Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het rapport Verwevenheid zorg & criminaliteit van het Informatie Knooppunt Zorgfraude (IKZ) (Kamerstuk 28828-125)
2021D03067 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties
behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van 6 januari
2021 van de Minister voor Medische Zorg betreffende het rapport «Verwevenheid zorg
& criminaliteit» van het Informatie Knooppunt Zorgfraude (IKZ) (Kamerstuk 28 828, nr. 125).
De voorzitter van de commissie, Lodders
De adjunct-griffier van de commissie, Heller
Inhoudsopgave
blz.
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II.
Reactie van de Minister
7
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van de
Minister voor Medische Zorg over het rapport «Verwevenheid zorg & criminaliteit» van
het Informatie Knooppunt Zorgfraude (IKZ). Genoemde leden vinden het belangrijk dat
zorgfraude door criminelen hard wordt aangepakt. Het betreffende onderzoek geeft een
goed aanknopingspunt om vervolgonderzoek naar de verwevenheid tussen zorg en criminaliteit
te starten en meer focus te leggen op het aanpakken van dit soort fraude. Daarbij
hebben de deze leden nog enkele vragen.
Algemeen
De leden van de VVD-fractie vinden de bevindingen die uit het onderzoek komen ernstig.
Deze leden vragen daarom wat de Minister de belangrijkste conclusies vindt uit het
rapport. Is de Minister van plan om vervolgonderzoek in te stellen? Zo ja, op welke
schaal en met welk doel wordt het vervolgonderzoek ingesteld?
Daarnaast willen de leden van de VVD-fractie graag weten wat voor wetgeving en maatregelen
er nog in de pijplijn zitten om de problematiek omtrent de verwevenheid tussen de
zorg en criminaliteit aan te pakken. Wat voor middelen kunnen nu al ingezet worden
om deze problematiek snel en effectief aan te pakken?
Begeleidende brief
In de begeleidende brief bij het onderzoek staat het volgende: «zoals bovenstaand
toegelicht is de bestrijding van ondermijnende (georganiseerde) criminaliteit geen
primaire verantwoordelijkheid van het BO TIZ. Daar waar sprake is van ondermijnende
activiteiten die gepaard gaan met zorgfraude is uiteraard, ten aanzien van zorgfraude,
wel een rol voor het BO TIZ weggelegd». Welke conclusie trekt de Minister concreet
uit deze constatering?
Eindrapport «Verwevenheid zorg en criminaliteit»
Op pagina 4 van het eindrapport lezen de leden van de VVD-fractie dat de conclusies
van het onderzoeksrapport niets zeggen over de totale omvang van de problematiek in
de regio Twente. Er kan, door de regionale focus van het onderzoek, ook niets valide
gezegd worden over deze problematiek op landelijk niveau. Hoe wil de Minister ervoor
zorgen dat er wel meer valide inzicht komt in de problematiek van de verwevenheid
van zorg en criminaliteit op landelijk niveau? Dit onderzoek, hoe kleinschalig ook,
geeft voor genoemde leden aan dat er serieuze vervolgstappen moeten komen om deze
problematiek goed in kaart te brengen.
Op pagina 5 lezen de leden van de VVD-fractie dat er bewijs is dat er personen zijn
die betrokken zijn bij een zorgorganisatie die zich tevens in een crimineel netwerk
begeven. Later komt in het rapport ook naar voren dat er bijvoorbeeld personen zijn
die geen bevoegdheid hebben (opleiding en/of Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg
(BIG)-registratie) om in de zorg te mogen werken. Welke rol kan het Waarschuwingsregister
Zorg & Welzijn volgens de Minister spelen om de verwevenheid tussen zorg en criminaliteit
te voorkomen?
Op pagina 7 staat vermeld dat toezicht op en opsporing van zorgaanbieders onvoldoende
efficiënt zijn. Wat is de rol van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en de
Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) hierin?
Op pagina 8 lezen de leden van de VVD-fractie dat een van de belemmeringen in deze
problematiek is dat het niet voldoende op de agenda staat en er onvoldoende expertise
is op dit gebied. Wat wil de Minister doen om deze problematiek meer bekendheid te
geven in de zorgsector en bij gemeenten, en om de expertise op lokaal niveau te vergroten?
Op pagina 10 wordt de samenwerking tussen het IKZ en het Regionale Informatie en Expertisecentrum
Oost Nederland (RIEC ON) besproken. Kan de Minister dit onderzoek onder de aandacht
brengen van de andere negen vestigingen van het RIEC en hen vragen dit onderzoek mee
te nemen in onderzoeken die door hen de komende periode worden uitgevoerd?
Op pagina 21 en 22 lezen de leden van de VVD-fractie dat het merendeel van de zorgorganisaties
die zijn onderzocht, zorg leveren vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
(Wmo 2015) en Wet langdurige zorg (Wlz). Deze organisaties hebben vaak een gering
aantal cliënten en weinig personeel. Hierdoor concluderen genoemde leden dat gemeenten
een grote rol dienen te vervullen in het opsporen en aanpakken van dit soort criminaliteit.
Wat moet volgens de Minister gebeuren om gemeenten te helpen met het aanpakken van
deze problematiek? Welke rol speelt de VNG hierin?
Vragen en opmerkingen van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben met ontzetting kennisgenomen van het rapport «Verwevenheid
zorg & criminaliteit». Genoemde leden vragen de Minister om de naar bovengekomen feiten
over ondermijnende criminaliteit bij zorgorganisaties te veroordelen als onacceptabel
en zo spoedig mogelijk een tegenoffensief te lanceren. Verder hebben deze leden nog
de volgende kritische vragen.
De leden van de PVV-fractie begrijpen niet hoe iemand met een strafblad zorgbestuurder
kan worden en blijven. Bij ongeveer de helft van de onderzochte casussen was dit echter
het geval. Vindt de Minister dit net zo schokkend als genoemde leden? Immers, het
is toch onvoorstelbaar dat iemand met een crimineel verleden verantwoordelijk wordt
voor de zorg van kwetsbare en beïnvloedbare cliënten? Wie was verantwoordelijk voor
het aanstellen van deze bestuurders, zo vragen deze leden? Hoe gaat de Minister voorkomen
dat mensen met een strafblad nog zorgbestuurder kunnen worden? Is de Minister bereid
om alle zorgbestuurders door te lichten op een eventueel crimineel verleden en vervolgens
te ontslaan? Zo nee, waarom niet? Is ook gekeken naar de etnische achtergrond van
de mensen die zorgfraude hebben gepleegd? Zo ja, is de zorgfraude onder bepaalde groepen
en/of nationaliteiten hoger ten opzichte van andere groepen en/of nationaliteiten?
Zo nee, is het dan niet raadzaam om hier alsnog onderzoek naar te doen om een duidelijker
beeld te krijgen?
De leden van de PVV-fractie kunnen niet anders concluderen dan dat het externe toezicht
op zorginstellingen hopeloos tekortschiet. Deze leden denken ook dat gemeenten helemaal
niet in staat zijn om dit toezicht op te schalen, maar horen graag hoe de Minister
dit ziet en welke mogelijkheden er zijn om het toezicht te verscherpen. Naast scherper
toezicht moet de kwaliteit van de zorg beter worden geborgd. Kan de Minister aangeven
of de IGJ van plan is om vaker Mystery Guests in te zetten en vaker onaangekondigde inspecties uit te voeren? Volgens genoemde
leden zijn niet nog meer papieren controles nodig in de vorm van afvinklijstjes en
eigen verklaringen, maar meer fysieke controles op de werkvloer. Is de Minister het
met deze leden eens?
De leden van de PVV-fractie vragen al 10 jaar om een strengere bestuurderstoets in
de zorg. Deze leden bedoelen niet de accreditatietoets zoals die nu geldt, maar meer
een toets zoals de Nederlandse Bank hanteert. Deze toets zou bovendien periodiek herhaald
moeten worden. In 2017 werd nog een motie hiertoe van de leden van de PVV-fractie
verworpen1. Dit is hetzelfde jaar als waarover de rapportage van het IKZ gaat. Hoe kijkt de
Minister inmiddels aan tegen een strengere en periodieke bestuurderstoets in de zorg?
Is de Minister het met deze leden eens dat er minimaal een aanscherping moet komen
van de huidige accreditatietoets? Zo ja, per wanneer kunnen zij dit verwachten?
De leden van de PVV-fractie zijn van mening dat criminaliteit en fraude in de zorg
zullen afnemen als er geen (mega)winsten meer worden behaald. Een breed verbod in
de zorg op megawinsten en een verbod op lucratieve en tevens ondoorzichtige bv-structuren
zou volgens genoemde leden een goed begin zijn in het kader van de fraudebestrijding.
Deze leden hadden daartoe ook een amendement ingediend bij de behandeling van de Aanpassingswet
Wet toetreding zorgaanbieders (A)Wtza)2, welke helaas is verworpen. Genoemde leden vragen daarom of met de (A)Wtza op dit
moment de criminaliteit en fraude zoals genoemd in de rapportage, ondervangen kan
worden. Deze leden ontvangen daar graag een uitgebreide toelichting op.
Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie maken graag van de gelegenheid gebruik om enkele vragen
te stellen naar aanleiding van het eindrapport over de verwevenheid zorg en criminaliteit.
Genoemde leden vinden het zeer schrijnend te moeten lezen dat deze kwetsbare doelgroep
gebruikt wordt om hennep te plukken als onderdeel van de dagbesteding en/of seksueel
worden uitgebuit. Deze leden maken graag van deze gelegenheid gebruik om enkele aanvullende
en verduidelijkende vragen over het rapport te stellen.
Twente was de enige regio die tijdens de onderzoeksperiode goed zicht had op de problematiek.
Dat vinden de leden van de CDA-fractie een verontrustend bericht. Wat wordt gedaan
om in andere regio´s een beeld te krijgen van deze problematiek? Kan de Minister uitgebreid
toelichten hoe de regio Twente hier zicht op heeft gekregen en wordt deze aanpak gedeeld
met andere regio´s? Vindt de Minister dat gemeenten voldoende samenwerken of met elkaar
kunnen samenwerken om fraude op te sporen?
De onderzoekers merken op dat hun onderzoeksresultaten het topje van de ijsberg zijn.
Kan de Minister toelichten waar de onderzoekers dit uit afleiden? Leiden zij dit bijvoorbeeld
af uit de omvang van organisaties of uit bepaalde regio´s in Nederland? Als cliënten
ingezet worden voor criminele activiteiten is de opdrachtgever toch strafbaar? Worden
deze opdrachtgevers en/of malafide zorgorganisaties strafrechtelijk vervolgd? De leden
van de CDA-fractie lezen ook terug dat in dit kader weinig onderzoekscapaciteit voorhanden
is. Deelt de Minister deze stellingname van de onderzoekers? Wordt aan cliënten die
hier aan bloot zijn gesteld of hiermee in aanraking zijn gekomen hulp aangeboden?
Daarnaast stellen de onderzoekers vast dat niet helemaal duidelijk is of sprake is
van criminelen die een zorgorganisatie beginnen of dat zij al een zorgorganisatie
hebben en van daaruit meer criminele activiteiten ondernemen. Vindt hier nader onderzoek
naar plaats? De leden van de CDA-fractie vinden het heel belangrijk dat dit op relatief
korte termijn gebeurt, met name omdat de criminele netwerken de zorg als melkkoe gebruiken
en veel kwetsbare ouderen en jongeren hier de dupe van zijn. Genoemde leden lezen
namelijk in het onderzoek terug dat het veelal mensen betreft waarbij sprake is van
multiproblematiek.
De onderzoekers stellen ook vast dat nieuwe wetgeving (o.a. de (A)Wtza) niet gaat
helpen om dit soort verwerpelijke praktijken tegen te houden. Wat vindt de Minister
hiervan, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Is de Minister het eens met de stellingname
van de onderzoekers? Denkt de Minister dat er meer nodig is dan de huidige wetgeving?
Tot slot vragen de leden van de CDA-fractie de Minister wat gemeenten (een groot deel
van de zorginstellingen leveren zorg vanuit de Wmo en Jeugdzorg) bij de zorginkoop
kunnen doen om meer zicht te krijgen op welke zorg zij inkopen. Dit geldt overigens
ook voor zorgkantoren. Kan de Minister gemeenten hierin ondersteunen? Het gaat vaak
over rechtmatigheid van zorg en dan is sprake van een papieren controle. Vindt de
Minister, net als genoemde leden, dat werkbezoeken (controle in de praktijk) aan zorginstellingen
kunnen bijdragen aan het identificeren van zorgfraude?
Vragen en opmerkingen van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met bezorgdheid kennisgenomen van het rapport «Verwevenheid
zorg & criminaliteit» van het IKZ. Deze leden zijn verontrust over de mate waarin
mensen in de zorg worden blootgesteld aan criminele praktijken en over het gegeven
dat geld dat bedoeld is voor het verlenen van zorg op de verkeerde plaats terechtkomt
en de samenleving ondermijnt. Deze leden willen vooropstellen dat het grote prioriteit
heeft om deze praktijken te voorkomen. In dat licht hebben de leden van de D66-fractie
de volgende vragen aan de Minister.
De leden van de D66-fractie vinden het goed dat onderhavig rapport de problemen aan
het licht brengt in specifieke casussen, maar zijn ook van mening dat het onderzoek
verbreed dient te worden. Is de Minister het eens met deze leden? Welke acties gaat
de Minister ondernemen om dit onderzoek te intensiveren en te verbreden, bijvoorbeeld
naar landelijk niveau? Welke stappen zijn nodig om die verbreding toe te passen? Indien
de Minister inderdaad bereid is om het onderzoek uit te breiden naar landelijk niveau,
op welke manier wil de Minister dan borgen dat met dit onderzoek wél conclusies kunnen
worden getrokken over de omvang van de verwevenheid tussen de zorg en criminaliteit?
Ook vragen deze leden de Minister hoe dit onderzoek kan leiden tot verbetering van
de aanpak van ondermijnende criminaliteit. Deze leden wijzen hierbij op de constatering
van het Bestuurlijk Overleg van de Taskforce Integriteit Zorgsector (BO TIZ) dat op
basis van dit onderzoek nog geen conclusie kan worden getrokken over de omvang van
de verwevenheid tussen de zorg en de criminaliteit.
De leden van de D66-fractie hebben in een eerder stadium kennisgenomen van het Wetsvoorstel
bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg (Wbsrz) dat de regering aan de Kamer heeft
aangeboden. Kan de Minister aangeven hoeveel van de gemelde casussen uit het onderzoek
voorkomen hadden kunnen worden via de maatregelen die in dit wetsvoorstel zijn opgenomen?
Kan de Minister ook aangeven in hoeverre alle maatregelen die in de Wbsrz voorgesteld
worden of op andere manieren genomen zijn om fraude in de zorg tegen te gaan, voldoende
zijn om de verwevenheid tussen criminaliteit en zorg tegen te gaan? Deze leden wijzen
op de constatering dat er slechts bij 59% van de onderzochte gevallen signalen bestonden
van zorgfraude en/of onvoldoende kwaliteit van zorg. In hoeverre biedt de huidige
wet- en regelgeving – inclusief de lopende wetsvoorstellen die gericht zijn op het
voorkomen van fraude of onvoldoende kwaliteit – voldoende handvatten om verwevenheid
van de zorg met criminaliteit te voorkomen (bij de niet-onderzochte gevallen)? In
hoeverre wordt op basis van deze wet- en regelgeving informatie uitgewisseld tussen
betrokken partijen?
De leden van de D66-fractie wijzen daarnaast op het wetsvoorstel dat door de regering
is aangekondigd, de Wet integriteit bedrijfsvoering zorgaanbieders (Wibz), maar dat
nog niet is ingediend. Welk deel van de genoemde casussen in het rapport was voorkomen
met de maatregelen die in de Wibz worden beoogd? Wanneer zal het wetsvoorstel van
de Wibz aangeboden worden aan de Kamer? Is de Minister het ermee eens dat het grote
prioriteit behoeft om dit wetsvoorstel naar de Kamer te sturen, gelet op de constatering
dat het relatief eenvoudig is voor malafide personen om een zorginstelling te beginnen?
De leden van de D66-fractie merken op dat de Minister een brede integrale aanpak voorstaat
tegen georganiseerde, ondermijnende criminaliteit. Kan de Minister aangeven of zij
het eens is met deze leden dat verwevenheid tussen ondermijnende criminaliteit en
de zorgsector een bijzondere prioriteit dient te hebben in deze aanpak, gelet op de
kwetsbaarheid van de mensen die erbij betrokken kunnen raken?
De leden van de D66-fractie wijzen op het debat dat is gevoerd over de (A)Wtza, met
als uitkomst dat in de zorg niet standaard een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG)
wordt gevraagd, maar dat wel de mogelijkheid bestaat om dit in specifieke gevallen
te vragen. Ziet de Minister in dit rapport aanleiding om de VOG-eis vaker als middel
in te zetten, zodat voorkomen wordt dat kwaadwillende personen frauderen met zorggeld
of in contact komen met kwetsbare mensen? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
In hoeveel gevallen is in het afgelopen jaar gebruik gemaakt van de mogelijkheid om
een VOG op te vragen na signalen bij zorgaanbieders? Kan de Minister reflecteren op
dit aantal en aangeven of dit aanleiding is om de regelgeving rondom de VOG-eis aan
te scherpen of dat dit aanleiding is om het middel vaker in te zetten? Kan de Minister
tevens aangeven of de maatregelen volgend uit de (A)Wtza voldoende zijn om – zoals
genoemd in het rapport – de belemmerende factor aan te pakken dat toetreding tot de
zorgmarkt relatief eenvoudig is door lage drempels en onvoldoende barrières? In hoeverre
geven deze casussen aanleiding tot het aanscherpen van de huidige wet- en regelgeving
of lopende wetsvoorstellen?
Vragen en opmerkingen van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie vinden de verwevenheid tussen zorgaanbieders en criminaliteit
zorgwekkend. Genoemde leden zijn van mening dat de zorg geen markt is en dat het huidige
stelsel malafide zorgorganisaties te veel kansen geeft om criminele activiteiten te
ondernemen.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister om zo snel mogelijk landelijk onderzoek
te doen naar de verwevenheid tussen zorgaanbieders en criminaliteit.
De leden van de SP-fractie vragen wat de Minister vindt van de aanbevelingen van het
rapport en wat de Minister hiermee gaat doen. Denk aan betere screening van zorgaanbieders
en een betere uitwisseling van informatie tussen betrokken instanties.
De leden van de SP-fractie lezen dat de conclusie van het onderzoek is dat aan de
voorkant te weinig kwaliteitseisen worden gesteld, met name voor persoonsgebonden
budget (pgb)-aanbieders. Wat gaat de Minister doen om deze kwaliteitscontrole te versterken?
Hoe kan het toezicht op en de opsporing van zorgaanbieders worden verbeterd? Welke
financiële middelen en capaciteit hebben partijen nodig om het toezicht te verbeteren?
Is het wenselijk om bevoegdheden aan gemeenten te geven om toezicht uit te voeren
op ondermijnende criminaliteit? Waarom staat dit bij sommige partijen met een preventie-,
toezicht- en/of controletaak niet voldoende op de agenda? Hoe wordt de expertise en
de integrale samenwerking versterkt om deze problematiek te herkennen en aan te pakken?
Wat betekenen de bevindingen van dit onderzoek voor de wetsvoorstellen Wibz en Wbsrz?
II. Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
M. Heller, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.