Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda videoconferentie voor landbouw- en visserijministers op 22 februari 2021
2021D07045 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben de onderstaande
fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit over de Landbouw- en Visserijraad op 22 februari 2021 (Kamerstuk
21 501-32, nr. 1275).
De voorzitter van de commissie, Kuiken
De adjunct-griffier van de commissie, Goorden
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
4
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
5
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
7
II
Antwoord/Reactie van de Minister
10
III
Volledige agenda
10
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Geannoteerde agenda L&V raad 22 februari 2022
De leden van de VVD-fractie constateren wederom dat zij niet kunnen beschikken over
een definitieve agenda van de Landbouw- en Visserijraad. Kan de Minister bevestigen
dat er alleen gesproken zal worden over visserijbeleid zoals opgenomen in de geannoteerde
agenda? Zo nee, wat zijn dan de andere onderwerpen die informeel aan de orde worden
gesteld en waarom zijn deze niet opgenomen in de brief? Deelt de Minister de mening
van deze leden dat het heel vervelend is dat de agenda te laat wordt gedeeld waardoor
de Kamer onvoldoende in staat wordt gesteld om voorafgaand aan de Raad met de Minister
in debat te kunnen gaan? Kan de Minister aangeven welke stappen zij het afgelopen
jaar heeft gezet om deze informatievoorziening op een hoger niveau te brengen?
Verslag videoconferentie van Landbouw en Visserijministers 25 januari 2021
Een van de prioriteiten van het Portugees voorzitterschap is het sluiten van een overeenkomst
over het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) in het voorjaar. Kan de Minister toelichten
wanneer aanvullende informatie beschikbaar komt en wanneer de Kamer hierover kan spreken?
De leden van de VVD-fractie spreken hun verbazing en zorg uit dat in tijden van een
economische crisis als gevolg van de pandemie, de stand van zaken, de negatieve impact
voor verschillende sectoren en de voortgang met betrekking tot (steun) maatregelen
niet op de agenda staan of, zoals blijkt, niet in de brief zijn opgenomen. Kan de
Minister toelichten wat haar inbreng op dit punt zal zijn? Kan zij tevens de ontwikkelingen
in Nederland schetsen?
Brief inzake de aardappelsector
Kan de Minister bevestigen dat vanaf maandag 15 februari 2021 de regeling Tegemoetkoming
Vaste Lasten (TVL) voor het eerste kwartaal 2021 ook toegankelijk is voor de landbouw?
Op welke manier heeft de Minister deze regeling onder de aandacht van de sectoren
gebracht? Op welke manier gaat zij monitoren of deze regeling ook daadwerkelijk uitkomst
biedt voor de zwaar getroffen sectoren zoals bijvoorbeeld de kalverhouderij, de eendenhouderij
en andere sectoren die zwaar getroffen worden door de langdurig uitgevallen vraag
van horeca en foodservice, zoals de (friet)aardappelsector?
Naar aanleiding van de brief inzake «noodpakket banen en economie» (Kamerstuk 35 420, nr. 220) vragen de leden van de VVD-fractie een toelichting op de regeling van 21%-punt voor
de betreffende landbouwsectoren. De Minister schrijft dat het kabinet 40 miljoen euro
reserveert voor het eerste kwartaal van 2021 voor deze opslag. Hoe ziet deze regeling
eruit en hoe wordt de 40 miljoen verdeeld?
De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over de communicatie en daarmee over
de bekendheid van de verschillende steunmaatregelen waartoe het kabinet besloten heeft.
De verschillende sectoren zitten in zwaar weer en kunnen alle steun gebruiken. Is
de Minister bereid om de bestaande regelingen (waaronder ook de mogelijkheid tot uitstel
van belasting) en de uitbreiding in de TVL, de borgstelling MKB-landbouwkredieten en de «opslagregeling» actief te communiceren via de verschillende landbouwmedia
en tuinbouwmedia? Zo nee, waarom niet?
Borgstelling MKB-landbouwkredieten aangepast voor Capital Requirements Regulation
(CRR) en Regeling tegemoetkoming land- en tuinbouwondernemers COVID-19
De leden van de VVD-fractie hebben recent schriftelijke vragen gesteld over de borgstelling
door banken (2021D04817). Deze vragen zijn nog niet beantwoord maar gezien de urgentie vragen de leden naar
de laatste stand van zaken. De Minister heeft eerder de oproep in de richting van
de banken gedaan om gebruik te maken van de overheidsregelingen om ondernemers te
helpen. Kan de Minister de huidige stand van zaken geven?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de achterliggende stukken met
betrekking tot de Landbouw- en Visserijraad 22 februari 2021 en willen de Minister
nog enkele vragen voorleggen.
I. Agenda videoconferentie
De leden van de CDA-fractie lezen in de brief van de Minister over de consultaties
met het Verenigd Koninkrijk. Deze leden vragen zich af hoe het nu staat met de onderhandelingen
met het Verenigd Koninkrijk over de vangstmogelijkheden voor 2021. Kan de Minister
dit toelichten? Wanneer verwacht de Minister dat er een akkoord bereikt wordt?
De leden van de CDA-fractie lezen dat België, Polen, Spanje en Frankrijk aangegeven
hebben dat de sociaaleconomische aspecten meegewogen moeten worden in de onderhandelingen.
Is de Minister het hiermee eens? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
II. Andere consultaties: trilaterale consultatie (VK en Noorwegen) en bilaterale consultatie
(Noorwegen)
De leden van de CDA-fractie lezen: «Noorwegen heeft recent in nationale wetgeving
limieten vastgesteld voor de EU en het VK voor de visserij op kabeljauw in de wateren
van Spitsbergen zonder de EU daarover te consulteren». Deze leden vragen zich af of
dit gevolgen heeft voor Nederlandse vissers. Kan de Minister dit toelichten?
III. Ecoregelingen
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de voorbeelden die de Europese
Commissie heeft gepresenteerd van landbouwpraktijken die zouden kunnen worden gesteund
door ecoregelingen. Staan er wat de Minister betreft voorbeelden tussen die overgenomen
kunnen worden in de ecoregelingen? Zo ja, welke? Kan de Minister aangeven wat de status
op dit moment is van de ecoregelingen in Nederland?
Overige
De leden van de CDA-fractie hebben geconstateerd dat Lidl in Duitsland de consumenten
meer liet betalen voor vlees in hun winkels. Echter, de verhoging is teruggedraaid
omdat de vleesverkoop in deze winkels stagneerde wegens de hogere prijs en er overgestapt
werd naar een concurrerende supermarkt. Een soortgelijke situatie vindt plaats in
de zuivelketen, waarbij het aanbod van PlanetProof-melk groter is dan de vraag. Daardoor
heeft de zuivelcoöperatie waaraan de boeren leveren besloten om met minder PlanetProof-boeren
verder te gaan. Is de Minister het met deze leden eens dat geconstateerd moet worden
dat duurzaamheid en een prijs naar een zogenaamd eerlijker, en hoger, prijsniveau door het grote
publiek niet geaccepteerd wordt? Welke conclusies trekt de Minister hieruit voor de
Nederlandse markt?
De leden van de CDA-fractie constateren dat de grondstoffenmarkt overspannen aan het
raken is. De belangrijkste oorzaken lijken de grote vraag naar veevoergrondstoffen
uit China en een kleine wereldwijde voorraad te zijn. Heeft de Minister hier ook een
beeld bij en bespreekt ze deze situatie in Europees verband? Heeft de Minister zicht
op exportbeperkingen uit bijvoorbeeld Brazilië, Argentinië, Midden-Amerika en Rusland?
Welke maatregelen kunnen Europees worden getroffen om de verhoging van grondstofprijzen
te beperken?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de stukken ten
behoeve van de aankomende Landbouw- en Visserijraad en hebben hier nog enkele vragen
en opmerkingen over.
Mercosur
De leden van de D66-fractie lezen dat ten aanzien van het akkoord tussen de EU en
de Mercosur-landen een «landingsgebied» is gevonden. Wat is de huidige inzet van de
Europese Commissie ten aanzien van Mercosur? Hoe groot acht de Minister de kans dat
een daadwerkelijk akkoord wordt gesloten? De Minister geeft aan dat zij onder andere
heeft ingezet op het verankeren van duurzaamheid, het aangaan van ambitieuze verplichtingen
op het gebied van dierenwelzijn en dat zij het gebruik van pesticiden heeft onderstreept.
Deze leden onderschrijven dat deze doelen van groot belang zijn en zijn benieuwd naar
de precieze voorstellen die de Minister heeft gedaan in het kader hiervan.
Bijen
De leden van de D66-fractie hebben meermaals gevraagd naar de inzet van de Minister
omtrent het bijenrichtsnoer en zijn benieuwd naar de uitkomsten van de bijeenkomst
hierover op 23 februari. Deze leden vragen daarnaast waarom het proces van de uitwerking
van het bijenrichtsnoer vertraging heeft opgelopen, waardoor de publieke consultatie
pas eind dit jaar zal plaatsvinden.
Dierenwelzijnslabel
De leden van de D66-fractie waren blij met de vorige stand-van-zakenbrief over het
dierenwelzijnslabel waarvoor de Europese Raad inmiddels opdracht heeft gegeven aan
de Europese Commissie. Deze leden staan pal achter het principe van meer transparantie
in de keten en verwelkomen daarom de ontwikkeling van een EU-brede geharmoniseerde
set aan criteria boven op bestaande wettelijke EU-dierenwelzijnsvoorschriften ten
zeerste. Deze leden zijn benieuwd wanneer de Minister resultaat verwacht van deze
opdracht. Ook zijn zij benieuwd naar de reactie van de Minister op het initiatief
dat is gestart door de Dierenbescherming en LTO om een Noord-Europese pilot op te
zetten in de aanloop naar de bredere ontwikkeling van het Europese Method of Production-label
(MOP+). Ten slotte zijn zij benieuwd of de Minister hun mening deelt dat de criteria
voor het label in elk geval niet lager mogen zijn dan bestaande EU-dierenwelzijnsvoorschriften
en dat het verdienmodel voor de boer een prominent aspect moet zijn waarnaar gekeken
wordt in de ontwikkeling van dit model.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
Als eerste willen de leden van de GroenLinks-fractie ingaan op de bilaterale consultaties
met het Verenigd Koninkrijk over visserij. Tijdens deze consultaties wordt gesproken
over definitieve vangstmogelijkheden van voor Nederland belangrijke visbestanden.
Ook wordt er gesproken over verschillende technische aspecten die voortvloeien uit
de nieuwe situatie na Brexit. Kan de Minister aangeven welke visbestanden voor Nederland
prioriteit hebben? In hoeverre wordt er rekening gehouden met de duurzaamheid van
deze visbestanden? Kan de Minister aangeven wat de stand van zaken is met betrekking
tot de onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk? Wanneer wordt een akkoord verwacht?
Hoe wil de Minister ervoor zorgen dat er een praktische en doelmatige procedure met
het Verenigd Koninkrijk wordt overeengekomen waarin een duurzame visstand en vissenwelzijn
een rol spelen?
Daarnaast willen de leden van de GroenLinks-fractie ingaan op de trilaterale consultatie
met het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen en de bilaterale consultatie met Noorwegen.
De trilaterale consultaties zijn ver gevorderd, maar nog niet afgerond. Er is met
name discussie over de hoogte van de Total Allowable Catch (TAC) voor kabeljauw en
haring. Wanneer verwacht de Minister een akkoord? Wat is de inzet van Nederland met
betrekking tot de discussie over de TAC voor kabeljauw en haring? Noorwegen heeft
recent in nationale wetgeving limieten vastgesteld voor de EU en het Verenigd Koninkrijk
voor de visserij op kabeljauw in de wateren van Spitsbergen zonder de EU daarover
te consulteren. Wat zijn de consequenties voor de duurzaamheid van de visstand van
de door Noorwegen vastgestelde limieten voor de visserij op kabeljauw? In hoeverre
worden duurzaamheids- en vissenwelzijnscriteria meegenomen in de onderhandelingen?
Wat heeft dit voor invloed op de bilaterale consultatie die later nog plaatsvindt
met Noorwegen?
De leden van de GroenLinks-fractie weten dat het systeem van nationale visquota afgesproken
is voor een verantwoorde en eerlijke visserij. Door overnames zijn visrechten van
veel landen echter in handen gekomen van een kleine groep mondiale visgiganten, blijkt
uit een artikel van de Groene Amsterdammer dat 10 februari 2021 verscheen.1 In veel landen spelen visschandalen waar Nederlandse bedrijven bij worden genoemd.
Het komt vaak voor dat vissers hun ruim legen in de zee als ze een school duurdere
vis tegenkomen. Hierdoor zijn de visstanden in de wereld vertekend en staan deze veel
meer onder druk dan de officiële cijfers laten zien. Deelt de Minister de zorgen van
deze leden over dit fenomeen? Kan zij dit toelichten? Ziet de Minister een kans om
tijdens de consultaties dit probleem aan de orde te stellen? Zo ja, hoe wil zij dit
doen? Hoe kan worden voorkomen dat visrechten in handen komen van een kleine groep
visgiganten? In het artikel wordt namelijk ook genoemd dat kleine vissers uit o.a.
het Verenigd Koninkrijk en Bretagne de dupe zijn van de megatrawlers die alle vis
voor hun neus wegvissen. In Namibië zitten lokale vissers zelfs thuis omdat er niets
meer te vangen is. Wat vindt de Minister hiervan? Waarom komt het vrijwel nooit tot
veroordelingen wanneer vissers worden beschuldigd van het dumpen van dode vis in de
zee? Is de Minister het met deze leden eens dat het voor de stand van de vis van belang
is dat dit soort schandalen niet meer voorkomt? Zo ja, wat wil de Minister doen om
te voorkomen dat de visstanden nog meer onder druk komen te staan door dit soort praktijken?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben verder nog wat andere vragen over de rol
van Nederland in de verduurzaming van de internationale visserij. Dit wordt namelijk
voor een groot deel georganiseerd via de vijf zogenaamde regionale visserij managementorganisaties,
beter bekend onder het Engelstalige acroniem RFMO. Nederland is in deze RFMO’s al
dan niet via de Europese Commissie vertegenwoordigd en heeft daar, bijvoorbeeld als
het gaat om de blauwvintonijn en haaien, in het verleden vaak een actieve rol gespeeld
bij het verdedigen van de duurzaamheidsbelangen. Maar deze leden hebben begrepen dat
deze rol op het spel staat omdat een aantal RFMO’s het niet eens kunnen worden over
praktische beleidsmaatregelen en de uitvoering die moeten zorgen voor het in stand
houden van de tonijn en andere vis die onder hun beheer vallen. En dat terwijl de
duurzaamheid van tonijnvoorraden flink onder druk staat en er juist steeds meer vraag
is naar duurzame vis. Een van de redenen is dat de visserijbelangen binnen de RFMO’s
veel te grote rol spelen. De belangen van de consument, retail en handel lijken in
veel mindere mate meegenomen te worden, terwijl deze belangen juist meer vragen om
duurzame vis. De RFMO’s kunnen die niet meer voldoende bieden; de geelvintonijn en
skipjack worden in de Indische Oceaan met uitsterven bedreigd. Er zijn daarom terecht
enkele retailers die nu al geen tonijn meer kopen uit de Indian Ocean Tuna Commission
(IOTC), de RFMO van de Indische Oceaan. Daarom hebben deze leden de volgende vragen
aan de Minister. Hoe kijkt zij aan tegen de huidige rol van RFMO’s bij de verduurzaming
van de vissector? In welke mate worden de belangen van de consument die duurzaam gecertificeerde
vis wil eten en supermarkten die dit aan willen bieden, meegenomen in de RFMO’s? Hoe
is Nederland in elk van de vijf RFMO’s vertegenwoordigd? Hoe kan de Minister zich
sterk maken voor een langetermijnstrategie in de RFMO’s? Hoe kijkt de Minister aan
tegen de rol van China, die naar aanleiding van het coronavirus eerder dit jaar heeft
besloten zijn eigen tonijnindustrie aanzienlijk te vergroten om in de nabije toekomst
verzekerd te zijn van voldoende aanvoer van veilige en gezonde eiwitten? Kortom, deze
leden maken zich grote zorgen over de rol van de RFMO’s in de visserij en vragen de
Minister om zich in te zetten voor de versnelde verduurzaming van de visserijsector
en tonijn in het bijzonder.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen verder in de geannoteerde agenda dat in totaal
77,1 miljoen euro is uitbetaald aan de 40 agrarische collectieven. Vorig jaar was
dat 71,2 miljoen euro. Deze leden zien Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb)
als een belangrijke manier om de biodiversiteit in het agrarisch gebied en het verdienvermogen
van de boer te verbeteren. Zij hebben hierover dan ook enkele vragen. Wat zijn de
resultaten van de miljoenen die aan de collectieven gegeven worden? Hoe kan de Minister
aantonen dat ANLb tot meer biodiversiteit heeft geleid? Dit jaar werd 99,8% van de
aangevraagde subsidie uitbetaald, zogezegd omdat de aanvragen dit jaar van hoge kwaliteit
waren. Waar zit verder het verschil in met 2019? Waarom werd toen ruim 6 miljoen euro
minder uitbetaald? Daarnaast zijn zij benieuwd of, als er meer geld vanuit het GLB
beschikbaar zou zijn, er ook meer geld naar de agrarische collectieven zou kunnen
gaan. In andere woorden, is er genoeg interesse vanuit boeren om te doen aan ANLb?
Zo ja, is de Minister bereid om zich bij de onderhandelingen over het GLB en de inrichting
van haar Nationaal Strategisch Plan (NSP) te richten op uitbreiding van de ANLb-regeling?
Verder hebben de leden van de GroenLinks-fractie de door de Europese Commissie gepresenteerde
lijst met voorbeelden van landbouwpraktijken die zouden kunnen worden gesteund door
de ecoregelingen gelezen. Kan de Minister aangeven welke voorbeelden van de Europese
Commissie zij wil overnemen in de ecoregelingen? Kan de Minister aangeven in welk
stadium de vormgeving van de ecoregelingen in Nederland zich bevindt? Wanneer verwacht
de Minister een concept van de ecoregelingen klaar te hebben? Wil de Minister deze
concept-ecoregelingen met de Kamer delen alvorens deze ter goedkeuring aan de Europese
Commissie worden voorgelegd? Dan nog een wat specifiekere vraag: geeft de lijst volgens
de Minister voldoende aanknopingspunten om het verhogen van het waterpeil hieronder
te laten vallen en zouden natte teelten in het veenweidegebied ook onder de ecoregelingen
kunnen vallen? Zo ja, is de Minister bereid om dit onder de aandacht te brengen tijdens
de Landbouw- en Visserijraad?
Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie
Bijenrichtsnoer
In het verslag van een schriftelijk overleg over de Landbouw- en Visserijraad van
25 januari 2021 lezen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie dat op 23 februari
2021 de beschermdoelen voor bijen besproken worden in een bijeenkomst met lidstaten.
De Minister stelt in dit verslag dat zij de positie van Nederland nog moet bepalen,
maar deze leden wijzen haar erop dat de Kamer zich hier reeds over uitgesproken heeft
in de motie van het lid Wassenberg (Kamerstuk 35 570 XIV, nr. 50). Zij vertrouwen erop dat de Minister deze motie uitvoert en daarmee een positie
inneemt die honingbijen, hommels en wilde, solitaire bijen beschermt en dat zij zich
niet laat leiden door de belangen van de pesticidenindustrie. Heeft de Minister kennisgenomen
van de brandbrief die vier maatschappelijke organisaties aan de Europese Commissie
hebben verzonden, waarin zij hun zorgen uiten over de nieuwe voorgestelde methode
van de European Food Safety Authority (EFSA), waarin nog steeds gebruik wordt gemaakt
van het BEEHAVE-model?2 Kan zij bevestigen dat ook vele burgers zich hier grote zorgen om maken, gezien de
petitie met ruim 83.000 ondertekenaars die haar op 14 oktober 2020 is overhandigd?3 Deelt de Minister het inzicht dat wanneer het beschermdoel van maximaal 7% bijensterfte – waar de Kamer en het maatschappelijk middenveld
om vragen – met een bepaald model niet werkbaar zou zijn, dat betekent dat het model
aangepast of vervangen moet worden, maar niet dat het beschermdoel losgelaten moet
worden? Aangezien de discussie zich in Europa erg toespitst op honingbijen, vragen
deze leden nogmaals wat de inzet van de Minister is voor hommels en wilde, solitaire
bijen. Heeft zij reeds bij de Europese Commissie kenbaar gemaakt dat het Nederlandse
parlement van mening is dat niet alleen honingbijen maar zeker ook wilde bijensoorten
scherpe beschermdoelen nodig hebben?
Automatische verlengingen azolen
De besmetting van coronapatiënten die op de IC liggen met resistente varianten van
de Aspergillus-schimmel maakt de langlopende discussie over het gebruik van azolen
in de landbouw opnieuw urgent.4 Het gebruik van azolen als landbouwgif zorgt voor de ontwikkeling van resistentie
bij schimmels, waardoor deze, wanneer mensen ermee besmet raken, niet meer reageren
op medicatie. Ook in ziekenhuizen worden namelijk azolen gebruikt en om de effectiviteit
daarvan te behouden en levens te redden, vinden de leden van de Partij voor de Dieren-fractie
dat het gebruik van azolen in de landbouw niet te verantwoorden is. Al in 2014 nam
de Tweede Kamer daarom een motie van het lid Ouwehand aan om vijf soorten azolen van
de markt te halen (Kamerstuk 27 858, nr. 222). Twee daarvan hebben inmiddels geen toelating meer, maar de overige drie worden
nog steeds gebruikt. Kan de Minister bevestigen dat de toelating van bromuconazool
al eens procedureel verlengd is (dus zonder herbeoordeling op de veiligheid voor mens,
die en milieu), tebuzonazool al twee keer, en difenoconazool maar liefst driemaal?
Kan de Minister bevestigen dat Nederland daar nooit tegen heeft gestemd, ondanks de
genoemde aangenomen motie van het lid Ouwehand? Kan de Minister bevestigen dat deze
stoffen dit jaar opnieuw ter stemming zullen komen voor een automatische verlenging?
Ook loopt de discussie al lange tijd over het stemmen in pakketten. Kan de Minister
bevestigen dat zij eraan vasthoudt om niet tegen één stof te willen stemmen, omdat
zij niet tegen het hele pakket wil stemmen? Kan zij bevestigen dat het vaker is voorgekomen
dat een lidstaat tegen een heel pakket stemt en dat dit dus niet ongebruikelijk is?
Waarom doet zij dat in de gevallen met azolen niet? Kan zij bevestigen dat de Europese
Commissie heeft aangegeven dat het niet praktisch haalbaar is om per stof te stemmen?
Deelt zij het inzicht dat wanneer Nederland (en andere lidstaten) uit voorzorg – en
omdat de Kamer daarop aandringt – wél tegen hele pakketten van procedurele verlengingen
stemt, dit de Europese Commissie mogelijk snel zal overtuigen om voortaan toch per
individuele stof te stemmen? Is zij bereid bij de volgende stemmingen binnen het Standing
Committee on Plants, Animals, Food and Feed (SCoPAFF) over procedurele verlengingen
tegen de pakketten te stemmen waar de azolen in zitten, waar stoffen in zitten waarvan
bekend is dat ze een grote bedreiging vormen voor de biodiversiteit (in het bijzonder
bijen en hommels) of die kankerverwekkend, mutageen, hormoonverstorend en/of giftig
voor de voortplanting zijn, zoals waartoe de motie van het lid Ouwehand oproept (Kamerstuk
21 501-32, nr. 1176)? Zo nee, kan zij uitleggen waarom zij deze moties niet uitvoert en daarmee voor
lief neemt dat daarmee met Aspergillus besmette patiënten in gevaar worden gebracht?
Europees verbod op de nertsenfokkerij
De Minister schreef in reactie op vragen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie
dat zij en haar collega van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, ondanks de eerdere
toezeggingen, nog niet hebben gepleit voor een algemeen verbod op de commerciële pelsdierhouderij
in de EU.5 Wel zijn zij bezig met de voorbereiding hiervoor, om zo veel mogelijk draagvlak bij
de andere lidstaten en de Europese Commissie te verkrijgen. «Een dergelijke inzet
vraagt om een effectief proces en goede onderbouwing gericht op zoveel mogelijk draagvlak
bij andere lidstaten en de Europese Commissie», schrijft de Minister. Deze leden vragen
de Minister om hier nader op in te gaan. Wat verstaat de Minister onder een «effectief
proces» en hoe gaat zij hiervoor zorgen? Wat ontbreekt er nog aan onderbouwing voor
dit pleidooi? Hoeveel en welke lidstaten steunen deze inzet al? Betrekt de Minister
deze «welwillende» lidstaten ook bij het voorbereiden van haar pleidooi om zo de krachten
te bundelen? Bij welke lidstaten voorziet de Minister problemen? Welk tijdpad ziet
de Minister voor zich? Kan de Minister bevestigen dat ook in Denemarken, de grootste
producent van nertsenbont binnen Europa, op dit moment de nertsenfokkerij geheel stilligt,
dat alle 15 miljoen dieren sinds deze maand zijn gedood en dat daar tot 2022 geen
nertsen meer mogen worden gefokt? Kan de Minister bevestigen dat nu ook bij een Poolse
nertsenfokkerij een variant van het coronavirus is gevonden die over kan springen
van nerts op mens en andersom?6 Deelt de Minister de mening dat juist nu het moment is om een einde te maken aan
deze sector?
Visserij
Uit recente artikelen in de Groene Amsterdammer blijkt dat er in Europa gesjoemeld
wordt met visrechten en vangstcijfers.7 In de praktijk schijnen vissers hun vangst uit een ander gebied te halen dan ze op
papier aangeven. Op deze manier kunnen quota voor andere vangstgebieden vrijgehouden
worden. Ook blijkt dat er in de praktijk nog steeds veel vis overboord gaat, omdat
er bijna geen controle op zee is. Problematisch is dat wetenschappers bij het vaststellen
van de quota geen rekening meer houden met het overboord zetten van vis, omdat dit
niet in toegestaan en dus niet meer zou kunnen. Deelt de Minister de mening van de
leden van de Partij voor de Dieren-fractie dat deze fraude zorgelijk en onacceptabel
is? Kan zij fraude met visrechten, vangstcijfers en aanlandplicht bespreken in Europa
en de uitkomsten delen met de Kamer? Is de Minister bereid te onderzoeken hoe fraude
effectiever opgespoord en aangepakt kan worden? Zo nee, waarom niet? Wat is de stand
van zaken met betrekking tot de implementatie van de aanlandplicht en hoe wordt hierop
gecontroleerd? Is de Minister bereid om in Europa bespreekbaar te maken dat wetenschappers
de quota moeten herzien door een mogelijk percentage van fraude met de aanlandplicht
mee te nemen? Zo nee, waarom niet? Is de Minister het met deze leden eens dat fraude
met de aanlandplicht niet mag lonen? Zo ja, kunnen de quota voor 2021 naar beneden
worden bijgesteld, rekening houdend met de fraude met de aanlandplicht? Kan de Minister
aangeven wat de positie van Nederland is met betrekking tot flexibiliteit van quota
tussen gebieden en jaarflexibiliteit, ten behoeve van het meerjarenbeheer van de visbestanden?
Wat zijn de huidige voorstellen voor flexibiliteit van quota tussen gebieden en hoe wordt het advies van de
International Council for the Exploration of the Sea (ICES) hierin meegenomen? Hoe
wordt fraude tegengegaan bij flexibiliteit van quota en bij het meerjarenbeheer van
de visbestanden, rekening houdend met de huidige problematiek van fraude met visrechten
en visvangsten?
Ook lezen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie dat er nog gesproken zal worden
over de TAC voor schol, kabeljauw, haring, wijting, schelvis en koolvis in de Noordzee.
Hoe zwaarwegend is het ICES-advies bij het vaststellen van de TAC? Is het ICES-advies
voor 2021 voor 100% overgenomen? Zo nee, voor welke soorten is er van afgeweken en
wat is de voorgestelde TAC?
II Antwoord/Reactie van de Minister
III Volledige agenda
Geannoteerde agenda videoconferentie voor landbouw- en visserijministers op 22 februari
2021
Kamerstuk 2021Z02841 – Brief d.d. 10-02-2021 van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten
Verslag videoconferentie van Landbouw- en Visserijministers
Kamerstuk 2021Z02350 – Brief d.d. 04-02-2021 van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten
SCoPAFF-vergadering gewasbeschermingsmiddelen 25 en 26 januari 2021
Kamerstuk 2021Z01152 – Brief d.d. 22-01-2021 van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten
Vierde kwartaalrapportage 2020 lopende EU-wetgevingshandelingen LNV
Kamerstuk 22 112, nr. 3014 – Brief d.d. 18-01-2021 van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten
Reactie op commissieverzoeken inzake aardappelsector
Kamerstuk 35 420, nr. 220 – Brief d.d. 05-02-2021 van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten
Borgstelling MKB-landbouwkredieten aangepast voor Capital Requirements Regulation
(CRR) en Regeling tegemoetkoming land- en tuinbouwondernemers COVID-19
Kamerstuk 2021Z02729 – Brief d.d. 09-02-2021 van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
F.C.G. Goorden, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.