Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Vorstendom Liechtenstein tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en het vermogen en het voorkomen van het ontduiken en ontwijken van belasting, met Protocol; Bern, 3 juni 2020
2021D04711 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 2 februari 2021 enkele vragen en opmerkingen
aan de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst voorgelegd
over de door de Minister van Buitenlandse Zaken op 12 januari 2021 toegezonden brief
inzake het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Vorstendom Liechtenstein
tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen
en het vermogen en het voorkomen van het ontduiken en ontwijken van belasting, met
Protocol; Bern, 3 juni 2020 (Kamerstuk 35 698).
De voorzitter van de commissie, Tielen
De adjunct-griffier van de commissie, Freriks
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het belastingverdrag tussen Nederland
en Liechtenstein en hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen. Deze leden willen
vooraf opmerken groot voorstander te zijn van belastingverdragen. Zij voorkomen dat
Nederlanders woonachtig of werkzaam in een ander land te maken krijgt met vervelende
gevolgen als dubbele belastingheffing of zware administratieve lasten.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de toelichtende nota dusdanig is verduidelijkt
dat deze overeenkomstig is met de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2020. Kan de Staatssecretaris
aangeven op welke punten en waarom verduidelijking nodig was op basis van de Notitie
Fiscaal Verdragsbeleid 2020? Is hier vervolgens contact over geweest met Liechtenstein?
Zo nee, waarom niet? Deze leden weten dat er in de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid
2020 voor verschillende groepen dusdanig grote aanpassingen zijn vastgelegd ten opzichte
van de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011 dat zij graag in de praktijk willen zien
hoe dit uitpakt.
De leden van de VVD-fractie merken op dat zij al vaker een punt hebben gemaakt van
de gevolgen betreffende de belastingheffing voor sporters en artiesten. In het voorliggende
Verdrag lezen zij dat het Nederland niet is gelukt om afspraken te maken over «inkomsten sporters & artiesten die vallen onder bepalingen inkomsten uit onderneming
of dienstverband». De leden van de VVD-fractie lezen dat Liechtenstein wilde aansluiten bij het OESO-modelverdrag
op dit punt en dat Nederland daar uiteindelijk mee heeft ingestemd. Klopt het dat
Nederlandse artiesten en sporters over hun optredens dus worden belast in Liechtenstein?
Heeft Nederlander in het belastingverdrag ingezet op een drempelbedrag of de mogelijkheid
tot het belasten op netto basis, twee opties die zijn opgenomen in het OESO-modelverdrag?
Zo nee, waarom niet? Zo ja, kan de Staatssecretaris reflecteren op het uiteindelijke
resultaat en de gemaakte afspraken op dit punt?
De leden van de VVD-fractie wijzen erop dat Nederland het Verdrag met Liechtenstein
heeft gepoogd overeenkomstig te maken met de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2020 en
spreken daarom de verwachting uit dat Nederland in de gesprekken met Liechtenstein
de hiervoor genoemde opties in de onderhandeling heeft gebruikt om de positie van
de sporters en artiesten te verbeteren. Deze leden vragen tevens wat er in het Verdrag
is opgenomen over de Nederlandse belastingheffing op sporters en artiesten uit Liechtenstein.
De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris toe te lichten of het Verdrag
overeenkomt met de gemaakte keuzes in het Multilateraal Instrument (MLI). Zijn er
verschillen en zo ja welke?
De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris hoe dit Verdrag zich verhoudt
ten opzichte van het internationale verdragsbeleid en of en zo ja op welke punten
het Verdrag afwijkt van de verdragen met andere Europese lidstaten.
De leden van de VVD-fractie vragen welke afspraken er zijn gemaakt ter garantie van
het voorkomen van het betalen van dubbele belasting voor grensoverschrijdende beroepen
zoals de transportsector (scheepvaart, internationale vrachtwagenchauffeurs, etc.)
en de luchtvaart.
De leden van de VVD-fractie vragen in welke belastingverdragen met Europese lidstaten
de gemaakte afspraken als zodanig niet gelden voor het Caribische gedeelte van het
Koninkrijk der Nederlanden.
De leden van de VVD-fractie vragen tot slot of de Staatssecretaris een toelichting
kan geven op alle keren «Nee» in het Toetschema Fiscaal Verdragsbeleid 2011. Waarom
is het niet gelukt om de inzet van Nederland op een dusdanig wenselijke manier in
het definitieve Verdrag op te nemen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de toelichtende nota bij het
verdrag tussen Nederland en Liechtenstein. Zij hebben hierbij enkele vragen.
Ten eerste merken de leden van de CDA-fractie op dat de pensioenpremieaftrek niet
expliciet is opgenomen in het non-discriminatieartikel 23 van het Verdrag. De reden
die hiervoor wordt gegeven is dat dit niet nodig was, omdat zowel Liechtenstein als
EER-land als Nederland als EU-lidstaat op basis van EU-recht gehouden zijn hierin
te voorzien. Kan de Staatssecretaris toelichten waarom een dergelijke bepaling dan
recentelijk wel expliciet is opgenomen is het verdrag met Ierland, hoewel dat land
ook een EU-lidstaat is?
Ook vragen de leden van de CDA-fractie waarom in het Verdrag geen apart artikel is
opgenomen voor hoogleraren en docenten, zoals in de verdragen met Duitsland, België
en Frankrijk. Kan de Staatssecretaris toelichten waarom een specifieke bepaling hier
achterwege is gelaten?
Ten aanzien van artikel 26 lezen de leden van de CDA-fractie dat in afwijking van
onderdeel 2.16.2 van de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011 geen doelmatigheidsdrempel
is opgenomen, waarbij wel wordt verwezen naar de algemene proportionaliteitstoets
in het achtste lid van artikel 26. Deze leden vragen de Staatssecretaris waarom hier
is afgeweken van de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011.
De leden van de CDA-fractie vragen tot slot of de Staatssecretaris kan aangeven op
welke wijze Nederland en Liechtenstein de afgelopen drie jaar bankgegevens hebben
uitgewisseld. Hoeveel bankgegevens zijn spontaan en op aanvraag uitgewisseld? En hoe
gaat dat verlopen na inwerkingtreding van dit Verdrag?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het belastingverdrag tussen Nederland
en Liechtenstein. Deze leden vinden het vermijden van dubbele belastingen met betrekking
naar het inkomen en het voorkomen van het ontduiken en ontwijken van belasting van
groot belang. Zij hebben in dit verband nog wel enkele vragen.
De leden van de D66-fractie lezen dat de Nederlandse inzet bij de onderhandelingen
is gebaseerd op het Nederlands verdragsbeleid zoals uiteengezet in de Notitie Fiscaal
Verdragsbeleid 2011 en de kabinetsappreciatie. Voor het instrumentarium is hoofdzakelijk
aangeknoopt bij de bepalingen van het OESO-Modelverdrag, maar er ook is gekeken naar
welke afspraken Liechtenstein heeft gemaakt in zijn belastingverdragen met Duitsland
en het Verenigd Koninkrijk. Kan de Staatssecretaris toelichten waarom specifiek naar
de belastingverdragen met deze twee landen is gekeken?
De leden van de fractie van D66 vragen op welke manier wordt voorkomen dat in de toekomst
belasting wordt ontweken door middel van dit belastingverdrag. De leden van de fractie
van D66 vragen of kwantitatief kan worden toegelicht hoe groot het economisch belang
is van de relatie Nederland-Liechtenstein. De leden van de fractie van D66 vragen
of Nederland, naast de minimumstandaarden van de BEPS-rapporten, ook eigenstandig
initiatieven neemt om verdragsmisbruik te voorkomen.
De leden van de D66-fractie lezen verder dat Liechtenstein niet bereid is het Verdrag
mede van toepassing te laten zijn op het Caribische deel van Nederland. Welke redenen
heeft Liechtenstein hiervoor gegeven? Is de Staatssecretaris voornemens om namens
het Koninkrijk een afzonderlijk verdrag te sluiten met Liechtenstein ten behoeve van
het Caribische deel van Nederland?
Bij enkele onderdelen van het toetsschema die niet overeenkomen met het fiscaal verdragsbeleid
wordt verwezen naar een paragraaf, bij enkele echter ook niet. De leden van de D66-fractie
vragen waarom niet voor alle afwijkingen een toelichting is opgenomen.
De leden van de D66-fractie lezen dat de regering van mening is dat het voor Nederland
gezien de nauwe politieke en economische samenwerking goed is om een belastingverdrag
te hebben met alle landen van de Europese Unie en de Europese Economische Ruimte.
Deze leden merken op dat er tot dusverre geen belastingverdrag is gesloten met EU-lidstaat
Cyprus. Waarom niet? En is de Staatssecretaris voornemens dit wel af te sluiten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het te wijzigen Verdrag en hebben
enkele vragen en opmerkingen hierbij.
De leden van de SP-fractie constateren dat het Verdrag is gebaseerd op het verdragsbeleid
uit 2011 en het zogeheten multilateraal instrument van de OESO. Deze leden vragen
de Staatssecretaris naar de verschillen met het meest actuele verdragsbeleid, met
nadruk op het gebied van belastingontwijking en naar de belastingstromen tussen Nederland
en Liechtenstein waarbij sprake kan zijn van belastingontwijking. Zij vragen de Staatssecretaris
tevens of het tot op heden ontbreken van een verdrag op dubbele belastingheffing inhoudt
dat de Zwitserse verdragsnormen gelden, gezien de douane-unie die het land heeft met
Zwitserland, of dat nu sprake kan zijn van dubbele belastingheffing en belastingontwijking.
Deze leden zijn tevens benieuwd naar de status van Liechtenstein als belastingparadijs.
Zij vragen de Staatssecretaris of wat hem betreft de conclusie kan worden getrokken
dat Liechtenstein, in tegenstelling tot Nederland, geen belastingparadijs meer is
of dat dit enkel gesteld kan worden voor particuliere witwaspraktijken en niet zozeer
voor bedrijfsconstructies.
De leden van de SP-fractie constateren dat Liechtenstein een winstbelasting hanteert
van 12,5%, maar vragen de Staatssecretaris in hoeverre hier in de praktijk uitzonderingen
op worden gemaakt. Deze leden zijn benieuwd of het feit dat rente, royalty’s en dividend
onbelast zijn in Liechtenstein aanleiding vormt om het land aan te merken als laagbelastend
en of dit wat de Staatssecretaris betreft aanleiding is het verdragsbeleid aan te
passen en of het aanleiding is ook in Europees verband aan te dringen op het aanmerken
van Liechtenstein als laagbelastend, c.q. belastingparadijs. Zo niet, welke reden
heeft dit?
II Reactie van de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
J.F.C. Freriks, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.