Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde Agenda voor de JBZ-Raad van 11-12 maart 2021
2021D09149 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen
                  voorgelegd over de volgende stukken:
               
• Geannoteerde agenda voor de informele JBZ-Raad van 11–12 maart 2021 (2021Z03964)
• Verslag van de informele JBZ-raad van 28–29 januari 2021 (Kamerstuk 32 317, nr. 677)
• Antwoorden op vragen over de geannoteerde agenda van de informele JBZ-Raad van 28–29 januari
                        2021 (algemeen deel) (Kamerstuk 32 317, nr. 670)
                     
• Fiche: Mededeling strategie Europese justitiële opleiding 2021–2024 (Kamerstuk 22 112, nr. 3031)
• Fiche: Verordening betreffende e-CODEX (Kamerstuk 22 112, nr. 3029)
• Fiche: Mededeling Strategie versterking toepassing Handvest Grondrechten EU (Kamerstuk
                        22 112, nr. 3033)
                     
• Fiche: Mededeling digitalisering van justitie (Kamerstuk 22 112, nr. 3027)
• Kabinetsappreciatie Commissievoorstellen tot herziening van Raadsaanbeveling 2020/912
                        en 2020/1475 (Kamerstuk 22 112, nr. 3026)
                     
• Fiche: Mededeling Terrorismebestrijdingsagenda EU (Kamerstuk 22 112, nr. 3039)
• Fiche: Gezamenlijke Mededeling EU-strategie inzake cyberbeveiliging (Kamerstuk 22 112, nr. 3052)
• Fiche: Herziening richtlijn netwerk- en informatiebeveiliging (NIB-richtlijn) (Kamerstuk
                        22 112, nr. 3053)
                     
• Fiche: Richtlijn veerkracht kritieke entiteiten (Kamerstuk 22 112, nr. 3054)
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
De adjunct-griffier van de commissie, Verouden
Inhoudsopgave
blz.
                         
                         
                         
                         
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
1.
Vragen en opmerkingen vanuit de VVD-fractie
2
2.
Vragen en opmerkingen vanuit de CDA-fractie
5
3.
Vragen en opmerkingen vanuit de D66-fractie
6
4.
Vragen en opmerkingen vanuit de GroenLinks-fractie
8
5.
Vragen en opmerkingen vanuit de SP-fractie
9
II.
Reactie van de bewindspersonen
9
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
               
1. Vragen en opmerkingen vanuit de VVD-fractie
               
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de
                  JBZ-raad van 11–12 maart 2021. Zij stellen graag nog enkele vragen.
               
Geannoteerde agenda voor de informele JBZ-Raad van 11–12 maart 2021
E-evidence
Kunt u aangeven in welke mate tegemoet wordt gekomen aan de bezwaren die Nederland
                  eerder in de Raad tegen de Raadspositie hebben doen stemmen?
               
Dataretentie
De leden van de VVD-fractie lezen dat het Portugees Voorzitterschap de Ministers de
                  vraag wil voorleggen of ze de Europese Commissie willen oproepen tot een nieuw wetgevend
                  voorstel op EU-niveau. In de geannoteerde agenda heeft u positief hierop gereageerd.
                  Wat zijn uw inschattingen als het gaat om steun hiervoor bij andere lidstaten?
               
Deze leden achten het positief dat uw inzet uitgaat van een redelijke bewaarplicht
                  van telecommunicatiegegevens waarbij voldoende rekening wordt gehouden met mogelijkheden
                  voor strafrechtelijke opsporing en tegelijkertijd voldoende waarborgen voor de veiligheid
                  van gegevens van gebruikers wordt geboden. In het licht van deze twee uitgangspunten,
                  hoe kijkt u naar het voorstel van een nieuwe dataretentieregeling op EU-niveau ten
                  opzichte van harmonisatie van nationale dataretentieregelingen? Bij welk voorstel
                  ziet u de balans van beide uitgangspunten beter gewaarborgd? Kunt u dit toelichten?
               
Voornoemde leden hebben in het schriftelijk overleg ten behoeve van de JBZ raad van
                  28–29 januari 2021 vragen gesteld over de herziening van de Europolverordening. In
                  hoeverre kan een mogelijke nieuwe dataretentieregeling op EU-niveau negatieve impact
                  hebben op deze herziening? Bent u het met deze leden eens dat bij de inzet voor een
                  EU-brede dataretentieregeling rekening moet worden gehouden met het mandaat van Europol
                  en dat een gezamenlijke dataretentieregeling voldoende ruimte moet bieden voor Europol
                  en samenwerkende nationale diensten om grensoverschrijdende criminaliteit te bestrijden?
                  Zo ja, kunt u dit belang onder de aandacht te brengen?
               
De mogelijkheid van het gebruik van de RRF-gelden voor digitalisering
De leden van de VVD-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat tijdens de informele
                  JBZ-Raad van 28–29 januari 2021 is gesproken over de digitalisering van het rechtsbestel.
                  Meerdere lidstaten gaven daar aan dat het wenselijk en noodzakelijk is dat er financiële
                  middelen beschikbaar zijn om nationale digitaliseringsprojecten te ondersteunen. Wat
                  is de inzet van Nederland bij dit onderwerp? Kunnen Nederlandse digitaliseringsprojecten
                  die bijvoorbeeld zijn uitgevoerd in de strafrechtketen sinds het uitbreken van de
                  coronacrisis worden gefinancierd vanuit het Coronaherstelfonds RRF (Recovery and Resilience
                  Facility)? Zo nee, waarom niet?
               
Fiche: Mededeling Terrorismebestrijdingsagenda EU
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de terrorismebestrijdingsagenda
                  van de EU. Recente aanslagen in Frankrijk en Oostenrijk hebben nogmaals benadrukt
                  dat het risico op terroristische aanslagen in de EU een reëel risico is. Deze leden
                  zijn dan ook positief over de agenda van de Europese Commissie (EC) waarmee extra
                  aandacht wordt gegeven aan het onderwerp en de verbinding tussen lidstaten wordt verbeterd
                  om gezamenlijk op te treden tegen terroristische dreiging. Het tijdig kunnen delen
                  van dreigingsinformatie, het signaleren van mogelijk gevaarlijke personen aan de buitengrens
                  en het recht kunnen doen aan de slachtoffers is daarbij van groot belang. Wel vragen
                  deze leden in hoeverre nu nieuwe stappen worden gezet zoals aangekondigd door diverse
                  lidstaten en de EC na de aanslagen in de herfst. Op welke punten gaat het om concrete
                  aanscherpingen van mogelijkheden voor lidstaten om gezamenlijk op te kunnen treden
                  tegen terrorisme? Hoe zit het bijvoorbeeld met het weren van haatpredikers door EU-landen
                  zoals verzocht in de motie van het lid Yeşilgöz-Zegerius (Kamerstuk 29 754, nr. 579) en eerdere toezeggingen om bij Europese collega’s aan te dringen op effectieve en
                  strenge anti-terrorismewetgeving, zodat het Schengengebied beter beschermd kan worden?
               
Fiche: Gezamenlijke mededeling EU-strategie inzake cyberbeveiliging
De leden van de VVD-fractie zijn positief dat de EC met de voorliggende strategie
                  inzake cyberbeveiliging verder invulling geeft aan de EU-cyberstrategie uit 2013 en
                  daarmee inspeelt op de toegenomen digitale dreiging. Deze leden weten dat u zich al
                  langer in Europees verband inzet voor het vergroten van de cybersecurity van slimme
                  apparaten door te pleiten voor strengere eisen op het gebied van hard- en software.
                  Wat is tot nu toe het resultaat geweest van deze inzet? Zijn er al concrete stappen
                  gezet richting een Europees kader aan eisen dat kan worden gesteld aan hard- en software
                  leveranciers? Zo nee, wat staat deze te nemen stappen in de weg? Hoe verhouden deze
                  stappen zich tot de inzet van de voorliggende cyberbeveiliging strategie van de Commissie?
               
Evenals u hebben voornoemde leden ook vraagtekens bij de plannen van de Commissie
                  omtrent een Europees cyberschild. Zij sluiten zich aan bij uw eerdergenoemde vragen
                  en zouden graag aanvullende vragen willen meegeven met betrekking tot het doel en
                  het mandaat van het cyberschild ten opzichte van nationale (militaire) inlichtingen-
                  en veiligheidsdiensten en de NAVO. Deze leden vernemen graag hoe de Commissie de verhouding
                  tussen de verschillende diensten voor zich ziet.
               
Tevens zouden voornoemde leden het onderwerp kwantumcomputing graag extra onder uw
                  aandacht brengen. Terecht vraagt u meer toelichting van de Commissie wat betreft diens
                  voorstel voor de uitrol van beveiligde kwantumcommunicatie-infrastructuur. Deze leden
                  benadrukken dat naast zorgvuldigheid ook voortvarendheid in de uitrol nodig is om
                  te voorkomen dat risico’s ontstaan voor de cyberveiligheid doordat andere landen verder
                  zijn met de ontwikkeling van kwantumcomputers. In verlengde daarvan vragen de aan
                  het woord zijnde leden hoe u de inspanningen van de EU ziet in relatie tot de nationale
                  inzet met betrekking tot de ontwikkeling van kwantumcommunicatie-infrastructuur. Waar
                  ziet u kansen en mogelijkheden voor Europese samenwerking als het gaat om het bevorderen
                  van de nationale cryptostrategie?
               
Voornoemde leden sluiten zich aan bij uw opmerkingen betreffende het versterken van
                  CERT-EU (Computer Emergency Response Team). Ter aanvulling zouden zij graag meer toelichting
                  willen krijgen op de onderliggende probleemanalyse van inzet tot versterking van CERT-EU.
                  Op basis van welke probleemanalyse baseert de Commissie dit voornemen? Welk concreet
                  doel dient de versterking en welke kosten brengt dit met zich mee?
               
Tot slot behoeven de aan het woord zijnde leden meer toelichting van zowel u als de
                  Commissie omtrent de inzet tot het instellen van standaarden en normen in cyberspace.
                  Zijn in Europees verband al gesprekken gevoerd over de eventuele set van doelstellingen
                  hiervoor? Zo ja, wat is uit deze gesprekken gekomen? Zo nee, wat is de huidige status
                  van dit initiatief? Wat is uw voornaamste inzet bij het opstellen van een dergelijk
                  internationaal raamwerk? Is al contact gezocht met belangrijke partners buiten de
                  EU zoals het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten? Zo nee, is dit wel het voornemen
                  en welke landen buiten Europa vallen nog meer onder de scope van de Commissie?
               
Fiche: Herziening richtlijn netwerk- en informatiebeveiliging (NIB-richtlijn)
De leden van de VVD-fracie achten het positief dat de Commissie met deze herziening
                  van de NIB-richtlijn inzet op het verhogen van het gezamenlijk niveau van cyberbeveiliging
                  in de EU. Echter hebben deze leden net als u vragen over de proportionaliteit en subsidiariteit.
               
Zij constateren een flinke uitbreiding van sectoren die onder de herziene NIB-richtlijn
                  zouden komen te vallen. Hoe beoordeelt u de uitbreiding van «belangrijke entiteiten»?
                  Op basis van welke analyse is de Commissie tot deze uitbreiding gekomen en welke analyse
                  ligt ten grondslag aan het benoemen van de categorie «belangrijke identiteiten»?
               
Voornoemde leden lezen dat de conform de herziene NIB-richtlijn ook mkb’ers te maken
                  zullen krijgen met de nodige verplichtingen. In eerste plaats is het voor voornoemde
                  leden onduidelijk hoe de verplichtingen van vitale aanbieders zich verhouden tot de
                  verplichtingen van de nieuw toegevoegde (niet-vitale) sectoren en specifiek «belangrijke
                  entiteiten» onder de herziene NIB-richtlijn.
               
Vanzelfsprekend zijn deze leden zich bewust van de noodzaak om eisen te stellen aan
                  de digitale veiligheid van onze vitale aanbieders, echter vragen zij in hoeverre het
                  wenselijk is dat niet-vitale middelkleine bedrijven zoals een postorderbedrijf of
                  een machinefabrikant met bijvoorbeeld 55 werknemers in dienst ook worden geconfronteerd
                  met de verplichtingen onder de herziene NIB-richtlijn. Hoe beoordeelt u de proportionaliteit
                  van de voorliggende herziening in het licht van de verplichtingen die hiervoor worden
                  aangegaan door deze bedrijven ten opzichte van de grootte en de functie van deze bedrijven?
               
De aan het woord zijnde leden constateren dat de Commissie ondanks de additionele
                  implementatie en handhavingskosten, een volledig nieuwe NIB-richtlijn prefereert boven
                  een aangepaste richtlijn op basis van het impact assessment. Hoe beoordeelt u de toelichting
                  van de Commissie op deze afweging?
               
Concreet concluderen voornoemde leden dat de financiële consequenties van de herziening
                  van de NIB-richtlijn aanzienlijk zijn, zowel voor de overheid als het bedrijfsleven.
                  Voor de overheid komt dat neer op een stijging van 20–30% in overheidsinvesteringen
                  en voor bedrijven op maximaal 22% van het ICT-budget. Deelt u de mening dat deze kostenstijging
                  problematisch is, met name voor middelkleine bedrijven die voortaan onder de NIB-richtlijn
                  vallen? Bent u bereid deze forse kostenstijging onder de aandacht te brengen bij uw
                  collega’s en om actief in te zetten op alternatieven die leiden tot kostenverlagingen
                  zoals het eventueel beperken van de meldplicht tot de vitale aanbieders? Zo nee, waarom
                  niet?
               
Voornoemde leden achten het onwenselijk dat de herziening van de NIB-richtlijn in
                  de huidige vorm extra administratieve lasten en kosten met zich meebrengt voor veel
                  Nederlandse bedrijven die hieronder zullen gaan vallen of die al onder de huidige
                  NIB-richtlijn vallen. Ervan uitgaande dat ook een aanzienlijk aandeel van de digitale
                  veiligheidsincidenten wordt veroorzaakt door onveilige hard- en software en dat de
                  huidige en nieuwe kosten onder de NIB-richtlijn uitsluitend voor rekening komen van
                  de afnemers van de hard- en software, deelt u de mening dat het wenselijker is bij
                  het kostenplaatje van de herziening ook rekening te houden met de verantwoordelijkheid
                  van softwareleveranciers? Zo ja, bent u bereid dit ook mee te nemen in de huidige
                  voorstellen die Nederland doet voor het versterken van hard- en software?
               
Voorts lezen deze leden dat u overwegend positief staat tegenover een verdere centrale
                  invulling van de zorgplicht voor bedrijven. Voornoemde leden willen hier met kritische
                  blik benadrukken dat u in uw oordeel voorbij lijkt te gaan aan de mogelijk verstrekkende
                  gevolgen voor bedrijven van de eisen die de centrale invulling met zich meebrengt.
                  Bent u bereid uw positie ten aanzien van het verlenen van bevoegdheden om uitvoeringshandelingen
                  centraal vast te stellen door de Commissie te herzien in het licht van de haalbaarheid
                  voor midden- en kleinbedrijf?
               
Gelijkerwijs constateren voornoemde leden dat de bijkomende verplichtingen voor bedrijven
                  ver gaan als gevolg van de bevoegdheidsverlening aan de Commissie inzake de meldplicht.
                  Zo verplicht Artikel 20 bedrijven om bevoegde sectorale cyber expertise centra (CSIRT’s)
                  te informeren over vrijwel iedere significante cyberdreiging die tot een significant
                  incident had kunnen leiden. Deze leden achten deze verplichting vergaand en disproportioneel
                  en zetten vraagtekens bij de administratieve druk die hier op bedrijven afkomt in
                  verhouding tot de risico’s die zij lopen. Bent u bereid om deze overwegingen onder
                  de aandacht te brengen van uw Europese collega’s? Zo nee, waarom niet?
               
2. Vragen en opmerkingen vanuit de CDA-fractie
               
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de stukken geagendeerd voor het
                  schriftelijk overleg Formele JBZ-Raad 11 en 12 maart 2021 (algemeen deel). Zij hebben
                  enkele vragen.
               
Geannoteerde agenda voor de informele JBZ-Raad van 11–12 maart 2021
De leden van de CDA-fractie vragen u aan te geven of het onderhandelingsmandaat waarmee
                  het Europees Parlement (EP) de onderhandelingen met de Raad ingaat over de E-evidence
                  verordening tegemoetkomt aan de bezwaren van Nederland over de verordening. In hoeverre
                  verwacht u een verschuiving in de richting van de positie van Nederland?
               
Antwoorden op vragen over de geannoteerde agenda van de informele JBZ-Raad van 28–29 januari
                     2021 (algemeen deel)
De leden van de CDA-fractie lezen in de beantwoording van vragen over de geannoteerde
                  agenda van de informele JBZ-raad van 28–29 januari 2021 dat het voorzitterschap heeft
                  aangekondigd elementen van rechtsstatelijkheid wel in een latere JBZ-raad aan de orde
                  te willen stellen. Deze leden willen nogmaals aandacht vragen voor de verklaring van
                  Poolse rechters van 21 januari 2021 waarin verschillende (oud-)rechters van het Poolse
                  hooggerechtshof hun grote zorgen uitspreken over de acties van de Poolse regering
                  om politieke invloed uit te oefenen op de onafhankelijke rechtspraak en het Poolse
                  Openbaar Ministerie. Kunt u aangeven of u tijdens deze JBZ-raad wel ruimte ziet om
                  aan de Poolse regering te vragen op dit statement te reageren? Bent u daarbij bereid
                  ook aandacht te vragen voor de uitspraak van het Hof van Justitie van de EU van 2 maart
                  2021 waarin eveneens zorgen worden geuit over de invloed van de Poolse regering(spartij)
                  op de benoemingen van rechters in het Pools Hooggerechtshof?
               
3. Vragen en opmerkingen vanuit de D66-fractie
               
Geannoteerde agenda voor de informele JBZ-Raad van 11–12 maart 2021
E-evidence
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de voorstellen
                  over het E-evidence pakket. Zij hebben daarbij nog wel enkele kritische vragen. Deze
                  leden delen uw wens voor een effectief E-evidence instrument met een efficiënt notificatiemechanisme.
                  Judiciële en politiële samenwerking in Europees verband is van belang voor deze leden.
                  Toch hebben zij wel enkele vragen over hoe de fundamentele rechten in dit voorstel
                  gewaarborgd zijn. Kan de informatie die met dit systeem vergaard wordt, op een bepaalde
                  manier misbruikt worden door landen waar de rechtsstaat onder druk staat? Welke noodzakelijke
                  en proportionele waarborgen zijn ingebouwd, om te zorgen dat autoriteiten geen misbruik kunnen
                  maken van vergaarde informatie? Hoe kijkt de Nederlandse regering aan tegen het onderhandelingsmandaat
                  van het EP? Hoopt de Nederlandse regering dat via het EP toch nog enkele bezwaren
                  die de Nederland had, geadresseerd kunnen worden in de triloog onderhandeling? Gaat
                  deze wet als blauwdruk dienen voor de EU/VS-samenwerking? Voornoemde leden ontvangen
                  graag een reactie op dit punt.
               
Dataretentie
De leden van de D66-fractie zijn in het verleden kritisch geweest over EU-voorstellen
                  met betrekking tot dataretentie. Bent u voornemens om dit onderwerp aan te snijden
                  tijdens de Raad? Zo ja, wat wordt de Nederlandse inzet en in welke mate neemt u waarborgen
                  als proportionaliteit en het noodzakelijkheidscriterium mee in uw inzet? Kunt u de
                  inzet van andere lidstaten toelichten?
               
Fundamentele rechten
De leden van de D66-fractie hebben met enthousiasme gelezen dat u zich inzet voor
                  extra aandacht voor de zorgwekkende situatie rondom gendergelijkheid en de positie
                  en gelijke rechten van LHBTI-personen in de tekst van de Raadsconclusies. De rechten
                  van LHBTI-personen en de gendergelijkheid staan al veel te lang onder hoogspanning
                  in sommige lidstaten. Hoe gaat de u proberen notoire tegenstanders op dit punt de
                  goede kant op te bewegen? Met welke gelijkgestemde lidstaten trekt Nederland op? Welke
                  uitkomst van deze discussie verwacht u? Stel dat overeenstemming bereikt kan worden
                  over de tekst omtrent deze problematiek in verschillende Europese landen, wat is vervolgens
                  uw inzet om de situatie in de betreffende Europese landen te verbeteren voor gendergelijkheid
                  en de positie en gelijke rechten van LHBTI-personen? Heeft u een helder plan welke
                  met de Kamer gedeeld kan worden? Zo ja, wanneer kunnen we dat plan verwachten? Zo
                  nee, waarom (nog) niet?
               
Judiciële training: Conclusies «Stimuleren van training van judiciële professionals»
De leden van de D66-fractie steunen uw inzet en zijn verheugd dat dit op brede steun
                  kan rekeningen. Training is een fundamentele stap om de Europese rechtsstaat te beschermen.
                  Toch vrezen deze leden ook dat dit weinig zoden aan de dijk zet als sommige Europese
                  regeringen de rechtelijke macht blijven inperken. Deze leden zouden dan ook graag
                  zien dat de EU daar harder tegen optreedt. Deze leden ontvangen graag een reactie
                  op dit punt.
               
Europees Openbaar Ministerie (EOM)
De leden van de D66-fractie lezen dat de feitelijke start van het Europees Openbaar
                  Ministerie (EOM) obstakels kent. Een obstakel voor de feitelijke start van het EOM
                  is op dit moment nog steeds dat verscheidene lidstaten nog geen voordracht voor gedelegeerde
                  Europese aanklagers hebben gedaan, daarover in discussie zijn met de Europese Hoofdaanklager
                  dan wel hun implementatiewetgeving nog niet hebben afgerond. Op welke lidstaten zijn
                  wij op dit moment aan het wachten? Hoort Nederland bij de lidstaten waarop wordt gewacht?
                  De implementatiewet is immers nog niet door de Staten-Generaal goedgekeurd. Voornoemde
                  leden ontvangen graag een reactie op dit punt.
               
De mogelijkheid van het gebruik van de RRF-gelden voor digitalisering
Wat is uw standpunt ten aanzien van dit punt? Ziet u heil in het financieren van digitalisering
                  van het rechtsbestel vanuit het RRF? Kunt u voornoemde leden over dit informatiepunt
                  nader informeren?
               
Adequaatheidsbesluiten over de uitwisseling van persoonsgegevens met het VK
De leden van de D66-fractie hechten er grote waarde aan dat de adequaatheidsbesluiten
                  voor het VK zorgvuldig tot stand komen. In het verleden zijn adequaatheidsbesluiten
                  van de Commissie teruggefloten door de rechter, zoals in het geval van de VS met Safe
                  Harbor en Privacy Shield. Kunt u toelichten wat de laatste stand van zaken op dit
                  gebied is en waarom dit onderwerp niet meer besproken zal worden?
               
Fiche: Mededeling Terrorismebestrijdingsagenda EU
De leden van de D66-fractie zijn verheugd te lezen dat de Commissie inzet op een geïntegreerde
                  terrorisme aanpak. Zij onderschrijven uw inzet op alle vormen van extremisme, onafhankelijk
                  van ideologische signatuur. Tegelijkertijd signaleerden Amnesty International en Open
                  Society Foundations recent dat het huidige terrorismebeleid in Europa nog vaak gericht
                  is op moslims, met als gevolg de normalisering van haatzaaiende uitlatingen tegen
                  moslims. In de gids wordt meermaals naar Nederland verwezen, omdat hier onderscheid
                  gemaakt wordt tussen mensen met alleen de Nederlandse en ook een dubbele nationaliteit.
                  Kunt u reageren op de constateringen dat terrorismebeleid leidt tot etnisch profileren?
                  Wat doet u eraan om dit binnen het Nederlandse en het EU-beleid tegen te gaan? In
                  hoeverre bestaat binnen het Europese en het Nederlandse beleid het risico op een blinde
                  vlek ten opzichte van de dreiging van rechts-extremisme als gevolg van de focus op
                  islamitisch extremisme?
               
4. Vragen en opmerkingen vanuit de GroenLinks-fractie
               
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de
                  agenda voor de JBZ-Raad van 11 en 12 maart. Deze leden hebben nog enkele vragen.
               
Geannoteerde agenda voor de informele JBZ-Raad van 11–12 maart 2021
E-evidence
De leden van de GroenLinks-fractie blijven bezorgd over de mogelijke gevolgen van
                  de huidige lijn voor de rechtsbescherming van burgers. Zij horen graag hoe het door
                  het EP geformuleerde mandaat tegemoetkomt aan het Nederlandse standpunt over deze
                  verordening, en op welke wijze Nederland bondgenootschappen zoekt (met het EP en ook
                  met andere lidstaten) om de verordening meer in lijn te brengen met dit standpunt.
                  Welke lidstaten zijn onze grootste bondgenoten hierin?
               
Dataretentie
Voornoemde leden lezen dat u voorstander bent van een nieuw wetgevend voorstel op
                  EU-niveau voor dataretentie, waarin rekening wordt gehouden met de Hofjurisprudentie.
                  Deze leden vragen hoe zo’n EU-initiatief eruit gaat zien. Het klopt toch dat het Europees
                  Hof van Justitie de mogelijkheden om providers te verplichten tot het bewaren en beschikking
                  stellen van verkeers- en locatiegegevens aanzienlijk heeft beperkt? Welke ruimte blijft
                  nog over om een coherente EU-regeling te formuleren die bijdraagt aan een effectieve
                  rechtspraak? Erkend moet toch worden dat het Hof weinig ruimte geeft voor nationale
                  dataretentieregelingen omdat voldaan moet worden aan de eis dat dataretentie alleen
                  wordt toegestaan als de staat wordt geconfronteerd met een ernstige bedreiging van
                  de nationale veiligheid, en dan alleen tijdelijk en onder toezicht van rechtbanken
                  of onafhankelijke bestuursorganen? Hoe realistisch is het om in de Raad te verzoeken
                  om een nieuw wetgevend EU-voorstel inzake dataretentie en hoe ziet deze regeling er
                  volgens u dan precies uit?
               
Overige onderwerpen
De leden van de GroenLinks-fractie zijn verheugd over het bericht dat het Europees
                  Hof van Justitie de Poolse rechterlijke macht heeft gesteund door de door de Poolse
                  regering geïntroduceerde benoemingsregels te verwerpen. Zij lezen dat de hoogste Poolse
                  bestuursrechter de nieuwe regels naast zich neer moet leggen als daardoor niet langer
                  verzekerd is dat de rechter zijn werk in onafhankelijkheid kan doen. Kunt u aangeven
                  of, en zo ja hoe, u in de komende Raad zal inbrengen dat deze Hofuitspraak door zijn
                  Poolse collega moet worden erkend en uitgevoerd?
               
Deze leden vragen u om een update over de onderhandelingen inzake het Privacy Shield.
                  Daarnaast vragen de leden of de uitspraak van het Europees Hof van Justitie door Nederland
                  en door andere EU-lidstaten wordt nageleefd dat bedrijven op dit moment in principe
                  geen gegevens mogen uitwisselen met de VS, omdat de bescherming van gegevens volgens
                  het Europees Hof daar van een lager niveau is.
               
5. Vragen en opmerkingen vanuit de SP-fractie
               
De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
                  agenda van de aanstaande JBZ-Raad. Daarover hebben zij geen vragen. Zij hebben wel
                  enkele vragen over één van de fiches die sinds de vorige JBZ-Raad aan de Kamer zijn
                  gezonden.
               
Fiche: Mededeling terrorismebestrijdingsagenda EU
De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de mededeling van
                  de nieuwe EU-terrorismebestrijdingsagenda. Daarin geeft de EC onder meer aan dat zij
                  haatmisdrijven en haatzaaiende uitlatingen aan de lijst met misdrijven die op EU-niveau
                  dienen te worden bestreden wil toevoegen (Artikel 83, lid 1, Verdrag betreffende de
                  Europese Unie). Wat zijn de precieze implicaties hiervan? Betekent dit ook dat de
                  JBZ-agentschappen een mandaat krijgen over deze misdrijven? Acht u het wenselijk dat
                  de EU zich (al dan niet exclusief) met de bestrijding van deze misdrijven gaat bezig
                  houden? Welke gevolgen kan dat hebben voor de aanpak van deze misdrijven in Nederland,
                  komt de EU-aanpak daarvoor dan (deels) in de plaats? In andere lidstaten, bestaat
                  het risico niet dat die achterover gaan leunen omdat de EU het aan moet pakken? Blijft
                  er ruimte voor nationale interpretatie, bijvoorbeeld over de vraag of en in welk stadium
                  er sprake is van «haat zaaien» of dat een uiting valt onder de vrijheid van meningsuiting,
                  en vervolgens op welke wijze dit dan zou moeten worden aangepakt? Kortom, voornoemde
                  leden ontvangen graag een uitgebreide reactie en toelichting hierop.
               
II. Reactie van de bewindspersonen
               
          Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid - 
              
                  Mede ondertekenaar
E.M. Verouden, adjunct-griffier 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.