Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de beschikbaarheidsvergoeding OV (Kamerstuk 23645-747)
2021D08392
Binnen de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat hebben verschillende fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat over haar brief van 5 februari 2021 inzake de beschikbaarheidsvergoeding
OV (Kamerstuk 23 645, nr. 747).
De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Van der Zande
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inhoudsopgave
blz.
Inleiding
2
VVD-fractie
2
CDA-fractie
3
D66-fractie
4
GroenLinks-fractie
4
SP-fractie
6
ChristenUnie-fractie
7
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de beschikbaarheidsvergoeding
voor het openbaar vervoer (ov). Deze leden hebben daarbij nog wel enkele vragen en
opmerkingen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van onderhavige
brief over de beschikbaarheidsvergoeding OV (BVOV). Deze leden hebben nog enkele vragen
en opmerkingen.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Kamerbrief omtrent
de beschikbaarheidsvergoeding 2020 en 2021. Deze leden hebben hierover nog enkele
vragen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de brief en hebben hier
vragen en opmerkingen bij.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris
en hebben daarbij enkele vragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief
van de Staatssecretaris betreffende de BVOV. Deze leden willen de Staatssecretaris
hierover enkele vragen stellen.
VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie vragen zich af wat voor gevolgen deze verlenging heeft
voor de eventuele start van het uitvoeren van de in ontwikkeling zijnde transitieplannen.
Per wanneer moeten deze transitieplannen uitgevoerd worden? Wordt dit verschoven nu
vervoersbedrijven ook in het derde kwartaal gebruik kunnen maken van de beschikbaarheidsvergoeding?
Daarnaast vragen deze leden in hoeverre de inhoud en/of volledigheid van de transitieplannen
van invloed zijn op de beslissing of de beschikbaarheidsvergoeding verlengd wordt
tot en met het laatste kwartaal van 2021. In hoeverre conflicteren 1 april (de deadline
voor het indienen van een transitieplan) en 1 juli (de datum waarop besloten moet
zijn of de beschikbaarheidsvergoeding verlengd wordt tot en met het laatste kwartaal)
met elkaar? Als de transitieplannen van invloed zijn op de beslissing of de beschikbaarheidsvergoeding
wordt verlengd, biedt de tijd tussen 1 april en 1 juli dan voldoende ruimte om de
transitieplannen te beoordelen?
De leden van de VVD-fractie vragen zich daarnaast af hoe de Staatssecretaris aankijkt
tegen het verlies van de NS, dat in plaats van 1 miljard euro onverwachts 2,6 miljard
euro blijkt te zijn, en de roep om extra steun.
CDA-fractie
BVOV 2021
De leden van de CDA-fractie vragen waarom specifiek is gekozen voor de datum 1 juli
2021 als (voorlopig) eindpunt van de BVOV 2021. In hoeverre is de versoberde verlenging
voor de periode 1 juli tot en met 31 december 2021 flexibel genoeg gemaakt, aangezien
de intensiteit van de coronacrisis kan veranderen?
De leden van de CDA-fractie constateren dat de situatie voor het openbaar vervoer
als gevolg van de coronacrisis veel onzekerheid met zich meebrengt richting de toekomst.
Deze leden vragen of de Staatssecretaris een plan heeft opgesteld voor het geval het
coronavirus nog langere tijd onder ons is.
De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris een beeld te geven van wat
ov-bedrijven zelf doen om de verliezen te beperken en hun bedrijfsvoering toekomstbestendig
te maken. Is de Staatssecretaris van mening dat dit voldoende gebeurt? Hoe gaat de
Staatssecretaris ervoor zorgen dat ov-bedrijven gaan reorganiseren, zodat zij niet
afhankelijk worden van de BVOV? In hoeverre wordt er gekeken naar bijvoorbeeld kleinere
treinen of een andere dienstregeling?
Uitvoering BVOV 2020 en 2021
De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris wanneer de NS de BVOV voor
2020 heeft ontvangen en wanneer de decentrale overheden dit hebben verstrekt aan stads-en
streekvervoerders. Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden de tijd tussen een genomen
besluit en verstrekking aan ov-bedrijven te versnellen voor de BVOV 2021? Zo ja, hoe
gaat de Staatssecretaris dat doen? Zo nee, welke belemmeringen zijn daarbij?
De leden van de CDA-fractie constateren dat de conducteurs, machinisten, trambestuurders
en alle mensen op de werkvloer veel hebben gedaan om het ov draaiende te houden in
de coronacrisis. Zij hebben en krijgen veel over zich heen, bijvoorbeeld na de invoering
van het verplichte mondkapje. Deze mensen spelen een belangrijke rol in de sociale
veiligheid van de reiziger in het ov, wat noodzakelijk is om het ov aantrekkelijk
te houden. Kan de Staatssecretaris garanderen dat er niet wordt bezuinigd op hun veiligheid?
Zo ja, hoe gaat de Staatssecretaris dat doen? Zo nee, waarom niet? Deze leden zijn
van mening dat de (sociale) veiligheid van de reiziger in het geding komt als er bezuinigd
wordt op personeel in het ov, zoals de conducteur. Deelt de Staatssecretaris dit?
Hoe gaat zij dit voorkomen?
De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris in hoeverre de vervoerders
verplichtingen hebben ten opzichte van de aankoop van materieel of leasecontracten
die ze kunnen uitstellen zodat tekorten tijdelijk kunnen worden opgevangen. Deze leden
vragen de Staatssecretaris daar een overzicht van te geven.
De leden van de CDA-fractie vragen wat het effect is van de aangenomen motie Laçin/Kröger
over de concessie voor het hoofdrailnet voor minimaal tien jaar aan de NS gunnen (Kamerstuk
29 984, nr. 907) op de aanbestedingen van regionale vervoerders van internationale bedrijven. Verwacht
de Staatssecretaris daarbij een probleem? Ziet de Staatssecretaris ook het risico
dat er geen internationale vervoerders meer mee willen doen bij de volgende aanbestedingsronde
van het regionaal vervoer?
D66-fractie
De leden van de D66-fractie zijn positief over het voortzetten van de beschikbaarheidsvergoeding
tot 1 juli 2021, zoals aangekondigd in de brief. Het is belangrijk dat het ov als
geheel blijft functioneren. Ook in deze crisis moeten mensen op een veilige manier
voor cruciale reizen op hun eindbestemming kunnen komen. Kan worden gereflecteerd
op de verminderde opbrengsten na het instellen van de avondklok waardoor nog minder
mensen gebruikmaken van het ov tijdens de avonduren?
De leden van de D66-fractie lezen tevens dat de mogelijkheid is meegenomen voor een
verlenging van de BVOV tot 31 december 2021, al dan niet in versoberde vorm. Welke
eisen worden gesteld aan de transitieplannen die door de sector opgesteld moeten worden?
Kan worden toegelicht wat deze versoberde vorm inhoudt? Hoe verhoudt een eventuele
versobering zich met het onlangs gepubliceerde Toekomstbeeld OV 2040? Klopt het dat
het financieel tekort voor de decentrale overheden en de vervoerregio’s in 2022 dusdanig
oploopt dat de beschikbare budgetten (Provinciefonds en brede doeluitkering) niet
meer toereikend zijn om aan de mobiliteitsopgave te voldoen? Welke gevolgen hebben
de inmiddels afgesloten cao’s bij de verschillende regionale vervoerders en NS op
de kosten van het ov?
De leden van de D66-fractie zijn positief over het feit dat is gekozen om de BVOV
te verlengen tot en met het derde kwartaal van 2021. Voor het vierde kwartaal wordt
de beslissing over het verlengen van de BVOV uiterlijk 1 juli 2021 gemaakt. Wat is
de reden dat is gekozen voor deze periode? Deze leden zijn van mening dat de reiziger
ook na de zomer moet kunnen rekenen op het ov. Door de krappe ruimte tussen het vierde
kwartaal en de besluitvorming rondom de verlenging van de BVOV zien deze leden een
groot risico ontstaan voor de reiziger, aangezien de besluitvorming rondom dienstregelingen
al eerder gemaakt wordt. Kan hierop worden gereflecteerd? Is het mogelijk om eerder
duidelijkheid te geven aan de sector over de BVOV van het vierde kwartaal, dus ruim
alvorens het derde kwartaal ingaat? Zo nee, waarom niet?
De leden van de D66-fractie merken op dat werkgevers hun thuiswerkende werknemers
op dit moment nog onbelast een (zakelijk) ov-abonnement mogen verstrekken. Deze leden
hebben vernomen dat deze regeling, ingesteld vanwege de COVID-19-crisis, per 1 april
2021 afloopt. Deze leden zien risico’s ontstaan wanneer deze regeling afloopt, namelijk
een grote hoeveelheid ov-abonnementen die worden stopgezet. Wordt dit risico ook gezien?
Zo ja, op welke manier wordt rekening gehouden met deze financiële achteruitgang voor
de sector? Zo nee, waarom niet?
GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie zijn blij met de toewijzing voor steun in een volgend
kwartaal. Dat is heel hard nodig want alle reserves zijn op en de onzekerheid is groot,
waardoor vervoerders en reizigers niet weten waar ze aan toe zijn. De verwachtingen
van vervoerders en het ministerie bij het ontwerp van de regeling was dat dit kwartaal
de bezetting weer 75% zou zijn. Dat is niet gelukt. De passagiersaantallen blijven
steken op zo’n 30%, met alle gevolgen van dien voor de inkomsten.
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat de extensie van één kwartaal wel
een groot probleem blijft als daarmee de onzekerheid voor bedrijfsvoering, personeel
en dienstregeling net zo goed blijft bestaan. Een extensie van één kwartaal, dat slechts
het kwartaal ervoor wordt besloten, is te kort dag om hier beleidsmatig of organisatorisch
op te anticiperen. Ov-bedrijven kunnen hun dienstregelingen niet per kwartaal organiseren
en zijn zo gedwongen om de gok op verdere steun te nemen dan wel extreem te snijden
in de dienstregeling en het personeelsbestand. Deze leden vinden beide opties onverantwoord.
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat openbaar vervoer een zeer kapitaalintensieve
sector is. De meeste kosten zijn vaak al jaren geleden gemaakt en investeringen kunnen
zelden worden uitgesteld. Er is geen reële manier om te bezuinigen op de vaste activa.
De andere grote post is het personeel. En deze mensen, die ons ov maken, zijn niet
zomaar te parkeren. Die kunnen alleen worden ontslagen. Deze leden vinden het (tijdelijk)
ontslaan van ov-medewerkers geen optie, niet alleen omdat het asociaal zou zijn naar
die mensen toe, maar ook omdat over een half jaar of misschien een jaar echt iedereen
weer nodig is. Bovendien zouden al die mensen dan een sociaal plan moeten krijgen
en vervolgens in een uitkering terechtkomen, want er is op dit moment geen ander werk
voor machinisten, conducteurs, chauffeurs en overige ov-medewerkers. Is ontslaan dan
niet voor iedereen duurder? Kan de Staatssecretaris hier in haar antwoord gedetailleerd
op ingaan en laten zien wat de totale kosten en baten zijn van het wegsaneren van
lijnen en mensen? Deze leden verzetten zich tegen de optie om de coronacrisis op de
medewerkers af te wentelen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben van de ov-bedrijven begrepen dat er naar
aanleiding van de niet nader ingevulde bezuinigingseis grote krimpplannen worden gemaakt.
Die variëren van enkele lijnen wat minder te laten rijden tot 30% à 40% minder lijnen.
Dat is een kaalslag in het aanbod die heel veel mensen in de problemen gaat brengen.
De beschikbaarheidsvergoeding is ingevoerd om het ov beschikbaar te houden. Deze leden
vrezen dat discontinuering van de steun alle eerdere hulp tenietdoet en veel mensen
(en bedrijven) die afhankelijk zijn van het ov in grote ellende stort. Deze leden
vragen de Staatssecretaris dan ook om vervoerders, hun personeel en de reizigers de
garantie te geven dat er voldoende steun zal blijven zolang dat nodig is en dat gedwongen
ontslagen en het extreem uitkleden van de dienstregeling zal worden voorkomen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben ook enkele vragen over de gevolgen voor
de toekomst, nu alle reserves zijn opgebrand. Wat zijn de gevolgen voor de langeretermijnprojecten,
zoals groot onderhoud en vervangingsinvesteringen? Wat zijn de gevolgen voor geplande
uitbreiding van de dienstregeling of het lijnennetwerk? Wat betekent een halt hierop
voor bijvoorbeeld de nieuwe woonwijken die dan niet of pas later worden ontsloten
op het ov? En wat betekent het voor de afgesproken verduurzaming, zoals zero-emissiebussen?
Denkt de Staatssecretaris dat vervoerders hiervoor geld kunnen lenen op de kapitaalmarkt?
Stadsvervoerders maken slechts 1% winst per jaar en streekvervoerders moeten het hebben
van subsidie. Wie zou dan deze afgesproken investeringen moeten of willen dragen?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Staatssecretaris of zij kan aangeven
hoe er bij het Ministerie van Financiën tegen de beschikbaarheidsvergoeding wordt
aangekeken. Beseft men daar ook wat de langetermijnkosten zijn van kortetermijnbezuinigingen
en het uitblijven van investeringen? Of kijkt men daar slechts naar de korte termijn?
De NS wordt geacht elk jaar een fors dividend uit te keren aan de aandeelhouder. Deze
leden lezen in de krant dat de NS 2,6 miljard euro verlies heeft geleden. Is er dan
nog sprake van dividend of moet de aandeelhouder niet juist extra bijspringen? Hoe
zit het met de aandeelhouders van de streekvervoerders? De Minister van Financiën
liet donderdag aan het Algemeen Nederlands Persbureau (ANP) weten dat het volhouden
van de dienstregeling financieel gezien niet lijkt vol te houden. Doelt hij hiermee
op de rijksfinanciën of op de financiën van de NS? Is dit een eis aan de NS om stukken
uit de dienstregeling te hakken en het netwerk uit te kleden? Is dit afgestemd met
het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben nog vragen over de combinatie van coronamaatregelen
en bezuinigingen op de capaciteit. Kortere treinstellen zijn de minst pijnlijke bezuinigingsmaatregel
voor de korte termijn. Dit wordt nu al heel veel toegepast. Het gevolg is wel dat
treinen hierdoor weer steeds voller raken. Deze leden lezen in de jaarcijfers van
de NS dat de kans op een zitplaats met 97% een cynische topscore heeft bereikt. Maar
betekent dit ook dat in tijden van corona 3% van de reizigers in een trein zat die
meer dan 100% vol zat? Hoe wil de Staatssecretaris het dilemma van kortetermijnbezuinigingen
en het tegengaan van besmettingen in balans brengen? Vindt de Staatssecretaris dat
zij hier een verantwoordelijkheid in heeft? Is zij niet ook bang dat mensen, om het
drukkere en mogelijk minder frequente ov te mijden, weer een (extra) auto kopen? Wat
gaat de Staatssecretaris doen om dit te voorkomen?
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat toen deze crisis begon, we onvoldoende
voorbereid waren en nog niemand wist hoe het zich zou ontwikkelen, wat de bredere
maatschappelijke gevolgen waren en hoe we die het beste konden opvangen. Regeren is
vooruitzien, maar dit zag niemand aankomen. Deze leden hebben er begrip voor dat dan
op een aantal dossiers geïmproviseerd moet worden, van maand tot maand en van kwartaal
tot kwartaal. Dat de formalisering en uitbetaling van de beschikbaarheidsvergoeding
uiteindelijk driekwart jaar duurde, is wat deze leden betreft onnodig lang geweest.
En vooruitkijkend kan nu wel met zekerheid worden vastgesteld dat de problemen niet
het volgende kwartaal zijn opgelost. Daarom vragen deze leden de Staatssecretaris
om de ov-bedrijven ook voor de lange termijn zekerheid te geven en daarmee de medewerkers
en de maatschappij als geheel de garantie te geven dat de trein blijft rijden, dat
de bus niet wordt wegbezuinigd, dat de veiligheid niet afneemt en dat onderhoud, vervanging
en toekomstinvesteringen niet worden uitgesteld. Deze leden vragen de Staatssecretaris
om SAMEN met de ov-bedrijven te kijken waar, zonder afbreuk te doen aan de kwaliteit,
mogelijk geld kan worden gevonden, maar zonder dat vervoerders gedwongen worden om
de kip met de gouden eieren te slachten. Ov-beleid moeten we maken voor de komende
decennia, niet voor het komende kwartaal.
SP-fractie
De leden van de SP-fractie blijven de insteek van het kabinet onderschrijven dat het
ov een vitale sector is die draaiende moet blijven. Daarbij zijn deze leden voorts
van mening dat wat niet om mag vallen in een crisis niet op de markt behoort. Daarnaast
vinden deze leden dat er, door slechts de ov-bedrijven te noemen, vergeten kan worden
dat het de werknemers zijn die ervoor zorgen dat ons ov blijft rijden. De mannen en
vrouwen die onze treinen, trams en bussen hebben laten rijden in deze crisis, en die
daarbij flinke risico’s hebben gelopen, moeten wat deze leden betreft ook gezien worden.
Nergens in de brief van de Staatssecretaris lezen deze leden welke eisen aan het behoud
van personeel gesteld worden bij de nieuwe steunpakketten. Kan de Staatssecretaris
daarop ingaan?
De leden van de SP-fractie merken op dat vandaag duidelijk is geworden dat de NS door
de coronacrisis een monsterverlies van 2,6 miljard euro heeft geleden, ondanks steunpakketten
van de Nederlandse en Britse overheid. Deze leden vragen of er al ideeën zijn over
financiële steun aan de NS om de komende jaren te overleven. Heeft de Minister van
Financiën als aandeelhouder, zoals toegezegd in zijn brief in antwoord op de motie-Laçin
over snelle afspraken met de NS over een steunpakket (Kamerstuk 35 490, nr. 5), al afspraken voor ondersteuning op de langere termijn gemaakt? Gelet op het feit
dat de NS een noodconcessie opgelegd heeft gekregen en daarmee tot in ieder geval
september 2022 de dienstregeling moet rijden, ligt aan de kant van het aanbod van
vervoer al een dwingende afspraak. Deze leden zijn daarom van mening dat snel heldere
afspraken over compensatie tot en na die tijd niet achter kunnen blijven. Onderschrijft
de Staatssecretaris dit?
De leden van de SP-fractie merken ook op dat de verwachtingen aan alle kanten laten
zien dat ook na de coronacrisis het aantal reisbewegingen structureel lager zal blijven,
omdat thuiswerken vaker voor zal komen. Dit betekent een structurele daling van de
inkomsten van vervoerders, zoals de NS. Deze leden vragen wat dit op de langere termijn
betekent voor de concessieprijs. Hoewel 2025, het jaar dat de hoofdrailnetconcessie
afloopt, nog ver weg lijkt, kan met het thuiswerkscenario en de verliescijfers die
nu gepresenteerd worden, wel geconcludeerd worden dat de impact van de coronacrisis
dan nog volop gevoeld zal worden in de sector.
De leden van de SP-fractie constateren dat, hoewel in het ov de anderhalve meter afstand
niet geldt als norm, mensen toch niet zomaar naast elkaar gaan zitten. Met het oog
op toekomstige versoepelingen, hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat er meer
aandacht komt voor dit probleem en hoe gaat zij ervoor zorgen dat de drempel om met
het ov te reizen hierdoor niet groter wordt?
ChristenUnie-fractie
Verliezen NS
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben geconstateerd dat NS een groter dan verwacht
verlies heeft geleden over boekjaar 2020, namelijk 2,6 miljard euro. Uit de jaarcijfers
blijkt dat ook de vooruitzichten slecht zijn, met langjarig grote tekorten tot gevolg.
Wat betekent dit volgens de Staatssecretaris voor de BVOV? Wordt er al nagedacht over
mogelijkheden om de vergoeding langjarig door te trekken en te verhogen, zodat operationele
verliezen afgedekt worden?
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn ook benieuwd hoe de Staatssecretaris wil
garanderen dat vervoerders hun publieke vervoertaak kunnen blijven uitvoeren, nu de
verliezen groot zijn en voorlopig zullen voortduren. Kan de Staatssecretaris uiteenzetten
hoe ze denkt te voorkomen dat busmaatschappijen of andere vervoerders stoppen met
rijden? Deze leden zien de noodzaak om dit te allen tijde te voorkomen, gezien de
afhankelijkheid van veel mensen van het ov als enige vervoermiddel.
Transitieplannen
De leden van de ChristenUnie-fractie begrijpen dat er ook bij vervoerders in de kosten
gesneden zal moeten worden, wanneer het aantal vervoersbewegingen afneemt en de inkomsten
op lange termijn lager uitpakken dan verwacht. Deze leden zijn echter wel benieuwd
wat de zogenoemde transitieplannen betekenen voor het niveau van dienstverlening in
het ov, de komende jaren. Is het de verwachting dat er verbindingen weg zullen vallen
of bedieningsgaranties worden verbroken? Houdt de Staatssecretaris daarbij rekening
met de aantrekkelijkheid van het ov, zodat reizigers na de lockdown/COVID-19-crisis
dit duurzame vervoermiddel weer goed weten te vinden?
De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat er pre-corona prognoses waren dat
de reizigersaantallen met het ov op lange termijn sterk zouden stijgen. Deze leden
vragen wat de huidige prognose is met betrekking tot reizigersaantallen in 2030. Deze
leden zijn benieuwd hoe de investeringskracht van vervoerders gegarandeerd blijft,
mocht er op lange termijn nog steeds groei van het ov worden verwacht.
Aantrekkelijkheid OV
De leden van de ChristenUnie-fractie hechten veel waarde aan duurzame mobiliteit en
zien ov daarbij als een van de belangrijkste speerpunten. Nu onder andere NS verwacht
dat vanwege de covidcrisis de reizigersaantallen tot 2025 minder zullen zijn dan voorheen,
willen deze leden graag weten wat de Staatssecretaris gaat doen om het ov aantrekkelijker
te maken wanneer dit uit volksgezondheidsoverwegingen weer mogelijk is. Is de Staatssecretaris
bereid om in gesprek te gaan met de Minister van Financiën over bijvoorbeeld een verlaagd
btw-tarief op ov?
Samenwerking decentrale overheden
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn ook benieuwd hoe de overleggen tussen het
ministerie en decentrale overheden zoals de provincies verlopen. Hoe worden keuzes
van het Rijk, provincies en vervoerders goed op elkaar afgestemd, zodat dit niet ten
koste gaat van de beschikbaarheid van kwalitatief goed ov? Graag ontvangen deze leden
een reactie van de Staatssecretaris over de samenwerking en wat er eventueel nodig
is om deze te verbeteren.
Staatssteun & verantwoordingsplicht
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn benieuwd of de issues omtrent de beschikbaarheidsvergoeding
en mogelijke staatssteun inmiddels zijn opgelost. Advocatenkantoor Stibbe waarschuwt
dat concessieverleners moeten opletten dat zij niet «klem» komen te zitten tussen
de Minister en de vervoerders. Zij hebben immers zowel verplichtingen als ontvanger
van de uitkering (zoals verantwoordingsverplichtingen) als verplichtingen als verstrekker
van de beschikbaarheidsvergoeding. Wat vindt de Staatssecretaris van het advies van
Stibbe om dit te ondervangen door de verantwoordingsverplichtingen zo veel mogelijk
door te leggen naar de vervoerders?
II Reactie van de bewindspersoon
Ondertekenaars
-
, -
, -
, -
Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
L. van der Zande, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.