Memorie van toelichting : Memorie van toelichting
35 725 Wijziging van verschillende wetten op met name het terrein van onderwijs, cultuur en media in verband met voornamelijk wetstechnische en redactionele verbeteringen (Verzamelwet OCW 20..)
Nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING
I. Algemene toelichting
Deze toelichting wordt gegeven mede namens de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs
en Media.
1. Inleiding
De wetgeving op de beleidsterreinen van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
hoort goed te zijn. Wetten moeten toegankelijk zijn, artikelen leesbaar en verwijzingen
kloppend. Wetten of delen van wetten die materieel geen betekenis meer hebben, behoren
te worden ingetrokken en wetstechnische gebreken moeten worden hersteld. Met vrijwel
elke wetswijziging gaat daarnaast iets van de begrijpelijkheid en correctheid verloren,
wordt soms de achterliggende systematiek over het hoofd gezien en worden wetstechnische
of redactionele onvolkomenheden veroorzaakt. In het belang van de wetgevingskwaliteit
is het dan ook noodzakelijk dat er continu aandacht is voor onderhoud aan de wetgeving.
Op 1 april 2020 is de Verzamelwet OCW 2020 in werking getreden (Stb. 2020, 76). Met die wet is een start gemaakt aan een cyclus van jaarlijkse verzamelwetten voor
de wetgeving op de beleidsterreinen van OCW. Door de jaarlijkse cyclus van verzamelwetten
wordt niet alleen de wetgevingskwaliteit verhoogd, maar krijgen onderwerpen van wetswijziging
ook gemakkelijker een «voertuig». Daardoor worden de beleidsmatige wetsvoorstellen
inzichtelijker, omdat deze vrijwel geen aanpalende wijzigingen meer hoeven te bevatten.
2. Voorstel
Dit wetsvoorstel beoogt een twintigtal wetten te wijzigen op het terrein van het Ministerie
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en daarnaast enkele wetten op het terrein van
andere ministeries die samenhang hebben met de OCW-wetgeving.
De wijzigingen in deze wet hebben onderlinge samenhang door de afbakening van de beleidsterreinen,
zijn niet omvangrijk of complex en zijn politiek niet omstreden. Het gaat om correcties
van verschrijvingen, verwijzingen en andere wetstechnische omissies, wetstechnische
verbeteringen en herformuleringen, en het schrappen van «dode letters». Kleine, niet
louter technische wijzigingen kennen als indicatie dat de wijzigingen geen financiële
gevolgen hebben, geen gevolgen hebben voor de regeldruk, geen of alleen positieve
gevolgen hebben voor de doelgroep, en geen grote gevolgen hebben voor de uitvoering.
Ook kan het gaan om noodzakelijke wijzigingen die aantoonbaar draagvlak hebben (no regret) of codificatie van een bestaande onomstreden (uitvoerings)praktijk.
Het gros van de wijzigingen wordt in de artikelsgewijze toelichting beschreven. Hierna
worden enkele onderwerpen beschreven die afzonderlijk vermeldenswaardig zijn (klein
beleid) of die veelvuldig voorkomen en omwille van de beknoptheid slechts één keer
worden toegelicht in het algemeen deel.
2.1 Wetgeving in het po en vo – Resultaten sociale veiligheid
Met de toevoeging van een vierde lid aan de artikelen 5a van de WEC, 4c van de WPO,
3b van de WVO, 6a van de WPO BES, 4a van de WVO BES en 3.40 WVO 2020 – de «zorgplicht
veiligheid op school» – wordt verduidelijkt dat de gegevens die voortvloeien uit de
monitor inzake de veiligheid op school, actief dienen te worden aangeleverd aan de
Inspectie van het Onderwijs. Sinds de inwerkingtreding van de Wet tot wijziging van
enige onderwijswetten in verband met het invoeren van de verplichting voor scholen
zorg te dragen voor de sociale veiligheid op school (Stb. 2015, 238) in 2015 worden deze gegevens door het merendeel van de scholen al actief geleverd
aan de inspectie. Het is van belang dat deze gegevens beschikbaar zijn voor de inspectie
om het risicogericht toezicht uit te kunnen oefenen als bedoeld in artikel 11, tweede
lid, van de Wet op het onderwijstoezicht. Met de hier beoogde wetswijziging wordt
de bestaande praktijk verduidelijkt en wordt voor de verplichting van een actieve
levering alsnog een expliciete grondslag geregeld. Aangezien scholen in grote meerderheid
de gegevens reeds aanleveren bij de inspectie, zijn de gevolgen voor de scholen beperkt.
Naar aanleiding van een opmerking van de inspectie, is in het voorstel opgenomen dat
de resultaten van de monitor «onverwijld» dienen te worden aangeleverd. Deze aanpassing
van het moment waarop de gegevens moeten worden geleverd sluit aan bij andere bepalingen
omtrent actieve levering van gegevens aan de inspectie, zie bijvoorbeeld artikel 16,
derde lid, WPO ten aanzien van het schoolplan en artikel 31, vierde lid, WPO ten aanzien
van het managementstatuut. Deze aanpassing zorgt er bovendien voor dat mogelijke handhaving
door de inspectie effectiever kan plaatsvinden, zonder deze toevoeging ontbreekt een
termijn en is enigszins diffuus wanneer niet langer sprake is van actieve levering
door het bevoegd gezag. Op grond van artikel 48, onder b, van het Besluit bekostiging
WEC, artikel 34.6a, onder b, van het Besluit bekostiging WPO en artikel 37b1, van
het Inrichtingsbesluit WVO, is reeds bepaald dat de gegevens «ten minste eens per
schooljaar» moeten worden afgenomen. Dit betekent dat de aanleverdatum bepaald wordt
door het moment waarop de gegevens door een school worden afgenomen. Aangezien de
vergelijkbare BES-bepalingen pas op 1 augustus 2022 in werking zullen treden, vindt
ook de inwerkingtreding van artikel 6a van de WPO BES pas plaats op dat moment. Aanpassing
van artikel 4a van de WVO BES is niet meer nodig. Tegen die tijd zal de WVO BES vervallen
en gaat dat artikel op in artikel 3.40 van de WVO 2020.
2.2 Wetgeving in het vo – Geografische binding bij institutionele fusies in het voortgezet
onderwijs
Voor de samenvoeging van scholen (institutionele fusie) is vereist dat de voedingsgebieden
van de betrokken scholen voor een bepaald percentage overlappen. Er zijn echter situaties
waar het vastgestelde percentage overlap niet gehaald wordt, bijvoorbeeld door de
ligging van de scholen of door de ernstige leerlingendaling in de regio. Voor de instandhouding
van het onderwijsaanbod op die plekken is het van belang dat institutionele fusies
op die plekken mogelijk blijven.
Het wetsvoorstel Afschaffen fusietoets in het funderend onderwijs (Kamerstukken 35 104), dat op 16 juni 2020 door de Eerste Kamer is verworpen, bevatte een wijziging van
de artikelen 72 en 72a WVO om kleine bedreigde scholen en scholen in krimpregio’s
institutioneel te kunnen laten fuseren. Het oogmerk is deze scholen overeind te houden
als nevenvestiging, in het bijzonder waar ze niet gemist kunnen worden. Door deze
fusiemogelijkheid kan ook op die plekken het voortgezet onderwijs gehandhaafd blijven.
Omdat deze artikelen niet omstreden waren, hecht de regering eraan om de continuïteit
van het voortgezet onderwijs ook in deze delen van Nederland door dit wetsvoorstel
alsnog te borgen.
2.3 Wetgeving in het ho – Alfabetische volgorde begripsbepalingen WHW
Met de wijziging van artikel 1.1 van de WHW worden de in dit artikel opgenomen begrippen
in alfabetische volgorde geplaatst, zodat het mogelijk wordt om later begrippen toe
te voegen zonder dat daardoor verlettering van de opsommingstekens nodig is. Daarmee
worden problemen voorkomen bij samenloop van wijzigingen van de WHW. Deze wijziging
betekent dat de verwijzingen naar de specifieke onderdelen van artikel 1.1 van de
WHW in de WHW en in andere wetten moeten worden geschrapt.
2.4 Studiefinanciering en WTOS – Hardheidsclausule
Met de huidige formulering van de artikelen 11.5 WSF 2000, 8.3 WSF BES, en 11.4 WTOS
is niet duidelijk dat met de hardheidsclausule ook afgeweken kan worden van op basis
van de wet geldende amvb’s en ministeriële regelingen. Daardoor is niet goed te verklaren
waarom bijvoorbeeld afwijking van het begrip «vreemdeling», dat verder in de WSF 2000
en de WTOS niet wordt gebruikt, wordt uitgezonderd van de mogelijkheid de hardheidsclausule
toe te passen. Achtergrond van het tweede lid van de artikelen 11.5 WSF 2000 en 11.4
WTOS is de invoering van de Wet algemene bepalingen inkomensafhankelijke regelingen
(Awir). Dat werd destijds als volgt toegelicht: «Op grond van artikel 11.5 WSF 2000
en 11.4 WTOS heeft de IB-Groep de bevoegdheid om af te wijken van de wet in die gevallen
waarin uitvoering van de wet tot onbillijkheid van overwegende aard zou leiden. Nu
het begrippenkader van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen grotendeels
in de WSF 2000 en de WTOS wordt overgenomen, wordt deze bevoegdheid ingeperkt. Aangezien
er in de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen geen hardheidsclausule is opgenomen,
kan ten aanzien van de uit de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen overgenomen
begrippen geen hardheidsbeleid worden gevoerd» (Kamerstukken II 2004/05, 29 765, nr. 3, p.20). Door te expliciteren dat de hardheidsclausule ook de bevoegdheid geeft om
af te wijken van bij amvb of regeling gestelde normen, wordt eveneens duidelijk dat
bij het gebruik van het begrip vreemdeling in het Besluit studiefinanciering 2000,
en het Besluit tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten niet met de hardheidsclausule
kan worden afgeweken van de definitie van dat begrip.
2.5 Studiefinanciering BES – verplaatsing grondslag vaststellen criteria
Artikel 1.1 van de Wsf BES bevat in verschillende begrippen een grondslag om bij ministeriële
regeling criteria vast te stellen om te bepalen wat vergelijkbaar beroepsonderwijs
of vergelijkbaar hoger onderwijs is. Een delegatiegrondslag hoort niet in een begripsbepaling
thuis en bovendien zit er veel herhaling in de verschillende begripsomschrijvingen.
De grondslag om criteria vast te stellen is daarom verplaatst naar een nieuw onderdeel
c in het eerste lid van artikel 2.9, en de nieuwe begrippen «vergelijkbaar beroepsonderwijs»
en «vergelijkbaar hoger onderwijs» zijn overal doorgevoerd in de wet.
2.6 Overige veelvoorkomende wijzigingen
a. Het college van burgemeester en wethouders
Met deze wijzigingen wordt de term «burgemeester en wethouders» vervangen door «het
college van burgemeester en wethouders». Daarmee wordt de in de Leerplichtwet 1969,
de Wet op de expertisecentra en de Wet op het primair onderwijs gehanteerde terminologie
in overeenstemming gebracht met die van de Gemeentewet.
b. Mbo-student
Een aantal bepalingen in verschillende wetten is abusievelijk niet meegenomen bij
de terminologiewijziging van «deelnemer» naar «(mbo)-student» van de Wet versterken
positie mbo-studenten. Door wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet
primair onderwijs BES, de Wet register onderwijsdeelnemers en de Wet studiefinanciering
2000 wordt dit hersteld.
3. Gevolgen
Het gros van de wijzigingen is puur wetstechnisch. Waar het wetsvoorstel gevolgen
heeft
voor de verschillende doelgroepen is dat in de artikelsgewijze toelichting beschreven.
3.1 Gevolgen voor het doenvermogen
Door de gekozen afbakening – er worden met deze wetswijzigingen geen nieuwe handelingen
beoogd – heeft geen van de onderhavige wijzigingsvoorstellen impact op het doenvermogen
van burgers. Niet in negatieve zin, maar naar verwachting echter ook niet in positieve
zin.
3.2 Financiële gevolgen
Het wetsvoorstel heeft geen gevolgen voor de rijksbegroting of voor de doelgroep.
3.3 Gevolgen voor de regeldruk
Het merendeel van onderhavig wetsvoorstel heeft geen kwantificeerbare gevolgen voor
de regeldruk, aangezien het primair een wetstechnische wijziging betreft. Wel kunnen
verschillende wijzigingen bijdragen aan een vermindering van de ervaren regeldruk.
Bijvoorbeeld het helderder formuleren van voorschriften, maar vooral ook het intrekken
van oude bepalingen kan daar een bijdrage aan leveren.
De verplichting tot levering door scholen van de resultaten uit de monitor veiligheid
op school aan de inspectie (zie onder 2.1) leidt tot beperkte gevolgen voor de regeldruk.
Aangezien scholen in grote meerderheid de gegevens al aanleveren zijn er voor deze
scholen geen gevolgen. Scholen die dit momenteel nog niet doen kunnen dit eenvoudig
doen door eenmalig bij de aanbieder van het monitoringsinstrument aan te geven dat
de gegevens mogen worden doorgestuurd aan de inspectie. De gevolgen voor scholen zijn
dus beperkt.
Het wetsvoorstel is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk. Het voorstel
is niet geselecteerd voor formele advisering, aangezien de gevolgen voor de regeldruk
beperkt zijn.
3.4 Gevolgen voor de uitvoering
Het wetsvoorstel is voorgelegd aan DUO, ADR en de inspectie. Zij zagen geen gevolgen
voor de uitvoering.
3.5 Gevolgen voor de privacy
Dit wetsvoorstel kent geen gevolgen voor de privacy.
3.6 Gevolgen voor Caribisch Nederland
De gevolgen van dit wetsvoorstel voor Caribisch Nederland betreffen klein beleid en
enkele technische wijzigingen van een aantal wetten die alleen van toepassing zijn
in Caribisch Nederland. Het gaat om de Leerplichtwet BES, de Wet educatie en beroepsonderwijs
BES, Wet primair onderwijs BES, de Wet studiefinanciering BES en de Wet voortgezet
onderwijs BES.
4. Consultatie en advies
Van 24 juni tot en met 24 juli 2020 is het wetsvoorstel ter internetconsultatie voorgelegd.
Twijfels worden door de respondent geuit over het nut van een verzamelwet en dan met
name het nut van de wijziging van «burgemeester en wethouders» naar het «het college
van burgemeester en wethouders». Benadrukt dient te worden dat een verzamelwet juist
bedoeld is voor dergelijke redactionele wijzigingen. Op deze manier kan de kwaliteit
en leesbaarheid van de Nederlandse wetgeving hoog worden gehouden.
5. Communicatie
Waar nodig worden instellingen, leerlingen en studenten geïnformeerd over de beleidsmatige
wijzigingen. Over de vooral wetstechnische wijzigingen wordt niet nadrukkelijk gecommuniceerd.
6. Gewenste inwerkingtredingsdatum
Het wetsvoorstel zal in werking treden met ingang van het eerst mogelijke vaste verandermoment.
In de toelichting van paragraaf 2.1 is aandacht voor een specifieke inwerkingtredingsdatum
van het onderdeel met betrekking tot de resultaten van de sociale veiligheid van de
WPO BES.
7. Lijst met gebruikte afkortingen
Omdat het wetsvoorstel diverse beleidsdomeinen omvat en de afkortingen in het ene
domein niet altijd bekend zijn voor partijen uit andere domeinen, is hieronder een
lijst met gebruikte afkortingen opgenomen.
• DUO: Dienst Uitvoering Onderwijs
• Inspectie: Inspectie van het Onderwijs
• LPW 1969: Leerplichtwet 1969
• LPW BES: Leerplichtwet BES
• WEB: Wet educatie en beroepsonderwijs
• WEB BES: Wet educatie en beroepsonderwijs BES
• WEC: Wet op de expertisecentra
• WHW: Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
• WPO: Wet op het primair onderwijs
• WPO BES: Wet primair onderwijs BES
• WSF 2000: Wet studiefinanciering 2000
• WSF BES: Wet studiefinanciering BES
• WTOS: Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten
• WVO: Wet op het voortgezet onderwijs
• WVO BES: Wet voortgezet onderwijs BES
• WVO 2020: Wet voortgezet onderwijs 2020
II. Artikelsgewijze toelichting
Artikel I. Advocatenwet
Artikel I (Wijziging van artikel 36b Advocatenwet)
Zie het algemeen deel van de toelichting onder «Alfabetische volgorde begripsbepalingen
WHW».
Artikel II. Experimentenwet vooropleidingseisen, selectie en collegegeldheffing
Artikel II (Wijziging van artikel 1 Experimentenwet vooropleidingseisen, selectie
en collegegeldheffing)
Zie het algemeen deel van de toelichting onder «Alfabetische volgorde begripsbepalingen
WHW».
Artikel III. Leerplichtwet 1969
Artikel III, onderdelen A tot en met M (Wijziging van diverse artikelen LPW 1969)
Zie het algemeen deel van de toelichting onder «Het college van burgemeester en wethouders».
Artikel IV. Leerplichtwet BES
Artikel IV, onderdeel A (Wijziging van artikel 1 LPW BES)
Onderdeel 1
Met deze aanpassingen in artikel 1, onderdeel b, subonderdeel 1, van de LPW BES wordt
verduidelijkt dat met een inrichting voor voortgezet onderwijs wordt bedoeld een inrichting,
die op grond van artikel 117 van de WVO BES bij algemene maatregel van bestuur kan
worden aangewezen. Het gaat daarbij om een inrichting waaraan een ander type voortgezet
onderwijs wordt verzorgd dan de onderwijstypen genoemd in de WVO BES. De bedoelde
algemene maatregel van bestuur kan op grond van artikel 117 WVO BES voorschriften
bevatten over onder meer de inrichting van het onderwijs.
Onderdeel 2
Met een inschrijving en het bezoeken van zo’n inrichting voor voortgezet onderwijs
wordt voldaan aan de leerplicht. Daarin voorzag de LPW BES al. Echter, de LPW BES
regelt nu niet hoe een leerling met een opleiding aan zo’n inrichting een startkwalificatie
kan behalen. Logischerwijs wordt het onderwijs aan zo’n aangewezen inrichting niet
afgesloten met een diploma als bedoeld in de WVO BES en de WEB BES. Hetzelfde kan
gelden voor een aangewezen school in de zin van artikel 2, eerste lid, onderdelen
a en b, van de LPW BES. De aanpassing van de begripsbepaling «startkwalificatie» voorziet
in die leemte. Artikel 1, onderdeel f, wordt aangevuld met twee subonderdelen.
In subonderdeel 2 wordt opgenomen dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur
wordt bepaald welk diploma van onderwijs aan een inrichting voor voortgezet onderwijs
als een startkwalificatie wordt aangewezen. Een en ander kan in of bij de algemene
maatregel van bestuur op grond van artikel 117 WVO BES nader worden geregeld.
In subonderdeel 3 wordt geregeld dat er ook met diploma’s van opleidingen aan, bij
ministeriële regeling of beschikking, aangewezen scholen als bedoeld in artikel 2
een startkwalificatie kan worden behaald.
Artikel IV, onderdeel B (Wijziging van artikel 2 LPW BES)
Het nieuwe onderdeel c in artikel 2 voorziet in de mogelijkheid van aanwijzing, bij
ministeriële regeling of beschikking, van diploma’s, van opleidingen verzorgd door
op grond van onderdelen a en b van datzelfde artikel aangewezen scholen, waarmee een
startkwalificatie kan worden behaald. De aanpassing in het opschrift verduidelijkt
dat.
Artikel V. Mededingingswet
Artikel V (Wijziging van artikel 25h Mededingingswet)
Zie het algemeen deel van de toelichting onder «Alfabetische volgorde begripsbepalingen
WHW».
Artikel VI. Wet educatie en beroepsonderwijs
Artikel VI, onderdeel A (Wijziging van artikel 6a.1.4 WEB)
Het huidige artikel 6a.1.4 van de WEB bepaalt dat het recht op diploma-erkenning voor
een opleiding educatie als bedoeld in artikel 1.4a.1, eerste lid, van de WEB van rechtswege
vervalt nadat die opleiding langer dan een studiejaar niet is verzorgd. De gemeenten
zijn verantwoordelijk voor het aanbod van opleidingen educatie en maken vaak gebruik
van aanbesteding om dit aanbod in te kopen bij aanbieders van opleidingen educatie.
Deze aanbestedingsprocedures kunnen echter langer dan een jaar duren, waardoor de
vervaltermijn van een studiejaar uit artikel 6a.1.4 van de WEB in de praktijk ongewenste
gevolgen heeft. Dit kan immers betekenen dat zodra de aanbesteding eenmaal aan een
aanbieder gegund is, deze het recht op diploma-erkenning voor de betreffende opleiding(en)
educatie inmiddels niet meer heeft en dit opnieuw moet aanvragen. Dit is niet alleen
een probleem voor de huidige opleidingen educatie, maar ook voor de nieuwe opleiding
educatie die gelijktijdig met de invoering van de nieuwe Wet inburgering 20## van
het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zal worden aangewezen op grond
van artikel 7.3.1, eerste lid, onder f, van de WEB: het zogenoemde taalschakeltraject.
Taalschakeltrajecten zijn bedoeld voor inburgeringsplichtigen die willen doorstromen
naar een Nederlandse vervolgopleiding in het mbo, hbo of wo. Ook hiervoor geldt dat
aanbestedingsprocedures langer dan een jaar kunnen duren en bovendien is het denkbaar
dat vooral aanbieders in kleine gemeenten niet elk jaar deelnemers in elk taalschakeltraject
zullen hebben. Daarom wordt de termijn van een studiejaar met dit voorstel verlengd
naar twee studiejaren.
Artikel VI, onderdeel B (Wijziging van artikel 8.1.1 WEB)
Zie het algemeen deel van de toelichting onder «Alfabetische volgorde begripsbepalingen
WHW».
Artikel VII. Wet educatie en beroepsonderwijs BES
Artikel VII, onderdelen A tot en met C (Wijziging van artikelen 7.4.7a, 7.4.8a en
8.1.7a WEB BES)
Abusievelijk is een opdracht tot wijziging van de artikelen 7.4.7a en 8.1.7a van de
WEB BES gegeven voordat de genoemde artikelen zelf in werking zijn getreden.1 Deze wijzigingen waren daardoor onuitvoerbaar. Onderhavige wet voegt deze wijzigingsopdrachten
opnieuw in en voorkomt daardoor dat een samenloopbepaling moet worden opgenomen (onderdelen
A en C).
Daarnaast is de wijziging in de Wet versterken positie mbo-studenten (Stb. 2020, 234) van artikel 7.4.8a van de WEB BES onuitvoerbaar.2 Deze wijziging moet per 1 augustus 2021 in werking treden.3 Onderdeel B zorgt ervoor dat alsnog de juiste wijzigingsopdracht wordt opgenomen.
Artikel VIII. Wet op de expertisecentra
Artikel VIII, onderdelen A en B tot en met KK (Wijziging van diverse artikelen in
de Wet op de expertisecentra)
Zie het algemeen deel van de toelichting onder «Het college van burgemeester en wethouders».
Artikel VIII, onderdeel C (Wijziging van artikel 5a Wet op de expertisecentra)
Zie het algemeen deel van de toelichting onder «Resultaten sociale veiligheid».
Artikel IX. Wet op het accountantsberoep
Artikel IX (Wijziging van artikel 49 Wet op het accountantsberoep)
Zie het algemeen deel van de toelichting onder «Alfabetische volgorde begripsbepalingen
WHW».
Artikel X. Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Artikel X, onderdeel A (Alfabetische volgorde begripsbepalingen WHW)
In de Wet register onderwijsdeelnemers (Stb. 2019, 119) wordt de begripsbepaling «basisregister onderwijs» vervangen door een nieuwe begripsbepaling:
«register onderwijsdeelnemers». Deze wijziging is tevens doorgevoerd in artikel 1.1
van de WHW. Zie verder het algemeen deel van de toelichting onder «Alfabetische volgorde
begripsbepalingen WHW».
Artikel X, onderdeel B (Wijziging van artikel 5.6 WHW)
Op grond van artikel 5.6, eerste lid, van de WHW is een toets nieuwe opleiding, de
toets van een opleiding, zonder accreditatie, op de kwaliteit in het kader van verkrijging
van accreditatie. Hieronder valt ook de eerste opleiding die wordt verzorgd door een
rechtspersoon die geaccrediteerde opleidingen wil verzorgen.
Op grond van artikel 5.6, tweede lid, wordt de toets nieuwe opleiding uitgevoerd op
aanvraag van het instellingsbestuur. Een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid
die nog geen geaccrediteerde opleidingen verzorgt valt echter niet onder het begrip
«instellingsbestuur», zoals dit is gedefinieerd in artikel 1.1 van de WHW. Met de
wijziging van artikel 5.6, tweede lid, wordt deze «weeffout» hersteld door te regelen
dat een daartoe op grond van de statuten bevoegd orgaan van voornoemde rechtspersoon
de aanvraag indient, indien het de eerste opleiding betreft die deze rechtspersoon
verzorgt.
Artikel X, onderdeel C (Wijziging van artikel 6.7 en 6.7a WHW)
In de WHW wordt zowel het begrip «aspirant-studenten» als het begrip «gegadigden»
gebruikt om aankomende studenten aan te duiden. Met het oog op de door de aanwijzingen
voor de regelgeving voorgeschreven uniformering van begrippen, wordt met de onderhavige
wijziging de term »gegadigden» gewijzigd in «aspirant-studenten».
Artikel X, onderdeel D (Wijziging van artikel 6.15 WHW)
Met artikel I, onderdeel Lc, van het wetsvoorstel taal en toegankelijkheid wordt,
onder vernummering van het vierde lid tot zesde lid, een nieuw vierde en vijfde lid
ingevoegd in artikel 6.15. In dit nieuwe vijfde lid is abusievelijk een foutieve verwijzing
opgenomen. Deze wordt met onderhavige wijziging gecorrigeerd. Verder komt het nieuwe
zesde lid te vervallen. In dit lid wordt verwezen naar de kennisgeving van het instellingsbestuur
dat zij de opleiding niet langer zal verzorgen. Deze kennisgeving is met de Wet accreditatie
op maat (Stb. 2018, 209) komen te vervallen.
De wijzigingen van artikel 6.15 zullen pas in werking treden nadat het wetsvoorstel
taal en toegankelijkheid tot wet is verheven en artikel I, onderdeel Lc van deze wet
in werking is getreden.
Artikel X, onderdeel E (Wijziging van artikel 7.3 WHW)
In artikel 7.3, zesde lid, is abusievelijk een komma te veel opgenomen, deze komma
wordt met deze wijziging geschrapt.
Artikel X, onderdeel F (Wijziging van artikel 7.3h WHW)
In de Wet versterking besturing (Stb. 2010, 119) is de taak van de examencommissie om een beslissing te nemen over een vrij onderwijsprogramma
verplaatst van het huidige artikel 7.3h naar artikel 7.12b, eerste lid, onder c. Abusievelijk
wordt in de tweede volzin van artikel 7.3h nog verwezen naar een in de eerste volzin
bedoelde beslissing. Met deze wijziging wordt deze verwijzing aangepast.
Artikel X, onderdeel G (Wijziging van artikel 7.11 WHW)
In de Wet accreditatie op maat (Stb. 2018, 209) is abusievelijk bepaald dat in bepaalde gevallen op het getuigschrift zowel de datum
van verlening van accreditatie bestaande opleiding als de datum van het behoud van
accreditatie bestaande opleiding vermeld dient te worden. Conform het oude artikel
7.11, tweede lid, onderdeel e, wordt met deze wijziging geregeld dat slechts een van
deze data op het getuigschrift vermeld hoeft te worden.
Artikel X, onderdeel H (Wijziging van artikel 7.53c WHW)
Met het wetsvoorstel taal en toegankelijkheid is voorgesteld een artikel 7.53c in
te voegen in de WHW. Onderhavige wijziging betreft een taalkundige verbetering van
het tweede lid van dit artikel, zodat duidelijk is dat de woorden «maximum aantal»
zien op het maximum aantal in te schrijven studenten dat bij het vaststellen van de
capaciteitsfixus is bepaald. De onderhavige wijziging zal pas in werking treden nadat
het wetsvoorstel taal en toegankelijkheid tot wet is verheven en artikel I, onderdeel
BB, van deze wet in werking is getreden.
Artikel X, onderdeel I (Wijziging van artikel 7.59 WHW)
Omdat het studentenstatuut niet in alle gevallen meer als schriftelijk document wordt
uitgereikt, wordt de terminologie geactualiseerd.
Artikel X, onderdeel J (Wijziging van artikel 9.33 WHW)
Met het wetsvoorstel taal en toegankelijkheid is voorgesteld aan artikel 9.33, eerste
lid, WHW een onderdeel h toe te voegen en aan artikel 10.20, eerste lid, WHW een onderdeel
j. Om aan te sluiten bij de terminologie met betrekking tot de capaciteitsfixus zoals
die elders in de wet wordt gehanteerd, wordt de in deze onderdelen gebezigde term
«instellen» vervangen door de term «vaststellen». Het betreft derhalve een redactionele
verbetering.
Artikel X, onderdeel K (Wijziging van artikel 18.75 WHW)
Zie het algemeen deel van de toelichting onder «Alfabetische volgorde begripsbepalingen
WHW».
Artikel XI. Wet op het onderwijstoezicht
Artikel XI, onderdeel A (Wijziging van artikel 1 WOT)
Zie het algemeen deel van de toelichting onder «Alfabetische volgorde begripsbepalingen
WHW».
Artikel XI, onderdeel B (Wijziging van artikel 11 WOT)
De WOT is ook van toepassing op onderwijsinstellingen in Caribisch Nederland. In artikel
11, zevende lid, is echter verzuimd ook naar de Wet educatie en beroepsonderwijs BES
te verwijzen. Die omissie wordt nu hersteld.
Artikel 11, zevende lid, van de WOT is oorspronkelijk ingevoerd met de Wet van 2 februari
2012 tot wijziging van de Wet op het onderwijstoezicht en enige andere wetten in verband
met de invoering van geïntegreerd toezicht en de gewijzigde rol van de Inspectie van
het Onderwijs bij het toezichtproces (Stb. 2012, 118). De tekst van het zevende lid is vastgesteld met het gewijzigd amendement van de
Tweede Kamerleden Dijsselbloem en Dijkgraaf (Kamerstukken II 2010/11, 32 193, nr. 28). Daarbij is over het hoofd gezien dat er ook naar de Wet educatie en beroepsonderwijs
BES verwezen had moeten worden.
Artikel XII. Wet op het primair onderwijs
Artikel XII, onderdelen A, C en E tot en met OO (Wijziging van diverse artikelen in
de WPO)
Zie het algemeen deel van de toelichting onder «Het college van burgemeester en wethouders».
Artikel XII, onderdeel B (Wijziging van artikel 3a WPO)
In artikel 3a, derde lid, was abusievelijk «deelnemers» blijven staan. Met de Wet
versterken positie mbo-studenten (Stb. 2020, 234) had dit «studenten» moeten worden.
Artikel XII, onderdeel D (Wijziging van artikel 4c WPO)
Zie het algemeen deel van de toelichting onder «Resultaten sociale veiligheid».
Artikel XIII. Wet op het voortgezet onderwijs
Artikel XIII, onderdeel A (Wijziging van artikel 3b WVO)
Zie het algemeen deel van de toelichting onder «Resultaten sociale veiligheid».
Artikel XIII, onderdeel B (Wijziging van artikel 27a1 WVO)
In verband met de inwerkingtreding van de Wet gelijke kans op doorstroom naar havo
en vwo (Stb. 2020, 121), is artikel 27a WVO vernummerd naar artikel 27a1. Hierdoor kon de wijziging in de
Wet versterken positie mbo-studenten (Stb. 2020, 234) niet doorgevoerd worden. Hiermee wordt dat gecorrigeerd en wordt de wijziging nogmaals
doorgevoerd voor het artikel na vernummering naar 27a1.
Artikel XIII, onderdelen C en D (Wijziging van de artikelen 72 en 72a van de WVO)
In de WVO is, naast de fusietoetsvereisten, een aanvullende voorwaarde voor samenvoeging
van scholen (institutionele fusie) opgenomen, namelijk dat de voedingsgebieden van
de betrokken scholen voor een bepaald percentage overlappen. Op die wijze is er al
sprake van enige geografische binding tussen de scholen voorafgaand aan de fusie.
Het is namelijk onwenselijk als de afstand tussen fusiepartners bij een institutionele
fusie zo groot is, dat slechts sprake is van «fusie op papier».
Er zijn echter situaties waar het vastgestelde percentage overlap niet gehaald wordt,
bijvoorbeeld door de ligging van de scholen of door de ernstige leerlingendaling in
de regio. Dit speelt bijvoorbeeld bij de Waddeneilanden. Het vereiste percentage overlap
vormt in dit soort gevallen een belemmering bij institutionele fusie. Toch kan fusie
ook op die plekken maatschappelijk gewenst zijn voor de instandhouding van het onderwijsaanbod.
Daarom beoogt dit wetsvoorstel het mogelijk te maken dat bij een institutionele fusie
in het voortgezet onderwijs – wanneer het vereiste percentage overlap in voedingsgebieden
niet gehaald wordt – de scholen ook kunnen fuseren als de vestigingen van de betrokken
scholen in dezelfde of aangrenzende gemeente(n) liggen. Dit zorgt ervoor dat de drempel
deels wordt weggenomen, maar dat wel gewaarborgd blijft dat er al geografische binding
is tussen de te fuseren scholen.
Een uitzondering op bovenstaande wordt gemaakt voor de scholen die vallen onder artikel
108, vijfde lid, van de WVO. Daar gaat het om scholen met een leerlingenaantal onder
de opheffingsnorm, waarvan de Minister wegens bijzondere omstandigheden de bekostiging
voortzet. Gezien de unieke situatie van deze scholen en het beperkte aantal scholen
dat onder dit artikel valt, worden zij vrijgesteld van deze aanvullende vereisten
voor institutionele fusie. Wel blijven de overige vereisten bij fusie, zoals opgenomen
in de WVO, gelden voor deze scholen.
Artikel XIV. Wet primair onderwijs BES
Artikel XIV, onderdelen A, B, D en E (Wijziging van de artikelen 1, 4, 26 en 27 WPO
BES)
In verband met de wijzigingen van de Wet versterken positie mbo-studenten (Stb. 2020, 234) kan de begripsbepaling van «deelnemers» vervallen. In artikel 3, derde lid, was
tweemaal abusievelijk «deelnemers» blijven staan. Met de Wet versterken positie mbo-studenten
had dit «studenten» moeten worden. Ook in artikel 26, derde lid, en artikel 27, tweede
lid, onderdelen d en e, was «leerlingen en deelnemers» blijven staan, wat hier vervangen
had moeten worden door «leerlingen, deelnemers, vavo-studenten en studenten».
Artikel XIV, onderdeel C (Wijziging van artikel 6a WPO BES)
Zie het algemeen deel van de toelichting onder «Resultaten sociale veiligheid».
Artikel XV. Wet register onderwijsdeelnemers
Artikel XV (Wijziging van artikel 1 WRO)
In de Wet versterken positie mbo-studenten is abusievelijk een incorrecte wijzigingsopdracht
gegeven voor onderdeel c, onder 1°, van de begripsomschrijving van «onderwijsdeelnemer»
in artikel 1 van de Wet register onderwijsdeelnemers. Hiermee wordt deze terminologieaanpassing
gecorrigeerd.
Artikel XVI. Wet studiefinanciering 2000
Artikel XVI, onderdeel A (Wijziging van artikel 1.1 WSF 2000)
Onderdelen 1, 2 en 4. Zie het algemeen deel van de toelichting onder «Alfabetische volgorde begripsbepalingen
WHW».
Onderdeel 3. Artikel 6.2 regelt thans twee verschillende onderwerpen. Het eerste lid van artikel
6.2 wordt het nieuwe artikel 6.1a; naar die inhoud verwijst de begripsomschrijving
van «debiteur» in artikel 1.1.
Onderdeel 5. De nummering van de onderdelen in de definitie van «studiejaar» is niet consequent;
ze worden vervangen door geletterde onderdelen.
Onderdelen 6 en 7. De begripsbepalingen van «thuiswonende deelnemer» en «uitwonende deelnemer» zijn
abusievelijk niet meegenomen bij de terminologiewijziging van «deelnemer» naar «mbo-student»
van de Wet versterken positie mbo-studenten (Stb. 2020, 234). Met deze wijzigingen worden de begrippen in overeenstemming gebracht met de terminologie
in de Wet studiefinanciering 2000.
Artikel XVI, onderdeel B (Wijziging van artikel 2.12 WSF 2000)
Zie het algemeen deel van de toelichting onder «Alfabetische volgorde begripsbepalingen
WHW».
Artikel XVI, onderdeel C (Wijziging van artikel 2.14 WSF 2000)
In de Wet versterken positie mbo-studenten (Stb. 2020, 234) is abusievelijk een wijziging opgenomen voor artikel 2.14, onderdeel c, in plaats
van onderdeel b.
Artikel XVI, onderdeel D (Wijziging van de artikelen 4.13 en 5.15 WSF 2000)
De artikelen 4.13 en 5.15 worden redactioneel gewijzigd voor de leesbaarheid. De hoofdregel
– duurzaam geen mogelijkheid tot arbeidsparticipatie – wordt vooraan geplaatst en
de overgangsrechtelijke continuering voor studenten uit de Wajong 2010-regeling komt
daarna.
Artikel XVI, onderdeel E (Wijziging van artikel 5.7 WSF 2000)
Zie het algemeen deel van de toelichting onder «Alfabetische volgorde begripsbepalingen
WHW».
Artikel XVI, onderdeel F (Artikel 6.1a (nieuw) WSF 2000)
Artikel 6.2 regelt thans twee verschillende onderwerpen. Het eerste lid van artikel
6.2 wordt het nieuwe artikel 6.1a.
Artikel XVI, onderdeel G (Wijziging van artikel 6.2 WSF 2000)
Artikel 6.2 regelt thans twee verschillende onderwerpen. Het eerste lid van artikel
6.2 wordt het nieuwe artikel 6.1a. Het dan resterende tweede tot en met zesde lid
van artikel 6.2, evenals het opschrift, worden technisch/redactioneel aangepast.
Artikel XVI, onderdeel H (Wijziging van artikel 7.1 WSF 2000)
Artikel 6.2 regelt thans twee verschillende onderwerpen. De kwijtschelding in het
huidige tweede lid, wordt met de bovengenoemde wijziging geregeld in artikel 6.2,
eerste lid.
Artikel XVI, onderdeel I (Wijziging van artikel 8.1 WSF 2000)
In het eerste lid van artikel 8.1 wordt de ouderwetse term «regelen» gebruikt voor
de bij amvb te stellen regels. Het eerste lid wordt daarom redactioneel gewijzigd.
Artikel XVI, onderdeel J (Wijziging van artikel 11.5 WSF 2000)
Zie het algemeen deel van de toelichting onder «Studiefinanciering en WTOS – Hardheidsclausule».
Artikel XVI, onderdeel K (Wijziging van artikel 12.1b van de WSF 2000)
Zie het algemeen deel van de toelichting onder «Alfabetische volgorde begripsbepalingen
WHW».
Artikel XVII. Wet studiefinanciering BES
Artikel XVII, onderdeel A (Wijziging van artikel 1.1 WSF BES)
Onderdeel 1, subonderdelen a, d tot en met f, h en j, en onderdeel 2. Zie het algemeen deel van de toelichting onder «Studiefinanciering BES – verplaatsing
grondslag vaststellen criteria».
Onderdeel 1, subonderdelen b, c, en g, Zie het algemeen deel van de toelichting onder «Alfabetische volgorde begripsbepalingen
WHW».
Artikel XVII, onderdeel B (Wijziging van artikel 2.9 WSF BES)
Het nieuwe onderdeel c van het eerste lid van artikel 2.9 bevat een grondslag om bij
ministeriële regeling criteria vast te stellen. Zie voor verdere toelichting ook de
toelichting in het algemeen deel van de toelichting onder «Studiefinanciering BES
– verplaatsing grondslag vaststellen criteria».
Artikel XVII, onderdeel C (Wijziging van artikel 2.10 van de WSF BES)
Zie het algemeen deel van de toelichting onder «Studiefinanciering BES – verplaatsing
grondslag vaststellen criteria».
Artikel XVII, onderdeel D (Wijziging van artikel 3.5 van de WSF BES)
DUO kan thans alleen voor opleidingen in het Europese deel van Nederland de behaalde
diploma’s raadplegen (in het diplomaregister) om na te gaan of een student een diploma
heeft behaald. Dat gebeurt ook voor de toepassing van de WSF BES. Voor opleidingen
in het buitenland en voor opleidingen in Caribisch Nederland is er nog geen register,
waardoor studenten zelf een mededeling moeten doen van het behalen van een diploma.
De huidige formulering van artikel 3.5 van de WSF BES past bij de uiteindelijke bedoeling,
maar zolang er nog geen register is, wordt het artikel niet op die wijze toegepast.
De toevoeging van een derde lid, waarin wordt bepaald dat studenten – zolang er nog
geen register is voor Caribisch Nederland – alleen voor opleidingen in Europees Nederland
geen mededeling hoeven te doen, is dan ook een codificatie van de bestaande (uitvoerings)praktijk
en heeft materieel geen gevolgen.
Artikel XVII, onderdeel E (Wijziging van artikel 3.6 WSF BES)
Zie het algemeen deel van de toelichting onder «Studiefinanciering BES – verplaatsing
grondslag vaststellen criteria».
Artikel XVII onderdeel F (Wijziging van artikel 7.4 WSF BES)
Zie het algemeen deel van de toelichting onder «Studiefinanciering BES – verplaatsing
grondslag vaststellen criteria».
Artikel XVII, onderdeel G (Wijziging van artikel 8.3 WSF BES)
Zie het algemeen deel van de toelichting onder «Studiefinanciering en WTOS – Hardheidsclausule».
Artikel XVIII. Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten
Artikel XVIII, onderdeel A (Wijziging van artikel 2.11 WTOS)
Zie het algemeen deel van de toelichting onder «Alfabetische volgorde begripsbepalingen
WHW».
Artikel XVIII, onderdeel B (Wijziging van artikel 2.16 WTOS)
In de Wet versterken positie mbo-studenten (Stb. 2020, 234) is abusievelijk een wijziging opgenomen voor artikel 2.16, eerste lid, Wet tegemoetkoming
onderwijsbijdrage en schoolkosten. Dit artikel kent echter geen leden meer. Hiermee
wordt deze wijziging gecorrigeerd.
Artikel XVIII, onderdeel C (Wijziging van artikel 11.4 WTOS)
Zie het algemeen deel van de toelichting onder «Studiefinanciering en WTOS – Hardheidsclausule».
Artikel XVIII, onderdeel D (Wijziging van artikel 12.3a WTOS)
Zie het algemeen deel van de toelichting onder «Alfabetische volgorde begripsbepalingen
WHW».
Artikel XIX. Wet voortgezet onderwijs 2020
Artikel XIX, onderdeel A (wijziging artikel 3.40 WVO 2020)
Artikel 3.40 van de WVO 2020 komt overeen met de huidige artikelen 3b van de WVO en
4a van de WVO BES.
Zie voor een verdere toelichting bij dit artikel de toelichting bij artikel XIV, onderdeel
C, met dien verstande dat de Wet tot wijziging van enige onderwijswetten in verband
met het invoeren van de verplichting voor scholen zorg te dragen voor de sociale veiligheid
op school (Stb. 2015, 238) op de BES in werking is getreden in 2018.
Zie verder het algemeen deel van de toelichting onder «Resultaten sociale veiligheid».
Artikel XIX, onderdelen B en C (wijziging artikelen 4.10 en 4.11 WVO 2020)
Zie de toelichting bij artikel XIII, onderdelen C en D. De artikelen 72 en 72a van
de WVO komen terug in de artikelen 4.10 en 4.11 van de WVO 2020.
Artikel XX. Samenloop met Invoerings- en aanpassingswet WVO 2020
Dit artikel zorgt dat in artikel 1 van de Leerplichtwet BES de juiste verwijzingen
worden opgenomen, of deze verzamelwet OCW 20## nu eerder of later in werking zal treden
dan de Invoerings- en aanpassingswet WVO 2020.
Artikel XXI. Samenloop met Wet bestuurlijke harmonisatie beroepsonderwijs
Indien de Wet bestuurlijke harmonisatie beroepsonderwijs eerder in werking treedt
dan het onderhavige wetsvoorstel, dan komen artikel 72a van de WVO en artikel 4.11
van de WVO 2020 te vervallen. De wijzigingen die de onderhavige wet in die artikel
zou aanbrengen, komen in dat geval ook te vervallen.
Artikel XXII. Samenloop met de Variawet hoger onderwijs
Om te voorkomen dat dit voorstel, indien de Variawet hoger onderwijs eerder in werking
treedt, onbedoeld een verkeerde bepaling van de WHW wijzigt, is er hieromtrent een
samenloopbepaling over opgenomen
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.