Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde Agenda voor de JBZ-Raad van 11-12 maart 2021
2021D09149 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd over de volgende stukken:
• Geannoteerde agenda voor de informele JBZ-Raad van 11–12 maart 2021 (2021Z03964)
• Verslag van de informele JBZ-raad van 28–29 januari 2021 (Kamerstuk 32 317, nr. 677)
• Antwoorden op vragen over de geannoteerde agenda van de informele JBZ-Raad van 28–29 januari
2021 (algemeen deel) (Kamerstuk 32 317, nr. 670)
• Fiche: Mededeling strategie Europese justitiële opleiding 2021–2024 (Kamerstuk 22 112, nr. 3031)
• Fiche: Verordening betreffende e-CODEX (Kamerstuk 22 112, nr. 3029)
• Fiche: Mededeling Strategie versterking toepassing Handvest Grondrechten EU (Kamerstuk
22 112, nr. 3033)
• Fiche: Mededeling digitalisering van justitie (Kamerstuk 22 112, nr. 3027)
• Kabinetsappreciatie Commissievoorstellen tot herziening van Raadsaanbeveling 2020/912
en 2020/1475 (Kamerstuk 22 112, nr. 3026)
• Fiche: Mededeling Terrorismebestrijdingsagenda EU (Kamerstuk 22 112, nr. 3039)
• Fiche: Gezamenlijke Mededeling EU-strategie inzake cyberbeveiliging (Kamerstuk 22 112, nr. 3052)
• Fiche: Herziening richtlijn netwerk- en informatiebeveiliging (NIB-richtlijn) (Kamerstuk
22 112, nr. 3053)
• Fiche: Richtlijn veerkracht kritieke entiteiten (Kamerstuk 22 112, nr. 3054)
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
De adjunct-griffier van de commissie, Verouden
Inhoudsopgave
blz.
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
1.
Vragen en opmerkingen vanuit de VVD-fractie
2
2.
Vragen en opmerkingen vanuit de CDA-fractie
5
3.
Vragen en opmerkingen vanuit de D66-fractie
6
4.
Vragen en opmerkingen vanuit de GroenLinks-fractie
8
5.
Vragen en opmerkingen vanuit de SP-fractie
9
II.
Reactie van de bewindspersonen
9
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
1. Vragen en opmerkingen vanuit de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de
JBZ-raad van 11–12 maart 2021. Zij stellen graag nog enkele vragen.
Geannoteerde agenda voor de informele JBZ-Raad van 11–12 maart 2021
E-evidence
Kunt u aangeven in welke mate tegemoet wordt gekomen aan de bezwaren die Nederland
eerder in de Raad tegen de Raadspositie hebben doen stemmen?
Dataretentie
De leden van de VVD-fractie lezen dat het Portugees Voorzitterschap de Ministers de
vraag wil voorleggen of ze de Europese Commissie willen oproepen tot een nieuw wetgevend
voorstel op EU-niveau. In de geannoteerde agenda heeft u positief hierop gereageerd.
Wat zijn uw inschattingen als het gaat om steun hiervoor bij andere lidstaten?
Deze leden achten het positief dat uw inzet uitgaat van een redelijke bewaarplicht
van telecommunicatiegegevens waarbij voldoende rekening wordt gehouden met mogelijkheden
voor strafrechtelijke opsporing en tegelijkertijd voldoende waarborgen voor de veiligheid
van gegevens van gebruikers wordt geboden. In het licht van deze twee uitgangspunten,
hoe kijkt u naar het voorstel van een nieuwe dataretentieregeling op EU-niveau ten
opzichte van harmonisatie van nationale dataretentieregelingen? Bij welk voorstel
ziet u de balans van beide uitgangspunten beter gewaarborgd? Kunt u dit toelichten?
Voornoemde leden hebben in het schriftelijk overleg ten behoeve van de JBZ raad van
28–29 januari 2021 vragen gesteld over de herziening van de Europolverordening. In
hoeverre kan een mogelijke nieuwe dataretentieregeling op EU-niveau negatieve impact
hebben op deze herziening? Bent u het met deze leden eens dat bij de inzet voor een
EU-brede dataretentieregeling rekening moet worden gehouden met het mandaat van Europol
en dat een gezamenlijke dataretentieregeling voldoende ruimte moet bieden voor Europol
en samenwerkende nationale diensten om grensoverschrijdende criminaliteit te bestrijden?
Zo ja, kunt u dit belang onder de aandacht te brengen?
De mogelijkheid van het gebruik van de RRF-gelden voor digitalisering
De leden van de VVD-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat tijdens de informele
JBZ-Raad van 28–29 januari 2021 is gesproken over de digitalisering van het rechtsbestel.
Meerdere lidstaten gaven daar aan dat het wenselijk en noodzakelijk is dat er financiële
middelen beschikbaar zijn om nationale digitaliseringsprojecten te ondersteunen. Wat
is de inzet van Nederland bij dit onderwerp? Kunnen Nederlandse digitaliseringsprojecten
die bijvoorbeeld zijn uitgevoerd in de strafrechtketen sinds het uitbreken van de
coronacrisis worden gefinancierd vanuit het Coronaherstelfonds RRF (Recovery and Resilience
Facility)? Zo nee, waarom niet?
Fiche: Mededeling Terrorismebestrijdingsagenda EU
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de terrorismebestrijdingsagenda
van de EU. Recente aanslagen in Frankrijk en Oostenrijk hebben nogmaals benadrukt
dat het risico op terroristische aanslagen in de EU een reëel risico is. Deze leden
zijn dan ook positief over de agenda van de Europese Commissie (EC) waarmee extra
aandacht wordt gegeven aan het onderwerp en de verbinding tussen lidstaten wordt verbeterd
om gezamenlijk op te treden tegen terroristische dreiging. Het tijdig kunnen delen
van dreigingsinformatie, het signaleren van mogelijk gevaarlijke personen aan de buitengrens
en het recht kunnen doen aan de slachtoffers is daarbij van groot belang. Wel vragen
deze leden in hoeverre nu nieuwe stappen worden gezet zoals aangekondigd door diverse
lidstaten en de EC na de aanslagen in de herfst. Op welke punten gaat het om concrete
aanscherpingen van mogelijkheden voor lidstaten om gezamenlijk op te kunnen treden
tegen terrorisme? Hoe zit het bijvoorbeeld met het weren van haatpredikers door EU-landen
zoals verzocht in de motie van het lid Yeşilgöz-Zegerius (Kamerstuk 29 754, nr. 579) en eerdere toezeggingen om bij Europese collega’s aan te dringen op effectieve en
strenge anti-terrorismewetgeving, zodat het Schengengebied beter beschermd kan worden?
Fiche: Gezamenlijke mededeling EU-strategie inzake cyberbeveiliging
De leden van de VVD-fractie zijn positief dat de EC met de voorliggende strategie
inzake cyberbeveiliging verder invulling geeft aan de EU-cyberstrategie uit 2013 en
daarmee inspeelt op de toegenomen digitale dreiging. Deze leden weten dat u zich al
langer in Europees verband inzet voor het vergroten van de cybersecurity van slimme
apparaten door te pleiten voor strengere eisen op het gebied van hard- en software.
Wat is tot nu toe het resultaat geweest van deze inzet? Zijn er al concrete stappen
gezet richting een Europees kader aan eisen dat kan worden gesteld aan hard- en software
leveranciers? Zo nee, wat staat deze te nemen stappen in de weg? Hoe verhouden deze
stappen zich tot de inzet van de voorliggende cyberbeveiliging strategie van de Commissie?
Evenals u hebben voornoemde leden ook vraagtekens bij de plannen van de Commissie
omtrent een Europees cyberschild. Zij sluiten zich aan bij uw eerdergenoemde vragen
en zouden graag aanvullende vragen willen meegeven met betrekking tot het doel en
het mandaat van het cyberschild ten opzichte van nationale (militaire) inlichtingen-
en veiligheidsdiensten en de NAVO. Deze leden vernemen graag hoe de Commissie de verhouding
tussen de verschillende diensten voor zich ziet.
Tevens zouden voornoemde leden het onderwerp kwantumcomputing graag extra onder uw
aandacht brengen. Terecht vraagt u meer toelichting van de Commissie wat betreft diens
voorstel voor de uitrol van beveiligde kwantumcommunicatie-infrastructuur. Deze leden
benadrukken dat naast zorgvuldigheid ook voortvarendheid in de uitrol nodig is om
te voorkomen dat risico’s ontstaan voor de cyberveiligheid doordat andere landen verder
zijn met de ontwikkeling van kwantumcomputers. In verlengde daarvan vragen de aan
het woord zijnde leden hoe u de inspanningen van de EU ziet in relatie tot de nationale
inzet met betrekking tot de ontwikkeling van kwantumcommunicatie-infrastructuur. Waar
ziet u kansen en mogelijkheden voor Europese samenwerking als het gaat om het bevorderen
van de nationale cryptostrategie?
Voornoemde leden sluiten zich aan bij uw opmerkingen betreffende het versterken van
CERT-EU (Computer Emergency Response Team). Ter aanvulling zouden zij graag meer toelichting
willen krijgen op de onderliggende probleemanalyse van inzet tot versterking van CERT-EU.
Op basis van welke probleemanalyse baseert de Commissie dit voornemen? Welk concreet
doel dient de versterking en welke kosten brengt dit met zich mee?
Tot slot behoeven de aan het woord zijnde leden meer toelichting van zowel u als de
Commissie omtrent de inzet tot het instellen van standaarden en normen in cyberspace.
Zijn in Europees verband al gesprekken gevoerd over de eventuele set van doelstellingen
hiervoor? Zo ja, wat is uit deze gesprekken gekomen? Zo nee, wat is de huidige status
van dit initiatief? Wat is uw voornaamste inzet bij het opstellen van een dergelijk
internationaal raamwerk? Is al contact gezocht met belangrijke partners buiten de
EU zoals het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten? Zo nee, is dit wel het voornemen
en welke landen buiten Europa vallen nog meer onder de scope van de Commissie?
Fiche: Herziening richtlijn netwerk- en informatiebeveiliging (NIB-richtlijn)
De leden van de VVD-fracie achten het positief dat de Commissie met deze herziening
van de NIB-richtlijn inzet op het verhogen van het gezamenlijk niveau van cyberbeveiliging
in de EU. Echter hebben deze leden net als u vragen over de proportionaliteit en subsidiariteit.
Zij constateren een flinke uitbreiding van sectoren die onder de herziene NIB-richtlijn
zouden komen te vallen. Hoe beoordeelt u de uitbreiding van «belangrijke entiteiten»?
Op basis van welke analyse is de Commissie tot deze uitbreiding gekomen en welke analyse
ligt ten grondslag aan het benoemen van de categorie «belangrijke identiteiten»?
Voornoemde leden lezen dat de conform de herziene NIB-richtlijn ook mkb’ers te maken
zullen krijgen met de nodige verplichtingen. In eerste plaats is het voor voornoemde
leden onduidelijk hoe de verplichtingen van vitale aanbieders zich verhouden tot de
verplichtingen van de nieuw toegevoegde (niet-vitale) sectoren en specifiek «belangrijke
entiteiten» onder de herziene NIB-richtlijn.
Vanzelfsprekend zijn deze leden zich bewust van de noodzaak om eisen te stellen aan
de digitale veiligheid van onze vitale aanbieders, echter vragen zij in hoeverre het
wenselijk is dat niet-vitale middelkleine bedrijven zoals een postorderbedrijf of
een machinefabrikant met bijvoorbeeld 55 werknemers in dienst ook worden geconfronteerd
met de verplichtingen onder de herziene NIB-richtlijn. Hoe beoordeelt u de proportionaliteit
van de voorliggende herziening in het licht van de verplichtingen die hiervoor worden
aangegaan door deze bedrijven ten opzichte van de grootte en de functie van deze bedrijven?
De aan het woord zijnde leden constateren dat de Commissie ondanks de additionele
implementatie en handhavingskosten, een volledig nieuwe NIB-richtlijn prefereert boven
een aangepaste richtlijn op basis van het impact assessment. Hoe beoordeelt u de toelichting
van de Commissie op deze afweging?
Concreet concluderen voornoemde leden dat de financiële consequenties van de herziening
van de NIB-richtlijn aanzienlijk zijn, zowel voor de overheid als het bedrijfsleven.
Voor de overheid komt dat neer op een stijging van 20–30% in overheidsinvesteringen
en voor bedrijven op maximaal 22% van het ICT-budget. Deelt u de mening dat deze kostenstijging
problematisch is, met name voor middelkleine bedrijven die voortaan onder de NIB-richtlijn
vallen? Bent u bereid deze forse kostenstijging onder de aandacht te brengen bij uw
collega’s en om actief in te zetten op alternatieven die leiden tot kostenverlagingen
zoals het eventueel beperken van de meldplicht tot de vitale aanbieders? Zo nee, waarom
niet?
Voornoemde leden achten het onwenselijk dat de herziening van de NIB-richtlijn in
de huidige vorm extra administratieve lasten en kosten met zich meebrengt voor veel
Nederlandse bedrijven die hieronder zullen gaan vallen of die al onder de huidige
NIB-richtlijn vallen. Ervan uitgaande dat ook een aanzienlijk aandeel van de digitale
veiligheidsincidenten wordt veroorzaakt door onveilige hard- en software en dat de
huidige en nieuwe kosten onder de NIB-richtlijn uitsluitend voor rekening komen van
de afnemers van de hard- en software, deelt u de mening dat het wenselijker is bij
het kostenplaatje van de herziening ook rekening te houden met de verantwoordelijkheid
van softwareleveranciers? Zo ja, bent u bereid dit ook mee te nemen in de huidige
voorstellen die Nederland doet voor het versterken van hard- en software?
Voorts lezen deze leden dat u overwegend positief staat tegenover een verdere centrale
invulling van de zorgplicht voor bedrijven. Voornoemde leden willen hier met kritische
blik benadrukken dat u in uw oordeel voorbij lijkt te gaan aan de mogelijk verstrekkende
gevolgen voor bedrijven van de eisen die de centrale invulling met zich meebrengt.
Bent u bereid uw positie ten aanzien van het verlenen van bevoegdheden om uitvoeringshandelingen
centraal vast te stellen door de Commissie te herzien in het licht van de haalbaarheid
voor midden- en kleinbedrijf?
Gelijkerwijs constateren voornoemde leden dat de bijkomende verplichtingen voor bedrijven
ver gaan als gevolg van de bevoegdheidsverlening aan de Commissie inzake de meldplicht.
Zo verplicht Artikel 20 bedrijven om bevoegde sectorale cyber expertise centra (CSIRT’s)
te informeren over vrijwel iedere significante cyberdreiging die tot een significant
incident had kunnen leiden. Deze leden achten deze verplichting vergaand en disproportioneel
en zetten vraagtekens bij de administratieve druk die hier op bedrijven afkomt in
verhouding tot de risico’s die zij lopen. Bent u bereid om deze overwegingen onder
de aandacht te brengen van uw Europese collega’s? Zo nee, waarom niet?
2. Vragen en opmerkingen vanuit de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de stukken geagendeerd voor het
schriftelijk overleg Formele JBZ-Raad 11 en 12 maart 2021 (algemeen deel). Zij hebben
enkele vragen.
Geannoteerde agenda voor de informele JBZ-Raad van 11–12 maart 2021
De leden van de CDA-fractie vragen u aan te geven of het onderhandelingsmandaat waarmee
het Europees Parlement (EP) de onderhandelingen met de Raad ingaat over de E-evidence
verordening tegemoetkomt aan de bezwaren van Nederland over de verordening. In hoeverre
verwacht u een verschuiving in de richting van de positie van Nederland?
Antwoorden op vragen over de geannoteerde agenda van de informele JBZ-Raad van 28–29 januari
2021 (algemeen deel)
De leden van de CDA-fractie lezen in de beantwoording van vragen over de geannoteerde
agenda van de informele JBZ-raad van 28–29 januari 2021 dat het voorzitterschap heeft
aangekondigd elementen van rechtsstatelijkheid wel in een latere JBZ-raad aan de orde
te willen stellen. Deze leden willen nogmaals aandacht vragen voor de verklaring van
Poolse rechters van 21 januari 2021 waarin verschillende (oud-)rechters van het Poolse
hooggerechtshof hun grote zorgen uitspreken over de acties van de Poolse regering
om politieke invloed uit te oefenen op de onafhankelijke rechtspraak en het Poolse
Openbaar Ministerie. Kunt u aangeven of u tijdens deze JBZ-raad wel ruimte ziet om
aan de Poolse regering te vragen op dit statement te reageren? Bent u daarbij bereid
ook aandacht te vragen voor de uitspraak van het Hof van Justitie van de EU van 2 maart
2021 waarin eveneens zorgen worden geuit over de invloed van de Poolse regering(spartij)
op de benoemingen van rechters in het Pools Hooggerechtshof?
3. Vragen en opmerkingen vanuit de D66-fractie
Geannoteerde agenda voor de informele JBZ-Raad van 11–12 maart 2021
E-evidence
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de voorstellen
over het E-evidence pakket. Zij hebben daarbij nog wel enkele kritische vragen. Deze
leden delen uw wens voor een effectief E-evidence instrument met een efficiënt notificatiemechanisme.
Judiciële en politiële samenwerking in Europees verband is van belang voor deze leden.
Toch hebben zij wel enkele vragen over hoe de fundamentele rechten in dit voorstel
gewaarborgd zijn. Kan de informatie die met dit systeem vergaard wordt, op een bepaalde
manier misbruikt worden door landen waar de rechtsstaat onder druk staat? Welke noodzakelijke
en proportionele waarborgen zijn ingebouwd, om te zorgen dat autoriteiten geen misbruik kunnen
maken van vergaarde informatie? Hoe kijkt de Nederlandse regering aan tegen het onderhandelingsmandaat
van het EP? Hoopt de Nederlandse regering dat via het EP toch nog enkele bezwaren
die de Nederland had, geadresseerd kunnen worden in de triloog onderhandeling? Gaat
deze wet als blauwdruk dienen voor de EU/VS-samenwerking? Voornoemde leden ontvangen
graag een reactie op dit punt.
Dataretentie
De leden van de D66-fractie zijn in het verleden kritisch geweest over EU-voorstellen
met betrekking tot dataretentie. Bent u voornemens om dit onderwerp aan te snijden
tijdens de Raad? Zo ja, wat wordt de Nederlandse inzet en in welke mate neemt u waarborgen
als proportionaliteit en het noodzakelijkheidscriterium mee in uw inzet? Kunt u de
inzet van andere lidstaten toelichten?
Fundamentele rechten
De leden van de D66-fractie hebben met enthousiasme gelezen dat u zich inzet voor
extra aandacht voor de zorgwekkende situatie rondom gendergelijkheid en de positie
en gelijke rechten van LHBTI-personen in de tekst van de Raadsconclusies. De rechten
van LHBTI-personen en de gendergelijkheid staan al veel te lang onder hoogspanning
in sommige lidstaten. Hoe gaat de u proberen notoire tegenstanders op dit punt de
goede kant op te bewegen? Met welke gelijkgestemde lidstaten trekt Nederland op? Welke
uitkomst van deze discussie verwacht u? Stel dat overeenstemming bereikt kan worden
over de tekst omtrent deze problematiek in verschillende Europese landen, wat is vervolgens
uw inzet om de situatie in de betreffende Europese landen te verbeteren voor gendergelijkheid
en de positie en gelijke rechten van LHBTI-personen? Heeft u een helder plan welke
met de Kamer gedeeld kan worden? Zo ja, wanneer kunnen we dat plan verwachten? Zo
nee, waarom (nog) niet?
Judiciële training: Conclusies «Stimuleren van training van judiciële professionals»
De leden van de D66-fractie steunen uw inzet en zijn verheugd dat dit op brede steun
kan rekeningen. Training is een fundamentele stap om de Europese rechtsstaat te beschermen.
Toch vrezen deze leden ook dat dit weinig zoden aan de dijk zet als sommige Europese
regeringen de rechtelijke macht blijven inperken. Deze leden zouden dan ook graag
zien dat de EU daar harder tegen optreedt. Deze leden ontvangen graag een reactie
op dit punt.
Europees Openbaar Ministerie (EOM)
De leden van de D66-fractie lezen dat de feitelijke start van het Europees Openbaar
Ministerie (EOM) obstakels kent. Een obstakel voor de feitelijke start van het EOM
is op dit moment nog steeds dat verscheidene lidstaten nog geen voordracht voor gedelegeerde
Europese aanklagers hebben gedaan, daarover in discussie zijn met de Europese Hoofdaanklager
dan wel hun implementatiewetgeving nog niet hebben afgerond. Op welke lidstaten zijn
wij op dit moment aan het wachten? Hoort Nederland bij de lidstaten waarop wordt gewacht?
De implementatiewet is immers nog niet door de Staten-Generaal goedgekeurd. Voornoemde
leden ontvangen graag een reactie op dit punt.
De mogelijkheid van het gebruik van de RRF-gelden voor digitalisering
Wat is uw standpunt ten aanzien van dit punt? Ziet u heil in het financieren van digitalisering
van het rechtsbestel vanuit het RRF? Kunt u voornoemde leden over dit informatiepunt
nader informeren?
Adequaatheidsbesluiten over de uitwisseling van persoonsgegevens met het VK
De leden van de D66-fractie hechten er grote waarde aan dat de adequaatheidsbesluiten
voor het VK zorgvuldig tot stand komen. In het verleden zijn adequaatheidsbesluiten
van de Commissie teruggefloten door de rechter, zoals in het geval van de VS met Safe
Harbor en Privacy Shield. Kunt u toelichten wat de laatste stand van zaken op dit
gebied is en waarom dit onderwerp niet meer besproken zal worden?
Fiche: Mededeling Terrorismebestrijdingsagenda EU
De leden van de D66-fractie zijn verheugd te lezen dat de Commissie inzet op een geïntegreerde
terrorisme aanpak. Zij onderschrijven uw inzet op alle vormen van extremisme, onafhankelijk
van ideologische signatuur. Tegelijkertijd signaleerden Amnesty International en Open
Society Foundations recent dat het huidige terrorismebeleid in Europa nog vaak gericht
is op moslims, met als gevolg de normalisering van haatzaaiende uitlatingen tegen
moslims. In de gids wordt meermaals naar Nederland verwezen, omdat hier onderscheid
gemaakt wordt tussen mensen met alleen de Nederlandse en ook een dubbele nationaliteit.
Kunt u reageren op de constateringen dat terrorismebeleid leidt tot etnisch profileren?
Wat doet u eraan om dit binnen het Nederlandse en het EU-beleid tegen te gaan? In
hoeverre bestaat binnen het Europese en het Nederlandse beleid het risico op een blinde
vlek ten opzichte van de dreiging van rechts-extremisme als gevolg van de focus op
islamitisch extremisme?
4. Vragen en opmerkingen vanuit de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de
agenda voor de JBZ-Raad van 11 en 12 maart. Deze leden hebben nog enkele vragen.
Geannoteerde agenda voor de informele JBZ-Raad van 11–12 maart 2021
E-evidence
De leden van de GroenLinks-fractie blijven bezorgd over de mogelijke gevolgen van
de huidige lijn voor de rechtsbescherming van burgers. Zij horen graag hoe het door
het EP geformuleerde mandaat tegemoetkomt aan het Nederlandse standpunt over deze
verordening, en op welke wijze Nederland bondgenootschappen zoekt (met het EP en ook
met andere lidstaten) om de verordening meer in lijn te brengen met dit standpunt.
Welke lidstaten zijn onze grootste bondgenoten hierin?
Dataretentie
Voornoemde leden lezen dat u voorstander bent van een nieuw wetgevend voorstel op
EU-niveau voor dataretentie, waarin rekening wordt gehouden met de Hofjurisprudentie.
Deze leden vragen hoe zo’n EU-initiatief eruit gaat zien. Het klopt toch dat het Europees
Hof van Justitie de mogelijkheden om providers te verplichten tot het bewaren en beschikking
stellen van verkeers- en locatiegegevens aanzienlijk heeft beperkt? Welke ruimte blijft
nog over om een coherente EU-regeling te formuleren die bijdraagt aan een effectieve
rechtspraak? Erkend moet toch worden dat het Hof weinig ruimte geeft voor nationale
dataretentieregelingen omdat voldaan moet worden aan de eis dat dataretentie alleen
wordt toegestaan als de staat wordt geconfronteerd met een ernstige bedreiging van
de nationale veiligheid, en dan alleen tijdelijk en onder toezicht van rechtbanken
of onafhankelijke bestuursorganen? Hoe realistisch is het om in de Raad te verzoeken
om een nieuw wetgevend EU-voorstel inzake dataretentie en hoe ziet deze regeling er
volgens u dan precies uit?
Overige onderwerpen
De leden van de GroenLinks-fractie zijn verheugd over het bericht dat het Europees
Hof van Justitie de Poolse rechterlijke macht heeft gesteund door de door de Poolse
regering geïntroduceerde benoemingsregels te verwerpen. Zij lezen dat de hoogste Poolse
bestuursrechter de nieuwe regels naast zich neer moet leggen als daardoor niet langer
verzekerd is dat de rechter zijn werk in onafhankelijkheid kan doen. Kunt u aangeven
of, en zo ja hoe, u in de komende Raad zal inbrengen dat deze Hofuitspraak door zijn
Poolse collega moet worden erkend en uitgevoerd?
Deze leden vragen u om een update over de onderhandelingen inzake het Privacy Shield.
Daarnaast vragen de leden of de uitspraak van het Europees Hof van Justitie door Nederland
en door andere EU-lidstaten wordt nageleefd dat bedrijven op dit moment in principe
geen gegevens mogen uitwisselen met de VS, omdat de bescherming van gegevens volgens
het Europees Hof daar van een lager niveau is.
5. Vragen en opmerkingen vanuit de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda van de aanstaande JBZ-Raad. Daarover hebben zij geen vragen. Zij hebben wel
enkele vragen over één van de fiches die sinds de vorige JBZ-Raad aan de Kamer zijn
gezonden.
Fiche: Mededeling terrorismebestrijdingsagenda EU
De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de mededeling van
de nieuwe EU-terrorismebestrijdingsagenda. Daarin geeft de EC onder meer aan dat zij
haatmisdrijven en haatzaaiende uitlatingen aan de lijst met misdrijven die op EU-niveau
dienen te worden bestreden wil toevoegen (Artikel 83, lid 1, Verdrag betreffende de
Europese Unie). Wat zijn de precieze implicaties hiervan? Betekent dit ook dat de
JBZ-agentschappen een mandaat krijgen over deze misdrijven? Acht u het wenselijk dat
de EU zich (al dan niet exclusief) met de bestrijding van deze misdrijven gaat bezig
houden? Welke gevolgen kan dat hebben voor de aanpak van deze misdrijven in Nederland,
komt de EU-aanpak daarvoor dan (deels) in de plaats? In andere lidstaten, bestaat
het risico niet dat die achterover gaan leunen omdat de EU het aan moet pakken? Blijft
er ruimte voor nationale interpretatie, bijvoorbeeld over de vraag of en in welk stadium
er sprake is van «haat zaaien» of dat een uiting valt onder de vrijheid van meningsuiting,
en vervolgens op welke wijze dit dan zou moeten worden aangepakt? Kortom, voornoemde
leden ontvangen graag een uitgebreide reactie en toelichting hierop.
II. Reactie van de bewindspersonen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
E.M. Verouden, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.