Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 711 Goedkeuring van het op 14 december 2020 te Brussel tot stand gekomen Besluit van de Raad van de Europese Unie betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie en tot intrekking van Besluit 2014/335/EU, Euratom (Trb. 2021, 5)
Nr. 5 VERSLAG
Vastgesteld 8 februari 2021
De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand
wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen tijdig en genoegzaam zal
hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel
voldoende voorbereid
De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Tielen
De adjunct-griffier van de commissie, Schukkink
INLEIDING
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel tot goedkeuring
van het Eigen Middelenbesluit (EMB) van de Raad van de Europese Unie, dat de juridische
basis is voor de financiering van het Meerjarig Financieel Kader (MFK) en het herstelfonds
Next Generation EU (NGEU).
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel tot goedkeuring
van het Eigen Middelenbesluit van de Raad van de Europese Unie. Naar aanleiding van
het genoemde punt brengen de leden van de PVV-fractie het volgende naar voren.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende
wetsvoorstel. Deze leden onderstrepen het belang van het tijdig afhandelen van deze
wet zodat het Europese MFK en het Herstelfonds van kracht is. Deze leden hebben echter
enkele vragen ter verduidelijking van het wetsvoorstel.
De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van dit wetsvoorstel.
Deze leden zijn van mening dat met dit EMB, als cruciaal onderdeel van het MFK en
de faciliteit voor herstel en veerkracht (het herstelfonds), een belangrijke stap
wordt genomen in de bestrijding van de coronacrisis en het versterken van de Europese
Unie. Deze leden wijzen daarbij op belangrijke onderdelen van dit voorstel zoals het
financieren van het herstelfonds door uitgifte van leningen door de Europese Unie,
het hogere uitgavenplafond om gezamenlijke doelen te bereiken en het vastleggen van
plasticafdrachten in het eigenmiddelenbesluit. Deze leden hebben hier nog verschillende
vragen bij.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel dat het EMB voor
het nieuwe MFK van de EU moet regelen. De leden van de SP-fractie zijn tegen dit wetsvoorstel
omdat zij het onverantwoord vinden om blind geld te lenen op de kapitaalmarkt voor
doelen die onduidelijk zijn en waarvan mag worden afgeweken, en waarover niet helder
is wie de leningen zal afbetalen.
De leden van de SGP-fractie hebben met zorg kennisgenomen van het wetvoorstel tot
goedkeuring van het Eigen Middelenbesluit (EMB) van de Raad van de Europese Unie.
Zij zijn van mening dat een solide rechtsgrondslag hiervoor ontbreekt in de Verdragsbepalingen
van de EU, en verwijzen daarbij in het bijzonder naar artikel 310 VwEU waaruit altijd
is afgeleid dat de EU weliswaar middelen mag lenen om die door te lenen aan de lidstaten,
maar niet mag lenen met als doel beleidsuitgaven te doen. Ook zijn deze leden in lijn
met de Raad van State kritisch over de gevolgen van de garantstelling van Nederland
en over de precedentwerking die van de invoering van het EMB kan uitgaan. Zij hebben
enkele kritische vragen.
I. ALGEMEEN
De leden van de VVD-fractie hebben begrepen dat de Baltische staten gezamenlijk dreigen
om het EMB nog niet te ratificeren. Wat is daarvan de reden? Wat zijn daarvan de gevolgen?
En wat is de stand van zaken rond de Connecting Europe Facility, waar het Rail Baltica
Project onderdeel van uitmaakt, dat de landen beter moet verbinden?
1. Inleiding
Het EMB regelt drie zaken, zo stellen de leden van de VVD-fractie vast: de eigen middelen
als financiering van het MFK, de eigenmiddelenplafonds en de financiering van het
herstelfonds.
Na lange en intensieve onderhandelingen ligt er een deal over het herstelfonds en
het meerjarig financieel kader. Sinds het begin van de coronacrisis hebben de leden
van de VVD-fractie aangegeven dat we solidair kunnen zijn, maar vooral verstandig
moeten zijn. Bijdragen doen deze leden niet zomaar; voorwaarden zijn belangrijk. Nederland
is een exportland, en daarom is het ook in het Nederlands belang dat landen weer sneller
economisch kunnen opkrabbelen. De leden van de VVD-fractie willen geen leningen en
subsidies uit medelijden, maar daar moeten duidelijke voorwaarden aan worden verbonden.
Zodat landen bij een volgende crisis zelf in staat zijn hun broek op te houden, net
als Nederland. Het is voor de leden van de VVD-fractie cruciaal dat het fonds eenmalig
en tijdelijk is, én een noodrem bevat. Deze leden zijn blij met de hogere korting
voor Nederland in het MFK en dat er een sterkere nadruk ligt op onderzoek, innovatie,
het aanpakken van migratie, veiligheid en klimaat dan in het huidige MFK.
De Europese Commissie heeft nationale parlementen opgeroepen haast te maken met de
ratificatie van het besluit. Dit mag wat de leden van de VVD-fractie betreft niet
ten koste gaan van een goede en gedegen wetsbehandeling. De leden van de VVD-fractie
willen weten wat de planning van ratificatie is in de andere nationale parlementen,
graag per land weergeven.
In de afgelopen tijd is er stevig gesproken over het rechtsstaatmechanisme, met name
met landen als Polen en Hongarije. De criteria en breedte van het mechanisme zijn
voor de leden van de VVD-fractie belangrijk. Welke maatregelen kunnen worden genomen
of opgelegd? Want dat dit bikkelhard nodig is, bleek afgelopen zomer in Polen, waar
steden en dorpen zichzelf «homovrije zone» noemden. Het moet wat deze leden betreft
meer zijn dan alleen maar een mondelinge veroordeling.
Welk risico is er als Nederland bijvoorbeeld al geratificeerd heeft, en landen als
Polen of Hongarije nog niet en besluiten dat ze opnieuw terug willen onderhandelen,
zoals afgelopen jaar ook al is gebeurd, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Moet
er dan opnieuw geratificeerd worden als er onverhoopt onder druk een aangepaste deal
door deze landen met de Europese Unie wordt uitonderhandeld op het laatste moment?
Welke waarborgen zijn er dat dit niet kan gebeuren? Welke rol hebben parlementen dan
nog? In hoeverre is het mogelijk de onderhavige wet pas in te laten gaan, als alle
lidstaten het verdrag hebben geratificeerd, bijvoorbeeld door te werken met een koninklijk
besluit? Is de regering bereid om artikel 2 van het wetsvoorstel in die zin aan te
passen? In hoeverre is de MFK-rechtsstaatverordening al vastgesteld en van toepassing
en in hoeverre heeft deze directe en rechtstreekse werking? Hetzelfde voor de MFK-verordening,
omdat beide gerelateerd zijn aan het voorliggende EMB.
De Europese Raad is in december 2020 drie zaken overeengekomen: het MFK, het Herstelfonds
en het rechtsstatelijkheidsmechanisme, zo stellen de leden van de CDA-fractie vast.
De voorliggende wet heeft betrekking op de inkomsten van de EU voor de uitvoering
van het MFK en het Herstelfonds. De leden van de CDA-fractie vragen de regering of
het rechtsstatelijkheidsmechanisme op enige manier is gekoppeld aan het EMB. Deze
leden vragen dit omdat wanneer een lidstaat vanwege het rechtsstatelijkheidsmechanisme
toewijzingen uit het MFK worden ontzegd, betreffende lidstaat dit mogelijk zou kunnen
gebruiken om de verplichting binnen het EMB eveneens stop te zetten. Voorts vragen
de leden van de CDA-fractie de regering welke gevolgen het gebruik van de noodremprocedure
in het herstelfonds voor het EMB heeft.
De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre de kans reëel is dat het plafond, dat
reeds met 0,2 procent van het EU-bni verhoogd is, mede vanwege het verlaagde EU-bni
als gevolg van de coronapandemie tussentijds nog een keer moet worden bijgesteld als
blijkt dat de gevolgen van de coronapandemie langer aanhouden. Deze leden vragen de
regering of het plafond ook tussentijds naar beneden kan worden bijgesteld als het
herstel in de lidstaten sneller gaat.
Het besluit zal na goedkeuring door alle lidstaten in werking treden. De leden van
de CDA-fractie vragen de regering naar de voortgang van ratificatie in andere lidstaten.
Wanneer is in de andere lidstaten de parlementaire behandeling gepland, en geeft deze
planning vertrouwen dat het EMB op tijd in werking kan treden? Zolang het EMB nog
niet in werking is getreden en derhalve nog niet wordt toegepast, blijft het EMB 2014
van kracht. De leden van de CDA fractie vragen de regering of er afspraken zijn in
het nieuwe EMB en de beleidsdoelen in het nieuwe MFK welke conflicteren met deze situatie.
2. Inhoud Eigenmiddelenbesluit
De leden van de VVD-fractie lezen dat in het EMB vier eigen middelen zijn opgenomen,
waarvan drie die nu al bestaan, te weten de douane-inkomsten, de btw-afdrachten en
bni-afdrachten. Nieuw is de afdracht op basis van plastic. De leden van de VVD-fractie
zijn in principe voorstander van een simpele methodiek op basis van bni-afdrachten.
Een voorstel voor afdracht op basis van plastic is voor de leden van de VVD-fractie
verdedigbaar, omdat het ook gunstiger uitpakt voor de totale afdracht van Nederland.
In het akkoord van de Europese Raad van juli wordt ook gesproken over hervorming van
de eigen middelen en de introductie van nieuwe eigen middelen, zo merken de leden
van de VVD-fractie op. Kan de regering bevestigen dat dit niet is of wordt vastgelegd
met het voorliggende EMB? En kan de regering bevestigen dat Nederland gewoon nog een
veto heeft en kan gebruiken als de Europese Commissie onverhoopt voorstellen doet
voor andere nieuwe eigen middelen en/of Europese heffingen c.q. belastingen?
De leden van de PVV-fractie vragen allereerst om een tijdlijn van hoe de hoogte van
de perceptiekostenvergoeding in de afgelopen vijf jaar is veranderd.
Voorts merken de leden van de PVV-fractie op dat lidstaten met een bni per capita
onder het gemiddelde EU-bni per capita recht hebben op een jaarlijkse forfaitaire
verlaging wat betreft de plasticafdrachten. De leden van de PVV-fractie willen weten
om welke lidstaten het hierbij gaat en hoe veel de jaarlijkse forfaitaire verlaging
zal bedragen (graag per lidstaat uitsplitsen). Kan de regering tevens een overzicht
geven van hoeveel elke lidstaat jaarlijks zal moeten uitgeven aan de plastictaks?
Hoeveel geeft elke Nederlander jaarlijks uit aan de plastictaks?
Daarnaast willen de leden van de PVV-fractie weten hoe de regering tegenover de introductie
van de plastictaks staat, aangezien de regering eerder heeft aangegeven geen voorstander
te zijn van nieuwe eigen middelen in zijn geheel.
Verder vragen de leden van de PVV-fractie hoeveel Nederland in totaal aan de EU zal
afdragen in de periode 2021–2027. Kan de regering dit per jaar uitsplitsen? Hoeveel
zal Nederland afdragen in deze periode inclusief de lumpsumkorting van 1.921 miljoen euro?
Is de lumpsumkorting van 1.921 miljoen euro een jaarlijks terugkerende korting of
een eenmalige korting in de periode 2021–2027? Wanneer zal de lumpsumkorting van 1.921 miljoen euro
worden overgemaakt?
Vervolgens vragen de leden van de PVV-fractie of het al bekend is welke lidstaten
hebben aangegeven gebruik te willen maken van het leningengedeelte van de Recovery
and Resilience Facility (RRF, het herstelfonds).
De leden van de CDA-fractie vragen de regering of de hogere perceptiekostenvergoeding
betekent dat de importheffingen voor derde landen naar de EU hoger worden. Ook vragen
deze leden of dit wordt beïnvloed door de implementatie van de richtlijnen met betrekking
tot elektronische handel per 1 juli 2021. De leden van de CDA-fractie vragen de regering
aan te geven wat dit betekent voor Nederland en daarbij de absolute cijfers hierover
van het MFK 2014–2021 te delen met de Kamer. Tevens vragen deze leden of er iets over
deze perceptiekostenvergoeding is opgenomen in het Brexitakkoord.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering of de methodologie en wettelijke grondslag
van de plasticafdrachten is vastgesteld. Tevens vragen deze leden hoe de inkomsten
uit deze nieuwe afdracht zijn geraamd en in het bijzonder voor Nederland. Zo vragen
deze leden de regering of deze plasticafdracht bijdraagt aan het verminderen van in
omloop brengen en produceren van plastic.
Er is een lumpsumkorting op de jaarlijkse bni-afdrachten voor Nederland vastgesteld
op bruto 1.921 miljoen euro. De leden van de CDA-fractie vragen de regering wat de
raming op jaarbasis binnen dit MFK is en hoe dit zich verhoudt tot het vorige MFK.
De regering stelt tevens dat de juridische dienst heeft aangegeven dat uit de mogelijkheid
tot het ophalen van tijdelijke additionele middelen bij lidstaten geen schuldmutualisatie
voortvloeit en dat dit een systeem van onderlinge compensatie tussen lidstaten betreft.
Hoewel de verbintenis dus niet wordt overgenomen vragen de leden van de CDA-fractie
de regering of de kans bestaat als een lidstaat die er economisch heel slecht voorstaat,
niet aan zijn verplichtingen voor additionele middelen kan voldoen, Nederland dan
meer bijdraagt, en dit vervolgens nooit of pas in een heel verre toekomst kan worden
gecompenseerd met de betreffende lidstaat. Deze leden vragen de regering of er dan
niet in praktijk toch een vorm van schuldmutualisatie ontstaat.
De leden van de CDA-fractie verzoeken de regering alle juridische adviezen (intern,
extern, landsadvocaat) die zijn ingewonnen over het EMB met de Kamer te delen. Tevens
vragen deze leden aan de regering om zelf aan te geven of zij het EMB in overeenstemming
met Europees recht acht en daarbij heel precies aan te geven waarop zij dat baseert.
De leden van de D66-fractie zien dat er een zogenaamde headroom wordt opgenomen in
het EMB om zekerheid te bieden dat de EU aan haar verplichtingen kan voldoen. Hoe
vindt besluitvorming plaats over eventuele besteding van middelen uit deze headroom?
Op welke manier wordt hierbij de afweging gemaakt tussen het bieden van voldoende
zekerheid en de budgettaire verantwoording van bestedingen jegens de parlementen?
De leden van de SP-fractie willen allereerst vragen wat de gedachte is achter de plastictaks.
Wat zal er gebeuren met dit afdrachtengedeelte als er succesvolle recycling gaat ontstaan
en er dus minder kilo’s niet-gerecycled plastic? Worden dan de andere afdrachten verhoogd,
of zal dan het bedrag per kilo gaan stijgen?
De leden van de SGP-fractie vragen naar de gevolgen voor de Nederlandse afdracht door
de verhoging van de perceptiekostenvergoeding. Kan de regering hiervan een inschatting
geven voor de looptijd van het EMB?
De berekening voor de btw-grondslag is vereenvoudigd, zo lezen de leden van de SGP-fractie.
Op welke wijze is deze berekening vereenvoudigd, en welke implicaties heeft dat?
De leden van de SGP-fractie vragen naar de reden van de jaarlijkse forfaitaire verlaging
van de plasticafdrachten voor lidstaten met een bni per capita onder het gemiddelde
EU-bni per capita. Wat is de logica van en argumentatie bij deze maatstaf? Klopt het
dat het doel van deze maatregel een afname van het niet-gerecycled plasticafval is?
Waarom is de verlaging van de plasticafdrachten dan gebaseerd op het bni per capita
en niet bijvoorbeeld op de mate van niet-gerecycled plasticafval in een lidstaat?
Tevens vragen deze leden naar een overzicht met de te verwachte plasticafdrachten
van alle lidstaten, en een overzicht van de verwachte jaarlijkse forfaitaire verlagingen
voor de lidstaten.
De leden van de SGP-fractie vragen of er reeds middelen op de kapitaalmarkt geleend
zijn, in het kader van de tijdelijke aanvullende middelen ter bestrijding van de gevolgen
van de COVID-19-crisis.
De leden van de SGP-fractie constateren dat de eigenmiddelenplafonds in het EMB verhoogd
zijn. Is de headroom ook vergroot in dit EMB ten opzichte van het EMB 2014? Welke
risico’s en gevolgen voor de Nederlandse afdrachten en/of garanties heeft deze verhoging
en/of vergroting?
3. Achtergrond
De leden van de VVD-fractie lezen dat er waarborgen zijn opgenomen ten aanzien van
de tijdelijkheid en uitzonderlijkheid met betrekking tot het met leningen financieren
van uitgaven in de EU-begroting. De leden van de VVD-fractie vinden het cruciaal dat
het herstelfonds tijdelijk en eenmalig is. Welke waarborgen zijn er opgenomen voor
de tijdelijkheid, eenmaligheid en uitzonderlijkheid? Graag een uitgebreide toelichting.
Waarom is de Raad van State van mening dat er een precedentwerking kan uitgaan van
het voorliggende besluit en is de regering van mening dat dit niet het geval is?
De leden van de VVD-fractie hebben regelmatig aandacht gevraagd voor het feit dat
Nederland zelfstandig en uitgebreid een oordeel moet kunnen vormen over de plannen
van andere landen en de uitvoering daarvan met het oog op de noodremprocedure voor
het niet uitbetalen van bedragen in het kader van de RRF als onvoldoende wordt voldaan
aan de voorwaarden of het tempo van uitvoering van de afgesproken plannen en hervormingen.
Tot nu toe is er nog geen duidelijk antwoord op gekomen hoe Nederland ervoor gaat
zorgen dat Nederland adequaat kan opereren op dat punt. Kan de regering dat alsnog
doen?
De leden van de VVD-fractie lezen dat vanaf 2028 de aflossingen van de leningen opgenomen
worden in de EU-begroting. De leden van de VVD-fractie willen niet dat dit leidt tot
hogere afdrachten van Nederland in de toekomst. Kan de regering aangeven dat met het
voorliggende eigenmiddelenbesluit er geen verplichting tot hogere afdrachten vastligt?
Zo nee, waarom niet? En dat de ruimte ook gevonden kan worden door besparingen in
toekomstige begrotingen?
Kan de regering uitgebreider ingaan op het advies van de Juridische Dienst van de
Raad dat uit de voorgestelde tijdelijke additionele middelen geen schuldmutualisatie
voortvloeit en dat het niet gaat om een hoofdelijke aansprakelijkheid van een lidstaat?
De leden van de VVD-fractie zijn tegenstander van zogenaamde eurobonds. Kan de regering
nogmaals bevestigen dat er hier geen sprake is van eurobonds?
De leden van de VVD-fractie vinden het noodzakelijk dat de Tweede Kamer wordt geïnformeerd
over (de strategie van) het schuldenbeheer van de Europese Unie, zoals de Raad van
State ook aangeeft. Wie gaat er over het schuldenbeheer? Op welke manier vindt daarover
besluitvorming plaats? Welke rol heeft het parlement daarbij? Hoe zit het met het
budgetrecht van de Tweede Kamer? De leden van de VVD-fractie lezen dat er wordt aangegeven
dat de Kamer wordt geïnformeerd «over de laatste informatie betreffende de budgettaire
gevolgen van de namens de Europese Unie door de Europese Commissie uitgegeven schuld
voor financiering van het herstelinstrument en voor andere instrumenten die gebruik
maken van de headroom». Op welke andere instrumenten wordt gedoeld?
De leden van de PVV-fractie willen weten op welke punten het bereikte onderhandelingsresultaat
niet overeenkomt met de kabinetsinzet.
Daarnaast merken de leden van de PVV-fractie op dat tijdens de Europese Raad is afgesproken
dat de EU in de komende jaren zal werken aan de hervorming van het stelsel van eigen
middelen en de introductie van nieuwe eigen middelen. Kan de regering vertellen aan
welke nieuwe eigen middelen hierbij wordt gedacht en aangeven hoe zij hier tegenover
staat?
Verder vragen de leden van de PVV-fractie om een toelichting waarom Nederland naar
verwachting jaarlijks 1 miljard euro extra moet afdragen aan Brussel. Gaat het hier
alleen om de aflossing en rente op de leningen die de EU aangaat voor het financieren
van uitgaven onder het herstelinstrument? Kan de regering per lidstaat aangeven hoeveel
de afdracht aan de EU in 2028 zal stijgen als gevolg hiervan? Welke verdeelsleutel
is hierbij toegepast?
Ook vragen de leden van de PVV-fractie om een nadere verduidelijking van de werking
van de headroom. Hoe hoog is het Nederlandse aandeel in de garantiestelling hierin?
In het EMB zijn vier eigen middelen vastgelegd, zo lezen de leden van de CDA-fractie.
Daarbij wordt gebruikgemaakt van initiatieven die zijn vastgelegd in de Green Deal,
zoals de plasticafdracht. De leden van de CDA-fractie vragen de regering of de geplande
koolstofbelasting aan de grens ook onderdeel gaat uitmaken van het EMB, en of dat
ook geldt voor andere voorstellen uit de Green Deal. Bovendien vragen deze leden wat
er gebeurt als er geen overeenkomst wordt behaald over deze nieuwe Europese belastingvoorstellen.
Ontstaat er dan een begrotingsgat en hoe wordt dat dan opgevuld? Hierop aansluitend
heeft de regering aangegeven dat tijdens de Europese Raad is afgesproken dat de EU
in de komende jaren zal werken aan de hervorming van het stelsel van eigen middelen
en aan de introductie van nieuwe eigen middelen. De leden van de CDA-fractie vragen
de regering hier een nadere toelichting op te geven en daarin dus de initiatieven
uit de Green Deal te betrekken.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering aan te geven of de EU op basis van
dit EMB nieuwe Europese belastingen kan invoeren.
De leden van de D66-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de regering bij
de afspraken over het EMB de solidariteit tussen lidstaten als centraal uitgangspunt
heeft genomen. Kan de regering toelichten waar die solidariteit precies uit blijkt?
Welke acties heeft de regering ondernomen die solidariteit met andere lidstaten tonen?
Kan de regering in het licht van dit centrale uitgangspunt reflecteren op de reactie
van Nederland destijds op de gezamenlijke voorstellen van Duitsland en Frankrijk van
mei vorig jaar, die voor het grootste gedeelte zijn overgenomen in het uiteindelijke
resultaat? Ook lezen de leden van de D66-fractie dat er r nauw is samengewerkt met
andere lidstaten in de onderhandelingen. Kan de regering toelichten met welke lidstaten
er hierbij voornamelijk is samengewerkt en met welke lidstaten is gekozen in mindere
mate gezamenlijk op te trekken? Heeft de regering bijvoorbeeld hierbij verder gekeken
dan de zogenoemde «vrekkige vier» en de samenwerking gezocht met de zogenoemde Hanzeliga
of andere landen zoals Duitsland en Frankrijk? Zo ja, kan de regering hier voorbeelden
bij geven? En welke behaalde resultaten uit deze onderhandelingen komen overeen met
de inzet van het kabinet? Welke elementen uit de kabinetsinzet hebben het niet gehaald?
De leden van de D66-fractie horen daarnaast graag van de regering of de bedongen kortingen
op de begroting, ten koste van doelgerichte investeringen die de EU toekomstbestendiger
zouden maken, niet haaks staan op de strategie van Nederland en de EU in de wereld.
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat het een historische en belangrijke
stap betreft dat de EU middelen voor het herstelfonds met leningen gaat financieren.
De EU heeft hier reeds ervaring mee opgedaan bij het werkgelegenheidsinstrument SURE.
Kan de regering toelichten wat de ervaringen daarmee zijn? Was er vraag naar de leningen
die de EU hiervoor in de markt zette? Welke rente- en efficiëntievoordelen zijn hiermee
behaald in vergelijking met de situatie waarin lidstaten deze middelen zelf hadden
moeten lenen?
De leden van de D66-fractie constateren dat de Europese Commissie tot uiterlijk 2026
netto nieuwe leningen mag aangaan, waarvan de terugbetaling uiterlijk 2058 afgerond
dient te zijn. De leden van de D66-fractie zijn zeer verheugd over het feit dat met
deze voorstellen de kosten van de coronacrisis op een verantwoorde wijze gespreid
kunnen worden over een langere tijd en op een efficiënte wijze gefinancierd gaan worden.
Kan de regering ook een schatting maken van de efficiëntiewinst van deze gezamenlijke
financiering ten opzichte van alternatieven? Kan de regering tevens uitleggen waarom
voor deze jaartallen gekozen is en in hoeverre daarvan kan worden afgeweken indien
dat een financieel voordeel oplevert voor de Europese Commissie? Welke vrijheid heeft
de Europese Commissie verder nog in het vaststellen van looptijden en uitgiftes van
deze leningen? Kan de regering nader uiteenzetten welke bezwaren zij heeft ten aanzien
van eventuele perpetuele leningen?
De leden van de D66-fractie merken op dat de Europese Unie de komende jaren zal werken
aan hervormingen van het stelsel van eigen middelen. De Europese Raad heeft geconcludeerd
dat de Europese Unie «de komende jaren zal streven naar een hervorming van het stelsel
van eigen middelen en nieuwe eigen middelen invoeren». Daarbij verwijzen de raadsconclusies
naar voorstellen die de Commissie in de loop van het eerste halfjaar van 2021 zal
doen voor een mechanisme voor koolstofcorrectie aan de grens en voor een heffing op
digitale diensten, met het oog op de invoering ervan uiterlijk op 1 januari 2023.
De leden van de D66-fractie willen de regeringsleiders van Europa en het Nederlandse
kabinet complimenteren met deze belangrijke stap en de manier waarop partijen taboes
hebben doorbroken in het gezamenlijke Europese belang. Wat zal de Nederlandse positie
worden als deze voorstellen gaan komen en op welke manier zal daarbij het Nederlandse
belang meegewogen worden dat vervuiling aan de grens belast gaat worden en digitale
diensten een eerlijke bijdrage gaan doen? Kan de regering reflecteren op het belang
van de voortgang van deze trajecten en in hoeverre andere voorstellen zoals die in
het rapport van oud-premier van Italië Mario Monti daarbij betrokken gaan worden?
In hoeverre is Nederland gebonden aan deze raadsconclusies? Hoe ziet de regering de
«Europese meerwaarde» van het voorliggende EMB? Ziet de regering mogelijkheid om de
«Europese meerwaarde» van de begroting vaker uit te dragen, in plaats van de Europese
begroting te presenteren als een kostenpost voor Nederland?
Over het noodfonds en de gemeenschappelijke leningen hebben de leden van de SP-fractie
al vaker gevraagd wat er gebeurt als een lidstaat niet aan de aflossing kan voldoen
en daarop kwam nooit een antwoord. Hoe verklaart de regering dat de Raad van State
klip en klaar zegt dat juist daar een risico ligt voor het moeten betalen van het
aflossen van het deel van een andere lidstaat? Welke risicoanalyses zijn hierover
gemaakt? Waarom is beslist dat er een headroom nodig is voor de zekerheid voor de
kapitaalverstrekker? Waarom worden toekomstige generaties met deze schuld opgezadeld?
De leden van de SP-fractie willen graag een overzicht waarom er gekomen is tot de
750 miljard euro aan omvang van het noodfonds. Welke analyse ligt daaraan ten grondslag?
Hoe wordt dit fonds toebedeeld en zal het eerst de gemeenschappelijke schuld of eerst
het giften uitdelen? Hoe wordt zicht gehouden op wat er geleend is en wat er nodig
is? Kan er ook minder geleend worden als minder nodig blijkt te zijn?
Tot slot willen de leden van de SP-fractie de regering vragen waarom zij niet ingaat
op het element van precedentwerking om afspraken van het Verdrag buitenspel te zetten?
Kan de regering aangeven hoe zij binnen de Europese Raad heeft afgesproken dat dit
eenmalig was en welke harde garanties hierover zijn gegeven?
De leden van de SGP-fractie constateren dat er tijdens de Europese Raad is afgesproken
dat de Europese Unie in de komende jaren zal werken aan de introductie van nieuwe
eigen middelen. Deze leden betreuren deze afspraak. Behoudens de plasticafdracht worden
er in het voorliggende EMB geen nieuwe eigen middelen geïntroduceerd. Deze leden staat
positief tegenover deze laatste opmerking. Wel vragen zij of er reeds voorstellen,
ideeën of plannen zijn voor bepaalde nieuwe eigen middelen, en waar deze uit bestaan.
De leden van de SGP-fractie vragen of het klopt dat de tijdelijkheid van het herstelinstrument
Next Generation EU ook impliceert dat Europese Commissie alleen tijdens de looptijd
van dit EMB leningen mag aangaan op de kapitaalmarkt, ook als blijkt dat de Europese
Commissie niet het volledige budget geleend heeft dat wettelijk mogelijk is.
Als een lidstaat niet in staat is tijdig zijn volledige bijdrage te leveren in het
kader van aanvullende afdrachten, kan het voorkomen dat Nederland tijdelijk een hogere
bijdrage moet leveren, zo lezen de leden van de SGP-fractie. Klopt het dat Nederland
dan feitelijk tijdelijk extra afdraagt omdat een andere lidstaat dat bedrag niet kan
afdragen (dus waarschijnlijk financieringsproblemen heeft)? Is er een termijn aan
deze tijdelijkheid verbonden? Klopt het dat het kan voorkomen dat deze extra afdracht pas jaren later
verrekend wordt? Kan de regering beargumenteerd aangeven dat hiermee geen sprake is
van, al dan niet tijdelijke, schuldmutualisatie?
De leden van de SGP-fractie vragen of de regering nader kan ingaan op de opmerkingen
van de Raad van State dat er van dit EMB een belangrijke precedentwerking kan uitgaan.
Deelt de regering die analyse? Hierbij gaat het dus niet om de tijdelijkheid van het
instrument, maar om de precedentwerking die daarvan uitgaat.
De leden van de SGP-fractie lezen dat de garantie die voortvloeit uit het herstelinstrument
regelmatig moet worden bijgewerkt. Kan de regering een meer gedetailleerde kwalitatieve
en kwantitatieve beschouwing hiervan geven dan in de memorie van toelichting is opgenomen?
Welke bandbreedte van garanties is te verwachten? Wat zijn de risico’s? Wat zijn de
te verwachten extra afdrachten?
4. Eenieder verbindende bepalingen
–
5. Artikelsgewijze toelichting van het Eigen Middelenbesluit
De leden van de VVD-fractie willen weten waarom het eigenmiddelbesluit waarop hier
artikelsgewijs wordt ingegaan, niet gewoon meer integraal deel uit maakt van de stukken
van de wet. Nu is het namelijk een beetje een zoekplaatje.
Artikel 2
De leden van de VVD-fractie vragen wat de reden is voor lumpsumkortingen op de plasticafdracht
voor landen. Waarom is dit zo’n lange lijst van maar liefst 17 landen (Bulgarije,
Tsjechië, Estland, Griekenland, Spanje, Kroatië, Italië, Cyprus, Letland, Litouwen,
Hongarije, Malta, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië en Slowakije)? Hoe zien die
lumpsumkortingen eruit voor de verschillende landen? Eerder is aangegeven dat de grondslag
voor plastic gunstig zou zijn voor Nederland. In hoeverre is dat met deze lijst van
lumpsumkortingen nog steeds het geval? Welke invloed hebben deze lumpsumkortingen
op de afdracht van Nederland, ofwel wat zou de Nederlandse afdracht zijn geweest als
deze lumpsumkortingen niet zouden zijn afgesproken?
Artikel 3
Het EMB legt het maximum vast dat de Europese Unie aan eigen middelen mag ontvangen
van de lidstaten, de eigenmiddelenplafonds. Voor het herstelinstrument NGEU is een
nieuwe, tijdelijke en geoormerkte verhoging van 0,6 procentpunt voor beide plafonds
opgenomen tot 2058. De leden van de VVD-fractie vragen hoe is geborgd en vastgelegd
dat deze ruimte onder het eigenmiddelenplafond tot 2058 niet alsnog gebruikt gaat
of mag worden voor andere zaken dan het afgesproken herstelinstrument NGEU. Hoe is
gegarandeerd dat deze zogenoemde «headroom» niet voor andere zaken ingezet kan worden
in de toekomst? En dus alleen dient als zekerheid voor beleggers dat de Europese Unie
haar rente- en aflossingsverplichtingen kan voldoen?
Artikel 4
Hier is een garantieverplichting opgenomen voor de leningen die de EU aangaat in het
kader van het herstelfonds. De leden van de VVD-fractie vragen hoe is gegarandeerd
dat het hier alleen kan gaan om het herstelfonds (NGEU). Hoe gaat de regering voorkomen
dat deze garantieverplichting nodig is om in te zetten?
Artikel 5 en 6
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Europese Commissie tot uiterlijk eind 2026
netto nieuwe leningen mag aangaan voor de financiering van het herstelinstrument.
Hoe is dat vastgelegd? Hoe is dat geborgd? En hoe is besluitvorming geregeld, mocht
de Commissie onverhoopt daarin wijzigingen willen voorstellen c.q. aanbrengen?
De leden van de CDA-fractie lezen dat in het EMB is opgenomen dat de EU middelen die
zij leent op de kapitaalmarkt niet mag gebruiken voor de financiering van beleidsuitgaven.
In de huidige unieke situatie als gevolg van de COVID-19-crisis wordt er in artikel 5
van het EMB een uitzondering gemaakt op dit principe. De leden van de CDA-fractie
vragen de regering de tijdelijkheid hiervan te bevestigen. Wanneer is dat dan afgelopen?
Op basis van welke parameters wordt besloten dat de crisis is afgelopen en deze uitzondering
dus niet meer geldt of heeft dit alleen betrekking op het herstelfonds? De leden van
de CDA fractie vragen de regering in het geval de EU de kapitaalmarkt betreedt en
een negatieve rente ontvangt, wat er met het extra opgehaalde geld wordt gedaan.
De regering stelt in navolging van het verzoek van de Raad van State om meer helderheid
over de tijdelijkheid van deze uitzonderlijke mogelijkheid te geven dat een verwijzing
naar het advies van de Juridische Dienst van de Raad is toegevoegd, waardoor nogmaals
wordt benadrukt dat de voorgenomen financiering van het herstelinstrument een tijdelijk
en eenmalig karakter heeft, en geen permanent mechanisme wordt. De leden van de CDA-fractie
vragen de regering echter of artikel 5 hier juist een uitzondering op kan maken en
dus wel voor een precedent kan zorgen. De leden van de CDA-fractie vragen de regering
tevens of via artikel 5 euro-obligaties uitgegeven kunnen worden ter financiering
van het MFK.
Artikel 9
De leden van de VVD-fractie vragen in welk uitzonderlijk geval de Europese Commissie
niet aan haar financiële verplichtingen zou kunnen voldoen die voortvloeien uit het
opnemen van leningen ten behoeve van het herstelinstrument. Hoe wordt erop gestuurd
dat dit niet gaat gebeuren?
6. Koninkrijkspositie
De Kamer wordt via de begrotingscyclus geïnformeerd betreffende de budgettaire gevolgen
van de namens de EU door de Europese Commissie uitgegeven schuld voor de financiering
van het herstelinstrument. De leden van de CDA-fractie vragen de regering of deze
schuld van de Europese Commissie ook betiteld zou moeten worden als Nederlandse schuldenpapieren,
aangezien Nederland garant staat. Tevens vragen deze leden de regering hoe gedetailleerd
de schuldenpapieren van de Europese Commissie worden opgenomen in de Nederlandse begrotingsstaat.
OVERIG
De leden van de CDA-fractie vragen de regering precies aan te geven waar zij in de
toelichting de aanbeveling van de Raad van State tot meer toelichting heeft opgevolgd,
maar ook waar zij dit niet hebben gedaan en waarom niet.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering precies uiteen te zetten welke gevolgen
de garantstelling voor het betreden van de kapitaalmarkt door de EU in een worstcasescenario
voor de Nederlands begroting kan hebben. De Raad van State stelt dat, gelet op de
mogelijk aanzienlijke omvang van de financiële gevolgen, de toelichting niet toereikend
was. Ten behoeve van de beraadslagingen in de Staten-Generaal is een kwalitatieve
en kwantitatieve beschouwing over de gevolgen van deze garantstelling voor Nederland
van belang. De leden van de CDA-fractie vragen de regering in een aparte brief dit
nauwkeurig uiteen te zetten.
De leden van de CDA-fractie merken op dat de aansprakelijkheid van de lidstaten in
het kader van het Eigenmiddelenbesluit niet inhoudt dat verbintenissen van andere
lidstaten in de zin van artikel 125, lid 1, VwEU worden overgenomen. Kan de regeringaangeven
of de situatie kan ontstaan dat de EU niet meer kan voldoen aan de verplichtingen
die ze op de financiële markt is aangegaan, maar de lidstaten eveneens niet bereid
zijn om deze verplichtingen over te nemen en wanneer deze situatie ontstaat, welke
gevolgen dat heeft.
De Juridische Dienst ziet in artikel 125 VwEU geen principiële beletselen voor de
invoering van dergelijke euro-obligaties. De leden van de CDA-fractie vragen de regering
hier een toelichting op te geven. Deze leden vragen de regering wanneer er besloten
wordt tot het uitgeven van dergelijke euro-obligaties wat het besluitvormingsproces
daartoe is.
In het bijzonder is relevant het in artikel 310 VwEU neergelegde uitgangspunt dat
ontvangsten en uitgaven van de Unie in evenwicht moeten zijn. Hierop wordt een uitzondering
gemaakt indien het om dusdanig kleine bedragen gaat dat deze in de financiële huishouding
van de EU zelf kunnen worden opgevangen. In het voorliggende Herstelinstrument wordt
voor 390 miljard euro aan middelen op de kapitaalmarkt geleend om daarmee beleidsuitgaven
te doen. Dit roept vragen op in het licht van de in artikel 311 VwEU neergelegde regel
dat de begroting in beginsel volledig uit eigen middelen wordt gefinancierd, zo stelt
de Raad van State. De leden van de CDA-fractie vragen de regering hierop te reageren.
De leden van de CDA-fractie willen graag een heldere analyse hoe artikel 311 van het
werkingsverdrag en het EMB zich tot elkaar verhouden, deze leden willen weten of het
EMB voldoet aan artikel 311 en op welke wijze dat dan het geval is.
In de gekozen opzet geschiedt de terugbetaling van de op de kapitaalmarkt geleende
middelen via de begroting van de Unie. Dit moet uiterlijk op 31 december 2058 volledig
zijn voldaan. In het EMB is opgenomen dat indien de Commissie niet kan voldoen aan
de met de leningen verband houdende verplichtingen (en de Commissie niet de nodige
liquiditeit kan genereren), de lidstaten de Commissie de nodige middelen ter beschikking
moeten stellen, waarbij deze bovendien ook voor elkaar garant staan. De leden van
de CDA-fractie vragen de regering hoe in een dergelijke situatie de verplichtingen
over de lidstaten worden verdeeld. Tevens vragen deze leden wat de rechtsbasis is
en tot welke rechterlijke instantie schuldeisers zich kunnen wenden wanneer de EU
en de lidstaten in gebreke blijven.
De Raad van State stelt in dezen dat de financiële risico’s uiteindelijk niet op de
financiën van de Unie drukken, maar op die van de lidstaten. Daar komt bij dat een
lidstaat niet alleen naar evenredigheid van haar eigen aandeel garant moet staan voor
de verplichtingen van de Unie, maar in voorkomend geval ook voor die van een of meerdere
andere lidstaten. De leden van de CDA-fractie vragen de regering dit nader toe te
lichten. Tevens vragen deze leden welke criteria worden toegepast in de beoordeling
of lidstaten in staat zijn verplichting van de EU over te nemen wanneer deze daar
niet toe in staat is, of daarbij bijvoorbeeld de SGP-maatstaven gelden.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering aan te geven welke plannen de verschillende
landen tot nu toe ingediend hebben op het herstelfonds en op welke wijze de economische
hervormingen vorm krijgen. Daarbij vragen deze leden de regering dit in ieder geval
aan te geven voor Italië en Spanje. Zijn die hervormingen voldoende of niet en zijn
die hervormingen voldoende hard vormgegeven?
Graag zouden de leden van de CDA-fractie een overzicht ontvangen van alle risico's
en aansprakelijkheden (inclusief nog betaalbaar te stellen vastleggingen (RAL), risico's
via het stelsel van Europese centrale banken, het Junckerfonds, noodfondsen, SURE),
waarvoor Nederland in de EU nu impliciet en expliciet garantstaat. Is dit verantwoord,
zo vragen de leden van de CDA-fractie aan de regering.
De leden van de D66-fractie hebben daarnaast nog een aantal vragen over het herstelfonds
dat mede door dit EMB gefinancierd gaat worden. Hoeveel krijgt Nederland uit het herstelfonds?
Hoe gaat dit geld verdeeld worden in Nederland? Kan er een tijdpad gegeven worden
van alle onderdelen van dit proces, zoals de aanvraag en de momenten van parlementaire
betrokkenheid? Wat is de huidige stand van de inventarisatie ten behoeve van het herstelplan?
Onder welke omstandigheden gaat Nederland naast de giften die zij uit het herstelfonds
krijgen ook leningen aanvragen? Deze leden hebben geconstateerd dat het huidige kabinet
het opstellen van het Nederlandse herstelplan overlaat aan het volgende kabinet. Kan
de regering aangeven welke implicaties dat heeft voor de voortgang van het Nederlandse
herstelplan? Is de verwachting dat een volgend kabinet op tijd is aangetreden om dit
herstelplan volledig en kwalitatief volwaardig op te maken? Welke acties onderneemt
de huidige regering om ervoor te zorgen dat Nederland geen onnodige vertraging oploopt
in het opstellen van het herstelplan, waardoor de kwaliteit onder druk zou kunnen
komen te staan of Nederland in mindere mate gebruik zal maken van het herstelfonds?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
M. Schukkink, adjunct-griffier
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 32 | Voor |
PVV | 20 | Tegen |
CDA | 19 | Voor |
D66 | 19 | Voor |
GroenLinks | 14 | Voor |
SP | 14 | Tegen |
PvdA | 9 | Voor |
ChristenUnie | 5 | Voor |
PvdD | 4 | Tegen |
50PLUS | 3 | Voor |
DENK | 3 | Voor |
SGP | 3 | Tegen |
FVD | 2 | Tegen |
Krol | 1 | Tegen |
Van Kooten-Arissen | 1 | Tegen |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.