Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag : Nota naar aanleiding van het verslag
35 618 Wijziging van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek BES ter uitvoering van het op 23 maart 2001 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door bunkerolie, 2001 (Trb. 2005, 329)
Nr. 6
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 17 maart 2021
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft op 8 december jl. verslag
uitgebracht over haar bevindingen ten aanzien van het wetsvoorstel tot wijziging van
Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek BES ter uitvoering van het op 23 maart 2001 te Londen
tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor
schade door verontreiniging door bunkerolie, 2001 (Trb. 2005, 329). De commissie heeft hierbij opgemerkt dat zij de openbare behandeling van dit wetsvoorstel
voldoende voorbereid acht, als de regering de vragen en opmerkingen in het verslag
afdoende beantwoordt. Deze vragen zal ik, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming,
hierna beantwoorden.
Inleiding
De leden van de VVD-fractie en de leden van de Groenlinks-fractie vragen waarom toetreding
en de benodigde aanpassing van de wetgeving voor wat betreft de openbare lichamen
Bonaire, Sint-Eustatius en Saba (BES) niet eerder, bijvoorbeeld gelijktijdig met Europees
Nederland, heeft plaatsgevonden.
Europees Nederland is op 23 maart 2010 toegetreden tot het op 23 maart 2001 te Londen
tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor
schade door verontreiniging door bunkerolie, 2001 (Trb. 2005, 329) (hierna: het verdrag). Op dat moment maakten de eilanden Bonaire, Sint-Eustatius
en Saba nog onderdeel uit van de Nederlandse Antillen. Per 10 oktober 2010 zijn deze
eilanden openbare lichamen geworden van het Koninkrijk der Nederlanden. Door de staatkundige
hervormingen en de afgesproken legislatieve rust erna is de wetgeving nog niet eerder
aangepast.
De leden van de VVD-fractie en de leden van de Groenlinks-fractie vragen welke verplichtingen
op grond van het verdrag (die gericht zijn op vlaggenstaten), naast de verplichting
van de geregistreerde eigenaar van een schip van meer dan 1000 GT tot het in stand
houden van een verzekering of andere financiële zekerheid ter dekking van de kosten
wegens aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging, nog meer niet van toepassing
zijn op de BES-eilanden en wat dit voor gevolgen heeft voor de uitvoering van het
verdrag.
Het verdrag kent geen andere verplichtingen gericht op vlaggenstaten dan het toezien
op de verplichting tot het aanhouden van een verzekering voor zover het schepen van
meer dan 1000 GT betreft. Door de ratificatie zal het ook mogelijk worden om buitenlandse
schepen van meer dan 1000 GT die de BES-eilanden aandoen in het kader van havenstaatcontrole
te controleren op de aanwezigheid van deze verplichte verzekering.
Gevolgen
De leden van de CDA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie vragen of er als
gevolg van de toetreding van de BES-eilanden gevolgen voor Europees Nederland te verwachten
zijn. Ook vragen de leden van de Groenlinks-fractie of uitgebreider kan toegelicht
waarom het wetsvoorstel geen invloed heeft op de concurrentiekracht van het Nederlandse
bedrijfsleven of het level playing field tussen reders.
Het verdrag regelt de aansprakelijkheid van de scheepseigenaar voor schade veroorzaakt
door bunkerolie, de verplichte verzekering hiervoor en de mogelijkheid om een directe
actie in te stellen tegen de verzekeraar. Het verdrag is voor Europees Nederland al
in 2010 geratificeerd. De ratificatie voor de BES-eilanden heeft hierdoor geen gevolgen
voor Europees Nederland. De ratificatie voor de BES-eilanden brengt daarnaast ook
geen veranderingen aan in de rechten en verplichtingen van Nederlandse reders (omdat
het verdrag voor hen al geldt). Hierdoor zijn er geen gevolgen voor de concurrentiekracht
van het Nederlandse bedrijfsleven of het level playing field tussen reders.
Uitvoering/toezicht en handhaving
De leden van de CDA-fractie constateren dat het belangrijkste verschil met de implementatie
op de BES-eilanden ten opzichte van Europees Nederland, inzake de wettelijke aansprakelijkheid
voor schade door verontreiniging door bunkerolie, het ontbreken van de verplichtingen
op grond van het verdrag die gericht zijn op vlaggenstaten betreft. Wat betekent dit
voor de uitvoering van het verdrag? En kan de regering toelichten hoe het dan zit
met de andere verplichtingen op grond van het verdrag die gericht zijn op vlaggenstaten
en die daardoor niet op de BES-eilanden kunnen worden opgelegd?
De enige verplichting in het verdrag die gericht is op vlaggenstaten is het toezien
op de verplichting tot het aanhouden van een verzekering voor zover het schepen van
meer dan 1000 GT betreft. Dit toezicht wordt thans al uitgevoerd door de Inspectie
Leefomgeving en Transport (hierna: ILT) van Europees Nederland. Voor de BES-eilanden
is het opleggen van deze verplichting aan de BES-eilanden niet mogelijk. De BES-eilanden
kennen geen eigen scheepsregister voor (grote) zeeschepen, maar vallen onder het Nederlandse
register. De andere verplichting in het verdrag ziet niet op de vlaggenstaatcontrole,
maar op de havenstaatcontrole. De ILT op de BES-eilanden krijgt door de ratificatie
de mogelijkheid om buitenlandse schepen van meer dan 1000 GT die de BES-eilanden aandoen
te controleren op de aanwezigheid van de verplichte verzekering.
Advies en consultatie
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering of bekend is of de openbare
lichamen van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba achter dit wetsvoorstel staan.
Het voorstel is meerdere keren geagendeerd tijdens het Maritiem Overleg Platform.
In dit overlegplatform worden maritieme zaken met Bonaire, Sint-Eustatius en Saba
en de Caribische landen afgestemd. Bonaire, Sint-Eustatius en Saba hebben in het Maritiem
Overleg Platform instemmend gereageerd op het voorstel en zijn daarnaast ook steeds
op de hoogte gehouden van de voortgang van de wetgevingsprocedure.
Gelijktijdige inwerkingtreding uitvoeringswetgeving en nederlegging verklaring tot
uitbreiding tot Caribisch Nederland
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of een termijn genoemd kan worden waarop
het verdrag in werking zal treden.
Het verdrag zal voor de BES-eilanden in werking treden als de verklaring tot uitbreiding
van de gelding van het verdrag bij de depositaris van het verdrag, de Secretaris-Generaal
van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) te Londen, is gedeponeerd. Op dat
moment zal, bij koninklijk besluit, ook de wetgeving in werking moeten treden. Hiervoor
dient de wetgeving eerst door beide Kamers te zijn aanvaard en vervolgens te zijn
gepubliceerd in het Staatsblad. Daarna zal de datum van inwerkingtreding afgestemd
worden met de Nederlandse ambassadeur in Londen die zorg zal dragen voor de neerlegging,
waarbij tevens dient te worden voldaan aan het stelsel van vaste verandermomenten
en de invoeringstermijnen (Kamerstukken II 2008/09, 29 515, nr. 270 en 2009/10, 29 515, nr. 309). Het streven is om het verdrag 1 januari 2022 in werking te laten treden.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.