Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over Natuur
2021D05705 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben de onderstaande
fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit over Natuur (Kamerstuk 33 576, nr. 199).
De voorzitter van de commissie, Kuiken
De adjunct-griffier van de commissie, Goorden
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
4
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
7
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
11
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
12
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
15
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
16
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
18
II
Antwoord/Reactie van de Minister
20
III
Volledige agenda
20
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de achterliggende stukken ten
behoeve van het schriftelijk overleg Natuur 8 februari 2021 en willen de Minister
nog enkele vragen voorleggen.
De leden van de CDA-hebben nog vragen over de ambities in het Programma versterken
biodiversiteit. Deze leden lezen: «Een goede basiskwaliteit van de natuur gaat ervan
uit dat als de condities voor algemene, (nog) niet bedreigde soorten verbeteren, daarmee
ook een positief resultaat behaald wordt voor bedreigde soorten.» Kan de Minister
aangeven waarom er geen onderzoek gedaan wordt naar wat de bedreigde soorten precies
nodig hebben, in plaats van dat we de basiskwaliteiten op orde willen hebben in de
hoop dat dat ervoor zorgt dat die bedreigde soorten terugkomen? Ook wordt er verwezen
naar de publicatie van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) met een reflectie
op de implicaties van het beleidsstreefdoel om de ecologische voetdruk te halveren.
De publicatie werd in november 2020 verwacht. Klopt het dat deze nog niet aan de Kamer
is aangeboden? Zo ja, wat is daarvan de reden en wat is de huidige planning?
Ten aanzien van de Bossenstrategie lezen de leden van de CDA-fractie op pagina 10:
«... is de inzet om administratieve lasten voor uitvoering van stikstofherstelmaatregelen
zo veel mogelijk te beperken. Het Rijk zal de wet hierop aanpassen in 2021.» Het is
deze leden niet helemaal duidelijk wat hier precies mee bedoeld wordt. Kan de Minister
deze zin nader toelichten? Ook lezen zij dat alleen locaties waar de huidige vegetatietypen
een lage ecologische verwachting hebben, in aanmerking komen voor ontwikkeling tot
bos. Daarbij moet de biodiversiteit per saldo toenemen. Kan de Minister toelichten
op welke manier wordt berekend hoeveel de biodiversiteit toeneemt? Welke methode wordt
hiervoor gebruikt? Welke partij/organisatie ziet hierop toe? Ook wordt gesteld dat
als op basis van de uitgewerkte plannen blijkt dat bosuitbreiding niet budgetneutraal
te realiseren is, Rijk en provincies de ambities eventueel kunnen bijstellen. Dit
geeft dus aan dat de ambitie geen hard doel is. Kan de Minister toelichten waarom
überhaupt gekozen is voor de ambitieuze doelstelling die nu geformuleerd is? Erkent
de Minister dat er in Nederland een strijd om de ruimte gaande is en dat dit wellicht
niet het moment is om meer te doen dan nodig is? In het kader van de strijd om de
ruimte vinden deze leden het wel goed dat het de ambitie is om meervoudig ruimtegebruik
te stimuleren. Vooral de combinatie van woonwijken met bossen erin of eromheen is
te prijzen. Dat is én goed voor de gezondheid van de bewoners én goed voor de natuur.
De leden van de CDA-fractie lezen dat het de ambitie is om bos aan te leggen op de
overgangsgebieden tussen landbouw en natuur, maar liefst op 7.000 hectare. Daarbij
staat letterlijk: «De combinatie van bossen met het vernatten van overgangsgebieden
kan gunstig uitpakken om ons land klimaat adaptief in te richten en de waterkwaliteit
te verbeteren. De landbouw is vaak de grootste grondgebruiker in deze overgangszones.»
Wat gaat dit concreet betekenen voor de agrarische eigenaren van deze gronden? Hoe
gaat dit traject er concreet uitzien? Wat betekent dit voor de hoeveelheid landbouwareaal?
Op welke manier worden deze grondeigenaren benaderd, is het op vrijwillige basis en
wat staat er tegenover? Deze leden benadrukken dat ze dit zeer belangrijk vinden.
Ook wordt bos op landbouwgrond voorgesteld als verdienmodel voor boeren. Dit klinkt
mooi, maar is de Minister zich ervan bewust dat dit in praktijk moeilijk te realiseren
is, omdat dit doorgaans niet past binnen het bestemmingsplan en gemeenten niet zomaar
overal percelen met bomen ambiëren? Wat gaat de Minister eraan doen om dit te vergemakkelijken?
De komende tijd wordt de bijdrage van agroforestry aan de ambities voor de Bossenstrategie verder uitgewerkt. Kan de Minister toezeggen
hierbij ook agrarische belangenorganisaties te betrekken? Wat deze leden betreft is
in dezen essentieel dat er ruimte geboden wordt aan bosbeheerders om de ambities en
uitgangspunten met behulp van eigen vakmanschap in praktijk te brengen. Deelt de Minister
deze mening en vindt ze ook dat wanneer die professionele ruimte niet geboden wordt,
dat niet erg stimulerend zal werken voor eigenaren om extra bos aan te planten? Kan
zij toelichten waarom wel of niet? Klopt het dat hierover recent ook een rapport door
Wageningen University & Research (WUR) is gemaakt? Zo ja, wanneer wordt dit aan de
Kamer aangeboden?
De leden van de CDA-fractie vragen zich in het kader van het Programma Natuur af of
de Minister kan toezeggen dat de 20% die gereserveerd is voor natuurinclusieve landbouw
ook echt daaraan besteed wordt. Kan de Minister toelichten hoe zij erop toeziet dat
de door de provincies ingestuurde voorstellen voor de besteding van de eerste 300
miljoen euro voldoen aan de kaders die eerder met de Kamer zijn gecommuniceerd, zoals
20% naar hydrologische maatregelen en 20% naar overgangsgebieden? Kan de Minister
toelichten of voor de inventarisatie van die voorstellen voldoende breed is uitgevraagd
in de provincie bij terreinbeheerders, particuliere eigenaren en hun organisaties,
zoals de Federatie Particulier Grondbezit (FPG) en boerenorganisaties zoals BoerenNatuur
en LTO? Deze leden merken daarnaast op dat in de opsomming van de maatregelen in de
overgangszones twee keer 20% uitgegeven wordt aan de hydrologie, namelijk voor het
verhogen van de waterpeilen en voor het verbeteren van de hydrologie rond natuurgebieden.
Dit lijkt hen te veel van het goede. Kan de Minister dit toelichten?
De leden van de CDA-fractie hebben nog vragen over de wolf. De wolf is een jachtdier
en eet allerlei dieren, zoals herten, reeën, schapen, kippen, hazen, vogels, et cetera.
Deze leden vragen zich af, nu de wolf zo oprukt in Nederland en steeds meer schade
aanricht, wanneer de grens is bereikt. We zijn immers allerlei maatregelen aan het
nemen om de biodiversiteit te herstellen, om bedreigde diersoorten terug te krijgen,
maar zolang de populatie van de wolf blijft toenemen, zijn we toch aan het dweilen
met de kraan open? En als die grens bereikt is, wat gaat er dan gebeuren? Kan de Minister
hier een toelichting op geven? Ook boeren lijden enorme schade door de wolf en dat
zal alleen maar toenemen. Op welke manier worden zij tegemoetgekomen? Op welke manier
zouden zij zich volgens de Minister kunnen beschermen tegen de wolf, aangezien deze
over hekken van een paar meter klimt? Hoe voorkomen we een algehele verrastering van
Nederland?
De leden van de CDA-fractie merken op dat voor het Wierdense Veld is berekend dat
er een extra buffer nodig is om het Natura 2000-doel hoogveen te halen; de kosten
bedragen thans in totaal 39,5 miljoen euro (inclusief nieuwe buffer van waarschijnlijk
20 miljoen euro). Is bij deze berekening ook rekening gehouden met het feit dat de
vastgestelde kritische depositiewaarde voor het Wierdense Veld ook gehaald kan worden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de Kamerstukken
ten behoeve van het schriftelijk overleg Natuur. Deze leden hebben hier nog enkele
vragen en opmerkingen over, gezien de slechte staat van de natuur in Nederland en
wereldwijd. Zo is gemiddeld twee derde van de populatieomvang van zoogdieren, vogels,
amfibieën, insecten en vissen in de afgelopen vijftig jaar verdwenen. Nooit eerder
ging de biodiversiteitachteruitgang zo snel als nu. Zij zijn van mening dat de Minister
goede stappen heeft gezet afgelopen kabinetsperiode. Zo is het Deltaplan biodiversiteit
omarmd, heeft de Minister de bossenstrategie naar de Kamer gestuurd en is het natuurbudget
verdubbeld. Echter, het is essentieel dat de Minister niet blijft hangen in een papieren
werkelijkheid en dat de plannen die nu op de plank liggen, zo snel mogelijk worden
uitgevoerd.
Zoönose
De leden van de D66-fractie constateren dat de premier heeft gesteld dat het anders
moet. Zo gaf hij in september nog aan dat we samen moeten werken om de negatieve trend
van biodiversiteitsverlies te stoppen. Deze leden zijn blij te vernemen dat ook de
premier tot deze conclusie is gekomen. Zij zijn van mening dat de negatieve trend
van biodiversiteitsverlies zo snel mogelijk gestopt moet worden. Dit is vitaal, willen
we niet weer met het puin van een zoönose als corona achterblijven. Tijdens de begroting
hebben zij de Minister een Zoönose actieplan overhandigd, zodat we de kans op een
volgende pandemie kunnen verkleinen. Heeft de Minister dit plan inmiddels gelezen?
Wat is haar reactie op het plan? Kan zij nog reageren op het plan middels een brief,
waarbij zij de verschillende punten in het plan aanstipt?
High Ambition Coalition for Nature and People
De leden van de D66-fractie zijn verheugd te vernemen dat door een motie van de leden
Jetten en De Groot (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1440) Nederland zich inzet voor wereldwijde ambitieuze en bindende natuurdoelstellingen
en dat Nederland zich heeft aangesloten bij de High Ambition Coalition for Nature
and People. Zo is de doelstelling om 30% van het land en zee te beschermen. Hoe gaat
de Minister dit vertalen naar oplossingen voor Nederland?
Natuurprogramma
De leden van de D66-fractie signaleren dat bij de realisatie van het Programma natuur,
natuurorganisaties en landbouworganisaties samen aan tafel zitten. Deze leden vragen
echter of de natuurorganisaties ook aan tafel zitten bij de landbouwgesprekken, zoals
de Minister heeft beloofd. Bovendien is de Minister bezig om de motie van het lid
De Groot over de basiskwaliteit van natuur (Kamerstuk 28 286, nr. 1048) uit te werken. Klopt het dat hier pas over vijf jaar beleidsinstrumenten voor zijn
ontwikkeld?
De leden van de D66-fractie onderschrijven de ambitie van het Programma natuur maar
vragen zich tevens af waarom de focus de komende tien jaar vooral op stikstofgevoelige
Vogel- en Habitatrichtlijngebieden en -soorten is gericht. Op welke manier wordt gezorgd
dat de huidige staat van natuur in niet-focusgebieden de aankomende jaren niet achteruitgaat?
Kan de garantie worden gegeven dat de natuur te allen tijde erop vooruit gaat? Deze
leden lezen tevens dat in de eerste fase van drie jaar provincie, Rijk en maatschappelijke
partners starten met de uitvoering van de eerste maatregelen. Welke maatregelen zijn
tot op heden uitgevoerd?
De natuurinclusieve samenleving is een van de belangrijkste onderdelen in het Programma
natuur. Echter, de leden van de D66-fractie constateren dat er nog steeds niks is
gebeurd om dit concept verder uit te werken, terwijl Nederlanders meer dan ooit behoefte
hebben aan natuur en weidse aanzichten. Niet alleen in natuurgebieden maar ook daarbuiten.
Het kan toch niet zo zijn dat sinds de brief van 24 april 2019, waar de natuurinclusieve
ruimtelijke inrichting al werd aangekondigd, deze Minister gewoon de waakvlam heeft
aangezet, wachtend op het volgende kabinet? Er liggen immers tal van rapporten klaar,
die laten zien hoe dit anders kan, onder andere van de WUR en de commissie-Remkes.
Wat doet de Minister hiermee? Wanneer neemt de Minister hier regie? Meer natuur is
namelijk niet alleen goed voor de biodiversiteit, maar ook voor de landbouw. Natuur
zorgt voor ruimte voor bijen en natuurlijke vijanden van plaagdieren. Maar dan moeten
natuur en groene landbouw wel aangesloten zijn op een groenblauwe dooradering, zoals
de Europese biodiversiteitsstrategie het noemde.
De leden van de D66-fractie zijn teleurgesteld dat pas in de loop van 2021 de Agenda
natuurinclusief naar de Kamer wordt gestuurd. Welke stappen zijn op dit onderwerp
gezet sinds de brief van 24 april 2019 waarin de natuurinclusieve ruimtelijke inrichting
al werd aangekondigd? Kan tevens worden toegelicht op welke manier het adviesrapport
«Niet alles kan overal» van het Adviescollege Stikstofproblematiek wordt meegenomen
in de verdere uitwerking? Op welke manier worden de voorgestelde visie op het ruimtelijk
gebied en de Agrarische Kaart van Nederland meegenomen? Ziet de Minister ook kans
om het adviesrapport «2120» van de WUR mee te nemen in de verdere uitwerking van de
Agenda natuurinclusief? Welke partijen zitten aan tafel bij het uitwerken van deze
visie? Deze leden zijn van mening dat een algehele visie op de koppeling van de landbouw
met de natuur cruciaal is in de ontwikkeling van een robuust natuursysteem. Meer dan
ooit hebben Nederlanders behoefte aan ruimte waar gerecreëerd kan worden. Ziet de
Minister mogelijkheden om deze richting mee te nemen in de verdere uitwerking van
de agenda natuurinclusief?
Nationale parken
De leden van de D66-fractie hebben tijdens de begroting, samen met de leden van de
PvdA-fractie, een motie ingediend ten behoeve van het vaststellen van nationale parken
van wereldklasse (35 570 XIV, nr. 42). Deze leden vragen de Minister hoe het staat met de uitwerking van deze motie.
Recreatieve hoofdstructuur
De leden van de D66-fractie zien dat tijdens de coronacrisis veel Nederlanders de
natuur in zijn getrokken en dat een herwaardering voor natuur heeft plaatsgevonden.
Deze leden zien daarom kansen in het creëren van een recreatieve hoofdstructuur. Hoe
kijkt de Minister naar dit idee?
Pesticiden
De leden van de D66-fractie hebben meermaals zorgwekkende signalen ontvangen over
de aanwezigheid van chemische middelen, biociden en hun afbraakproducten in verschillende
natuurgebieden. Naar aanleiding van deze signalen, heeft Natuurmonumenten, samen met
TNO, CLM en de VU een onderzoeksvoorstel gedaan om pesticiden in de natuur te onderzoeken.
Bovendien is dit voorstel aangeboden aan de Minister. Klopt het dat de Minister nog
niet heeft gereageerd op dit onderzoeksvoorstel? Kan de Minister toelichten of dit
onderzoek nu van start kan gaan? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer wel?
Bossen en bomen
De leden van de D66-fractie constateren dat door droogte, 15% tot 20% van de jonge
aangeplante bomen sterft. Niet goed voor het klimaat en voor de investeringen die
hierin worden gedaan. Is de Minister bekend met het concept Tree mania?1 Zij meten precies hoe en wanneer nieuwe bomen water nodig hebben, zodat we klaar
zijn voor de toekomst en droogte aankunnen.
De leden van de D66-fractie hebben de oproep gezien van natuurorganisaties die aandringen
op uitstel van de bossenstrategie. Zo hebben de organisaties vraagtekens bij het kappen
van bomen, vooral bij kaal- en vlaktekap. De Minister en de provincies willen dat
voor maximaal een halve hectare per keer toestaan. Is de Minister het met deze critici
eens dat dit nadelig kan werken voor biodiversiteit, het vastleggen van CO2 en dat dit niet bevorderlijk is voor de weerstand van het bos tegen de effecten van
klimaatverandering? Hoe beoordeelt de Minister de kritiek van bosbioloog Eef Arnolds
dat het compenseren van gekapte bossen onvoldoende is, omdat het bos niet de kans
krijgt om oud te worden? Heeft zij het rapport van Arnolds gelezen dat naar de Kamer
is gestuurd? Zo ja, wat vindt zij van dit rapport? Gaat de Minister naar aanleiding
van deze kritiek veranderingen doorvoeren in de Bossenstrategie? Zo nee, waarom denkt
de Minister dat dit niet nodig is?
Daarnaast lezen de leden van de D66-fractie dat de Minister stelt dat een deel van
de vijf miljard die is uitgetrokken voor de versterking van de natuur, ook ten goede
zal komen aan bestaande en nieuwe bossen.2 Kan de Minister toelichten hoeveel budget hiervoor bestemd is en hoe zij dit geld
precies zal inzetten?
Wadden
De leden van de D66-fractie zijn benieuwd naar de mening van de Minister over de vismonitoring
bij het Eems estuarium. Er bestaan naar aanleiding van een monitoringpilot zorgen
dat de huidige meetfrequentie onvoldoende aansluit bij het migratiepatroon van de
vissen die dienen als de graadmeter voor de Natura 2000-habitats. Deelt de Minister
deze zorgen? Zo nee, waarom niet? Kan ze toelichten waarom voor de huidige meetfrequentie
is gekozen en of deze volgens haar voldoende aansluiten bij het migratiepatroon van
deze vissen?
Ten slotte zijn de leden van de D66-fractie ervan overtuigd dat het bespreken van
de Waddenzee eigenlijk niet kan ontbreken bij het laatste schriftelijk overleg over
de natuur in Nederland voor de verkiezingen. Het UNESCO-werelderfgoed en grootste
natuurgebied van Nederland wordt namelijk aan alle kanten bedreigd, maar deze leden
missen de gepaste beleidskeuzes om de bescherming aan het gebied te bieden die het
verdient en behoeft. Zij zijn van mening dat het beschermen van het gebied op te gespannen
voet staat met de gas- en zoutwinning in het gebied. Zij zijn daarom van mening dat
beide activiteiten zo snel mogelijk moeten worden gestopt. Dit betekent volgens hen
geen nieuwe vergunningen uitgeven en het afbouwen van de huidige vergunningen. Zij
vragen zich af hoe de Minister, als Minister van de Natuur, aankijkt tegen de mijnbouw
in het Waddengebied. Is de Minister het met hen eens dat gas- en zoutwinning onverenigbaar
zijn met een goede bescherming van het gebied? Zo ja, hoe zet zij zich er op dit moment
voor in om dit geluid binnen het kabinet te laten horen? Indien zij dit niet doet,
kan zij toelichten waarom zij dit geluid als Minister van Natuur niet wil laten horen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben lang gewacht om de onderstaande onderwerpen
met de Minister te bespreken. Helaas kan het niet anders dan dat deze leden dit nu
schriftelijk doen. Zij zien dat steeds meer mensen de natuur intrekken als gevolg
van de coronamaatregelen. Dat is mooi en daarom is het belangrijk om te blijven zorgen
dat er voldoende natuur in Nederland is voor recreatie en om met rust te laten. Zij
willen verschillende zaken met de Minister bespreken: natuur in de stad, de Wadden,
het Uitvoeringsprogramma natuur, bestrijdingsmiddelen in de natuur, biodiversiteit
in internationale context en uiteraard de Bossenstrategie van de Minister.
Natuur in de stad
De leden van de GroenLinks-fractie schrijven, zoals bekend, samen met de leden van
de CDA-fractie een initiatiefnota over natuur in de stad. Deze zal volgende week aan
de Minister overhandigd worden. Deze leden lezen in de brief van 24 november dat de
Minister samen met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bezig
is te onderzoeken welke knelpunten er met betrekking tot natuurinclusief bouwen in
stedelijk gebied zijn. Ook is er een onderzoek gestart naar goede voorbeelden op het
gebied van gemeentelijk integraal groenbeleid, zo lezen zij. Zij vragen de Minister
waar de knelpunten precies liggen. Zitten deze vooral in het Bouwbesluit? Welke middelen
heeft de Minister naast het Bouwbesluit nog meer om natuur in de stad te verbeteren?
Wadden
De leden van de GroenLinks-fractie willen specifiek aandacht vragen voor een van onze
belangrijkste en grootste natuurgebieden: de Wadden. In de verzamelbrief Wadden van
17 november kondigt het kabinet een onderzoek aan naar de opeenstapeling van effecten op de natuur door alle verschillende
menselijke activiteiten op de Wadden. Onder deze activiteiten valt onder andere de
winning van zout, gas en overige delfstoffen. Het moge duidelijk zijn dat deze leden
dan ook een stop willen op deze winning. Want door de winning daalt de bodem van de
Waddenzee en verdrinkt de voor de Wadden zo bijzondere natuur. Is de Minister het
met hen eens dat, zolang het onderzoek nog niet is afgerond, het voorzorgsbeginsel
moet worden toegepast en vergunningen voor nieuwe winningen van onder andere de Nederlandse
Aardoliemaatschappij (NAM) uitgesteld moeten worden? Heeft de Minister het manifest
van de lokale fracties van PvdA, D66 en GroenLinks en het waterschap in Friesland
gezien? Wat vindt zij hiervan? Denkt de Minister dat het huidige beschermingsniveau
op basis van het UNESCO- werelderfgoed voldoende is om de Waddenzee te beschermen?
Wat vindt zij er van dat onze buurlanden Duitsland en Denemarken hun waddengebieden
omgezet hebben in een nationaal park? Is zij het met deze leden eens dat het tijd
is voor een Nationaal Park Waddengebied? Kan zij haar antwoord uitgebreid toelichten?
Uitvoeringsprogramma Natuur en Natuurnetwerk Nederland
De leden van de GroenLinks-fractie zijn blij met de stappen die het afgelopen jaar
gezet zijn om beter voor onze natuur te zorgen. De stikstofcrisis heeft het kabinet
doen inzien dat investeringen in natuur van groot belang zijn. Toch gaat het nog steeds
niet goed met de natuur. De conclusies die voortvloeien uit de Zesde Voortgangsrapportage
Natuur baren deze leden grote zorgen. Er is nog maar weinig tijd om de doelen van
de Kaderrichtlijn Water (KRW) te halen. Zij vragen de Minister dan ook om te versnellen.
De Minister zei eerder dat geld geen probleem was voor het realiseren van het Natuurwerk
Nederland (NNN). Kan de Minister inzicht geven in welke problemen er dan zijn? Kan
het ermee te maken hebben dat de samenwerking met de provincies moeilijk verloopt?
Is onteigening een instrument dat ingezet zal moeten worden om het NNN in 2027 te
kunnen realiseren? Is de Minister bereid erop toe te zien dat het Rijk met provincies
en maatschappelijke organisaties op korte termijn gezamenlijk invulling geeft aan
een duidelijke NNN-realisatiestrategie als onderlegger van de aanvullende doelen en
ambities zoals al bepaald is in Programma natuur? Deze leden zijn benieuwd of de Minister
bij het versnellen van het NNN gebruik kan maken van de landschapselementen, houtwallen
en natuurinclusieve landbouw. Kan zij ingaan op de rol die deze zaken (kunnen) spelen
bij het bereiken van de NNN-doelstellingen?
Dan willen de leden van de GroenLinks-fractie nog aandacht vragen voor de zogenaamde
bufferzones of overgangsgebieden rondom Natura 2000-gebieden. Deze kunnen veel betekenen
voor het behalen van de doelen uit de Vogel- en Habitatrichtlijn. Deze leden vragen
de Minister om landelijke regie te nemen en met de provincies te komen tot een visie
en regie per Natura 2000-gebied voor het vormgeven van overgangsgebieden. Kan zij
dit toezeggen? Kan zij hierbij tot verschillende opties voor beleidsinstrumenten komen
zodat provincies makkelijk keuzes kunnen maken, bijvoorbeeld voor het combineren met
de transitie naar natuurinclusieve landbouw of de klimaatadaptatie-agenda?
Bossenstrategie
De leden van de GroenLinks-fractie zijn tevreden dat de Bossenstrategie van de Minister
er is en dat zij er nu eindelijk over kunnen spreken. Over de inhoud zijn deze leden
wel teleurgesteld. Zij lezen dat bossen moeten worden gezien als ecosystemen. Toch
lijkt een groot gedeelte van de uitvoering van de bossenstrategie ook gericht op houtproductie.
Het is hen ook onduidelijk wat een bos nu eigenlijk is. Er zijn natuurbossen, productiebossen
met kaalkap, mengvormen van natuurbossen met houtoogst en er zijn bosreservaten die
volledig met rust gelaten moeten worden. Het kappen van bomen in natuurbos is nodig
om natuurlijke processen te versnellen zo lezen zij. Hoe past vlaktekap hierin? Kan
de Minister toelichten welke argumenten er zijn voor de maximale vlaktekap van 0,5ha?
Zij vragen zich af waarom natuur geld moet opleveren. Kan de Minister daarom uitleggen
waarom er geld verdiend moet worden met de houtoogst in natuurbossen? Kan de Minister
ook ingaan op de vraag waarom houtproductie het zou winnen van de economie en van
de recreatiesector? Zoals deze leden al eerder aangaven, trekken steeds meer mensen
de natuur in als gevolg van de coronacrisis.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de in de Bossenstrategie genoemde revitaliserings-uitvoeringsmaatregelen
veelal ingrepen zijn als het toepassen van kaalkap bij planten van specifieke loofboomsoorten
en exoten en het strooien van steenmeel. De kosten lopen tot 2050 op tot een half
miljard euro, terwijl als je bossen met rust laat, ze vanzelf ook divers worden en
het natuurlijk evenwicht terug komt. Dat hebben deze leden ook bepleit tijdens de
laatste begrotingsbehandeling van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Het gaat dan om een vorm van rewilding. Kan de Minister uitleggen waarom zij denkt dat de in de Bossenstrategie genoemde
maatregelen effectiever zijn dan bijvoorbeeld het selectief uitdunnen van bossen?
Deze leden zijn tevreden dat het onderzoek naar bosreservaten wordt voortgezet. Kan
de Minister al iets zeggen over de resultaten van dit onderzoek?
De leden van de GroenLinks-fractie zien veel potentieel van bossen en bomen op landbouwgrond.
Deze leden zien dat houtproductie op landbouwgrond een verdienmodel kan zijn voor
boeren. Er zijn steeds meer experimenten in de bouw met cross laminated timber (CLT) en daarom zijn er nieuwe relaties te bedenken tussen bijvoorbeeld de bouw en
hout producerende boeren. Het is immers niet wenselijk om al het hout voor deze duurzame
vorm van bouwen uit het buitenland te halen. Hoe ziet de Minister dit? Kan zij ingaan
op het potentieel dat zij ziet voor houtproductie op landbouwgrond in Nederland?
De leden van de GroenLinks-fractie willen verder nog wat dieper ingaan op bomen en
bossen als landschapselement en houtwallen. Deze kunnen de biodiversiteit in het agrarisch
gebied flink helpen. Deze leden hebben de Minister eerder gevraagd in beeld te brengen
waar deze houtwallen staan. Heeft de Minister hier onderzoek naar gedaan en kan zij
laatste stand van zaken delen? Zij hopen dat met dit onderzoek ook voorkomen kan worden
dat deze bestaande landschapselementen verdwijnen. Welke middelen heeft de Minister
om dit te doen? Zij vragen de Minister voorts ook onderzoek te doen naar waar de houtwallen
en andere landschapselementen voorheen hebben gestaan. Welke instrumenten heeft de
Minister om te zorgen dat op deze plekken het landschap hersteld wordt?
De leden van de GroenLinks-fractie zien dat de uitvoering van het Gemeenschappelijk
Landbouwbeleid (GLB) en het Nationaal Strategisch Plan (NSP) een rol kunnen spelen
in de Bossenstrategie. Kan de Minister ingaan op de vraag in hoeverre bomen en bossen
een rol spelen naast hun inzet als landschapselementen of agroforesty? Hoe gaat zij dit in het NSP verwerken?
De leden van de GroenLinks-fractie zien dat de Bossenstrategie met veel verschillende
stakeholders uitgevoerd moet gaan worden. Kan de Minister ingaan op hoe zij gaat monitoren
dat de in de in de Bossenstrategie gestelde doelen behaald gaan worden? Hoe kan zij
tussendoor aansturen op eventuele versnelling wanneer blijkt dat de ambities niet
waargemaakt gaan worden?
De leden van de GroenLinks-fractie willen verder nog aandacht vragen voor twee door
hun ingediende moties tijdens het notaoverleg Nationaal Bomenplan. Als eerste over
de motie van de leden Smeulders en Beckerman over het aanwijzen van monumentale bomen
als rijksmonumenten (Kamerstuk 35 309, nr. 11). Deze leden zijn verontwaardigd over het feit dat de Minister weigert deze aangenomen
motie uit te voeren. Het gaat hier om een wens van de Kamer. Het argument dat de Minister
hiervoor geeft is dat de overheid terughoudend is met de aanwijzing van Rijksmonumenten,
zo lezen zij. Zij vragen de Minister dan ook waarom er zo min mogelijk monumenten
bij moeten komen. Welke middelen heeft zij dan om oude bomen te beschermen? Als tweede
is er de motie van de leden Beckerman en Smeulders die vroeg om een onderzoek naar
de «ecologische effecten van vlaktekap op de kwaliteit van bosecosystemen» (Kamerstuk
35 309, nr. 5). Deze motie werd toen ingediend omdat er zorgen werden geuit over uitspraken over
de introductie van vlaktekap tot 0,5 hectare als norm voor regulier bosbeheer. Er
heerste hier onduidelijkheid over. Echter, er is nu nog steeds geen duidelijkheid.
Wij begrijpen dat de rapporten van enerzijds de heer Rabbinge en anderzijds de heer
Mohren tot verschillende conclusies gaan komen. Hoe verklaart de Minister die verschillen?
Hoe neemt zij de zorgen van mensen over vlaktekap weg? Deelt de Minister de zorgen
over de conclusie van de heer Rabbinge dat vlaktekap schadelijk is voor biodiversiteit,
bodemvruchtbaarheid en klimaat, en ook financieel verliesgevend is? Kan zij dit toelichten?
De heer Rabbinge heeft zelfs een vervangende paragraaf geschreven voor de Bossenstrategie.
Kent de Minister dit «amendement»? Wat vindt zij daarvan?
Als laatste hebben de leden van de GroenLinks-fractie nog enkele vragen over de financiële
uitvoerbaarheid van de Bossenstrategie. Van het totaal van de ambitie van 37.000 hectare
bosuitbreiding in 2030, is voor 19.000 hectare de ambitie nog niet geconcretiseerd
of budgettair gedekt. Dit is een groot risico, met de ervaringen over de uitvoering
van de NNN in het achterhoofd. Hoe kan de Minister garanderen dat er voldoende financiële
middelen beschikbaar zijn voor het realiseren van de Bossenstrategie? Kan de Minister
een concretisering geven van waar deze 19.000 hectare bos zouden kunnen komen? In
hoeverre spelen houtwallen en andere landschapselementen een rol bij het invullen
van deze 19.000 hectare?
Natuurbeleid in internationale context
Dan willen de leden van de GroenLinks-fractie nog aandacht vragen voor het PBL-rapport
«Nederlands natuurbeleid in internationale context. Voortgang realisatie natuur-en
biodiversiteitsbeleid». Hierin concludeert het PBL dat de coherentie tussen internationaal,
nationaal en provinciaal beleid kan worden verbeterd. Deze leden zien dat dit ook
geldt voor het verschil tussen de internationale ambities voor bindende doelstellingen
en de slappe reactie op de doelstellingen in de Europese biodiversiteitsstrategie,
waar zij in de verschillende schriftelijke overleggen over de Landbouw- en Visserijraad
ook al aandacht aan hebben besteed. Wat gaat de Minister doen om dit gat te dichten?
Daarnaast lezen zij dat Nederland 150 miljoen euro heeft beloofd om ontbossing wereldwijd
tegen te gaan. Dit is niets in vergelijking met de 4 miljard die het Verenigd Koninkrijk
voor het tegengaan van ontbossing heeft uitgetrokken. Waar is deze 150 miljoen euro
op gebaseerd? Hoe verklaart de Minister het verschil tussen de middelen die het Verenigd
Koninkrijk en Nederland uittrekken? Is de Minister het met deze leden eens dat juist
Nederland een belangrijke rol zou moeten spelen in het tegengaan van wereldwijde ontbossing
omdat wij een grote importeur zijn van aan ontbossing-gerelateerde producten?
Bestrijdingsmiddelen in de natuur
Als laatste willen de leden van de GroenLinks-fractie nog aandacht vragen voor bestrijdingsmiddelen
in de natuur. Vorig jaar bleek al dat er een cocktail van landbouwgif in de Drentse
natuur gevonden werd, in beschermde Natura 2000-gebieden zelfs. Dat vinden deze leden
ontzettend zorgelijk; in deze gebieden leven immers bedreigde soorten. Dit levert
alleen maar meer vragen op: zijn de aangetroffen stoffen representatief voor andere
natuurgebieden in Nederlandse provincies? Wat is de herkomst van de stoffen? Welke
effecten hebben de (cocktails van) stoffen op de natuur? Is de Minister daarom bereid
het vervolgonderzoek van Natuurmonumenten, TNO, CLM, de Universiteit Leiden en de
VU naar de aanwezigheid van chemische middelen, biociden en hun afbraakproducten financieel
te ondersteunen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie constateren dat Nederlanders in de afgelopen decennia nooit
vaker geconfronteerd zijn met hoezeer wij de natuur nodig hebben dan in dit coronajaar.
In sommige gebieden zijn bezoeken aan natuurgebieden zo talrijk geweest dat terreinbeherende
organsiaties mensen soms zelfs hebben moeten ontmoedigen. Deze leden vragen zich in
dit kader af of er niet meer mogelijk is om bezoekers te enthousiasmeren voor de natuurgebieden
die minder bezocht worden. Kan de Minister hierop reflecteren? Maar het belangrijkste
antwoord op te druk bezochte natuur is voor deze leden natuurlijk meer natuur. Door
de stikstofcrisis komt de komende jaren 3 miljard euro beschikbaar voor natuur, een
ongekend bedrag. Laten we dat geld dan ook vooral gebruiken voor het uitbreiden van
onze natuurgebieden, zo suggereren deze leden. Zij verwijzen bijvoorbeeld naar de
vragen die het lid Wassenberg heeft ingediend over het inzetten van een voormalig
defensieterrein bij Den Haag als versterking van een natuurgebied. Deze leden juichen
een verschuiving van militair groen naar ecologisch groen toe en hopen dat de verschillende
overheidspartijen deze kans niet onbenut zullen laten. Maar er is nog veel meer mogelijk.
Is de Minister bereid om met de provincies een inventarisatie te houden van de meest
kansrijke gebieden om de natuur met uitbreiding te versterken, zeker daar waar er
een rol is voor het Rijksvastgoedbeleid?
De leden van de SP-fractie zijn teleurgesteld over de uitwerking van het Uitvoeringsprogramma
natuur een, met slechts 30% van de inzet op verwerving en inrichting van nieuwe natuur.
Deze leden zijn ervan overtuigd dat meer nodig is, ook in het kader van het aanpakken
van andere problemen als de afname van de biodiversiteit en CO2-opvang. Logische stap zou in ieder geval het verbinden van alle natuurgebieden moeten
zijn. Dat kan niet zonder substantiële inzet. Erkent de Minister dat een ambitieuzere
doelstelling voor aankoop en verwerving bevorderlijk zou zijn voor niet alleen de
stikstofproblematiek, maar ook voor andere maatschappelijke doelstellingen?
De leden van de SP-fractie constateren dat er weinig is dat voor zo veel lokale maatschappelijke
beroering zorgt als boomkap. Mensen voelen zich verbonden met natuur in hun eigen
omgeving en plotseling verdwijnen dan bomen door kap. Zeker als dit gebeurt door organisaties
wiens kerntaak het beheren van natuur is, leidt dit tot veel onbegrip. Daarnaast ondermijnt
het ook het draagvlak voor natuurbeleid in het algemeen, zeker als het hout rechtstreeks
verdwijnt in gesubsidieerde biomassacentrales met dubieuze klimaateffecten. Deze leden
accepteren dat in sommige gevallen kap niet helemaal te vermijden is, bijvoorbeeld
bij ziekte, maar verder zouden we zeer terughoudend moeten zijn met het vernielen
van kostbare natuur. Dat geldt zeker in deze demissionaire tijd. Daarnaast zien deze
leden nu twee rapporten met verschillende inzichten over de gevolgen van vlaktekap.
Zij zouden de Minister dringend willen vragen om Staatsbosbeheer op te dragen een
moratorium voor vlaktekap in te stellen, behalve bij ziekte of calamiteiten, tot een
nieuw kabinet een nieuw beleid op het gebied van kap kan vaststellen. Is de Minister
hiertoe bereid?
In algemene zin kunnen de leden van de SP-fractie zich ook niet vinden in de gekozen
grens van een halve hectare als grens voor vlaktekap in de bossenstrategie, 0,1 hectare
lijkt een ecologisch verantwoord maximum. Deze leden vinden het op zich goed dat er
een Bossenstrategie ligt en ook dat deze gericht is op uitbreiding. Deze leden hebben
verdergaande ambities op dat vlak samen met de GroenLinks-fractie bepleit in hun initiatiefnota
Nationaal bomenplan. Zij constateren wel dat de 37.000 hectare uitbreiding te beperkt
is in het licht van de 100.000 hectare die zij denken dat nodig is. Ook vrezen zij
dat de uitbreiding het verlies van bosoppervlak door kap voor biomassacentralen niet
zal kunnen compenseren. Deelt de Minister hun mening dat het gebruik van gekapt hout
voor biomassacentrales in essentie niet bevorderlijk is voor het beperken van de CO2-uitsoot?
Waar de leden van de SP-fractie ook constateren dat de bossenstrategie tegenvalt in
ambitie is op het gebied van agroforestry, en specifiek voedselbossen. De Minister stelt de ambities van andere organisaties
van 25.000 hectare agroforestry en 100 hectare voedselbossen na 2030 te delen. Maar organisaties als stichting Voedselbosbouw
Nederland en het Louis Bolk instituut willen dit doel juist uiterlijk 2030 invoeren.
De Minister is dus beduidend minder ambitieus dan deze organisaties, met een schamele
7.000 hectare agroforestry in deze strategie. Dat zou dan in dezelfde verhouding een schamele 280 hectare voedselbos
zijn. Deze leden constateren dat dit nog niet eens een verdubbeling in tien jaar van
wat we nu hebben is. Kan dit niet ambitieuzer?
De leden van de SP-fractie hebben verder geconstateerd dat de Minister een uitzondering
heeft gemaakt voor de jacht op wilde zwijnen en vossen bij de avondklok. Deze leden
vragen de Minister dit besluit te onderbouwen. Zij hebben moeite te begrijpen waar
een dergelijke uitzondering op is gebaseerd. Waar zij nog zien dat er bij zwijnen
het dubieuze argument van het bestrijden van de varkenspest is, is een dergelijk acuut
risico bij vossen al helemaal niet aanwezig. Welk dringend risico voor de nationale
veiligheid brengen vossen met zich mee, dat een dergelijke uitzondering gelegitimeerd
wordt, zo vragen zij zich af.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de stukken geagendeerd voor
het schriftelijk overleg Natuur en enkele aanvullende stukken die de Minister recent
aan de Kamer heeft doen toekomen en willen haar nog een aantal vragen voorleggen.
De leden van de PvdA-fractie lezen in de brief van 5 februari 2021 over de aangenomen
moties met betrekking tot de bestrijding van de watercrassula dat de Minister voornemens
is om de watercrassula, tezamen met enkele andere exoten, voor te dragen voor plaatsing
op de Europese Unie-lijst voor zorgwekkende invasieve uitheemse soorten. Deze leden
vinden dit een goede stap, maar vrezen dat met het doorlopen van de procedure veel
tijd is gemoeid. Is de Minister, hierop gelet, bereid om met de brancheorganisaties
van verkopers van deze exoten in overleg te treden en hen te verzoeken om de verkoop
op vrijwillige basis te staken, hangende het doorlopen van de procedure tot plaatsing
op de EU-lijst? Is de Minister bereid de Kamer over de uitkomsten te informeren? Plaatsing
op de EU-lijst brengt met zich mede dat decentrale overheden de bestrijding (verder)
ter hand moeten. Wordt in de bekostiging van die taak de toepassing van artikel 2
van de Financiële-verhoudingswet betrokken? In bovengenoemde brief wordt gesteld dat
wordt onderzocht of in bepaalde gebieden extra maatregelen ter bestrijding van de
watercrassula moeten worden genomen. Worden hieronder verstaan de Waddeneilanden,
mede gelet op de unieke en grote natuurwaarden, het belang van toerisme en recreatie
en gelet op het gegeven dat de eilanden tamelijk geïsoleerd zijn gelegen? Worden er
extra middelen beschikbaar gesteld voor de bestrijding van exoten die de natuur- en
instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebieden bedreigen en aantasten, indien en voor
zover de kosten additioneel gemaakt moeten worden op de aanpak van de stikstofproblematiek
in deze gebieden?
Met betrekking tot de brief d.d. 5 februari 2021over het bosbeheer, meer specifiek
de vlaktekap, willen de leden van de PvdA-fractie het volgende onder de aandacht van
de Minister brengen. Deze leden hadden de motie van de leden Beckerman en Smeulders
(Kamerstuk 35 309, nr. 5) zo verstaan dat gevraagd werd naar de effecten van vlaktekap in oppervlakken tot
een halve hectare. Kaalkap op grotere schaal was reeds ongewenst en vergunningsplichtig
verklaard. De commissie-Den Ouden/Mohren gaat echter uit van de premisse dat beneden
een halve hectare sprake is van regulier beheer, waar geen nadelige ecologische effecten
zullen zijn. De ecologische effecten die door de commissie-Rabbinge in beeld worden
gebracht, worden genegeerd. Het rapport van de Minister geeft derhalve geen antwoord
op het in de motie gestelde verzoek. Kan de Minister aangeven wat de exacte argumenten
zijn die haar ertoe brengen toch vast te houden aan haar voornemen vlaktekap tot een
halve hectare als norm voor regulier beheer te stellen?
De leden van de PvdA-fractie constateren dat de Minister geen melding maakt van het
feit dat aan de beide commissies was opgedragen, respectievelijk verzocht, een verslag
te maken van de overeenkomsten en de verschillen tussen hun rapporten. De commissie-Den
Ouden/Mohren heeft zich daaraan om onduidelijke reden onttrokken, met als resultaat
de boven geschetste onjuiste voorstelling van zaken. Waarom heeft de Minister geaccepteerd
dat de commissie-Den Ouden/Mohren niet voldaan heeft aan haar formele opdracht, te
weten mee te werken aan een gezamenlijk verslag van de beide commissies? In de brief
wijst de Minister de resultaten van de commissie-Rabbinge bijna terloops af en de
motivering lijkt te berusten op feitelijke onjuistheden.3 De Minister steunt de conclusies van de commissie-Den Ouden/Mohren; de conclusies
van de commissie-Rabbinge, zowel ten aanzien van de biodiversiteit, de klimaateffecten,
de koolstofhuishouding en de waarden voor de volksgezondheid worden daarmee echter
genegeerd. Kan de Minister in detail aangeven op grond van welke argumenten zij de
conclusies van de commissie-Rabbinge meent te moeten afwijzen? Is hier voor de Minister
reden om het standpunt te heroverwegen?
De leden van de PvdA-fractie menen dat de jaarlijks oppervlakte aan vlaktekap wordt
onderschat c.q. te laag geraamd. Ten onrechte wordt uitgegaan van alleen de gekapte
oppervlakten groter dan een halve hectare. De 600 tot 1.000 hectare met oppervlakten
kleiner dan een halve hectare die jaarlijks als regulier beheer worden kaalgekapt,
worden blijkbaar buiten beschouwing gelaten. De commissie-Den Ouden/Mohren geeft aan
dat jaarlijks 300 tot 500 hectare wordt kaalgekapt die niet als vlaktekap wordt beschouwd,
waardoor de aanzienlijke effecten op het gebied van biodiversiteit, klimaatefficiëntie,
koolstofhuishouding en volksgezondheid worden ontkend. Kan de Minister uitleggen waarom
zij deze desastreuze beheervorm als regulier beheer accepteert?
De leden van de PvdA-fractie vragen zich af waarom de commissie-Den Ouden/Mohren niet
gezamenlijk met de commissie-Rabbinge verslag heeft uitgebracht, gelet op het gegeven
dat de Minister aan beide commissies had opgedragen, respectievelijk verzocht, een
verslag te maken van de overeenkomsten en de verschillen tussen hun rapporten. Waarom
heeft de Minister geaccepteerd dat de commissie-Den Ouden/Mohren niet voldaan heeft
aan haar formele opdracht, te weten mee te werken aan een gezamenlijk verslag van
de beide commissies?
De leden van de PvdA-fractie vragen zich af, of in het licht van het verzoek in de
eerder genoemde motie, het rapport-Den Ouden/Mohren wel bruikbaar is. De vlaktekapnorm
van de commissie-Den Ouden/Mohren is gebaseerd op een ernstige rekenfout en onjuiste
aannames. De veronderstelling dat er pas ecologische schade optreedt als kapvlaktes
groter zijn dan 5.000 m2 wordt met wetenschappelijke argumenten door de commissie-Rabbinge weerlegd. Zoals
door de commissie-Den Ouden/Mohren en ook door de commissie-Rabbinge word onderkend,
treedt er bij kaalkap substantiële schade aan de bosbodem op zodra meer dan de helft
van de bodem van de gekapte opening in het bos onder invloed komt te staan van direct
zonlicht. Die grens ligt echter niet, zoals aangenomen door de commissie-Den Ouden/Mohren,
bij 5.000 m2, maar al bij een kapvlakte van 1.000 m2. Door die verkeerde aanname worden kapvlaktes kleiner dan 5.000 m2 getypeerd als «zonder ecologische effecten» en wordt nader onderzoek ook niet nodig
geacht. Is de Minister bereid haar standpunten over vlaktekap op te schorten en de
beide wetenschappelijke rapporten nader te laten bezien, bijvoorbeeld door de Koninklijke
Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW)? Deelt de Minister het standpunt dat,
mede op de in het geding zijnde belangen, een standpunt over bosbeheer en kapbeleid
moet berusten op voldoende mate van consensus over de effecten van vlaktekap bij minder
dan 5.000 m2?
De leden van de PvdA-fractie constateren dat kaalkap van grotere oppervlakten vaak
weerstand en afkeer van burgers oproept. Zou dat voor de Minister mede reden moeten
vormen om, naast alle andere ecologische belangen, het bosbeheer en het kapbeleid
te funderen op de principes natuurvolgend en op basis van verantwoorde uitdunning?
Ten slotte vragen de leden van de PvdA-fractie zich af waarom het rapport eerst op
5 februari 2021 naar de Kamer is gestuurd. Ware het niet mogelijk en beter geweest
het rapport dat op of omstreeks 22 december 2020 is uitgebracht, eerder naar de Kamer
te sturen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUniefractie hebben kennisgenomen van de brieven van de Minister
over het onderwerp natuur. Deze leden zijn blij met de inzet van de Minister op het
gebied van natuurbescherming in de afgelopen kabinetsperiode en kijken uit naar de
uitkomst van de trajecten die in gang zijn gezet.
De leden van de ChristenUnie-fractie willen allereerst benadrukken dat de biodiversiteitscrisis
hen grote zorgen baart. De mensheid wordt geconfronteerd met een afname van biodiversiteit
die sneller gaat dan ooit in de menselijke geschiedenis. De zeer forse afname van
insecten, die bekend werd in 2017, maakte duidelijk hoe dringend deze problematiek
ook speelt in Nederland. De biodiversiteit vormt een onmisbaar fundament voor ons
ecosysteem en daarmee voor onze leefbaarheid en voedselvoorziening. Meer kennis is
nodig, en dus steunen deze leden de Minister in haar voornemen om op basis van advies
van de WUR op diverse onderwerpen onderzoeken en monitoringsprogramma’s naar de afname
van biodiversiteit te starten.
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn daarnaast van mening dat naast onderzoeken
en monitoring, ingrijpen op basis van de kennis en ambities die al wel geformuleerd
zijn, noodzakelijk is. Deze leden zijn dan ook, met de Minister, teleurgesteld dat
Nederland haar internationaal gestelde doelen ten aanzien van natuur niet gehaald
heeft en ook nog niet op schema ligt. Hoe vinden de internationale biodiversiteitsambities,
zoals de afspraken die Nederland heeft gemaakt binnen het Biodiversiteitsverdrag van
Rio de Janeiro (CBD), de Europese Biodiversiteitsstrategie en de agenda van de VN
Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen voor 2030 (SDG’s), hun concrete uitwerking op
korte termijn? Kan de Minister een inhaalslag ten aanzien van internationale doelen
formuleren?
Volgens de leden van de ChristenUnie-fractie zou de draagkracht van de natuur de kaders
moeten vormen voor ieder beleid. Deze leden steunen de Minister dan ook in de visie
om de aanpak van de biodiversiteitscrisis integraal vorm te geven en op verschillende
beleidsterreinen, zoals gebouwde omgeving, landbouw, waterveiligheid en circulaire
economie dit vraagstuk neer te leggen.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister
over de Bossenstrategie. Bomen leveren naast biodiversiteit een hele belangrijke bijdrage
in de strijd tegen klimaatverandering. Deze leden erkennen dat er veel werk verzet
moet worden. De opwarming van de aarde gaat echter snel en de effecten van klimaatverandering
zijn dan ook nu al merkbaar door droogte, extremer weer en bosbranden. Welke mogelijkheden
ziet de Minister om nog meer haast te maken met de aanplanting van bos?
Daarnaast hebben de leden van de ChristenUnie-fractie kennisgenomen van de zorgen
die leven bij natuur- en bosorganisaties over de kaal- of vlaktekap die met de Bossenstrategie
als maatregel wordt aangedragen om de kwaliteit van het bos te verbeteren. Deze leden
begrijpen de zorgen dat bij deze methode het bos mogelijk de kans niet krijgt om oud
te worden, omdat ook jonge bomen worden gekapt. Hiermee is nieuwe aanplant dus geen
voldoende compensatiemaatregel en lijkt deze kap ongunstig voor het klimaat te zijn.
Er zijn ook zorgen over de impact op het ecosysteem van het bos. Deelt de Minister
de opvatting dat een goede staat van instandhouding betekent dat er sprake is van
een gezond ecosysteem dat zo veel mogelijk zichzelf op een goede manier in stand kan
houden? Hoe verhoudt dit zich tot het voorgestelde beheer? Kent de Minister de kritiek
dat de Bossenstrategie te veel geschreven zou zijn vanuit het belang van bosbeheer
in plaats van dat van klimaat en biodiversiteit? Wat is haar reactie daarop?
Tot slot willen de leden van de ChristenUnie-fractie vragen wat de stand van zaken
is met betrekking tot het vervolgonderzoek naar het voorkomen van bestrijdingsmiddelen
in de natuur. Deze leden maken zich zorgen over deze ongewenste verspreiding van bestrijdingsmiddelen,
die veelal schadelijk zijn voor de biodiversiteit.
Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat er in dit laatste overleg
over de natuur uit deze regeerperiode veel op de agenda staat: biodiversiteit, insectensterfte,
weidevogels, bossen en het natuurbeleid. Al die onderwerpen hebben echter een rode
draad. Het gaat niet goed met de natuur. Nederland haalt haar natuurdoelen niet. Het
is zorgelijk dat veel natuurgebieden in de afgelopen jaren opnieuw niet verbeterd,
maar verslechterd zijn. En nog steeds lijkt de urgentie van de achteruitgang van de
natuur onvoldoende tot de Minister te zijn doorgedrongen. Zo moest in mei 2019 de
hoogste rechter eraan te pas komen om Nederland te dwingen om de bescherming van natuurgebieden
tegen stikstof ter hand te nemen.
De Zesde Voortgangsrapportage Natuur, onderdeel van de agenda van dit schriftelijk
overleg, stelt: «Zoals we in de vorige VNR hebben geconcludeerd blijken deze afspraken
onvoldoende om de biodiversiteit helemaal te herstellen. Daarom hebben Rijk en provincies
tijdens de Natuurtop in 2019 aanvullende ambities uitgesproken.» Dit illustreert volgens
deze leden het Nederlandse natuurbeleid: er is geen centrale regie op het gebied van
natuurbeleid, gemaakte afspraken zijn kennelijk te verblijvend, waardoor de biodiversiteit
onvoldoende wordt hersteld en in reactie op dat falen worden er opnieuw ambities uitgesproken.
Zij vragen de Minister daarom om voor het halen van de biodiversiteitsdoelen bindende
doelstellingen op te stellen.
Ook het Louis Bolk Instituut4 stelt dat er een gevoel van urgentie nodig is om tot verandering te komen. Maar het
vraagt zich af of de sterke achteruitgang in biodiversiteit, met name van insecten,
voldoende als ramp wordt ervaren om tot het gevoel van urgentie te komen dat nodig
is voor veranderingsgezindheid. Beaamt de Minister dat we ons in een zesde uitstervingsgolf
bevinden en dat biodiversiteit urgent bescherming nodig heeft? Zo ja, wat zijn de
concrete voorstellen van de Minister om het gevoel van urgentie in de samenleving
te verhogen?
Rapport Verenigde Naties
In de context van de afname van de biodiversiteit wijzen de leden van de Partij voor
de Dieren-fractie er opnieuw op dat de grootste bedreiging het intensieve landbouwsysteem
is. Vorige week toonde een nieuw rapport van de Verenigde Naties aan dat het voedselsysteem
de grootste bedreiging vormt voor de biodiversiteit.5 Wereldwijd gaat 80% van de landbouw op aan veevoer, en draagt uiteindelijk voor slechts
18% bij aan onze calorieën. Het rapport stelt dat biodiversiteitsverlies zal blijven
toenemen zonder hervorming van het voedselsysteem. Het rapport pleit voor een natuurinclusieve
landbouw, een meer plantaardig dieet en het teruggeven van grond aan de natuur.6 Hierbij stelt het rapport dat met name de overgang naar een natuurinclusieve landbouw
en het vrijspelen van meer grond voor de natuur gelinkt zijn aan de overstap naar
een meer plantaardig dieet, dus aan veel minder dieren. Graag ontvangen deze leden
van de Minister een reactie op het rapport «Food Systems impact on Biodiversity Loss
2021» van het United Nations Environmental Program (UNEP), Chatham Housen en Compassion
in World Farming (CIWF).
Bossenstrategie
De leden van de Partij voor de Dierenfractie hebben kennisgenomen van de Bossenstrategie.
De ambitie om meer bomen te planten en het bos meer biodivers en klimaatrobuust te
maken klinkt goed. Het doel is om 10% meer bos bij te planten in 2030, zo’n 37.000
hectare. Maar bij de uitwerking van de strategie plaatsen deze leden veel vraagtekens.
Zo moet de helft (18.000 hectare) van het aantal geambieerde bomen in het bestaande
NNN komen. Dat betekent dat de ene natuur voor de andere wordt ingeruild. Beaamt de
Minister dat 3.500 hectare van de 18.000 hectare bomen compensatie is voor bomen die
in Natura 2000-gebieden gekapt zijn na 2017? Waarom is 2017 als ijkjaar gekozen? Hoeveel
bomen zijn er in de afgelopen vijf jaar buiten Natura 2000-gebieden gekapt? De overige
19.000 geplande hectares nieuw bos komen deels in beek- en rivierdalen en open landschappen.
Kan de Minister aangeven welke natuur, die geen onderdeel is van het NNN, daarvoor
wordt opgeofferd? Hoeveel van de geplande 19.000 hectare bos zal in de plaats komen
van bebouwing, kortom van steen naar groen? Hoeveel van de aanplant van 19.000 hectare
extra bos maakt deel uit van de opgave om 38.530 hectare extra natuur te realiseren
in 2027, zoals afgesproken in het Natuurpact?
De leden van de Partij voor de Dierenfractie merken op dat het Nederlandse bos vooral
een jong bos is. De Minister stelt daarom voor om oudere bomen te stimuleren door
houtoogst uit te stellen.7 Dit betekent echter alleen uitstel en geen afstel; het betekent ook dat de oudere
bomen later alsnog gekapt worden. Daarnaast worden er bomen gekapt voor verjonging
en voor het omvormen van het bos naar andere natuur. De Minister zet in om maximaal
te kappen tot een halve hectare. Deze vlaktekap kan dan zonder ontheffing plaatsvinden.8 Echter, uit de onderzoeken over vlaktekap van WUR en van Stichting NatuurAlert blijkt
dat hoe groter het kapoppervlak, hoe groter de verstoring en hoe meer bodemvruchtbaarheid,
klimaat en bosontwikkeling hebben te lijden. Beaamt de Minister dat kappen van bomen
tot een minimumaantal hectare moet worden beperkt? Zo ja, waarom kiest de Minister
ervoor om kappen tot 5.000 m2 zonder vergunning toe te staan?
Biodiversiteit
Bij het Programma versterken biodiversiteit merken de leden van de Partij voor de
Dieren-fractie op dat er geen concrete doelstellingen, wet- en regelgeving en fiscale
maatregelen of aanpassingen van de economie worden voorgesteld als onderdeel van het
programma. Beaamt de Minister dat de overheid concrete doelstellingen moet opstellen
om bovenstaande ambities waar te maken? Zo nee, waarom niet?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
Natura 2000
De leden van de SGP-fractie hebben enkele vragen over het aanwijzen en intekenen van
Natura 2000-leefgebieden als zoekgebieden en het behandelen van deze gebieden als
stikstofgevoelig.
In Natura 2000-gebied Rijntakken is het habitattype kamgrasweide aangewezen als leefgebied
voor de kwartelkoning. Dit leefgebied is ook als stikstofgevoelig aangemerkt en als
zodanig opgenomen in AERIUS. De leden van de SGP-fractie constateren op basis van
de beschrijving van de bedreigingen voor de kwartelkoning dat niet stikstof het probleem
is, maar het ontbreken van extensief graslandbeheer. Deze leden horen graag waarom
dit leefgebied desondanks in AERIUS is opgenomen. In het verlengde hiervan vragen
zij of de Minister ervoor wil zorgen dat alle leefgebieden waarbij de stikstofgevoeligheid
geen (dominante) bedreigende factor is voor de soorten die afhankelijk zijn van deze
leefgebieden wil verwijderen uit AERIUS.
De leden van de SGP-fractie hebben begrepen dat in de Rijntakken ook stukken grasland
zijn ingetekend als stikstofgevoelig leefgebied voor weidevogels, terwijl hier geen
weidevogels voorkomen omdat er bomen staan. Klopt deze constatering? Is de Minister
bereid ervoor te zorgen dat dergelijke leefgebieden uit AERIUS verwijderd worden?
De leden van de SGP-fractie constateren dat in Natura 2000-gebied De Biesbosch kamgrasweide
is ingetekend als stikstofgevoelig leefgebied voor de grutto en de bruine kiekendief.
Experts van Witteveen+Bos concluderen na een veldbezoek en op basis van natuurdata
dat de habitat helemaal niet kwalificeert als kamgrasweide, dat de grutto er helemaal
niet voorkomt en dat de kiekendief er nauwelijks komt en vooral elders in De Biesbosch
fourageert. Deze leden horen graag hoe het kan dat zo’n habitat toch als stikstofgevoelig
leefgebied in AERIUS is opgenomen.
De leden van de SGP-fractie constateren dat er verschillende definities van zoekgebieden
zijn. Deze leden ontvangen graag een uitgebreide toelichting op de verschillende definities
en het gebruik ervan. Wanneer wordt een Natura 2000-habitattype respectievelijk een
leefgebied ingetekend als zoekgebied en als zodanig in AERIUS opgenomen? Wordt een
habitat nu alleen als zoekgebied meegenomen als het voorkomen van het habitattype
zeer waarschijnlijk is, maar nog niet formeel vastgesteld, en niet als alleen sprake
is van een te verwachten ontwikkeling van een habitattype door (potentiële, toekomstige)
herstelmaatregelen? Jurisprudentie leert dat het bevoegd gezag beleidsvrijheid heeft
met betrekking tot het intekenen van zoekgebieden in het kader van Natura 2000. Wordt
hier heel terughoudend mee omgegaan?
De leden van de SGP-fractie vragen aandacht voor twee uitspraken van de Raad van State
in het stikstofdossier: ECLI:NL:RVS:2021:105 en ECLI:NL:RVS:2021:71. Deze leden horen
graag wat deze uitspraken betekenen voor de druk op de beschikbare stikstofruimte.
Zij horen ook graag wat de gevolgen zijn voor de rechtszekerheid van bedrijven die
intern salderen. Zonder vergunning zijn zij kwetsbaarder voor wijzigingen in bijvoorbeeld
de AERIUS-systematiek en van emissiefactoren. Hoe gaat de Minister nieuwe knelgevallen
voorkomen?
De leden van de SGP-fractie horen graag wat de stand van zaken is met betrekking tot
de toezegging dat gekeken zal worden naar het vergoeden van de (adviseurs)kosten die
PAS-melders moeten maken voor het inleveren van allerlei documenten en gegevens, terwijl
ze eerder te goeder trouw gehandeld hadden.
De leden van de SGP-fractie hebben begrepen dat in de regeling gerichte opkoop piekbelasters
toch weer een beroepsverbod zal komen voor bedrijven zonder productierechten. Deze
leden vragen of de Minister dit beroepsverbod wil schrappen in zoverre de bedrijfsemissies
niet toenemen, zodat een bestaand bedrijf op afstand van een stikstofgevoelig Natura
2000-gebied overgenomen kan worden.
De leden van de SGP-fractie maken zich grote zorgen over de gang van zaken rond het
Natura 2000-gebied Westerschelde. De Vlaams Nederlandse Schelde Commissie lijkt aan
te sturen op nieuwe ontpolderingen. Als je uitgaat van een optimaal systeem zou de
vaargeul ondieper moeten worden. De haven van Antwerpen wil echter verder uitbreiden
en een diepere vaargeul. Gaat de Minister zich verzetten tegen nieuwe ontpolderingen
en tegen verdieping van de vaargeul?
Bossenstrategie
De leden van de SGP-fractie hebben enkele vragen over de Bossenstrategie. In de strategie
wordt aangegeven dat op vele hectares fauna- en kruidenrijk grasland binnen het NNN
bomen zouden moeten komen. Deze leden willen erop wijzen dat extensief beheerd kruidenrijk
grasland zeker zoveel CO2 op kan slaan als bossen, of zelfs meer. Dit fauna- en kruidenrijk grasland is juist
bedoeld voor weidevogels. Die zijn niet gebaat bij de aanplant van bomen. Hoe weegt
de Minister deze analyse?
In de strategie wordt tevens aangegeven dat op duizenden hectares landbouwgrond bomen
zouden moeten komen. De leden van de SGP-fractie horen graag wat dit betekent voor
weide- en akkervogels die gebaat zijn bij een open landschap en voor de druk op landbouwgrond.
De leden van de SGP-fractie willen graag een pas op de plaats als het gaat om zogenaamde
vlaktekap, het in een keer omkappen van grotere stukken bos, inclusief soms zelfs
het weghalen van de bovenste laag met veel organisch materiaal. Ook al komt er jonge
aanplant voor terug, de aanslag op de CO2-vastlegging en biodiversiteit is groot. Experts pleiten voor uitdunnen in plaats
van vlaktekap. Deze leden constateren dat de WUR (Den Ouden/Mohren) veronderstelt
dat onder de halve hectare geen negatieve ecologische effecten optreden. De «commissie-Rabbinge»
denkt hier anders over. Is het mogelijk dat de «commissie-Den Ouden/Mohren» inhoudelijk
reageert op de analyse van de «commissie-Rabbinge»? Is de veronderstelling juist dat
significante schade aan de bosbodem optreedt zodra meer dan de helft van de bodem
van de gekapte opening in het bos onder invloed komt te staan van direct zonlicht
en dat deze grens al bij een kapvlakte van 1000 m2 overschreden wordt?
Natuurcompensatie
De leden van de SGP-fractie hebben twee jaar geleden een paar voorstellen gepresenteerd
voor inzet van natuurcompensatiemiddelen op de plek waar dat het meest nodig is, bijvoorbeeld
voor natuur op en bij landbouwgronden. Nu gaat het te vaak om schaamgroen en blijft
er geld lang op de plank liggen. De Minister zou het voorstel voor een werkgroep voorleggen
aan de provincies en de kwartiermakers van het Deltaplan biodiversiteit (Kamerstuk
33 576, nr. 161). Deze leden horen graag hoe dit opgepakt is.
Wolven
De leden van de SGP-fractie hebben gelezen dat Duitse onderzoekers pleiten voor actiever
wolvenbeheer en inzet op versoepeling van de regels hiervoor. De onderzoekers wijzen
erop dat vermindering van begrazing en het plaatsen van afrastering in reactie op
de wolf juist negatief uit kan pakken voor andere Natura 2000-soorten en -habitats.
Die worden wel bedreigd, terwijl dat bij de wolf niet het geval is. De onderzoekers
pleiten voor het afschieten van probleemwolven. Deze leden horen graag de reactie
van de Minister op dit onderzoek. Pakt de Minister dit op?
II Antwoord/Reactie van de Minister
III Volledige agenda
Hoofdlijnen van het gezamenlijk programma Natuur
Kamerstuk 35 334, nr. 131 – Brief Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten d.d. 10 juli
2020
Onderzoek en monitoring van insecten
Kamerstuk 33 576, nr. 199 – Brief Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten d.d. 21 september
2020
Reactie op verzoek commissie over het commentaar van het Interprovinciaal Overleg
(IPO) ten behoeve van het algemeen overleg natuur van 22 juni 2020
Kamerstuk 33 576, nr. 198 – Brief Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten d.d. 4 september
2020
Zesde Voortgangsrapportage Natuur 2019 (VRN)
Kamerstuk 33 576, nr. 200 – Brief Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten d.d. 26 oktober
2020
Programma versterken biodiversiteit
Kamerstuk 26 407, nr. 136 – Brief Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten d.d. 16 oktober
2020
Uitwerking ambities en doelen landelijke Bossenstrategie en beleidsagenda 2030
Kamerstuk 33 576, nr. 202 – Brief Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten d.d. 18 november
2020
Ontwikkelingen in het natuurbeleid
Kamerstuk 33 576, nr. 201 – Brief Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten d.d. 23 november
2020
Actualisatie Bruinvisbeschermingsplan
Kamerstuk 29 675, nr. 196 – Brief Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten d.d. 16 november
2020
Reactie op de uitspraak van de Raad van State over handhaven Houtverordening
Kamerstuk 30 196, nr. 736 – Brief Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten d.d. 2 december
2020
Aanvalsplan grutto en initiatiefnota «Weidse blik op de weidevogels»
Kamerstuk 33 576, nr. 218 – Brief Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten d.d. 15 december
2020
Uitvoeringsprogramma natuur
Kamerstuk 33 57, nr. 216 – Brief Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten d.d. 8 december 2020
Nieuwe rapportage Floriade
Kamerstuk 35 570 XIV, nr. 68 – Brief Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten d.d. 4 december
2020
Mosselconvenant/MZI-beleid 2021–2026
Kamerstuk 29 675, nr. 197 – Brief Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten,7 december
2020
Beantwoording vragen commissie over de toelichting op de onderzoeksopzet van de voorgenomen
beleidsdoorlichting van begrotingsartikel 12 «Natuur, biodiversiteit en gebiedsgericht
werken» over de begrotingen van 2015–2019
Kamerstuk 31 104, nr. 10 – Brief Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten d.d. 26 november
2020
Nazending van de CW 3.1 bijlage bij het uitvoeringsprogramma Natuur |
Kamerstuk 33 576, nr. 217 – Brief Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten d.d. 17 december
2020
Landelijke Actie CITES 2020: Operatie Cactus
Kamerstuk 31 379, nr. 23 – Brief Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten, d.d. 21 december
2020
Resultaten actualisatie onderzoek maatschappelijk draagvlak wolf
Kamerstuk 33 576, nr. 219 – Brief Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten d.d. 25 januari
2021
Reactie op verzoek commissie over het PBL-rapport natuurbeleid in internationale context
Kamerstuk 26 407, nr. 137 – Brief Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten d.d. 25 januari
2021
Ecologische effecten van vlaktekap
Kamerstuk 2021Z02490 – Brief Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten d.d. 5 februari
2021
Reactie op verzoek commissie over uitvoering van moties betreffende de bestrijding
van watercrassula (Kamerstuk
33 576, nrs. 214
en 215)
Kamerstuk 2021Z0249 – Brief Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten d.d. 5 februari
2021
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
F.C.G. Goorden, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.