesteld dat men bij
elke Europese reis straks, bij gebrek aan een «digitaal groen certificaat», zoals
nu gebruikelijk is, 50 euro voor een sneltest moet betalen en vervolgens bijvoorbeeld
voor de zekerheid nog eerst een week in quarantaine moet in het Europese land van
aankomst, is er dan, volgens het kabinet, nog steeds sprake van «gelijkwaardige alternatieven»,
zoals gesteld op pagina 3 van de brief, en van «vrije keuze zonder drang of dwang»,
waar het kabinet over schrijft op pagina 4/5? Indien het antwoord hierop «ja» luidt,
wanneer is dan wél sprake van «drang»?
Vragen en opmerkingen van de ChristenUnie-fractie
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen
van de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister
van Justitie en Veiligheid over de kabinetsappreciatie betreffende het digitaal groen
certificaat. Zij hebben daarbij enkele opmerkingen en vragen.
De fractie van de ChristenUnie vindt het belangrijk dat een groen certificaat niet
discrimineert tussen gevaccineerden en niet-gevaccineerden. Het is goed dat deze notie
ook terug te lezen is in het voorstel voor de verordening. Genoemde leden zijn blij
terug te lezen dat het kabinet voornemens is dit non-discriminatiebeginsel nog duidelijker
te laten benoemen in de verordening. Deze leden stellen voor dat in het licht van
het non-discriminatiebeginsel in de verordening expliciet wordt opgenomen dat een
digitaal groen certificaat geen onderscheid maakt in de rechten die kunnen worden
verleend op basis van een vaccinatiecertificaat, een testcertificaat en een herstelcertificaat.
Deze leden stellen tevens voor om met het oog op de persoonlijke levenssfeer in de
verordening op te laten nemen dat slechts voor de eigenaar van het certificaat te
zien is waarop het groene certificaat is gebaseerd (vaccinatie, test of herstel).
Wat is de mening van het kabinet over deze voorstellen van deze leden?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen het kabinet naar de status van een digitaal
groen certificaat. Deze leden lezen in de kabinetsappreciatie dat het kabinet het
van belang acht dat vaccinatiebewijzen ingezet worden op basis van kennis over de
werking van vaccineren op transmissie van het virus en alleen als gelijkwaardig alternatief
voor een negatieve testuitslag of een bewijs van een doorgemaakte Covid-19-infectie.
Kan het kabinet bevestigen dat zolang er niet voldoende zekerheid is over de effectiviteit
van de vaccins op de transmissie van het virus, een vaccinatiebewijs niet wordt opgenomen
als mogelijke basis voor een digitaal groen certificaat?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen tevens welk orgaan het oordeel over de
werking van de vaccins geeft. Is dat het EMA? Of maakt elke lidstaat hierin zelfstandig
nog een afweging? Deze leden vragen tevens op welke termijn verwacht wordt dat voldoende
zekerheid is verkregen over het effect van de vaccinaties.
Deze leden refereren in dit kader ook aan het recente advies naar aanleiding van het
104e OMT (d.d. 15 maart 2021) 12 waarin wordt geadviseerd vooralsnog iedereen voor een toegangsbewijs met een antigeentest
op een actuele infectie dan wel op zogenaamde «besmettelijkheid» te testen, dus ook
de personen die een bewezen COVID-19 infectieziekte hebben doorgemaakt of die gevaccineerd
zijn. Behoudt elke lidstaat de bevoegdheid om zelf te bepalen hoe een digitaal groen
certificaat wordt ingezet en dit bijvoorbeeld alleen te laten baseren op een testcertificaat?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen het kabinet of mensen zonder klachten
die zich niet willen laten testen, bij het onderhavige voorstel van de Europese Commissie
wel te maken krijgen met belemmeringen in het vrije verkeer van personen.
Ten aanzien van de appreciatie door het kabinet van de subsidiariteit van het voorstel
vragen deze leden hoe dit voorstel nu hinder in het vrije verkeer van personen gaat
voorkomen. Afwezigheid van actie op EU-niveau zou er inderdaad toe kunnen leiden dat
lidstaten verschillende systemen vaststellen, waarmee burgers die gebruik maken van
hun recht op vrij verkeer hinder zouden kunnen ondervinden. De eisen die in het certificaat
worden gesteld, brengen toch ook hinder met zich mee? Deze leden vragen hier om een
uitleg.
De leden van de ChristenUnie-fractie zouden willen dat er een maximale termijn van
zes maanden gesteld wordt aan het certificaat, die niet automatisch verlengd wordt.
Gaat het kabinet zich hier niet slechts voor inzetten, maar dit als eis stellen aan
het voorstel?
Deze leden zijn van mening dat het besluit om bepalingen in de verordening al dan
niet op te schorten of in werking te laten treden, niet direct afhankelijk gemaakt
mag worden van het oordeel van de WHO. Uiteraard is het raadzaam de oordelen van de
WHO goed in ogenschouw te nemen, maar de EU moet beslissingen in het kader van deze
verordening zelf nemen op basis van het eigen oordeel. Gaat het kabinet deze eis stellen
aan het voorstel?
De leden van de ChristenUnie-fractie begrijpen uit de brief dat het certificaat in
de toekomst ook bij eventuele andere epidemieën ingezet kan worden. Is het kabinet
het met deze leden eens dat hiervoor steeds instemming van de Europese Raad nodig
moet zijn?
Tot slot vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie wanneer het kabinet gedetailleerder
ingaat op de garanties en randvoorwaarden die de Kamer stelt aan een digitaal groen
certificaat, aangezien herhaaldelijk is aangegeven dat dergelijke voorstellen pas
aan de orde zijn als er meer uitgewerkte kaders van het digitale groene certificaat
bekend zijn (bijvoorbeeld in het debat over de Europese Top van 25 en 26 maart 2021).
Welke zaken wil het kabinet alleen op nationaal niveau uitwerken en niet bepleiten
om te laten opnemen in de voorgestelde verordening van de Europese Commissie? Deze
leden vragen om een uitleg van deze keuze.
Vragen en opmerkingen van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de kabinetsappreciatie
over het «digitaal groen certificaat». Zij hebben de volgende vragen en opmerkingen.
BNC-fiche
Allereerst betreuren de leden van de SGP-fractie dat de brief met de kabinetsappreciatie
de BNC-fiches vervangt «gezien de snelheid van het Europese onderhandelingsproces».
Deze leden benadrukken dat snelheid nooit ten koste mag gaan van zorgvuldigheid en
volledigheid, zowel inhoudelijk als procedureel. Zij verzoeken het kabinet dringend
hierop (voortaan) geen uitzonderingen te maken, en vragen een heldere toezegging op
dit punt.
Rechtsgrondslag
De rechtsgrondslag van Verordening COM (2021) 130 wordt gevonden in het vrije verkeer
van personen in de Europese Unie zoals vastgelegd in artikel 21 van het Verdrag betreffende
de werking van de Europese Unie (VWEU).13 De leden van de SGP-fractie zijn van mening dat dit verdragsartikel dusdanig vaak
en breed wordt toegepast, dat het de functionaliteit krijgt van een «juridische passe-partout».
Het artikel wordt als het ware een loper om verschillende sloten, die normaal gesproken
allemaal met een aparte sleutel worden geopend, mee te openen. Zodoende kan door middel
van beroep op het vrije verkeer (van personen) vrijwel altijd een «Europese» oplossing
gezocht en gerechtvaardigd worden voor problemen die slechts in beperkte mate raken
aan grensoverschrijdend verkeer binnen de Europese Unie. Begrijpt en deelt het kabinet
deze zienswijze? Hoe wenselijk acht hij deze situatie? In hoeverre botst dit, of kan
dit conflicteren, met de letter en geest van de Unieverdragen, waarin de bevoegdheidsverdeling
tussen de EU en haar lidstaten is vastgelegd? Welke begrenzingen zijn er aan de toepassing
van artikel 21 VWEU als rechtsgrondslag, zo vragen de leden van de SGP-fractie.
De leden van de SGP-fractie zijn bezorgd over het beschreven fenomeen. De EU kan hiermee
aanzienlijke invloed claimen en verwerven op terreinen waar de EU anderszins geen,
of slechts een ondersteunende of gedeelde bevoegdheid heeft. Het gebruik van aparte
sleutels voor verschillende sloten, om op deze beeldspraak voort te bouwen, kan Unievoorstellen
voorzien van een meer solide rechtsbasis en de democratische legitimiteit ervan bevorderen,
omdat nationale parlementen (een kleiner aantal) EU-voorstellen op specifiekere criteria
kunnen toetsen. Dit doet niet alleen recht aan de positie van de lidstaten, maar is
ook wenselijk voor de rechtsstatelijkheid van de EU zelf. Het valt te begrijpen dat
de rechtsstaat van EU-lidstaten regelmatig onder een vergrootglas ligt, maar wie of
wat anders dan primair de Europese Raad, de Raad van de EU en de nationale parlementen
dienen te toetsen en signaleren wanneer de Europese Unie en haar instituties voorstellen
doen of initiatieven nemen die redelijkerwijs of aantoonbaar (veel) verder gaan dan
is vastgelegd in de verdragen waarop de Europese Unie gegrondvest is? De leden van
de SGP-fractie vragen of het kabinet de zienswijze van deze leden deelt inzake de
noodzaak van een solide rechtsbasis van EU-voorstellen, ten behoeve van optimale democratische
legitimatie en van kritische tegenmacht binnen de EU, en op welke wijze Nederland
daar zelf ook in dezen aan bijdraagt.
Subsidiariteit en alternatieven
De tweede vraag die de leden van de SGP-fractie stellen over de verordening, is of
deze nodig is om het beoogde doel te bereiken. Met andere woorden, hoe verhoudt het
voorstel zich tot het subsidiariteitsbeginsel? De Europese Commissie zegt met dit
voorstel te streven naar een «goed gecoördineerde, voorspelbare en transparante aanpak
van de vaststelling van beperkingen van het vrije verkeer». De Europese Commissie
wijst op het probleem van verschillende rondom door lidstaten opgelegde verplichtingen
of eisen aan personen die vanuit risicogebieden in een andere lidstaat reizen. Is
echter het doel van «uniformiteit» en van «coördinatie, transparantie en voorspelbaarheid»
niet eveneens te bereiken via gedegen onderlinge (bi-of multilaterale) afspraken tussen
de lidstaten, zodat een «digitaal groen certificaat» in het geheel niet nodig is,
zo vragen de leden van de SGP-fractie.
De Europese Commissie geeft aan dat dit voorstel «ten volle de bevoegdheden van de
lidstaten ten aanzien van de bepaling van hun gezondheidsbeleid (artikel 168 VWEU)
eerbiedigt». Hoe verhoudt deze «vrijheid van gezondheidsbeleid» zich echter tot het
voorgestelde vaste EU-kader in de context van Covid-19, zo vragen de leden van de
SGP-fractie.
De leden van de SGP-fractie wijzen voorts op de kritiek en tegenstand van de WHO inzake
een «vaccinatiepaspoort». Dan gaat het onder meer over de daadwerkelijke en langdurige
bescherming tegen besmetting met verspreiding van Covid-19 na vaccinatie.14 Kan het kabinet aangeven welk medisch-wetenschappelijk bewijs er inmiddels is voor
daadwerkelijke bescherming van vaccins tegen transmissie van het virus? Welke wetenschappelijke
grondslag bestaat er voor een zogenaamd «herstelbewijs»?
Evenredigheid
In de verordening doet de Europese Commissie voorstellen voor een EU-kader voor de
afgifte, verificatie en aanvaarding van vaccinatiecertificaten, en van documenten
ter staving van een negatief testresultaat en documenten waaruit blijkt dat de betrokkene
is hersteld van een eerdere besmetting. De leden van de SGP-fractie vragen, in het
licht van voorgenoemde noties, of een EU-kader niet verder gaat dan wat strikt noodzakelijk
is. Weliswaar maken niet-interoperabele systemen en certificaten het «lastig» om gebruik
te maken van het recht op vrij verkeer, zoals ook de kabinetsappreciatie verwoordt,
maar dit is tegelijkertijd ook niet «onmogelijk». Bovendien kan interoperabiliteit
ook door middel van coördinatie tussen lidstaten gerealiseerd worden. Deelt het kabinet
deze kritiek?
Voorts vragen de leden van de SGP-fractie hoe tijdelijk dit voorstel zal blijken wanneer
«de kogel eenmaal door de kerk is». Het valt op dat de Europese Commissie niet spreekt
over «beëindiging» maar over «opschorting» zodra de Covid-19-pandemie voorbij is.
Waarom is voor deze specifieke formulering gekozen? Onder welke voorwaarden kan toch
overgegaan worden tot behoud van een «digitaal groen certificaat», in plaats van beëindiging
zodra deze pandemie voorbij is? Met andere woorden: is dit voorstel tijdelijk, ja
of nee? Er kunnen zich immers altijd andere epidemieën of pandemieën voordoen, of
anderszins redenen en argumenten gevonden worden, om aan de eenmaal opgestelde kaders
vast te houden. Hoe zou het kabinet met een dergelijke discussie omgaan?
De leden van de SGP-fractie lezen dat het Portugese voorzitterschap zich ervoor inzet
binnen drie maanden tot een politiek akkoord te komen over het «groene certificaat».
Zij vragen hoe dit traject zich verhoudt tot het feit dat Europese landen alles op
alles zetten om aan het begin van de zomer een zo hoog mogelijke vaccinatiegraad te
bereiken. De Minister van VWS heeft aangegeven dat medio juli 2021 voor iedere Nederlander
ouder dan 18 jaar een vaccin beschikbaar is. Het is niet onwaarschijnlijk dat er in
juli 2021 al een dusdanig hoge vaccinatiegraad is bereikt, dat maatregelen kunnen
worden afgeschaald. Kan het kabinet aangeven of hij van mening is dat in een dergelijke
situatie een «groene pas» nog steeds gerechtvaardigd is om het vrije verkeer van personen
weer mogelijk te maken? Begrijpt hij de zorgen van de SGP-fractie dat het certificaat
weleens veel minder tijdelijk zal zijn dan het wordt gepresenteerd door de Europese
Commissie?
Ethische bezwaren
De leden van de SGP-fractie constateren dat het bezit van een digitaal groen certificaat,
met name een vaccinatiecertificaat, geen voorwaarde mag zijn voor de uitoefening van
het recht van vrij verkeer. Dat is op zichzelf een goede zaak: een «groene pas» mag
inderdaad geen «rode kaart» zijn voor niet-gevaccineerden. Wordt deze mening echter
ook gedeeld door andere lidstaten? Kunnen Nederland, Italië of Polen wellicht alsnog
kiezen voor het uitsluiten van niet-gevaccineerden?
Deze leden vrezen dat de voorgestelde oplossing discriminatie in de hand werkt. Ten
eerste bestaan er tussen EU-lidstaten belangrijke verschillen in het vaccinatie- en
testbeleid, zodat burgers in de ene lidstaat moeilijker en/of later aan de EU-kaders
zullen kunnen voldoen dan burgers in de andere lidstaat. Daarbij bestaan er binnen
lidstaten ook aanzienlijke verschillen tussen leeftijdsgroepen in termen van onder
meer vaccinatiegraad. Hoe verhoudt de verordening zich in dit licht tot het beginsel
van non-discriminatie op basis van nationaliteit of leeftijd? Geldt dit niet evenzeer
voor «derdelanders», voor wie geldt dat de ene overheid veel beter in staat zal zijn
de burgers aan EU-kaders te laten voldoen dan de andere, zo vragen de leden van de
SGP-fractie.
De leden van de SGP-fractie lezen dat de Europese Commissie benadrukt dat ongevaccineerde
EU-burgers en hun familieleden hun recht op vrij verkeer moeten kunnen blijven uitoefenen,
waar nodig met inachtneming van test- of quarantaineverplichtingen. Er mag geen (indirecte)
verplichting zijn tot vaccinatie als voorwaarde voor de uitoefening van vrij verkeer
van personen. Genoemde leden ondersteunen dit van harte, maar maken zich wel zorgen
over de situatie wanneer de vaccinatiegraad hoog is en vaccinatie voor iedereen beschikbaar
is. Kan het kabinet garanderen dat ook in een dergelijke situatie, waarin hoogstwaarschijnlijk
veel beperkende maatregelen zullen worden opgeheven, het alternatief van een testbewijs
in plaats van vaccinatiebewijs zal blijven bestaan? De leden van de SGP-fractie kunnen
zich namelijk indenken dat er druk zal ontstaan om vanaf dat moment het certificaat
te beperken tot een vaccinatiebewijs, wat veel eenvoudiger is in de uitvoering. Zij
horen graag hoe het kabinet hierover denkt.
Technologische bezwaren
Ook zijn de leden van de SGP-fractie bezorgd over de technologische risico’s van het
digitaal groen certificaat. Zijn de gegevens voldoende beveiligd? Het gaat om zeer
gevoelige privéinformatie, waar door EU-overheden inzicht in kan worden geëist. Hoe
wordt de databescherming vormgegeven? Hoe verhoudt het certificaat zich tot de AVG?
Hoe wordt voorkomen dat actoren, zowel binnen de EU als wat betreft derde mogendheden,
onbevoegd toegang krijgen tot deze gevoelige informatie en systemen? Kan bij een systeem
dat door maar liefst 27 lidstaten gebruikt wordt in geval van een digitale inbraak
nog vastgesteld worden hoe, waar, door wie, met welk doel deze inbraak plaatsvond
en welke partij(en) daarvoor aansprakelijk gehouden dienen te worden, zo vragen deze
leden. Onder meer uit recente rapportages van Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten
blijkt immers dat digitale aanvallen door bijvoorbeeld buitenlandse mogendheden allesbehalve
incidenteel zijn.15
«The Royal Society» in Groot-Brittannië heeft twaalf criteria opgesteld inzake de
ontwikkeling en het gebruik van «vaccinatiepaspoorten».16 Daarbij wordt onder meer ingegaan op zaken als databeveiliging. Kan het kabinet toelichten
of en hoe het digitaal groen certificaat voldoet aan elk van deze twaalf criteria,
zo vragen de leden van de SGP-fractie. Kan het kabinet aangeven of de Europese Commissie
überhaupt ethici heeft laten meedenken bij de totstandkoming van de «groene pas»?
Welke rol speelden zulke overwegingen binnen de kabinetsappreciatie?
Het kabinet werkt zelf aan een «CoronaCheck app». De leden van de SGP-fractie vragen
het kabinet om nader toe te lichten of, en zo ja, hoe deze app gekoppeld zal worden
aan het Europese digitale certificaat. Voorziet het kabinet hier problemen of risico’s
in de uitvoering en zo ja, welke?
II. Reactie van het kabinet
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Agema, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
H.W. Krijger, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.