Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
35 677 Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) voor het jaar 2021 (Incidentele suppletoire begroting inzake de aanpassingen in het economische steun- en herstelpakket als gevolg van de ontwikkeling in de bestrijding van het coronavirus)
Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 10 februari 2021
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm
van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 14 januari 2021 voorgelegd aan de Minister en de Staatssecretaris
van Economische Zaken en Klimaat. Bij brief van 9 februari 2021 zijn ze door de Minister
en de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Renkema
De adjunct-griffier van de commissie, Witzke
1
Kunnen horecagelegenheden waar mensen met een verstandelijke beperking werkzaam zijn,
die worden geëxploiteerd als stichting en SBI-code dagbesteding in plaats van horeca
hebben, in aanmerking komen voor een Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) of andere ondersteuning?
Antwoord
Ja, indien de stichting in het Handelsregister staat geregistreerd als stichting als
onderneming. Vanaf het vierde kwartaal van 2020 zijn in de TVL de SBI-codes losgelaten.
Daarmee is de TVL toegankelijk voor alle bedrijven (uitgezonderd financiële instellingen)
die voldoen aan de voorwaarden van de regeling. Voorwaarden zijn onder meer dat er
sprake moet zijn van ten minste 30% omzetverlies en, zoals op 8 februari jl. aan uw
Kamer gemeld, minimaal 1.500 euro aan vaste lasten in het betreffende kwartaal. Stichtingen
komen naast de TVL ook in aanmerking voor de NOW.
2
Is het mogelijk voor bedrijven met een gewijzigde sbi-code om de peildatum 15 maart
2020 te verschuiven, zodat zij ingeval van aantoonbaar omzetverlies als gevolg van COVID-19 een TVL passend bij de feitelijke bedrijfsactiviteiten
kunnen ontvangen?
Antwoord
In de TVL is de praktijk dat de hoofdactiviteit en de daaraan gekoppelde SBI-code
in het Handelsregister op de peildatum 15 maart 2020 leidend zijn. Het door u geschetste
probleem aangaande de SBI-codes is bekend en daarom opnieuw tegen het licht gehouden.
Uw Kamer wordt daarover spoedig nader geïnformeerd.
3
Kan een, in augustus 2020, nieuw opgericht bedrijf dat open is sinds september 2020
en ontstaan is door een overname, met aantoonbaar omzetverlies als gevolg van COVID-19,
in aanmerking komen voor TVL als uit de overgenomen boekhouding/automatisering referentieomzet
tot vijf jaar terug kan worden afgeleid?
4
Waarom is het niet mogelijk in 2020 gestarte bedrijven tot de TVL toe te laten?
Welke (juridisch-)technische en organisatorische aspecten spelen hierbij een rol?
6
Klopt het dat, wanneer sprake is van een omzethistorie, er tot een (meer of minder
representatieve) referentieomzet kan worden gekomen waarop compensatie voor omzetverlies
kan worden gebaseerd? Zou het derde kwartaal van 2020, waarin (horeca)bedrijven open
waren en omzet hebben kunnen draaien, een basis kunnen bieden voor een vorm van compensatie
aan startende bedrijven (waarbij altijd sprake zal zijn van over- dan wel ondercompensatie)?
Zouden op grond van het gelijkheidsbeginsel (gelijke gevallen gelijk behandelen) in
2020 gestarte bedrijven met aantoonbaar omzetverlies vanwege COVID-19 vanaf het vierde
kwartaal van 2020 moeten worden toegelaten tot reguliere steunmaatregelen, zoals de
TVL?
Antwoord
Om ondernemingen die zijn gestart in de periode 30 september 2019 tot en met 30 juni
2020 te kunnen ondersteunen, zal het kabinet een separate regeling voor starters ontwikkelen,
zoals is vermeld in de Kamerbrief «Uitbreiding steun- en herstelpakket» van 21 januari
jl. De doelgroep van de regeling is uitgebreid, waardoor ook starters tussen 30 september
2019 en 1 januari 2020 in aanmerking komen, conform de aangenomen motie Aartsen c.s.1. Met deze regeling, de Tegemoetkoming Starters, wil het kabinet tegemoetkomen aan
de groep starters die op dit moment geen of zeer beperkt aanspraak maken op het steunpakket.
Voor de genoemde groep ondernemingen is het mogelijk een volledig kwartaal (het derde
kwartaal van 2020) aan referentieomzet vast te stellen en daarmee de regeling uitvoerbaar
te houden. Zo kan alsnog een omzetverlies worden vastgesteld en kunnen ondernemers
worden ondersteund bij het betalen van hun vaste lasten. Dit zal ook voor doorstarters
in die periode een oplossing zijn. Voor de regeling wordt een budget beschikbaar gesteld
van 180 miljoen euro voor het eerste en tweede kwartaal van 2021.
Het kabinet heeft een aantal alternatieven onderzocht voor situaties waarin de referentieomzet
van een startende onderneming onbekend is. Belangrijk uitgangspunt voor het kabinet
was daarbij om de steun zo goed mogelijk te laten aansluiten op de situatie van de
individuele ondernemer.
Starters subsidie verstrekken binnen de TVL zou tot te veel uitvoeringslast leiden.
Het toepassen van een andere referentieperiode of het bieden van een keuze tussen
referentieperiodes voor een specifieke groep ondernemers leidt tot lastig uit te leggen
ongelijkheid binnen de TVL. Ook zou uitvoering binnen de TVL de openstelling en tijdige
uitbetaling van de TVL voor het eerste kwartaal van 2021 in gevaar brengen.
Op dit moment kunnen doorstartende bedrijven niet in aanmerking komen voor de TVL.
De voornaamste reden hiervoor is dat de inschrijving in het handelsregister wordt
gebruikt om vast te stellen wanneer een onderneming is gestart. Op basis van gegevens
van de Belastingdienst worden de referentieomzet en het omzetverlies van de onderneming
bepaald. Door deze gegevenskoppeling kan de subsidie niet worden gebaseerd op omzetten
van eerdere ondernemingen.
5
Hoeveel ondernemers zijn in 2020 een bedrijf gestart? Van hoeveel van deze bedrijven
kan worden aangenomen dat zij een omzetverlies hebben geleden vanwege COVID-19, omdat
zij op enig moment van overheidswege tijdelijk moesten sluiten (zoals horecaondernemingen)? Naar schatting hoeveel
van deze (horeca)bedrijven hebben in het derde kwartaal van 2020, toen zij open waren,
omzet gedraaid?
Antwoord
In 2020 zijn er 236.589 bedrijven gestart, waarvan 138.568 zzp’ers. Het is niet vast
te stellen hoeveel startende bedrijven, gestart na 15 maart 2020, omzetverlies hebben
geleden vanwege COVID-19. Doordat er voor deze bedrijven geen referentieomzet beschikbaar
is in voorgaande jaren, kan niet worden vastgesteld hoeveel omzetverlies er geleden
is. Bij de Tegemoetkoming Starters zal het derde kwartaal van 2020, toen er slechts
beperkte gedragsmaatregelen van kracht waren, als referentieomzet gebruikt worden.
Bij uitvoering van deze regeling zal meer duidelijk worden over de omvang en het omzetverlies
van deze groep. Naast de groep starters die hard getroffen wordt, zijn er namelijk
ook veel starters die juist een onderneming hebben opgericht die inspeelt op de huidige
situatie, zoals webshops en afhaalrestaurants.
7
Zou een oplossing voor in 2020 (of in 2019) gestarte bedrijven die nu geen steun ontvangen
binnen de huidige TVL kunnen worden gevonden, of juist daarbuiten in de vorm van een
aparte regeling (een TVL speciaal voor starters)? Welke andere oplossingen, zowel
binnen als buiten de TVL, zijn door het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
met uitvoeringsorganisaties en sociale partners verkend, refererend aan de kabinetsbrief
van 9 december 2020 (Kamerstuk nr. 2020D51083) waarin staat dat «het kabinet hier in overleg met de uitvoeringsorganisaties en
sociale partners serieus naar heeft gekeken» maar «het uiteindelijk niet is gelukt
om binnen de Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW)-regeling en de TVL-regeling tot een uitvoerbare oplossing te komen»? Welke
dilemma's spelen mee bij de afwegingen die tot dusver zijn gemaakt?
Antwoord
De Tegemoetkoming Starters zal een aparte regeling zijn. Zoals bij het antwoord op
vraag 4 vermeld, is het niet mogelijk de tegemoetkoming voor starters binnen de bestaande
regelingen uit te voeren zonder dat dit gevolgen met zich meebrengt voor tijdige uitbetaling
aan andere ondernemers.
Er zijn naast de Tegemoetkoming Starters twee alternatieven onderzocht:
Het eerste alternatief was om op basis van een berekening steun uit te keren aan de
onderneming. Daarbij zou de referentieomzet worden geconstrueerd op basis van het
gemiddelde van vergelijkbare ondernemingen. Het is dan echter niet mogelijk om het
omzetverlies van ondernemingen in beeld te brengen, waardoor het niet mogelijk is
om te controleren of ondernemingen wel of geen recht hebben op de subsidie en zo ja,
hoeveel subsidie. Er ontstaan door dit geconstrueerde omzetverlies ongelijke situaties
met ondernemingen die nét geen starter zijn. Daarmee zou de doelmatigheid van de regelingen
en gelijke behandeling van aanvragers in het geding komen en zou er te grote druk
ontstaan op de uitvoering.
Het tweede alternatief was het uitkeren van een forfaitair bedrag aan startende ondernemingen.
Dit zou betekenen dat alle startende ondernemingen, eventueel tot een bepaalde peildatum,
een vast bedrag zouden ontvangen. Dit is een zeer ongerichte maatregel, waarmee enerzijds
ondernemingen zouden worden gesubsidieerd die geen significante negatieve gevolgen
van de coronamaatregelen ondervinden dan wel niet actief zijn en anderzijds ondernemingen
te weinig subsidie zouden ontvangen ten opzichte van hun omzetverlies en vaste lasten.
Het uitgangspunt voor een tegemoetkoming voor starters is dat de regeling voldoende
recht doet aan de situatie van de individuele ondernemer. Met de Tegemoetkoming Starters
vindt het kabinet dat aan deze voorwaarde wordt voldaan, waar dat bij de alternatieven
niet het geval zou zijn. Daarnaast wordt met het gebruik van derde kwartaal van 2020
voor de bepaling van de referentieomzet de kans op over- of onder-subsidiëring in
sterke mate verkleind.
8
In hoeverre zouden bij een corona-startersregeling risico’s op misbruik of oneigenlijk
gebruik kunnen worden gemitigeerd door een verklaring van een accountant, overheid
of andere partij?
Antwoord
Risico’s op misbruik of oneigenlijk gebruik kunnen ten dele worden gemitigeerd door
een derden-verklaring. Deze is nu al voor specifieke aanvragen van de NOW en TVL vereist.
Het kabinet acht echter bij de startersregeling een derden-verklaring niet wenselijk.
De verklaring moet zien op gegevens die (financiële) informatie van het bedrijf bevestigen.
Bij starters is echter zeer de vraag op basis van welke gegevens zo’n verklaring dan
zou moeten worden opgesteld. Daarnaast moeten duidelijke richtlijnen worden meegegeven
aan de verstrekkers van zo’n verklaring, anders zullen deze zo’n verklaring niet kunnen
of willen afgeven. Het probleem is juist dat dergelijke richtlijnen, over hoe een
referentieomzet vast te stellen van een startende ondernemers, niet goed zijn op te
stellen.
Naast de inhoudelijke dilemma’s, zijn er ook bezwaren in het kader van de uitvoerbaarheid
van de regeling. Een verklaring van een derde is een verklaring die (al dan niet steekproefsgewijs)
handmatig gecontroleerd moet worden en waar voor aanvragers hoge kosten aan verbonden
kunnen zijn. Dit betekent een extra uitvoeringslast voor UWV en RVO en een extra last
voor aanvragers, met name voor het mkb. Deze lasten en de kosten voor de ondernemer
staan qua administratieve lasten en bedrag niet in verhouding tot het te verwachten
gemiddelde subsidiebedrag per ondernemer.
9
Hoezeer zouden provincies of gemeenten, die voor wat betreft dienstverlening het dichtst
bij ondernemers staan, bij de uitvoering van een corona-startersregeling een rol kunnen
spelen, zoals zij dat ook doen bij de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig
ondernemers (Tozo) en de Tijdelijke Ondersteuning Noodzakelijke Kosten (TONK)?
Antwoord
Het optuigen van een nieuwe regeling bij gemeenten of provincies vergt een nieuwe
infrastructuur. Door de tegemoetkoming voor starters door de RVO te laten uitvoeren,
kan gebruik worden gemaakt van de daar al aanwezige kennis en systemen. De regeling
zal immers veel gelijkenissen hebben met de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL).
10
Is het mogelijk om, met de tot dusver opgedane kennis uit de TVL, een ruwe schatting
te geven van het budget en de uitvoeringscapaciteit die nodig zouden zijn om voor
startende ondernemers een voorziening zoals de TVL te treffen?
Antwoord
Gegeven de huidige capaciteitsvraag zal de nadere ontwikkeling en implementatie van
de Tegemoetkoming Starters ten minste 16 tot 20 weken duren. Dit komt met name door
de samenloop van uitbreidingen van de TVL, waardoor de uitvoeringscapaciteit tegen
grenzen aanloopt.
Het gaat hierbij om de opslag Horeca Voorraad en Aanpassingskosten, de opslag Voorraad
Gesloten Detailhandel, de evenementenmodule, wijzigingen door het aangepaste steun-
en herstelpakket, de vaststelling van TVL 1 (juni – september 2020) en het vierde
kwartaal van 2020, en het inregelen van de «basis» TVL voor het eerste en tweede kwartaal
van 2021. De uitgaven voor de Tegemoetkoming Starters worden geraamd op 90 miljoen
euro per kwartaal
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.T. Renkema, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
E.M. Witzke, adjunct-griffier
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 34 | Voor |
D66 | 24 | Voor |
PVV | 17 | Voor |
CDA | 15 | Voor |
PvdA | 9 | Voor |
SP | 9 | Voor |
GroenLinks | 8 | Voor |
PvdD | 6 | Tegen |
ChristenUnie | 5 | Voor |
FVD | 5 | Voor |
DENK | 3 | Voor |
Groep Van Haga | 3 | Voor |
JA21 | 3 | Voor |
SGP | 3 | Voor |
Volt | 3 | Voor |
BBB | 1 | Voor |
BIJ1 | 1 | Voor |
Fractie Den Haan | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.