Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 668 Wijziging van de Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie in verband met beperking van de CO2-emissie
Nr. 5
VERSLAG
Vastgesteld 14 januari 2021
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van
haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen
tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging
over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.
INHOUDSOPGAVE
I.
ALGEMEEN
2
1.
Aanleiding
2
2.
Achtergrond
2
2.1
Reductieopgave
2
2.2
Maatregelen kolencentrales
5
3
Doel en inhoud van het wetsvoorstel
5
4.
Effecten van de voorgestelde maatregel
7
4.1
Leveringszekerheid
7
4.2
Gevolgen voor burgers en bedrijven
8
5
Verhouding met Europese regelgeving
5
6
Verhouding met EVRM en ECT
10
6.1
Artikel 1 EP EVRM
10
7
Handhaving
10
II.
Artikelsgewijs
11
Artikel I
11
Onderdeel E
11
I. Algemeen
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de wijziging van de Wet verbod
op kolen bij elektriciteitsproductie in verband met beperking van de CO2-emissie en hebben daar nog enkele vragen over.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel
en hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel.
Deze leden staan achter het doel van het wetsvoorstel, hoewel deze leden een eerdere
sluiting van de kolencentrales en een forsere capaciteitsbeperking gewenst achten.
Deze leden hebben enkele vragen over het wetsvoorstel.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel dat voorligt.
Zij hebben daar nog een aantal vragen over.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel.
Zij hebben nog enkele vragen.
De leden van de PvdD-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben hierbij
nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel.
Zij hebben nog enkele vragen.
1. Aanleiding
De leden van de ChristenUnie-fractie delen de notie van de regering dat de Staat gehouden
is te voldoen aan het reductiebevel dat de rechtbank Den Haag aan de Staat heeft opgelegd
in het Urgenda-vonnis. Deze leden willen benadrukken dat deze voorgestelde wetswijziging,
welke voorziet in een productiebeperking op elektriciteit uit kolen, een goede en
noodzakelijke stap is binnen het eerder aangekondigde pakket aan aanvullende maatregelen.
Dat is niet alleen vanwege de staatsrechtelijke verplichting om aan een vonnis te
voldoen, maar vooral omdat de klimaatcrisis een bedreiging vormt voor de schepping
en de levens van mensen, nu en in de komende generaties. Het is van groot belang om
zo snel mogelijk een omschakeling te maken naar een duurzame economie, waarbij het
gebruik van fossiele brandstoffen is vervangen door energie uit hernieuwbare bronnen.
Deze leden willen de regering meegeven dat het versterken van onze economie na de
Coronacrisis dan ook op een groene en duurzame manier zal moeten gebeuren
2. Achtergrond
De leden van de VVD-fractie vragen hoe dit wetsvoorstel zich verhoudt tot eerder genomen
maatregelen op het gebruik van kolen in het kader van de Urgenda-opgave. Meer specifiek
vragen deze leden hoe het zich verhoudt tot de call for proposals die de regering
heeft opengesteld om een van de drie moderne kolencentrales in Nederland de mogelijkheid
te geven om vrijwillig met subsidie te sluiten. Wat is de stand van zaken ten aanzien
van deze call for proposals? Wordt bij de call for proposals net zoals bij dit onderhavig
wetsvoorstel gelet op de gevolgen voor leveringszekerheid?
2.1 Reductieopgave
Deze leden van de CDA-fractie zien de noodzaak om middels een tijdelijke beperking
van de uitstoot van de kolencentrales op korte termijn een substantiële CO2-reductie te realiseren. Het is daarbij voor deze leden van belang dat eventuele leveringszekerheidsrisico’s
goed op worden gevangen. Met het voorliggende wetsvoorstel wordt daar volgens deze
leden voldoende aandacht aan besteed. Tevens is er met de adaptieve strategie die
door de regering wordt gehanteerd oog voor de onzekerheden omtrent de productiebeperking.
In dit kader merken deze leden op dat de Minister van Economische Zaken en Klimaat
in zijn brief van 18 september 20201 het volgende schreef: «Het zou kunnen dat sluiting van één centrale, in combinatie
met een minder vergaande productiebeperking van de andere centrales, voor de samenleving
lagere kosten oplevert. Om ook die variant een kans te geven, wil ik naast de wettelijke
productiebeperking ook één van de drie moderne kolencentrales in Nederland de mogelijkheid
geven om vrijwillig te sluiten met behulp van een subsidie. […] Als gevolg daarvan
hoeven de andere centrales minder te worden beperkt in het kader van de tijdelijke
wettelijke beperking van elektriciteitsproductie met kolen. Ik grijp dan voor de overige
centrales minder in hun bedrijfsvoering in.»
De leden van de CDA-fractie vragen de regering wat de huidige stand van zaken is omtrent
de vrijwillige sluiting van één kolencentrale. Is hierover inmiddels overeenstemming
bereikt met een exploitant? Zo nee, op welke termijn verwacht de regering dat er overeenstemming
bereikt kan worden? Deze leden vragen de regering tevens om inzichtelijk te maken
wat de vrijwillige sluiting van een van de kolencentrales zou betekenen voor de productiebeperking
zoals die in het voorliggende wetsvoorstel is opgenomen. Kan de regering een inschatting
maken van de hoogte van de productiebeperking die op het moment dat over wordt gegaan
tot sluiting van een centrale nog nodig is voor de overgebleven kolencentrales om
de benodigde CO2-reductie te behalen? Is het in dat geval mogelijk om de hoogte van de productiebeperking
aan te passen en op welke wijze zal de eventuele aanpassing plaatsvinden? In hoeverre,
indien overgegaan wordt tot vrijwillige sluiting van een van de kolencentrales, is
er nog een productiebeperking nodig?
De leden van de CDA-fractie vragen de regering tevens verder in te gaan op de noodzaak
van de productiebeperking, onder andere in het kader van de gevolgen van de coronacrisis.
De gevolgen van de coronacrisis zullen namelijk mogelijk ook leiden tot minder CO2-uitstoot in de jaren na 2020. Deze leden vragen de regering wat er gebeurt als blijkt
dat als gevolg van de coronacrisis of door een andere oorzaak deze productiebeperking
toch niet of niet langer noodzakelijk is in de jaren na 2020. Zijn er mogelijkheden
om in een dergelijk geval de productiebeperking aan te passen dan wel op te heffen?
Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze zijn deze mogelijkheden vormgegeven?
De leden van de CDA-fractie lezen dat er nog verschillende maatregelen uit het Urgenda-vonnis,
het Klimaatakkoord, de mogelijke ophoging van de 2030-doelstelling en het stikstofbeleid
zijn waarvan de verwachting is dat deze de komende jaren effect zullen hebben, maar
waarbij er onzekerheid is over het moment waarop deze emissiereductie gerealiseerd
wordt. Deze leden vragen de regering om dieper in te gaan op deze maatregelen en daarbij
in ieder geval duidelijk te maken wat de hoogte van het effect is van de hier genoemde
maatregelen. Deze leden vragen wanneer de daarmee gepaarde emissiereducties naar verwachting
gerealiseerd zullen worden en wat daarvan de mogelijke gevolgen zullen zijn voor de
productiebeperking voor kolencentrales als onderdeel van het voorliggende wetsvoorstel.
De leden van de D66-fractie zien in de komende jaren de CO2-reductieopgave snel oplopen door de doelen in de Klimaatwet. Deze leden vragen daarom op welke
wijze met dit wetsvoorstel en de bijbehorende reductieopgave ingespeeld wordt op het
oplopende reductiepercentage.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de CO2-reductie die als gevolg van de productiebeperking wordt gerealiseerd niet op voorhand
met zekerheid vast te stellen is, maar geschat wordt op basis van de door het Planbureau
voor de Leefomgeving (PBL) gemaakte inschattingen over de draaiuren in die jaren.
Deze leden vragen hoe de regering verdere zekerheid gaat bieden dat de verplichte
reductiedoelstellingen uit het Urgenda-vonnis alsnog gehaald gaan worden. Hieruit
volgt namelijk ook dat het jaar 2021 duidelijk minder CO2-reductie zal opleveren, gezien de verwachte lage brutomarges voor de kolencentrales.
De gevolgen van de coronacrisis spelen hier een duidelijke rol in. Deze leden vragen
hoe de regering gaat voorkomen dat in absolute zin de productie van elektriciteit
uit kolen zal toenemen als de economie weer herstelt na de coronacrisis. Deze leden
lezen dat de regering mede hierom heeft besloten om de maatregel te beperken tot de
jaren 2021–2024, maar vragen hoe de regering het investeringsperspectief voor na 2024
duidelijk gaat sturen richting hernieuwbare energie. Is de regering bereid om een
structurele emissiereductie te garanderen voor de emissies uit elektriciteitsproductie
van kolen, aangezien de Minister van Economische Zaken en Klimaat in zijn brief van
24 april 20202 aan de Kamer aangaf dat een adaptieve strategie niet ten koste mag gaan van het structurele
karakter van het Urgenda-vonnis? De regering stelt dat het voor de hand ligt de reductie
in de jaren na 2020 structureel minimaal op het niveau van 2020 te houden. Het onderhavige
wetsvoorstel houdt het ook op dat niveau. Deelt de regering de zorg van bovengenoemde
leden dat de zorgplicht die volgt uit het Urgenda-vonnis elk jaar een hoger percentage
vraagt in de jaren na 2020? Hoe verwacht de regering aan deze zorgplicht te gaan voldoen?
De leden van de PvdD-fractie merken op dat het doel van het wetsvoorstel is om tijdelijk
(van 2021 tot 2024) de uitstoot van CO2 door kolencentrales zodanig te reduceren dat de totale CO2-uitstoot in de jaren na 2020 minimaal 25 procent minder bedraagt dan in 1990. Dit
voorstel volgt hiermee het Urgenda-vonnis. De reden is dat het PBL heeft berekend
dat de Staat in de jaren 2021, 2022 en 2023 zonder aanvullend beleid niet aan het
Urgenda-vonnis zal kunnen voldoen. Deze leden merken op dat, terwijl de CO2-uitstoot structureel naar beneden moet, de begrenzing van de CO2-uitstoot van de kolencentrales tijdelijk is. Dit betekent dat in 2025 drie van de
vier kolencentrales weer volledig in productie gaan. Deze leden menen dat het zeer
onwenselijk is dat in 2025 drie kolencentrales weer volledig in productie gaan. Het
voorstel van deze leden is om onmiddellijk alle kolencentrales te sluiten. Hoeveel
CO2-uitstoot zal er worden vermeden wanneer alle kolencentrales in Nederland vanaf 2021
gesloten worden en welk deel van de CO2-reductieopgave representeert dit?
De leden van de SGP-fractie willen erop wijzen dat in de Urgenda-kwestie geen rekening
is gehouden met de Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie en met de Europese
Green Deal die ook gevolgen zal hebben voor de prijsvorming in het Europese Emissiehandelssysteem
(EU ETS) en de Nederlandse CO2-emissies. Verder zal de in het Urgenda-vonnis gevraagde reductie van de CO2-emissie van 25 procent in 2020 ongeveer gehaald worden vanwege het milde winterweer
en de coronacrisis. Deze leden horen graag waarom dit niet voldoende zou zijn om recht
te doen aan het Urgenda-vonnis.
De leden van de SGP-fractie horen graag wat naar verwachting het netto effect van
de voorgestelde maatregel is op de Europese CO2-emissie.
2.2 Maatregelen kolencentrales
De leden van de D66-fractie onderkennen dat een transitie gaande is bij kolencentrales
naar het bij- en meestoken van biomassa waarbij de subsidie Aanvragen Stimulering
Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (SDE++) wordt verleend. Deze leden vragen
hoe deze overheidssubsidie zich verhoudt tot de nadeelcompensatie. Hoe wordt oversubsidiëring
voorkomen? Deze leden horen graag hoe er bij het toekennen van de nadeelcompensatie
wordt geborgd dat dit vooral personeel helpt met het vinden van nieuw werk en minder
naar het overdadig afkopen van ondernemersrisico’s gaat.
3 Doel en inhoud van het wetsvoorstel
De leden van de CDA-fractie constateren dat op verzoek een vergoeding zal worden toegekend
indien de met het onderhavige wetsvoorstel opgelegde productiebeperking voor een exploitant
schade veroorzaakt die niet voor zijn rekening behoort te blijven. Bij algemene maatregel
van bestuur kunnen, onder meer met het oog op de rechtszekerheid van de getroffen
exploitanten, regels worden gesteld met betrekking tot de vergoeding van de schade.
Deze leden vragen de regering om duidelijk te maken wat naar verwachting de hoogte
van deze vergoeding zal zijn en welke regels zij voornemens is om te stellen met betrekking
tot de vergoeding van de schade. Op welke termijn zullen deze regels bekend worden
gemaakt? Tevens vragen deze leden hoe goed vast zal worden gesteld of er al dan niet
een vergoeding dient te worden toegekend. Hoe wordt bepaald of eventuele schade een
gevolg is van de productiebeperking en niet voor rekening van de exploitant behoort
te blijven?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat er in de periode tussen 2024 en 2030
zal gebeuren met de capaciteit van de kolencentrales. Op dit moment is dit onduidelijk.
Ook de Afdeling Advisering van de Raad van State had vragen over dit punt. Deze leden
zien graag in het wetsvoorstel dat de capaciteitsbeperking richting 2030 toeneemt
en de totale CO2-uitstoot dus afneemt. Dan is het beleid voorspelbaar en effectief. Is de regering
hiertoe bereid?
De leden van de GroenLinks-fractie wijzen erop dat een forsere capaciteitsbeperking
ook beter in lijn is met het Urgenda-vonnis. Het Urgenda-vonnis heeft immers betrekking
op de algehele zorgplicht van de Staat. Een reductiepercentage van 25 procent na 2020
is daarmee niet genoeg. Daarmee doet de regering volgens deze leden niet genoeg om
de klimaatcrisis te voorkomen. Dat is niet alleen in zijn algemeenheid te betreuren,
maar maakt het klimaatbeleid van de regering wellicht ook juridisch onhoudbaar. Deelt
de regering deze zorgen?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen bovendien waarom een forsere productiebeperking
van 25 procent volgens de regering niet mogelijk is. Volgens experts is dit namelijk
goed mogelijk, ook omdat dit in het verleden al is gebeurd en kolencentrales uit-
en aangeschakeld kunnen worden. Dit levert 1 Megaton (Mton) extra CO2-reductie op. Is de regering bereid een productiebeperking van 25 procent in te voeren?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe de regering voorkomt dat de exploitanten
van kolencentrales onnodig gecompenseerd worden. Dit is het geval wanneer de capaciteitsbeperking
in feite al plaats zou vinden. Dit is niet ondenkbaar gezien het ingezette klimaatbeleid,
de toenemende prijs van de EU ETS, de verhoging van het klimaatdoel van de Europese
Unie naar 55 procent, enzovoorts. Kunnen er voorwaarden worden gesteld aan de berekeningsmethode
van de compensatie en kan een onafhankelijke partij hierover om advies worden gevraagd?
Zo kan voorkomen worden dat belastinggeld wordt verspild, zo menen deze leden. Waarom
wordt überhaupt voor nadeelcompensatie gekozen? Is dit juridisch wel noodzakelijk?
En wordt de oversubsidiëring van biomassa wel meegenomen in het bepalen van de nadeelcompensatie?
Deze oversubsidiëring is veroorzaakt omdat bij het bepalen van de onrendabele top
van de bijstook van biomassa ook de afschrijftermijn van kolencentrales is meegenomen,
maar die gehanteerde afschrijftermijn blijkt veel te hoog. Graag ontvangen deze leden
een reactie op deze oversubsidiëring.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat volgens de regering de alternatieve
optie van volledige sluiting van alle kolencentrales per direct leveringsproblemen
zou veroorzaken. Zij vragen of de regering heeft overwogen om over te gaan tot volledige
sluiting van een of twee centrales, in plaats van allemaal. Zo nee, is de regering,
gezien de bijzondere economische omstandigheden waarin Nederland zich op dit moment
bevindt met de bijbehorende daling in vraag naar energie, alsnog bereid extra sluitingen
te onderzoeken en overwegen?
De leden de ChristenUnie-fractie lezen dat de emissies afkomstig van de toepassing
van biomassa buiten deze reductiedoelstelling wordt gehouden. Het advies «Biomassa
in balans» van de sociaaleconomische Raad (SER) adviseert om te rekenen met echte
CO2-winst en te sturen op het zo lang mogelijk vasthouden van koolstof. De SER stelt
ook dat beleid op het gebied van de toepassing van biomassa voor elektriciteitsproductie
gericht moet zijn op afbouw. Ziet de regering de mogelijkheid om dit advies te combineren
met de voorgestelde reductiedoelstelling door ook de emissies uit de toepassing van
biomassa mee te rekenen?
De leden van de PvdD-fractie constateren dat het volledig of tijdelijk sluiten van
alle kolencentrales niet als optie wordt gezien door de regering, omdat dit per direct
problemen oplevert met leveringszekerheid en het Nederland importafhankelijk maakt.
Deze leden merken op dat een recente studie van CE Delft3 concludeert dat de sluiting van drie van de vier kolencentrales in 2020 geen problemen
oplevert voor de leveringszekerheid. Er zullen kosten gekoppeld zijn aan het eerder
sluiten van kolencentrales, maar een bijkomend voordeel is dat de SDE+ subsidie voor
biomassa komt te vervallen. Dit leidt tot een besparing van de gedisconteerd 1,2 miljard
euro in 2020 en de jaren daarna, aldus CE Delft. Deze leden willen weten hoeveel elektriciteit
Nederland momenteel importeert en hoeveel er geïmporteerd zal worden bij reductie
van de productie van kolencentrales, zoals deze nu voorligt en hoeveel er in Nederland
door andere elektriciteitsproducenten zal worden geproduceerd in het huidige voorstel.
Hoeveel meer groene elektriciteit zal er moeten worden geïmporteerd bij het onmiddellijk
sluiten van alle kolencentrales en wat is hierop het grondbezwaar? Zal de regering
een virtual power purchase aangaan om te garanderen dat Nederland van 2021 tot 2024
groene stroom ontvangt uit het buitenland? Zo ja, voor hoeveel jaar gaat de regering
een dergelijk aankoop aan en hoe wordt gegarandeerd dat de garantie van oorsprong
(GVO) niet meegerekend wordt in het land van herkomst?
De leden van de PvdD-fractie merken op dat het verhogen van de minimum CO2-prijs daarnaast geen optie zou zijn, omdat het niet alleen de kolencentrales raakt,
maar ook alle andere elektriciteitsproducenten. Deze leden vinden het onbegrijpelijk
dat het verhogen van de minimum CO2-prijs niet als deel van de oplossing wordt gezien. De opgave om CO2-uitstoot te reduceren is onevenredig hoog. Een hogere CO2-prijs kan op meerdere vlakken soelaas bieden, zo menen deze leden. Heeft de regering
een hogere CO2-prijs meegenomen als onderdeel van het voorliggende wetsvoorstel naast de CO2-prijs als een op zichzelf staande oplossing? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe draagt
een hogere CO2-prijs bij aan CO2-reductie wanneer het voorliggende wetsvoorstel ten uitvoering wordt gebracht? Ook
het extra stimuleren van de bijstook van biomassa wordt niet gezien als oplossing,
omdat het op korte termijn technisch niet mogelijk is. Deze leden willen weten of
er al plannen zijn om extra bijstook te zijner tijd te stimuleren. Zo ja, hoe is dat
verantwoord, aangezien onderzoek heeft aangetoond dat biomassa meer CO2-uitstoot dan kolen? Ondertussen merken deze leden op dat centrales, zoals Rheinisch-Westfälisches
Elektrizitätswerk (RWE) in Eemshaven, in de startblokken staan om meer biomassa bij
te stoken. Hoeveel petajoule (PJ) biomassa wordt er momenteel bijgestookt? Hoeveel
centrales hebben een vergunning aangevraagd om meer biomassa te mogen bijstoken en
om hoeveel meer PJ en ton houtige biomassa gaat het? Is het mogelijk om een nieuwe
subsidie voor 100 procent verbranding van biomassa aan te vragen wanneer de oude subsidie
voor bijstook is verlopen? Klopt het dat wanneer huidige kolencentrales meer biomassa
bijstoken ze naar verhouding hun begrenzing van de CO2-uitstoot van de kolencentrales minder hoeven te reduceren, omdat grote centrales
meer CO2-reductie moeten bewerkstelligen? Zo ja, stimuleert dit wetsvoorstel indirect de bijstook
van meer biomassa en hoe acht de regering dit wenselijk gezien de huidige maatschappelijke
discussie en de onwenselijkheid van het verbranden van bomen voor het klimaat en de
biodiversiteit?
De leden van de PvdD-fractie merken ook op dat het afschaffen van de vrijstelling
op de kolenbelasting volgens de regering geen optie is omdat deze onvoldoende sturend
is. Deze leden vragen waarom deze vrijstelling überhaupt nog bestaat aangezien het
een fossiele brandstof subsidie is, die in 2020 al afgeschaft had moeten worden. Kan
aangegeven worden hoeveel belastingvoordeel de kolencentrales met de vrijstelling
op de kolenbelasting genieten en hoeveel belastinginkomsten de Staat misloopt? Waarom
acht de regering het in stand houden van deze vrijstelling nog acceptabel? Beaamt
de regering dat deze fiscale maatregel een verstoring van de elektriciteitsmarkt bewerkstelligt?
Zo ja, wanneer wordt de vrijstelling afgeschaft? Zo nee, waarom niet?
4. Effecten van de voorgestelde maatregel
4.1 Leveringszekerheid
De leden van de VVD-fractie vragen op welke wijze ervoor wordt gezorgd dat er ondanks
de productiebeperking voldoende stroom beschikbaar blijft op alle momenten. Deze leden
vragen hoe in dit kader wordt omgegaan met het gebruik van biomassa gezien de uitfasering
van de subsidie hiervan. Zij vragen welk alternatief er voorzien is voor de lange
termijn. Voorts vragen deze leden of er voldoende regelbare elektriciteit is als de
productie van kolencentrales wordt gestopt. Deze leden vragen of het importeren van
stroom uit het buitenland een van de opties is en vragen of deze stroom schoner is
dan die uit de kolencentrales.
De leden van de CDA-fractie merken op dat, omdat het in het voorliggend wetsvoorstel
gaat om een tijdelijke productiebeperking, de centrales beschikbaar blijven voor piekvraagmomenten
en de leveringszekerheid van elektriciteit is gewaarborgd. Deze leden vragen de regering
om verder te verduidelijken hoeveel bandbreedte er is op het gebied van leveringszekerheid.
Op welk moment zou de leveringszekerheid wel in gevaar kunnen komen en bij welk percentage
van productiebeperking ligt dat moment?
De leden van de D66-fractie vragen of het klopt dat netbeheerder TenneT heeft onderzocht
dat ook bij sluiting van alle centrales de norm voor leveringszekerheid niet overschreden
wordt. Daarbij vragen deze leden of het klopt dat TenneT concludeert dat bij sluiting
van alle kolencentrales, Nederland eerder afhankelijk wordt van import, maar daar
niet in absolute zin meer afhankelijk van wordt. Daarnaast rept TenneT van sluiting
van alle centrales in het rapport «Adequacy Analysis»4, maar dat is niet hetzelfde als de sluiting van enkele centrales. Deze leden horen
daarom graag of ook in beeld is wat de gevolgen hiervan zijn.
De leden van de SP-fractie vinden het zeer teleurstellend dat de regering niet kiest
voor het sluiten van alle centrales per 2022. Waarom kiest het «groenste kabinet ooit»
niet duidelijk voor het klimaat? Inmiddels is wel bekend dat sluiting leidt tot een
grote besparing op de CO2-uitstoot. Daarom vragen deze leden wat er precies nodig zou zijn om zonder de kolencentrales
aan leveringszekerheid te voldoen. Is daar onderzoek naar gedaan? Welke maatregelen
zouden daarvoor genomen moeten worden en binnen welk termijn? Welke beperkende factoren
zijn er? Hoeveel subsidie ontvangen de kolencentrales in totaal? Deze leden vragen
de regering waarom er niet voor wordt gekozen dit geld juist in te zetten om sneller
over te schakelen naar duurzame energiebronnen. Zij vragen tevens waarom er in het
voorliggende wetsvoorstel is gekozen voor een periode tot 2024. Hoe ziet de regering
de periode na 2024 voor zich? Hoe wordt er in die periode aan het Urgenda-doel voldaan?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de regering uit een studie van TenneT
naar de impact op leveringszekerheid van het vervroegd uit bedrijf nemen van kolencentrales
heeft geconcludeerd dat dit per direct leveringszekerheidsproblemen met zich mee zou
brengen. Klopt het dat deze studie echter ook concludeert dat bij sluiting van alle
centrales de norm voor leveringszekerheid niet overschreden zou worden? De regering
verbindt de verwachte leveringszekerheidsproblemen met het eerder afhankelijk maken
van import. Klopt het dat de studie van TenneT slechts concludeert dat de afhankelijkheid
van import eerder plaats zou vinden? Met andere woorden: klopt het dat op langere
termijn deze afhankelijkheid zich alsnog zou voordoen? Op basis waarvan concludeert
de regering dan dat deze eerdere afhankelijkheid extra leveringszekerheidsproblemen
zou meebrengen in vergelijking met een iets latere importafhankelijkheid?
De leden van de SGP-fractie vragen graag aandacht voor een rapport van CE Delft over
elektrificatie in relatie tot het vraagprofiel in 2030.5 De onderzoekers constateren dat in 2030 24–27 Gigawatt (GW) aan regelbaar vermogen
aanwezig zal moeten zijn om te kunnen voldoen aan de elektriciteitsvraag. Deze leden
ontvangen graag een reactie op die analyse. Blijft het mogelijk om in 2030 met de
volledige afbouw van het gebruik van kolen bij de elektriciteitsproductie richting
2030 en de maatregelen uit het Klimaatakkoord in alle omstandigheden aan de elektriciteitsvraag
te kunnen voldoen?
4.2 Gevolgen voor burgers en bedrijven
De leden van de VVD-fractie vragen wat het gevolg van dit wetsvoorstel is voor de
energierekening. Deze leden lezen dat de prijs marginaal zal stijgen, maar zij zouden
graag een meer precieze omschrijving willen. Op welke wijze kunnen de kosten voor
consumenten zo laag mogelijk worden gehouden?
De leden van de CDA-fractie lezen dat het wetsvoorstel naar verwachting niet of nauwelijks
gevolgen zal hebben voor de werkgelegenheid bij de kolencentrales. Deze leden achten
het van belang dat gevolgen voor de werkgelegenheid zoveel mogelijk worden beperkt
en vragen de regering daarom om te verduidelijken waarop deze verwachting gebaseerd
is en wat er concreet wordt bedoeld met dat er «niet of nauwelijks» gevolgen zullen
zijn voor de werkgelegenheid. Betekent dit dat er mogelijk wel arbeidsplaatsen in
gevaar komen? Zo ja, op welke wijze wordt getracht om dit te voorkomen dan wel de
gevolgen hiervan te verzachten?
De leden van de CDA-fractie lezen tevens dat als gevolg van deze maatregel de elektriciteitsprijs
marginaal kan stijgen. Zij vragen de regering om duidelijk te maken wat hier bedoeld
wordt met «marginaal» en wat de verwachte stijging van de elektriciteitsprijs zal
zijn in de jaren waarin de productiebeperking van kracht is.
De leden van de D66-fractie lezen dat het wetsvoorstel naar verwachting niet of nauwelijks
invloed heeft op de personele inzet. Deze leden vragen toch, indien er wel sprake
is van (negatieve) effecten op de personele inzet, hoe de regering zich in overleg
met sociale partners inzet voor een sociaal passende afhandeling.
De leden van de SP-fractie vragen wat de stand van zaken is bij het kopen van de (kapotte)
centrale van Riverstone. Hoeveel wordt er betaald? Hoe staat het met de uitvoering
van de aangenomen motie Beckerman? Welke goede oplossing is er voor het personeel
van de Onyxcentrale? Is er al een concreet plan voor alle werknemers, ook in de keten?
Zo ja, hoe ziet dat plan er uit? Hoe staat dit plan in verhouding tot het Westhaven
Arrangement? Is ook hier geld beschikbaar gesteld voor scholing en van-werk-naar-werktrajecten
door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid? Is er geld beschikbaar gesteld
voor de nadeelcompensatie van mensen die hun baan kwijt zijn geraakt, of een baan
met een lager inkomen accepteren? Zo nee, wanneer is dat plan er wel?
De leden van de SGP-fractie ontvangen graag een inschatting van de financiële schade
die door elektriciteitsproducenten geleden wordt en waarvoor mogelijk een vergoeding
toegekend moet worden.
5 Verhouding met Europese regelgeving
De leden van de VVD-fractie vragen wat de stand van zaken is met betrekking tot de
notificatie van het wetsvoorstel bij de Europese Commissie
De leden van de D66-fractie vragen wat de verwachte impact is van het recente besluit
van de Europese Raad, samen met de Europese Commissie en het Europees parlement, om
de Europese klimaatdoelstelling op te hogen naar 55 procent CO2-reductie in 2030. Deze leden zien nu al dat de ETS-prijs is gestegen naar ruim 30
euro en vragen daarom welke invloed deze hoge prijs heeft voor de businesscase van
de Nederlandse kolencentrales en hoeverre deze stijgende ETS-prijs is meegenomen in
de vormgeving van de nadeelcompensatie.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering nader toe te lichten wat er
precies met de Europese Commissie is besproken. Is er ook overleg gevoerd over het
feit dat deze wet mogelijk goedkeuring nodig heeft als een capaciteitsmechanisme in
het kader van de Elektriciteitsmarktverordening 2019/943 en de betreffende Europese
staatssteunkaders? Verordening 2019/943 vereist onder andere dat capaciteitsindieners
via een transparante, niet-discriminerende en concurrerende procedure dienen te worden
geselecteerd.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de regering kiest voor nadeelcompensatie.
Zij vragen waarom de regering hiervoor heeft gekozen. Deze leden maken zich zorgen
over de door enkele bedrijven al genoemde investeringsarbitrage van de Energy Charter
Treaty (ECT), welke gebruik maakt van de controversiële rekenmethode «discounted cash
flow». Waarom heeft de regering niet gekozen voor compensatie op basis van Europees
recht in plaats van het mogelijk maken van arbitrage?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen tevens of de regering mogelijkheden ziet
om eerdere oversubsidiëring op de bijstook van biomassa, aangezien destijds door Energieonderzoek
Centrum Nederland (ECN) onterecht is uitgegaan van de kostprijs van een nieuwe kolencentrale,
en hierdoor SDE+- en RWE-subsidie over afgeschreven kapitaal is ontvangen, mee te
wegen in een eventueel besluit over nadeelcompensatie.
6 Verhouding met EVRM en ECT
6.1 Artikel 1 EP EVRM
De leden van de PvdD-fractie merken op dat ook de mogelijkheid tot het vergoeden van
de schade als gevolg van het voorliggende wetsvoorstel voor kolencentrales eigenlijk
een fossiele brandstof subsidie is. Klopt het dat de centrales een compensatie ontvangen
voor de elektriciteitsproductie die zij hadden kunnen realiseren zonder een CO2-bovengrens? Zo ja, is het mogelijk dat de nadeelcompensatie een marktverstorend effect
heeft en dat hiermee sprake is van een fossiele brandstofsubsidie, bijvoorbeeld wanneer
kolencentrales elektriciteit in piekuren produceren tegen een lagere vergoeding dan
hun marginale kostprijs en/of om een mogelijke sluiting van de centrale te voorkomen
wegens slechte marktomstandigheden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat deze verstoring
voorkomen worden? Is er überhaupt wel een schadevergoeding nodig, aangezien de capaciteit
van de kolencentrales naar alle waarschijnlijkheid door normale marktwerking al verminderd
zou zijn? Is de regering bereid om een marktanalyse en een maatschappelijke en ecologische
kosten-batenanalyse te maken van een business as usual scenario, het voorliggende
scenario, en een scenario met tijdelijke en volledige stillegging?
7 Handhaving
De leden van de SP-fractie vragen wat de reactie van de regering is op het feit dat
bedrijven zich niet aan hun belofte houden op hun energiebehoefte te bezuinigen. Wat
gaat de regering doen om de 112 grootverbruikers uit het convenant van de Meerjarenafspraken
energie-efficiëntie (MEE) alsnog tot de beoogde twee procent energiebesparing te dwingen?
Welke subsidies hebben deze bedrijven inmiddels ontvangen om ze te ondersteunen tot
verduurzaming? Is de regering bereid sancties in te voeren? Wat is de waarde van een
convenant als bedrijven zich er niet aan houden?
De leden van de SP-fractie zijn al met al van mening dat de regering eens stevig moet
kiezen voor mensen. Mensen boven winsten. Wie kan er nu tegen zijn om een duidelijke
lijn te kiezen voor behoud van onze planeet?
De leden van de PvdD-fractie merken op dat reductie van de CO2-uitstoot in de meeste gevallen bepaald kan worden door deze te berekenen. Bijvoorbeeld
op basis van de hoeveelheden en kenmerken van de verbruikte brandstof of materialen.
Bedrijven kunnen hun emissies echter ook rechtstreeks meten in de schoorsteen. Deze
leden willen weten waarom beide methoden niet standaard toegepast worden en of de
regering bereid is om beide methodes te verplichten ter verificatie dat de CO2-uitstoot daadwerkelijk naar beneden gaat. Zo nee, waarom niet? Zo ja, per wanneer?
De leden van de PvdD-fractie merken op dat in geen van de stukken iets staat over
een evaluatie van het voorliggende voorstel, die aanleiding zou kunnen geven tot aanpassen
van het beleid. Wat is de tijdslijn voor evaluatie van het beleid en wat zijn de mogelijkheden
om dit voorstel te verhogen of aan te passen wanneer blijkt dat de gewenste CO2-reductie niet gehaald wordt? Hoe wordt de Kamer geïnformeerd over de effectiviteit
en efficiëntie van dit beleid?
II. Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdeel E
De leden van de CDA-fractie merken op dat een overtreding van de productiebeperking
in 2024 niet kan worden gecompenseerd in 2025, omdat na 2024 geen maximum geldt. Zij
vragen de regering wat er met de teveel geproduceerde CO2 gebeurt indien de productiebeperking in 2024 toch wordt overtreden. Is de kans bijvoorbeeld
aanwezig dat deze CO2-productie in dat geval elders moet worden gecompenseerd?
De voorzitter van de commissie, Renkema
Adjunct-griffier van de commissie, Yaqut
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.T. Renkema, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
S. Yaqut, adjunct-griffier
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 34 | Voor |
D66 | 24 | Voor |
PVV | 17 | Tegen |
CDA | 15 | Voor |
PvdA | 9 | Voor |
SP | 9 | Voor |
GroenLinks | 8 | Voor |
PvdD | 6 | Tegen |
ChristenUnie | 5 | Voor |
FVD | 5 | Tegen |
DENK | 3 | Voor |
Groep Van Haga | 3 | Tegen |
JA21 | 3 | Tegen |
SGP | 3 | Tegen |
Volt | 3 | Voor |
BBB | 1 | Voor |
BIJ1 | 1 | Tegen |
Fractie Den Haan | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.