Lijst van vragen : Lijst van vragen over het verslag van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag "Ongekend onrecht" (Kamerstuk 35510-2)
2021D00422 LIJST VAN VRAGEN
De vaste commissie voor Financiën heeft over het Verslag van de Parlementaire ondervragingscommissie
Kinderopvangtoeslag «Ongekend onrecht» (Kamerstuk 35 510, nr. 2) de navolgende vragen ter beantwoording aan de aan de Minister van Financiën en de
staatssecretarissen van Financiën voorgelegd.
De voorzitter van de commissie, Tielen
De griffier van de commissie, Weeber
Nr.
Vraag
1.
Wat is het precies verschil tussen «institutionele vooringenomenheid» en «institutioneel
racisme»?
2.
Erkent u dat er de afgelopen jaren sprake was van institutioneel racisme bij dit dossier?
3.
Is er vandaag de dag nog steeds sprake van institutioneel racisme binnen de Belastingdienst
en binnen de rest van de overheid?
4.
Erkent u dat (institutioneel) racisme illegaal is?
5.
Wat gaat u te doen om zo snel mogelijk een einde te maken aan institutioneel racisme
binnen de Belastingdienst en de rest van de overheid?
6.
Erkent u dat de informatievoorziening vanuit het Ministerie van Financiën richting
de Kamer de afgelopen jaren onvolledig, onvoldoende en onjuist was?
7.
Wie is officieel/juridisch eindverantwoordelijk voor de gebrekkige informatievoorziening
vanuit het Ministerie van Financiën richting de Kamer? Is dat de Staatssecretaris
van Financiën of de Minister van Financiën? Of is dat de Minister-President?
8.
Wat is de opvatting van de Minister van Financiën over de «Rutte-doctrine» die in
het rapport wordt genoemd?
9.
Beschikte de Parlementaire ondervragingscommissie kinderopvangtoeslag (POK) over een
ongelakt afschrift van de, in het kader van een besluit op een verzoek op grond van
de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) d.d. 15 november 20191 deels openbaar gemaakte notitie van de hoofddirecteur Fiscale en Juridische Zaken
aan de Staatssecretaris van 3 mei 2019, waarin in voetnoot 7 wordt gesproken van «een
lijvige verzameling teksten met werkinstructies waarvan een deel zou kunnen kwalificeren
als – niet gepubliceerd – beleid. Daarnaast zijn er nog losse werkinstructies»? Kunt
u toelichten waarop hier wordt gedoeld? Wilt u de Kamer een ongelakte versie van dit
document (bijlage 2.2, document 00051 bij het besluit op het desbetreffende Wob-verzoek)
doen toekomen?
10.
Kunt u toelichten welke (losse) werkinstructies, behandelkaders en voorschriften,
concept-leidraden zijn aangetroffen die mogelijk op gespannen voet stonden met wet-
en regelgeving, dan wel ronduit contra legem waren? Kunt u verder toelichten bij welke
instructies of interne afspraken of richtsnoeren etc. sprake was van «niet-gepubliceerd
beleid»?
11.
Heeft de Auditdienst Rijk (ADR) inmiddels al meer zicht op werkinstructies, behandelkaders,
richtlijnen e.d. waarbij mogelijk in strijd met wet- en regelgeving is gehandeld?
Wilt u de Kamer informeren over wat de ADR tot dusver heeft aangetroffen?
12.
Klopt het dat het MT Toeslagen eerder, in de jaren 2016/2017, in samenspraak met de
algemeen directeur vaktechniek, onderzoek heeft gedaan naar mogelijke contra legem
werkinstructies en niet-gepubliceerd beleid? Wat waren toen de uitkomsten of bevindingen?
13.
Kunt u de Kamer een afschrift doen toekomen van de «Aandachtspunten afhandeling bezwaren
CAF 11»?
14.
Kunt u aangeven of de «Concept-leidraad afhandeling bezwaren CAF 11» een «collegiale
handreiking» is, zoals de ambtsvoorganger van de huidige staatssecretarissen van Financiën
het noemde, of een leidraad en dus een opdracht?
15.
Klopt het dat uit het op rijksoverheid.nl gepubliceerde zogenoemde eerste deelbesluit
d.d. 11 december 2020 op een Wob-verzoek over de Adviescommissie Uitvoering Toeslagen
(AUT)2 blijkt dat in 2017 een inwerkdocument is opgesteld voor nieuwe medewerkers in de
beroepsfase, waarbij voor het opmaken van de inventarislijsten aan de rechtbank een
«specifieke notie» is opgenomen over CAF-zaken, namelijk dat CAF-meldingen (meldingen
in aanvangsfase om CAF te starten) «niet in de inventarislijst worden opgenomen maar
alleen in het eigen dossier van verweerder (dit betekent dat de stukken niet extern
werden verstrekt)»? Wie heeft dit zogeheten «inwerkdocument» opgesteld? Van welke
datum is dit document? Is dit voor of na het zogeheten memo-Palmen uit maart 2017?
Met wie is dit «inwerkdocument» destijds gedeeld? Was het MT Toeslagen op de hoogte?
Wist de algemeen directeur vaktechniek van dit inwerkdocument? Zijn anderen binnen
het Directoraat-generaal Belastingdienst op de hoogte gesteld? Was de Landsadvocaat
bekend met deze lijn van de medewerkers van Beroep? Wilt u de Kamer een ongelakt afschrift
doen toekomen van dit zogeheten «inwerkdocument», dat in de bijbehorende voetnoot
wordt omschreven als «Inwerkplan cluster inventarislijsten beroepsdossier»?
16.
Hoe heeft het MT akkoord gegeven op het niveau van de beantwoording van vragen aan
de Afdeling rechtspraak van de Raad van State in de context van het hoger beroep inzake
CAF 11? Is daar een advies in gegeven? Zo ja, kunt u dit advies samen met de beantwoording
van deze feitelijke vragen aan de Kamer doen toekomen?
17.
Herinnert u zich dat de heer Blankestijn tijdens het verhoor door de POK heeft gesteld
dat helder overwogen is waarom in hoger beroep is gegaan tegen de uitspraak van november
2015? Zijn deze overwegingen schriftelijk vastgelegd? Is daar een advies over beschikbaar?
Een verslag? Zo ja, kunt u deze stukken samen met de beantwoording van deze feitelijke
vragen aan de Kamer doen toekomen?
18.
Herinnert u zich eerdere vragen en antwoorden over de civiele zaak van het gastouderbureau
uit Eindhoven en de rol van de Landsadvocaat?3 Is de in het inwerkdocument gehanteerde lijn in die casus ook gehanteerd? Wilt u
alsnog finale duidelijkheid geven over welke stukken de Landsadvocaat beschikte ten
tijde van de civiele zaak, bij het opstellen van de Conclusie van Antwoord, bij de
behandeling ter zitting, en bij de voorbereiding tegen het beroep tegen de uitspraak
van de rechtbank?
19.
Klopt het dat tegen journalisten van RTL Nieuws en Trouw tijdens een bezwaarzitting
in juli 2020 is gezegd dat de documenten behorende bij de Wob-verzoeken MT Toeslagen
en MT Belastingdienst al grotendeels in kaart waren gebracht en dat een beslissing
binnen enkele weken werd verwacht? Klopt het dat over het Wob-verzoek inzake de AUT
door het ministerie eind oktober is gesteld dat een primaire beslissing «in overleg
met de verzoeker» nog maanden zou gaan duren, en dat het besluit «in het voorjaar»
werd verwacht? Kunt u toelichten of het klopt dat uiteindelijk is gekozen voor een
versnelling van deze procedure? Wie besloot daartoe en op grond van welke argumenten?
20.
Beschikt het ministerie over meer relevante documenten inzake de AUT die nog niet
zijn gedeeld met de POK of met de Kamer? Zo ja, welke? Beschikt het Ministerie van
Financiën daarnaast over documenten inzake afstemming met het Ministerie van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid (SZW), die relevant zouden kunnen zijn voor de POK of de
Kamer? Zo ja, welke? Wilt u beide soorten documenten bij de beantwoording van deze
vragen aan de Kamer doen toekomen?
21.
Klopt de feitelijke constatering dat alle AUT-documenten waarover is beslist in het
eerste deelbesluit van 11 december 2020, al die tijd al aanwezig waren bij het Ministerie
van Financiën, aangezien dat ministerie de ontvanger was van vragen van de AUT onder
voorzitterschap van de heer Donner en de verzender van de antwoorden aan de AUT, en
daarnaast tevens het secretariaat voerde van de AUT?
22.
Welke functionarissen waren betrokken bij de informatievoorziening aan en de gesprekken
met de AUT? Op welk niveau ambtelijk of politiek niveau werd de informatievoorziening
afgestemd?
23.
Welke functionarissen waren betrokken bij de informatievoorziening aan de POK? Op
welk ambtelijk of politiek niveau werd de informatievoorziening afgestemd? Waren de
functionarissen die betrokken waren bij de informatievoorziening aan de POK op de
hoogte van de Wob-procedures aangaande het MT Toeslagen, het MT Belastingdienst, de
aangifte tegen de Belastingdienst en aangaande de AUT? Sinds wanneer waren zij hiervan
op de hoogte?
24.
Is er bij de documenten op de inventarislijsten behorende bij de deelbeslissing van
11 december 2020 inzake de AUT-documenten sprake van informatie die binnen het bereik
van de vordering van de POK van juli 2020 viel, dan wel informatie die daarbuiten
viel maar voor haar werkzaamheden wel relevant was, dan wel dan sprake is van informatie
waarover de Kamer geïnformeerd zou moeten worden? Zo nee, waarom niet?
25.
Wilt u per document dat bij het genoemde deelbesluit integraal is geweigerd, dat wil
zeggen per document dat in het geheel niet openbaar is gemaakt, zoals vermeld op de
inventarislijst B1 (Set+Commissie+AUT) – de lijst met 766 geïdentificeerde documenten
– aangeven of dit informatie betreft die valt binnen het bereik van de vordering van
de POK, of deze informatie of deze documenten relevant waren voor de POK, of deze
informatie/documenten zijn verstrekt aan de POK, en of de documenten informatie bevatten
die relevant moeten worden geacht voor de informatievoorziening aan de Kamer?
26.
Wilt u per document dat bij het genoemde deelbesluit integraal is geweigerd, dat wil
zeggen per document dat in het geheel niet openbaar is gemaakt, zoals vermeld op de
inventarislijst B2 (Set Archief Commissie AUT) – de lijst met 427 geïdentificeerde
documenten, aangeven of dit informatie betreft die valt binnen het bereik van de vordering
van de POK, of deze informatie of deze documenten relevant waren voor de POK, of deze
informatie/documenten zijn verstrekt aan de POK, en of de documenten informatie bevatten
die relevant moeten worden geacht voor het aanvullen of corrigeren van de (eerdere)
informatievoorziening aan de Kamer?
27.
Is de POK actief geïnformeerd over het besluit op het Wob-verzoek over de aangifte
en de Belastingdienst van 2 november 2020 betreffende de aangifte tegen de Belastingdienst4? Zo nee, waarom niet? Herinnert u zich dat blijkens de Wob-verstrekking op het Ministerie
van Financiën op enig moment is besloten «niet over te steken» en geen aangifte te
doen bij vermoedens van ambtsmisdrijven? Waarom heeft u de Kamer geen afschrift gezonden
van dit Wob-besluit, gegeven de eerdere Kamervragen en antwoorden over dit onderwerp?
28.
Klopt het – zoals volgt uit de Wob-stukken over de aangifte – dat er intern discussie
is geweest over het tijdvak waarop de uiteindelijke aangifte tegen de Belastingdienst
betrekking had? Kunt u toelichten waarom het jaar 2017 is toegevoegd in de aangifte
tegen de Belastingdienst, waarbij ook met name het MT Toeslagen wordt genoemd? Wat
waren de overwegingen om «2017» in de aangifte op te nemen? Welke signalen of vermoedens
van ambtsmisdrijven hebben betrekking op dit jaar?
29.
Heeft u de POK geïnformeerd over de concept-notitie aan de Staatssecretaris van eind
november 2019, waarop de secretaris-generaal (SG) schriftelijk heeft vastgelegd dat
ambtsmisdrijven ondanks het rapport-Donner, en ondanks de «rode draden-notitie» van
de directeur-generaal van de Belastingdienst (DG Bel) uit oktober 2019 juist niet
op voorhand konden worden uitgesloten? Heeft u de POK een afschrift gestuurd van deze
notitie? Zo nee, waarom niet? Viel deze notitie niet binnen het bereik van de vordering?
Op welke punten wijkt deze notitie af van hetgeen is besproken met uw ambtsvoorganger
en met de toenmalige DG Bel en SG? Heeft de SG in dit gesprek met de Staatssecretaris
dezelfde waarschuwing gegeven als op de notitie van november 2019? Is in dit gesprek
besloten om «niet over te steken», of is dit op andere momenten gebeurd?
30.
Kunt u toelichten welk medium heeft gevraagd om openbaarmaking van de verslagen van
het MT Toeslagen en het MT Belastingdienst? Heeft met de indiener van het verzoek
overleg plaats gevonden over de timing van de te verwachten of te nemen beslissingen?
Wanneer heeft dit overleg plaats gehad en met wie? Zijn er met deze verzoeker afspraken
gemaakt over de timing van de beslissing en verstrekking, of toezeggingen gedaan?
Zo ja, welke, wanneer en wat waren de achterliggende overwegingen bij deze eventuele
afspraken?
31.
Herinnert u zich dat de POK in haar verslag (zie blz. 101) heeft gemeld dat de commissie
vooraf niet is geïnformeerd over het Wob-besluit van 10 november 2020 (op basis van
het verzoek van 12 juni 2020) inzake het MT Toeslagen? Erkent u dat het Wob-besluit
en de verstrekking zeer veel relevante informatie bevat voor de reconstructie van
politieke en ambtelijke besluitvorming over verschillende onderdelen van de toeslagenaffaire?
Onderkent u dat u de gemaakte werkafspraken met de commissie aldus niet bent nagekomen,
en de facto het werk van de POK heeft gehinderd?
32.
Wanneer en door wie is vastgesteld dat er van een groot deel van de MT-vergaderingen
ook vertrouwelijke (concept-)versies van die verslagen aanwezig waren, zoals vermeld
in de brief van de Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane van 10 november
2020 over een intern memo CAF 11?5
33.
Kunt u – mede in het licht van de beantwoording over het opduiken van meer informele
verslagen van het MT Toeslagen – toelichten op welk moment betrokkenen en Wob-functionarissen
ontdekten dat deze uitgebreide MT-verslagen bestonden? Wanneer was dit precies? Hoe
is ontdekt dat er meer MT-verslagen bestonden? Wanneer is begonnen met de inventarisatie
ten behoeve van het uiteindelijke Wob-besluit? Wanneer werd een eerste conceptbesluit
voorgelegd aan de ambtelijke leiding? Wanneer werd de ambtelijke top ingelicht over
het bestaan van deze meer informele verslagen? Wanneer bent u zelf geïnformeerd over
het bestaan van deze verslagen?
34.
Klopt het dat de ADR reeds beschikte over de ARO-verslagen (het zogeheten opdrachtgever
– opdrachtnemer-overleg) bij het onderzoek naar Toeslaggerelateerde CAF-zaken, dat
op 12 maart 2020 werd afgerond? Klopt het dat deze ARO-documenten intern al bekend
waren in augustus 2019 (eigen reconstructie Financiën) en oktober 2019 (eigen reconstructie
SZW)? Klopt het dat deze documenten dus ook intern bekend waren op het moment dat,
in juli 2020, met de indiener van het desbetreffende Wob-verzoek overleg plaats vond
over inperking van diens Wob-verzoek, zoals gemeld in het besluit van 10 november
2020 op een Wob-verzoek over de aangifte en de Belastingdienst?6
35.
Wanneer is voor het eerst een conceptbesluit op het Wob-verzoek over de ARO-documenten
voorgelegd aan de ambtelijke en politieke leiding?
36.
Erkent u dat de verstrekte ARO-documenten zeer veel belangrijke informatie bevatten
voor de reconstructie van ambtelijke en politieke besluitvorming, waaronder over het
project 1 bankrekeningnummer, de eigen bijdrage problematiek, de alles-of-niets-benadering,
«doelgroepers», risicoselectie, het project KEF, de doelstellingen van dat project
(uit de markt drukken van «foute» gastouderbureaus), over evenredigheid en proportionaliteit,
én over afstemming met de Minister van SZW?
37.
Wilt u ingaan op de recente publicatie van Follow The Money op basis van het Wob-besluit
inzake de AUT, waaruit volgt dat ambtenaren van Financiën kennelijk menen dat de toenmalig
Minister SZW wel degelijk is gekend over de inhoud van een nota over de eigen bijdrage-problematiek,
althans dat zij dat «beeld» hadden?
38.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat de POK ook niet vooraf is geïnformeerd over
het Wob-besluit van 17 november 2020 en de daarop gebaseerde verstrekking van documenten
naar aanleiding van een Wob-verzoek van 1 juli 2020 betreffende het MT Belastingdienst?7 Realiseert u zich dat de informatie in deze verstrekking van belang was voor de POK
en dat door de timing van de beslissing de POK de mogelijkheid is onthouden om deze
informatie op een zorgvuldige manier bij de voorbereiding van de verhoren te betrekken?
Hoe oordeelt u op dit punt zelf op de handelwijze van uw ministerie, gegeven het feit
dat de POK een grondrecht uitoefende?
39.
In hoeverre constateert u dat uit het verslag van de POK nieuwe (mogelijke) misdrijven
naar voren komen die nopen tot aangifte bij het Openbaar Ministerie (OM), hetzij misdrijven
begaan door ambtenaren, hetzij misdrijven begaan door bewindspersonen?
40.
Bestaat of bestond er een formele dan wel informele (werk)instructie of (beleids)opvatting
die behelst dat de algemene beginselen van behoorlijk bestuur mogen wijken ten behoeve
van fraudeopsporing?
41.
Welke consequenties verbindt u aan het niet naleven van de Algemene wet bestuursrecht
voor betrokken ambtenaren en/of bewindspersonen?
42.
Hoe gaat u bewerkstelligen dat bewindspersonen en ambtenaren zich vanaf heden houden
aan de Algemene wet bestuursrecht en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur?
43.
Gaat u ambtenaren, die betrokken waren bij het schenden van de grondbeginselen van
de rechtstaat, verantwoordelijk houden voor hun (niet) handelen? Zo ja, hoe dan? Zo
nee, waarom niet?
44.
Welk (niet) handelen door ambtenaren kan tot (straf)ontslag leiden?
45.
Is het niet naleven van de Algemene wet bestuursrecht een rechtvaardigheidsgrond voor
(straf)ontslag?
46.
Is meineed een rechtvaardigingsgrond voor (straf)ontslag?
47.
Hoeveel ambtenaren heeft u naar aanleiding van het verslag van de POK dan wel de kinderopvangtoeslagaffaire
reeds ontslagen?
48.
Bij hoeveel ambtenaren heeft u naar aanleiding van het verslag van de POK dan wel
de kinderopvangtoeslagaffaire alsnog een ontslagprocedure opgestart?
49.
Hoe gaat u het ontstane onrecht voor individuele burgers alsnog recht zetten?
50.
Hoe is de zogenoemde Rutte-doctrine ontstaan? Op welke datum is de zogenoemde Rutte-doctrine
officieel kabinetsbeleid geworden? Hoe heeft dit beleid zich ontwikkeld tussen 2000
en heden?
51.
In welke mate is de voortgang van compensatie van gedupeerde ouders belemmerd door
de Rutte-doctrine?
52.
In hoeverre en in welke mate heeft de Rutte-doctrine de controlerende taak van de
Kamer belemmerd?
53.
In hoeverre en in welke mate heeft de Rutte-doctrine het werk van de POK belemmerd?
54.
In hoeverre en in welke mate heeft de Rutte-doctrine het werk van de media belemmerd?
55.
Is de Rutte-doctrine in strijd is met de Wet openbaarheid van bestuur? Zo nee, waarom
niet?
56.
Indien transparantie, openheid en volledigheid de niet leidende principes zijn, kunt
u dan aangeven wat wel de leidende principes zijn bij beantwoording van Kamervragen,
het reageren op Wob-verzoeken en het samenstellen van dossiers voor rechtszaken?
57.
Hoe bewerkstelligt u dat u in de toekomst de Kamer wel tijdig, volledig en juist informeert?
58.
Hoe bewerkstelligt u dat, in de toekomst, de Kamer zich er van kan vergewissen dat
de Kamer ook daadwerkelijk tijdig, volledig en juist geïnformeerd is?
59.
Hoeveel gedupeerden hebben door leningen en schulden die volgen op de toeslagenaffaire
een negatieve registratie bij het Bureau Krediet Registratie (BKR)? Welke acties zijn
ondernomen om deze negatieve BKR-registraties weg te nemen?
60.
Waarop is het bedrag van 30.000 euro gebaseerd, dat volgens de brief van de Staatssecretaris
van 24 december 2020 zal worden aangeboden aan alle ouders die gedupeerd zijn door
de «alles-of-niets» uitleg van de kinderopvangtoeslag of de buitensporige fraudejacht?8
61.
Kan per bewindspersoon worden aangegeven hoeveel besloten, persoonlijke en individuele
gesprekken de Minister-President, Minister van Financiën, de Staatssecretaris van
Financiën – Toeslagen en Douane en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
het afgelopen jaar met gedupeerde ouders hebben gevoerd?
62.
Op welke precieze informatie over de het gebruik van nationaliteit, die niet is gedeeld
is met de Autoriteit Persoonsgegevens (AP), is gedoeld in een factsheet, dat op 14 december
2020 aan de Kamer is gezonden?9 Kunt u de conclusie in dat factsheet onder nummers 5 en 6, inhoudende dat de AP vanuit
de ambtelijke top van de Belastingdienst niet volledig juist geïnformeerd is en dat
er bij het informeren van de AP omtrent het gebruik van nationaliteit een nuancering
ontbrak die wel op z’n plaats was geweest, toelichten? Om welke nuancering gaat het?
Heeft de AP nu de beschikking over alle informatie over het gebruik van de (tweede)
nationaliteit?
63.
Is alle informatie over de tweede nationaliteit nu uit alle systemen van de rijksoverheid,
waaronder die van de Belastingdienst, verdwenen?
64.
Op welke wijze is de sturing en het verscherpt toezicht op de Belastingdienst naar
aanleiding van de vertrekregeling door het kerndepartement vormgegeven en versterkt,
nadat de Belastingdienst door de Minister en de Staatssecretaris van Financiën onder
curatele is gesteld? Wat betekent het onder curatele stellen precies in de praktijk?
Op welke manier is de betrokkenheid van de Minister van Financiën sinds het verscherpte
toezicht vergroot? Op welke wijze is de huidige Minister van Financiën geïnformeerd
over het verscherpte toezicht op de Belastingdienst? Op welke manier heeft de huidige
Minister van Financiën invulling gegeven aan het verscherpte toezicht? Welke mogelijkheden
heeft het kerndepartement om de Belastingdienst bij te sturen? Op welke dossiers en
op welke wijze heeft de Minister van Financiën zich in toenemende mate bemoeid met
de problemen bij de Belastingdienst?
65.
Welke mogelijkheden zijn er om schulden van gedupeerde ouders over te nemen, bijvoorbeeld
zodat schulden makkelijker kwijt gescholden kunnen worden, bijbehorende voorwaarden
kunnen worden versoepeld en gedupeerde ouders daardoor geen of maar één schuldeiser
houden?
66.
Kan de mail van 10 februari 2020 die opduikt in het Wob-besluit over de AUT van 11 december
2020, waarin wordt gerefereerd aan een verslag bespreking begeleidersgroep van het
CAF-team, een «terugkoppeling van de teamleider CAF naar de andere over een eerder
gesprek met de heer Blokpoel» openbaar worden gemaakt? Zijn er andere verslagen van
de begeleidersgroep CAF? Wilt u deze eveneens openbaar maken?
67.
Hoe vaak heeft u verlangde inlichtingen aan de Kamer, mondeling of schriftelijk, niet
verstrekt omdat dat in strijd was met het belang van de staat?
68.
Kunt u aangeven wanneer het verstrekken van inlichtingen, in het geval dat die verlangde
inlichtingen zien op (kinderopvang)toeslagen, aan de Kamer in strijd is met het belang
van de staat?
69.
Is het kabinetsbeleid om persoonlijke beleidsopvattingen niet te delen in strijd met
artikel 68 van de Grondwet?
70.
In hoeverre waren achtergehouden stukken, al dan niet bevattende een persoonlijke
beleidsopvatting, (relatief) eenvoudig te anonimiseren?
71.
Hoe vaak en in welke gevallen heeft u de opdracht of de suggestie van de Minister-President
gekregen om bepaalde inlichtingen niet te verstrekken aan de Kamer? Hoe vaak heeft
u gevolg gegeven aan die opdracht of suggestie?
72.
Hoe vaak en in welke gevallen heeft u vanuit de ministerraad de opdracht of suggestie
gekregen om bepaalde inlichtingen niet te verstrekken aan de Kamer? Hoe vaak heeft
u gevolg gegeven aan die opdracht of suggestie?
73.
Hoe vaak en in welke gevallen heeft u de opdracht of suggestie van de Minister(s)
gekregen om bepaalde inlichtingen niet te verstrekken aan de Kamer? Hoe vaak heeft
u gevolg gegeven aan die opdracht of suggestie?
74.
Kunt u de concept-notulen van het MT fraudebestrijding van 3 februari 2014 openbaar
maken, waarvan sprake is in bijlage 1.3, document 65), bij het besluit op het Wob-verzoek
over het combiteam aanpak facilitators (CAF).10 Wil u de Kamer een ongelakt afschrift van dit concept-verslag doen toekomen?
75.
Hoe vaak en in welke gevallen hebben de Minister van Financiën en de staatssecretarissen
van Financiën elkaar de opdracht of de suggestie gegeven om bepaalde inlichtingen
niet te verstrekken aan de Kamer? Hoe vaak is gevolg gegeven aan die opdracht of suggestie?
76.
Hoe vaak en in welke gevallen heeft de ambtelijke top gesuggereerd bepaalde inlichtingen
niet te verstrekken aan de Kamer? Hoe vaak heeft u gevolg gegeven aan die suggestie?
77.
Maakt het MT Toeslagen geheel dan wel gedeeltelijk deel uit van de ambtelijke top
(één of meer leden van de Bestuursraad van het Ministerie van Financiën)?
78.
Hoe verklaart u dat het memo-Palmen, waar vier maanden aan gewerkt is, en bekend is
bij de ambtelijke top vóór publicatie van het rapport van de Nationale ombudsman (9 augustus
2017), niet terstond onder de aandacht wordt gebracht van de politieke top?
79.
Acht u het aannemelijk dat een memo:
– dat wordt opgesteld in opdracht van het MT Toeslagen;
– dat wordt opgesteld naar aanleiding van een onderzoek van de Nationale ombudsman;
– dat betrekking heeft op onder meer rechtszaken en laakbaar handelen door de Belastingdienst;
– dat juridisch advies bevat;
– waar het opstellen er van vier maanden in beslag neemt en
– dat besproken wordt binnen de ambtelijke top vervolgens de politieke top niet bereikt?
80.
Vanaf welk moment was het memo-Palmen bij de ambtelijke en politieke top bekend, kunt
u hierbij een exact overzicht weergeven op wel niveau het memo-Palmen bij wie bekend
was en op welk moment?
81.
Herinnert u zich de zogeheten «rode draden-notitie» van 10 oktober 2019?11 Klopt het dat hierin werd gesteld dat het CAF-team werd aangestuurd door de algemeen
directeur Belastingdienst? Herinnert u zich dat vervolgens is gesteld: «Uit het verslag
blijkt dat het CAF in het MT Fraude van 3 feb 2014 uitgebreid besproken is. Hierin
is een voorstel tot schorsing van het uitbetalen van toeslagen besproken naar aanleiding
van de casus kinderopvangtoeslag». Welke individuele CAF-casus werd hier besproken?
Waarom? Kunt u aangeven waarom de passages die hierna in de rode draden-notitie volgen
op deze feitelijke mededeling zijn weggelakt? Wilt u alsnog een integraal ongelakte
versie van dit document aan de Kamer doen toekomen?
82.
Wilt u de Kamer voorts de onderliggende, vastgestelde gespreksverslagen bij de rode
draden-notitie doen toekomen?
83.
Waarom is het memo-Palmen na 5 juni 2019 wederom niet gearchiveerd dan wel anderszins
niet vindbaar?
84.
Hoe veel en welke ambtenaren dan wel bewindspersonen hadden beschikking over het memo-Palmen
in de periode 14 maart 2017 tot en met 4 juni 2019?
85.
Hoe veel en welke ambtenaren dan wel bewindspersonen hadden beschikking over het memo-Palmen
na 4 juni 2019?
86.
Herinnert u zich dat uit het Wob-besluit van 11 december 2020 over de AUT een antwoord
op een vraag van de AUT naar voren komt over het besluitvormingsproces (2014 – 2016)
inzake het stopzetten van lopende toeslagen in CAF 11 waarbij wordt gesteld dat gebruik
wordt gemaakt van «opdrachtformulieren»? Klopt het dat hierin wordt gesteld: «Volgens
enkele medewerkers zou voorafgaand aan het opstellen van het opdrachtformulier afstemming
hebben plaatsgevonden met collega’s, bilateraal, of in een CAF-TWO (CAF Twee Wekelijks
Overleg).» Welke functionarissen namen deel aan dit CAF TWO? Beschikt u over verslagen
van dit CAF TWO? Wie kregen een afschrift van deze verslagen? Waarom zijn deze documenten
niet naar voren gekomen in de Wob-procedures, of bij de beantwoording van Kamervragen?
Zijn deze verslagen verstrekt aan de POK? Wilt u de Kamer een ongelakt afschrift verstrekken
van deze verslagen?
87.
Herinnert u zich dat in het document over CAF TWO ook is geschreven: «Wel is in éen
van de aangetroffen opdrachtformulieren benoemd dat afstemming heeft plaatsgevonden
met het verantwoordelijke MT-lid». Gaat het in dit opdrachtformulier om een opdracht
tot stopzetting, nihilstelling en/of terugvordering(en)? Betekent dit dat in een individuele
casus feitelijk een opdracht werd gegeven door een MT-lid?
Zijn er meer individuele casussen besproken met (leden van) het MT? Heeft over de
(voorgenomen) stopzetting in CAF11 afstemming plaats gevonden met het MT?
88.
Kunt u, gezien de vermelding in het eerste deelbesluit op het Wob-verzoek over de
AUT dat halverwege januari 2021 een tweede deelbesluit zal volgen over documenten
bij het ministerie en over afstemming met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
aangeven of bij de inventarisatie ten behoeve van dit tweede deelbesluit documenten
zijn aangetroffen die als mogelijke relevant moeten worden beoordeeld voor de POK
of de Kamer? Zo ja, waarom zijn deze nog niet openbaar gemaakt? Indien documenten
mogelijk relevant zijn, wilt u deze dan alsnog per ommegaande en ongelakt aan de Kamer
doen toekomen? Zo nee, waarom niet?
89.
Kunt u een overzicht doen toekomen van afspraken (formeel dan wel informeel) tussen
de politieke leiding en de ambtelijke leiding voor zover die afspraken zien op informatievoorziening
over en weer?
Kunt u een overzicht doen toekomen van afspraken (formeel dan wel informeel) tussen
de Staatssecretaris(sen) en de Minister(s) voor zover die afspraken zien op informatievoorziening
over en weer?
90.
Kunt u een overzicht doen toekomen van afspraken (formeel dan wel informeel) tussen
de Minister(s) en de Minister-President voor zover die afspraken zien op informatievoorziening
over en weer?
91.
In welke situaties moet de politieke leiding door de ambtelijke leiding onverwijld
op de hoogte worden gesteld?
92.
In welke situaties moeten de staatssecretarissen de Minister(s) onverwijld op de hoogte
stellen?
93.
In welke situaties moeten de Minister(s) de Minister-President onverwijld op de hoogte
stellen?
94.
Kunt u aangeven waarom de Kamer nu wel kan vertrouwen op, de tijdigheid, volledigheid
en juistheid van, de beantwoording van de heden voorliggende feitelijke vragen?
95.
Wat is de stand van zaken ten aanzien van het onderzoek van het Openbaar Ministerie?
Is er meer informatie beschikbaar over wanneer het Openbaar Ministerie verwacht het
onderzoek te hebben afgerond?
96.
Klopt het dat de directeur Toeslagen een maand vrij heeft gekregen om de verhoren
voor te bereiden?
97.
Kan de beantwoording van de, in het kader van schriftelijk overleg door de vaste commissie
voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid gestelde vragen over het op 13 november 2020
aan de Kamer gezonden onderzoeksrapport «Onderzoek informatie over signalen kinderopvangtoeslag
SZW»12 tegelijkertijd met de beantwoording van deze feitelijke vragen over het rapport van
de POK naar de Kamer worden gestuurd?
98.
Herinnert u zich de openbaarmaking van documenten over het archief van de AUT in een
Wob-besluit van 11 december 2020?2 Herinnert u zich dat daarbij een e-mail van 23 juli 2019 is vrijgegeven, waarin wordt
benadrukt dat de AUT álle notities aan de staatsecretaris over CAF 11 wenst te ontvangen,
en alle notities van andere directies? Welk gevolg is hieraan gegeven? Heeft de AUT
de beschikking gekregen over álle factsheets, behorende bij de notities van 11 en
14 juni 2019 aan de Staatssecretaris? Beschikte de AUT over factsheet 6, waarin het
memo 2017 is benoemd? Herinnert u zich wat de directeur Toeslagen verklaarde over
het memo-Palmen en het contact met de AUT? Wilt u, in het licht van de e-mail van
23 juli 2019, exact reconstrueren in welk gesprek of welke gesprekken, dan wel in
welk contact of welke contacten met (leden van) de AUT is gesproken over het memo-Palmen,
en welke functionarissen van Belastingdienst/Toeslagen hierbij betrokken waren, op
welke momenten?
99.
Is de AUT geïnformeerd over de (inhoud van) de brief van de directeur-generaal Belastingdienst
van 20 september 2019 aan de AP, waarin wordt vermeld dat (tweede) nationaliteit een
rol speelde als indicatie of aanwijzing voor georganiseerd misbruik, en dat dit strijdig
was met beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit? Wanneer en hoe is de AUT
hierover geïnformeerd? Zo nee, waarom is de AUT hier niet over geïnformeerd?14
100.
Is de Auditdienst Rijk (ADR) geïnformeerd over deze correspondentie van de Belastingdienst
met de AP? Wanneer en hoe?
101.
Wilt u, mede in het licht van de aangenomen motie-Omtzigt c.s., waarin wordt gevraagd
om een volledig feitenrelaas, limitatief duidelijk maken over welke documenten de
ADR de beschikking heeft gekregen bij het onderzoek naar toeslaggerelateerde CAF-zaken?15
102.
Wilt u de Kamer in dit licht een afschrift doen toekomen van een inventarislijst van
alle documenten die aan de ADR zijn verstrekt en alle documenten die onder de ADR
berusten? Wilt u hierbij tevens aangeven op welk moment documenten aan de ADR zijn
verstrekt? Beschikt de ADR over documenten (memo’s, notities, verslagen, e-mailcorrespondentie,
interviews) waarvan het bestaan tot dusver nog niet is gemeld aan de Kamer? Beschikt
de ADR over additionele informatie over verwerking en gebruik van (tweede) nationaliteit?
Zo ja, welke documenten betreft dit?
103.
Erkent u dat nog lang niet alles boven tafel is, ondanks het rapport van de POK?
104.
Bent u in (interne) onderzoeksdossiers, e-mailcorrespondentie, verslagen, vermeldingen
in Fraude Signalering Voorziening (FSV) of anderszins mogelijke discriminatoire/discriminerende
opmerkingen tegengekomen? Zo ja, welke? Kunt u dit openbaar maken?
105.
Kunt u de Kamer een overzicht doen toekomen van alle thans lopende onderzoeken en
(de status en de voorziene oplevering daarvan) naar alle aspecten die annex zijn met
de (afwikkeling) van de toeslagenaffaire?
Kunt u hierbij ingaan op het onderzoek naar het verdwijnen van documenten, het OIF/KPMG-onderzoek
naar mogelijke misstanden, het onderzoek naar FSV, het onderzoek naar FSV-achtige
applicaties en de effecten op burgers en bedrijven, onderzoeken naar de aanwezigheid
van nationaliteit in de systemen van Belastingdienst, de omgang met OGS, project 1043
en wat dies meer zij?
106.
Bent u bereid de Minister van Justitie en Veiligheid te vragen om het College van
procureurs-generaal te verzoeken om in een ambtsbericht te rapporteren over de stand
van zaken van het onderzoek van het OM naar uw aangifte tegen de Belastingdienst en
het onderzoek naar burgeraangiften tegen (ex-)ambtenaren van de Belastingdienst, teneinde
de Minister van Justitie en Veiligheid in de gelegenheid te stellen de Kamer over
de stand van dit onderzoek te informeren?
107.
Herinnert u zich het verzoek van de commissie Financiën van 26 november 202016 naar aanleiding van de niet-volledige beantwoording van vragen over de reactie op
het rapport van de AP over de verwerking van de nationaliteit van aanvragers van kinderopvangtoeslag,
waarin is geconstateerd dat een deel van de door de leden van de CDA-fractie gestelde
vragen nog niet was beantwoord en is verzocht de desbetreffende vragen alsnog te beantwoorden?
Herinnert u zich ook het daarbij gedane verzoek om een bijlage bij een notitie uit
januari 2020, over de aanwezigheid van nationaliteit in de systemen van de Belastingdienst,
te verstrekken? Wilt u deze bijlage en de beantwoording van de nog openstaande vragen
over het rapport van de AP tezamen met de beantwoording van deze feitelijke vragen
over het verslag van de POK aan de Kamer doen toekomen?
108.
Kunt u toelichten wat de stand van zaken is rond een eventuele sanctie van de AP?
Wat is de formele reactie geweest van de Belastingdienst richting de AP op de voorgenomen
sanctie? Kunt u de Kamer een afschrift doen toekomen van dit schrijven?
109.
Hoe vaak is de toeslagenaffaire de afgelopen vier jaar besproken in de wekelijkse
ministerraad en/of andere overleggen waaraan de ambtelijke leiding of de bewindspersonen
van het Ministerie van Financiën deelnemen?
110.
Klopt het dat het Ministerie van Financiën heeft meegewerkt aan verzoeken van De Correspondent
ten behoeve van de publicatie «Zo hadden we het niet bedoeld»? Welk contact of afstemming
is er geweest met de betreffende journalist(en) over het voorziene moment van (online)
publicatie van «Zo hadden we het niet bedoeld»? Is in zulke contacten en afstemming
en overleg ook de voorziene publicatiedatum van Wob-verzoeken over het MT Toeslagen
en MT Belastingdienst aan de orde gekomen?
111.
De journalist beweert achtergrondgesprekken te hebben gevoerd met het ministerie en
(oud-)ambtenaren, alsmede stukken te hebben ingezien. Klopt dit?
112.
Bent u zich ervan bewust dat in concepten van de eindversie van dit boek, dat medio
oktober 2020 op grote schaal circuleerde, gebruik is gemaakt van interne informatie
uit interne notities, waarover de Kamer (nog) niet was geïnformeerd, waaronder informatie
uit de review van 7 juni 2019? Heeft uw ministerie, of hebben (oud-)medewerkers van
uw ministerie, deze interne informatie verstrekt, dan wel hebben zij inzage gegeven
in interne notities, die eerder onttrokken zijn aan Wob-procedures en onttrokken aan
de informatievoorziening richting Kamer?
113.
Bent u zich ervan bewust dat in conceptversies van het manuscript (eenzijdig) wordt
geciteerd uit vertrouwelijke correspondentie tussen een advocate en het ministerie
en/of de Belastingdienst/Toeslagen? Heeft u op grond van de integriteitscodes of vermoedens
van schending van de geheimhoudingsplicht een onderzoek laten instellen naar hoe het
kan dat dergelijke informatie op straat komt?
Wat zijn de aangewezen procedures bij vermoedens van integriteitsschendingen of schending
van de geheimhoudingsplicht, of schending van het ambtsgeheim? Zijn die procedures
in dit geval opgevolgd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat waren de uitkomsten?
114.
Wanneer ontving het ministerie en wanneer ontvingen medewerkers van het ministerie
of Belastingdienst/Toeslagen concepten van dit boek in het kader van hoor- en wederhoor?
Welk commentaar is door het ministerie en door medewerkers gegeven op concepten van
dit boek? Is daarbij gewezen op fouten, onjuistheden, verdraaiingen en weglatingen
van relevante context? Kunt u de correspondentie over de publicatie naar de Kamer
sturen?
115.
Is het waar dat woordvoerders van Financien en/of de Belastingdienst/Toeslagen journalisten
proactief hebben benaderd en gewezen op de eerste online publicatie van delen van
dit boek, voorafgaand aan de verhoren van de POK? Is dit een gebruikelijke werkwijze?
Maakte dit onderdeel uit van een mediastrategie? Met welk doel?
116.
Klopt het tevens dat de publicatie van de eerste hoofdstukken, aan de vooravond van
de verhoren van de POK, actief verspreid is binnen de Belastingdienst en het Ministerie
van Financien? Zo ja, wie besloot hiertoe?
117.
Heeft over deze mediastrategie afstemming plaats gevonden met de ambtelijke en politieke
leiding? Wanneer? Welke argumenten en overwegingen lagen ten grondslag aan deze mediastrategie?
Wat was de beoogde uitkomst?
118.
Kunt u documenten die zien op de mediastrategie van het ministerie rond de POK en
verhoren naar de Kamer sturen? Alsmede de strategie die is gehanteerd gedurende de
ontwikkeling van de toeslagenaffaire?
119.
Klopt het dat de Minister-President en de Minister van Financiën tijdens de bijeenkomst
in Rijswijk (januari 2020) geïnformeerd zijn over signalen over (beroepsmatige) discriminatie?
Welke acties hebben beide bewindspersonen sindsdien ondernomen?
120.
Kunt u alle adviezen over ambtsmisdrijven (ambtelijk en politiek) die de regering
ontvangen heeft (van ambtenaren of extern van bijvoorbeeld de landsadvocaat) opsommen?
En kunt u die aan de Kamer doen toekomen?
121.
Kunt u een uitputtend overzicht geven welke stappen zijn gezet of in 2021 worden gezet
om het gebruik van de dubbele nationaliteit in risicoprofielen en algoritmes te voorkomen?
Zijn er nog situaties waarin etniciteit of een dubbele nationaliteit door de rijksoverheid
wordt gebruikt in risicoprofielen? Welke stappen zijn gezet om dit gebruik te stoppen?
122.
Zijn er sinds het verschijnen van het onderzoek van de AP nieuwe signalen over beroepsmatige
discriminatie door de rijksoverheid naar boven gekomen? Zo ja, welke?
123.
Wie was de hoogste ambtenaar in rang die ervan wist dat de Belastingdienst ervoor
koos het advies van de Landsadvocaat uit 2009 zo te interpreteren dat er een alles-of-niets
benadering ontstond?
124.
Waarom geeft het kabinet geen openbaarheid over het conceptadvies van de landsadvocaat
uit 2009 op gronden van de vertrouwensband tussen cliënt en advocaat, terwijl reeds
inhoudelijk duidelijk is wat het conceptadvies is dat destijds door de Landsadvocaat
(vertrouwelijk) is verstrekt?
125.
Hoe verhoudt het advies van de Landsadvocaat uit 2009 dat er proportioneel teruggevorderd
kan worden zich juridisch tot artikel 26 van de Algemene wet inkomensafhankelijke
regelingen (Awir)?
126.
Waarom is ervoor gekozen de interpretatie van het conceptadvies van de Landsadvocaat
uit 2009 via de juridische route (via de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad
van State) in plaats van de politieke route te bestendigen?
127.
Waarop baseert het Ministerie van Financiën het beeld dat het memo van de Belastingdienst
van eind 2014 over hoge terugvorderingen wel degelijk besproken is met de Minister
van SZW? Welke specifieke indicatie geeft de door Financiën opgestelde tijdlijn op
dit punt?
128.
Op basis waarvan baseert SZW dat het memo van Financiën uit 2014 waarin zorgen geuit
worden over hoge terugvorderingen de Minister van SZW niet bereikt heeft?
129.
Wie is er verantwoordelijk voor dat het memo van Financiën uit 2014 waarin zorgen
geuit worden over hoge terugvorderingen de Minister van SZW niet bereikt heeft?
130.
Waarom liet het Ministerie van SZW aan de AUT weten dat discussie over het memo van
de Belastingdienst over hoge terugvorderingen van eind 2014 naar de politieke achtergrond
verdween, terwijl het Ministerie van Financiën aan de AUT duidelijk maakt dat het
voorstel al in februari 2015 is afgeschoten en die politieke ontwikkelingen na februari
plaatsvonden? Is hier sprake van onjuist informeren van de AUT door het Ministerie
van SZW?
131.
Is aan de AUT gemeld dat de tweede nationaliteit werd gebruikt in de risicomodellen,
zoals Toeslagen in september 2019 reeds meldde aan de AP?
132.
Vindt het kabinet dat het verslag «Ongekend Onrecht» van de POK laat zien dat de onafhankelijkheid
van de AUT in het geding is geweest doordat de voorzitter van deze commissie, de heer
Donner, jarenlang zelf een kwalijke rol heeft gespeeld in het toeslagenschandaal als
vicevoorzitter van de Raad van State?
133.
Kunt u bevestigen dat ambtenaren van de Belastingdienst in e-mails over «zwartjes»
gesproken hebben?
134.
Biedt het spreken over «zwartjes» aanleiding om opnieuw aangifte te doen bij het OM,
of zijn de gronden waarop aangifte bij het OM zijn gedaan reeds voldoende om ook het
racisme in de uitingen van ambtenaren te onderzoeken?
135.
Is het kabinet bereid om de notitie van 23 januari 2020 over interne risicomodellen
bij Toeslagen incl. bijlage alsnog ongelakt naar de Kamer te doen toekomen? Zo nee,
waarom niet?
136.
Wat hebben ambtenaren in de interne notitie van 23 januari 2020 aan de directeur-generaal
van de Belastingdienst medegedeeld over de in de aanleiding van het memo gestelde
vragen?
137.
Wat is er inmiddels bekend over het gebruik van de risicoselectie in de inkomstenbelasting?
Welke stappen worden ondernomen om hier meer helderheid over te verschaffen? Wanneer
zal hier totale helderheid over zijn?
138.
Wat is er inmiddels bekend over de manier waarop discriminatoire uitkomsten als gevolg
van gebruik tweede nationaliteit in risicomodellen heeft geleid tot negatieve effecten
voor mensen in andere domeinen van de sociale zekerheid, bijv. op gemeenteniveau?
Welke stappen worden wanneer ondernomen om dit tot op de bodem uit te zoeken?
139.
Zijn er naast het in het verhoor van de POK voorgelezen sms-bericht over de «Rutte-doctrine»
(gememoreerd in het verslag van de POK op blz. 87) andere ambtelijke documenten waarin
daarover gesproken of daarnaar verwezen wordt? Zo ja, kunnen deze ongelakt aan de
Kamer toegestuurd worden?
140.
Ziet het kabinet naar aanleiding van de schrijnende conclusies van het rapport aanleiding
om haar interpretatie van welk soort informatie wel of niet onder een persoonlijke
beleidsopvatting valt, te wijzigen?
141.
Kan het kabinet bevestigen dat er sprake is van een informatiecultuur waarin politieke
belangen geregeld prevaleren boven wettelijke grondslagen tot informatievoorziening,
zoals vastgelegd in de Awb en artikel 68 van de Grondwet?
142.
Klopt het dat verschillende media, zoals de Volkskrant, artikelen hebben gepubliceerd
op basis van stukken die destijds nog niet openbaar waren gemaakt, terwijl om die
stukken door de Kamer en in Wob-verzoeken wel gevraagd is?
143.
Kan toegezegd worden dat de ADR in het onderzoek naar het memo over automatisch toekennen
van de kwalificatie Opzet/Grove Schuld (O/GS) ook expliciet zal kijken naar wat de
uiteindelijke gevolgen zijn geweest voor ouders hiervan?
144.
Waarom is het memo over het automatisch toekennen van O/GS onlangs pas gevonden?
145.
Wie is er wanneer op de hoogte geweest van het bestaan van het onlangs teruggevonden
memo, dat expliciteert dat er sprake zou zijn van automatische O/GS kwalificatie bij
een bepaalde minimumschuld?
146.
Heeft het Ministerie van Financiën er actief bij de AUT op aangedrongen dat het memo-Palmen
alsnog aan de Commissie gestuurd diende te worden, omdat dit niet gaat om «zomaar
allerlei stukken» maar een cruciaal document?
147.
Waar is het memo-Palmen in aanloop naar 4 juni 2019 vandaan gehaald?
148.
Is bekend wie er voor verantwoordelijk is dat het memo-Palmen in juni 2019 niet langer
terug te zien was in de uiteindelijke factsheets?
149.
Waarom is er in het MT in 2017 voor gekozen het memo Palmen in groepen te bespreken?
150.
Naar welke «groepen» is verwezen toen er in 2017 door het MT voor gekozen is het memo-Palmen
in groepen te bespreken?
151.
Welke opties zijn in 2017 naar aanleiding van het rapport van de Nationale ombudsman
door de Belastingdienst precies wel en niet onderzocht om tot compensatie over te
gaan? En hoe is uit deze onderzochte opties de conclusie getrokken dat daar geen wettelijke
mogelijkheid toe is?
152.
Is in 2017 overwogen om een regeling te maken die compensatie mogelijk maakt? En zo
nee, hoe is dan te verklaren dat de voormalige directeur Toeslagen heeft verklaard
dat «alles gedaan» is om te kijken of tot zo’n compensatie overgegaan kon worden?
153.
In hoeverre zijn de staatssecretarissen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van
Financiën op de hoogte geweest van de gebrekkige voortgang t.a.v. het instellen van
proportioneel terugvorderen tussen juli 2018 en eind 2019?
154.
Welk mensbeeld ligt volgens het kabinet ten grondslag aan het nietsontziende fraudebeleid?
155.
Welk mensbeeld ligt volgens het kabinet ten grondslag aan het gegeven dat ouders zelf
in zulke sterke mate, ook financieel, verantwoordelijk werden gehouden voor de kinderopvang,
ook als dit fouten van het gastouderbureau zelf betrof?
156.
Zijn er gestructureerde empirische inzichten vergaard over de aard en omvang van fraude
met de kinderopvangtoeslag binnen de context van de eigen bijdrage (dus niet van voor
de eigen bijdrage) alvorens er over een proces van jaren heen harder op ingezet is?
Bijvoorbeeld via onderzoeksrapporten of andere studies?
157.
Welke grondige empirische analyses over de aard en omvang van fraude heeft de ministeriële
commissie fraudebestrijding gebruikt toen zij kabinetsbreed de hoofdlijnen voor anti-fraudebeleid
heeft uitgezet? In hoeverre vindt het kabinet dat hier sprake is van «evidence-based
policy»?
158.
Heeft de POK alle stukken die zij opvroeg over risicomodellen ongelakt van het ministerie
ontvangen? Welke overwegingen hebben hierbij een rol gespeeld?
159.
Wat is de reactie van het kabinet op het artikel van Follow the Money («Commissie
Donner trok conclusies in strijd met eigen onderzoek»), en dan specifiek het gegeven
dat blootgelegd wordt dat deze commissie, de AUT, evident, want zo blijkt uit de gereconstrueerde
feiten, op verschillende punten conclusies heeft getrokken die enerzijds niet volgen
uit de feiten en anderzijds wel de Belastingdienst in een positiever daglicht stellen?
160.
Is het kabinet van mening dat dit toeslagenschandaal een smet is op zijn functioneren,
ja of nee?
161.
Welke nieuwe feiten zijn uit het verslag van de POK naar boven gekomen die het kabinet
ertoe bewogen hebben alsnog grootschalig te compenseren?
162.
Waarom heeft het kabinet nu alsnog besloten grootschalig te compenseren, terwijl de
Kamer hier al maanden om vroeg, er met het verschijnen van het verslag van de POK
verder niks wezenlijks veranderd is aan de planning van de hersteloperatie, en ook
voorafgaand aan het verschijnen van het verslag reeds duidelijk was dat tienduizenden
ouders onrechtmatig en laakbaar behandeld waren?
163.
Vindt het kabinet dat er een risico genomen wordt dat ouders zich in de hersteloperatie
oneerlijk behandeld voelen, nu precies dat argument eerder gebruikt werd tegen een
grootschalige compensatie?
164.
Welke middelen zijn er tijdens de parlementaire behandeling van de Awir (in 2005)
overwogen om situaties zoals deze te voorkomen? Waarom is er uiteindelijk niet gekozen
voor deze middelen?
165.
Hoe vaak worden Wob-verzoeken op het Ministerie van Financiën binnen de gestelde termijn
behandeld?
166.
Hoeveel Wob-verzoeken zijn er de afgelopen kabinetsperiode bij het Ministerie van
Financiën ingediend? Hoeveel daarvan zijn toegewezen? Hoeveel daarvan zijn afgewezen?
Kan uitgesplitst worden waarom deze zijn afgewezen?
167.
Bij welke andere onderwerpen rond de toeslagen of de fiscaliteit zijn verschillende
departementen betrokken?
168.
Welke stappen zijn er door Minister van Financiën gezet om de informatievoorziening
op het Ministerie van Financiën te verbeteren?
169.
Welke stappen zijn er door de Minister van Financiën gezet om de «leemlaag» op het
ministerie te verminderen?
170.
Hoe verloopt de informatievoorziening op het Ministerie van Financiën? Krijgt de Minister
de informatie van de staatssecretarissen te zien? Welke informatie wel en niet? Kan
daarbij specifiek ingegaan worden op de informatie rond deze affaire?
171.
Welke signalen waren er voor deze affaire dat de informatievoorziening op het Ministerie
van Financiën niet op orde was? Welke maatregelen zijn er toen genomen om de informatievoorziening
te verbeteren?
172.
Wie stelt de budgettaire doelstellingen die achter een «business case» bij fraude
vastgesteld worden? Wie stelt de taakstellingen vast? Kan het proces voor beide geschetst
worden?
173.
Hoe is de besluitvorming over de aangifte tegen de Belastingdienst verlopen?
174.
Zijn er aanvullende signalen over mogelijke ambtsmisdrijven binnen gekomen na de aangifte
voor ambtsmisdrijven? Zo ja, welke signalen zijn dat?
175.
Zijn er signalen binnengekomen over meineed bij de openbare verhoren? Zo ja, kunt
u aangeven welke?
176.
Klopt het dat een groot aantal zaken (in bezwaar of beroep) is ingetrokken? Om hoeveel
zaken gaat het? Wat is er met deze intrekkingen gebeurd? Heeft de Belastingdienst
en of Toeslagen en of de Uitvoeringsorganisatie met de kennis van vandaag contact
gezocht met deze mensen? zo nee, waarom niet en zo ja, wat is daarvan de uitkomst?
177.
Hoeveel minderjarige kinderen staan op de verschillende, door de Belastingdienst gehanteerde
lijsten? Wat is hiermee gebeurd?
178.
Waarom heeft de Belastingdienst geen invulling gegeven aan het begrip «tweede kans»?
Wordt dat nu in voorkomende gevallen waar dit aan de orde kan zijn wel gedaan?
179.
Kunt u een toelichting geven op de gehanteerde hardheid in met name de terugvordering,
die volgens de door de POK gehoorde deskundige, de heer Marseille, niet in de Wet
op de kinderopvangtoeslag (Wko) zit?
180.
Is er sinds de invoering en daarbij de handhaving van de toeslagen in de Kamer een
politiek debat gevoerd over het hanteren van de menselijke maat? Zo ja, wanneer en
naar aanleiding waarvan?
181.
Heeft de toenmalige Staatssecretaris van Financiën naar aanleiding van de uitspraak
van de Raad van State op 23 oktober 2019 contact gehad met de Raad? Heeft de Raad
actief contact gezocht met de bewindspersonen of de dienst? Welke informatie is uit
deze gesprekken naar voren gekomen en hoe is er naar aanleiding van deze gesprekken
gehandeld?
182.
Welke argumenten lagen ten grondslag om bij Toeslagen destijds al binnen een half
jaar anders te besluiten over de rol en positie van vaktechniek? Wie heeft hiertoe
besloten?
183.
Hoe is vaktechniek nu georganiseerd binnen de verschillende onderdelen van de Belastingdienst
(«Blauw» Toeslagen en indien van toepassing Uitvoeringsorganisatie)?
184.
Klopt het dat bij een uitspraak van de Raad van State die een heel dienstonderdeel
of belangrijke elementen in de uitvoering raakt de verantwoordelijk Minister wordt
geïnformeerd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe kan het zijn dat hier in de verhoorverslagen
van de POK zoveel onduidelijkheid over is?
185.
Zijn er externe kosten gemaakt door de regering voor de voorbereiding op de verhoren
voor ambtenaren, oud-ambtenaren, bewindspersonen en/of oud-bewindspersonen? Zo ja
welke?
186.
Was het technisch mogelijk om op initiatief van de Minister of de Staatssecretaris
van Financiën een hardheidsclausule aan te brengen in de Awir met een bevoegdheid
voor de bewindspersoon om in schrijnende situaties de invordering te matigen?
187.
Was het technisch mogelijk om op initiatief van de Minister of Staatssecretaris van
Financiën een bepaling in de Awir op te nemen om proportioneel in te vorderen, ook
als volgens de Wko geen recht op kinderopvangtoeslag bestond?
188.
Op basis welke argumenten besloot het kabinet in 2015 tot het niet langer registreren
van de tweede nationaliteit?
189.
Wat is er gebeurd met een, tijdens de verhoren van de POK besproken intern rapport
over zelfreflectie en aanbevelingen (van de crisisorganisatie)?
190.
Welke acties zijn naar aanleiding van deze korte evaluatie uitgezet en wat was de
rol en verantwoordelijkheid van de Minister van Financiën?
191.
Kunt u aangeven waarom met de kabinetsreactie op de Nationale ombudsman de problemen
niet opgepakt en opgelost zijn? Wie was hier ambtelijk en of bestuurlijk eindverantwoordelijk
voor?
192.
Waaruit wordt geconcludeerd dat de Belastingdienst bewust naar bevestiging zocht van
de gekozen interpretatie van de Wko en de Awir, zodat daarmee jurisprudentie werd
gevormd?
193.
Welke concrete acties heeft de Minister van Financiën in gang gezet om de gewenste
cultuuromslag te bereiken? Vindt u deze maatregelen geslaagd?
194.
Klopt het dat er voor de top 50 of top 100 van ambtenaren een assessment heeft plaatsgevonden?
Is dit voor alle mensen in de top 50 of 100 afgerond? Wat zijn de belangrijkste bevindingen
die uit deze assessments naar voren zijn gekomen en welke maatregelen zijn in gang
gezet om hier concrete verbeterslagen te doen plaatsvinden?
195.
Bent u bereid de dossiers die de bewindspersonen ontvangen hebben voor de verhoren,
openbaar te maken?
196.
Welke acties heeft de Minister van Financiën uitgezet om de «gebrekkige» informatievoorziening
vanaf voorjaar 2019, waar hij tijdens zijn verhoor veelvuldig naar verwees, op orde
te brengen?
197.
In hoeverre worden bewindspersonen mondeling geïnformeerd over belangrijke zaken door
bijvoorbeeld een Landsadvocaat of andere instanties? Wordt deze mondelinge informatie
die wellicht onder tijdsdruk tot stand is gekomen later alsnog vastgelegd in een document?
198.
Welke concrete stappen heeft de Minister van Financiën vanaf 21 mei 2019, die op die
dag tijdens het vragenuurtje op 21 mei 2019 werd geconfronteerd met het mogelijk etnisch
profileren door de Belastingdienst en die zijn ongenoegen over de informatievoorziening
daarover tijdens zijn verhoor door de POK heeft uitgesproken, sindsdien gezet om de
waarheid boven tafel te krijgen met betrekking tot het mogelijk etnisch profileren?
199.
Heeft de Minister van Financiën, die op grond van artikel 46, tweede lid, van de Grondwet
staatsrechtelijk eindverantwoordelijke voor het ministerie, voldoende druk uitgeoefend
om de informatievoorziening op orde te brengen en de signalen van etnisch profileren
te ontmantelen en actie op te zetten?
200.
Kunt u aangeven waarom u heeft gekozen voor de «bemensing» van de AUT, zoals deze
uiteindelijk daadwerkelijk is ingevuld? Is er overwogen of gesproken over een meer
onafhankelijke invulling?
201.
Welke nieuwe feiten en nieuwe inzichten heeft de POK volgens u opgedaan die niet zijn
gedaan door de AUT onder leiding van de heer Piet Hein Donner, die in november 2019
en maart 2020 haar adviezen heeft opgeleverd?
202.
Klopt het dat de Minister van SZW voorstellen heeft gedaan om sanctionering bij overtredingen
in de sociale zekerheid te matigen? Welke voorstellen zijn dit, en met welk precies
effect?
203.
Kunt u per onderscheiden rol en per betrokken bewindspersoon concreet aangeven wat
het verwijt is, gelet op de vergaande conclusies die de POK trekt ten aanzien van
wetgever, rechtspraak en uitvoering (Belastingdienst), en daarbij ook de periode waarin
dat speelde opnemen? Kunt u daarbij aangeven welke verwijten een relatie met CAF hebben
en welke niet?
204.
Kunt u aangeven welke tekortkomingen sinds de start van de kinderopvangtoeslag in
2005 hebben bestaan en welke er nog steeds bestaan?
205.
Hoeveel mensen hebben jaarlijks te maken gehad met een terugvordering van de kinderopvangtoeslag
in de jaren 2010 tot en met 2020?
206.
Hebt u kennisgenomen van de constatering van de POK dat de informatiehuishouding ernstig
tekortschiet bij de rijksoverheid, hetgeen ook in eerdere parlementaire onderzoeken
is geconstateerd? Welke actiepunten zijn in de afgelopen vier jaar ingezet om de informatiehuishouding
beter te ordenen?
207.
Wat was jaarlijks de gemiddelde hoogte van terugvordering van kinderopvangtoeslag
in de jaren 2010 tot en met 2020?
208.
Kunt u ingaan op de rol van de Kamer naar aanleiding van de Bulgarenfraude? Heeft
de POK u gevraagd om informatie om te komen tot een inventarisatie van de door de
Tweede Kamer gewenste fraudeaanpak? Zo ja, welke informatie heeft u hiertoe verstrekt?
209.
Wat was het verwachte effect van het wetsvoorstel inzake directe financiering van
de kinderopvangtoeslag op het aantal terugvorderingen en nihilstellingen?
210.
Is het discrimineren op ras of etniciteit een aspect van de kinderopvangtoeslagaffaire?
Zo ja, welke? Kunt u aangeven of in het risicoanalysemodel waarover in het POK-verslag
wordt gesproken discrimineren op ras of etniciteit een onderdeel was/is?
211.
Wat was de rol van de Minister van Financiën en DG Rijksbegroting ten aanzien van
de businesscase Fraudebestrijding?
212.
Heeft u kennisgenomen van de volgende samenvattende conclusie van de POK: «Weekers,
Wiebes, Asscher en Rutte hebben als lid van het kabinet-Rutte II en als deelnemer
aan de ministeriële commissie aanpak fraude een harde aanpak van fraude mede geïnitieerd.»;
waar slaat «mede» op? Welke andere spelers worden hiermee volgens u bedoeld en wat
was hun bijdrage?
213.
Welke onderdelen van uw antwoord op vragen van het lid Omtzigt over de opschorting
en stopzetting van kinderopvangtoeslag aan een groep ouders in 201417 zijn onjuist beantwoord?
Hoe is dat rechtgezet richting de Kamer nadat dat ontdekt was?
214.
Is de groepsgewijze stopzetting van de bevoorschotting later gevolgd door een individuele
beoordeling in bezwaar of beroep? Is daarmee de groepsgewijze stopzetting rechtens
hersteld op het niveau van het individu?
215.
Op welk niveau in de Belastingdienst is besloten om stopzetting groepsgewijs te doen?
Kan dit nog steeds gebeuren? Zo ja, in welke onderdelen van de dienst of in andere
ministeries of diensten?
216.
Wat hebben ADR en de Algemene Rekenkamer geoordeeld over de uitvoering van de kinderopvangtoeslag?
In welke mate en wanneer is door ADR en Rekenkamer geconstateerd dat de Belastingdienst
onrechtmatig heeft gehandeld inzake de kinderopvangtoeslag?
217.
Herkent u het oordeel van de POK over de leemlaag in de organisatie? Kunt u beschrijven
wat met deze leemlaag bedoeld wordt en waar deze leemlaag aanwezig is?
218.
Heeft u zicht op de wijze waarop de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
tot haar uitspraken is gekomen? Is een analyse uitgevoerd naar de mate waarin de uitspraken
door verschillende personen zijn gedaan en in welke mate daar intern bij de Raad van
State meer personen bij betrokken waren? Wat is de uitkomst van die analyse?
219.
Kunt u aangeven waarop de verklaringen van Minister Hoekstra en SG Leijten zijn gebaseerd
dat het kantelpunt voor hen eerder lag, namelijk april 2019, gelet op de constatering
van de POK, die spreekt van een kantelpunt op 4 juni 2019?
220.
Kunt u aangeven welke acties Minister Hoekstra en SG Leijten hebben ondernomen na
het kantelpunt zoals zij verklaard hebben in april 2019? Wat hebben zij gedaan om
ouders tegemoet te komen?
Welke acties zijn op initiatief van Minister Hoekstra ondernomen, indachtig zijn verklaring
dat hij zelf ook bovenop het kinderopvangtoeslagendossier is gaan zitten?
221.
Met welke argumenten heeft de regering in 2004 afgezien van een hardheidsclausule
in de Awir?
222.
Kwam de constatering van de POK dat de grondbeginselen van de rechtsstaat zijn geschonden
onverwacht? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
223.
Gaat u naar aanleiding van de constatering van de POK dat de grondbeginselen van de
rechtsstaat zijn geschonden door de Belastingdienst (aanvullende) aangifte doen bij
het OM? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
224.
Noopt de constatering dat de grondbeginselen van de rechtsstaat zijn geschonden door
de wetgever tot het doen van een aangifte bij het OM tegen de Minister-President,
(ex-)ministers, (ex-)staatssecretarissen en/of andere (ex-)bewindspersonen? Zo ja,
waarom? Zo nee, waarom niet?
225.
Noopt de constatering dat de grondbeginselen van de rechtsstaat zijn geschonden door
de rechtgevende macht tot het doen van een aangifte bij het OM tegen rechters? Zo
ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
226.
Welke consequenties verbindt u aan de constatering van de POK dat de grondbeginselen
van de rechtsstaat zijn geschonden?
227.
Heeft u kennisgenomen van de volgende passage uit het rapport van de POK: «De commissie
constateert dat bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag grondbeginselen van de
rechtsstaat zijn geschonden. Dit verwijt treft niet alleen de uitvoering – specifiek
de Belastingdienst/Toeslagen – maar ook de wetgever en de rechtspraak.»?
Deelt u de mening dat de Belastingdienst/Toeslagen de grondbeginselen van de rechtsstaat
geschonden heeft?
228.
Deelt u de mening dat de wetgever (regering en Staten-Generaal) de grondbeginselen
van de rechtsstaat geschonden heeft?
229.
Welke veranderingen bij alle staatsmachten en welke acties zijn volgens het kabinet
nodig om herhaling van dergelijk grootschalig falen te voorkomen?
230.
Welke gevolgen heeft de constatering van de POK, dat de rechtsbescherming van burgers
is veronachtzaamd, voor in het verleden uitgesproken vonnissen?
231.
Waarom werden de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en daarmee de Algemene
wet bestuursrecht niet nageleefd?
232.
Hoe vaak heeft u de Kamer te laat geïnformeerd?
233.
Waarom heeft u de Kamer te laat geïnformeerd?
234.
Aangaande welke onderwerpen en wanneer heeft u de Kamer te laat geïnformeerd?
235.
Wat waren de consequenties voor gedupeerde ouders van het niet tijdig informeren van
de Kamer?
236.
Hoe vaak heeft u de Kamer onvolledig geïnformeerd?
237.
Waarom heeft u de Kamer onvolledig geïnformeerd?
238.
Aangaande welke onderwerpen en wanneer heeft u de Kamer onvolledig geïnformeerd?
239.
Wat waren de consequenties voor gedupeerde ouders van het onvolledig informeren van
de Kamer?
240.
Hoe vaak heeft u de Kamer onjuist geïnformeerd?
241.
Waarom heeft u de Kamer onjuist geïnformeerd?
242.
Aangaande welke onderwerpen en wanneer heeft u de Kamer onjuist geïnformeerd?
243.
Wat waren de consequenties voor gedupeerde ouders van het onvolledig informeren van
de Kamer?
244.
Hoe vaak en in welke gevallen heeft u de Kamer ontijdig, onvolledig en/of onjuist
geïnformeerd, met het oog op gewenste politieke uitkomsten? Waaruit bestonden de gewenste
politieke uitkomsten?
245.
Hoe verklaart u dat transparantie, openheid en volledigheid niet de leidende principes
zijn bij het beantwoorden van Kamervragen, het reageren op Wob-verzoeken en het samenstellen
van dossiers voor rechtszaken?
246.
Wat waren de consequenties voor gedupeerde ouders van het ontijdig informeren van
de POK?
247.
Hoe vaak heeft u de POK onvolledig geïnformeerd?
248.
Waarom heeft u de POK onvolledig geïnformeerd?
249.
Aangaande welke onderwerpen en wanneer heeft u de POK onvolledig geïnformeerd?
250.
Wat waren de consequenties voor gedupeerde ouders van het onvolledig informeren van
de POK?
251.
Hoe vaak en in welke gevallen heeft u rechters ontijdig, onvolledig en/of onjuist
geïnformeerd, met het oog op gewenste juridische uitkomsten? Waaruit bestonden de
gewenste juridische uitkomsten?
252.
Hoe vaak heeft u verlangde inlichtingen aan de Kamer, mondeling of schriftelijk, niet
verstrekt?
253.
Klopt het dat de Landsadvocaat in 2018 advies heeft uitgebracht over de samenstelling
van dossiers? Kunt u dat advies samenvatten en kunt u het advies aan de Kamer verstrekken?
254.
Klopt het dat na het advies van de Landsadvocaat in 2018 geconcludeerd kan worden
dat ouders onvolledige dossiers kregen wanneer zij voor de bestuursrechter stonden?
Hoeveel ouders hebben een onvolledig dossier gekregen en in hoeveel gevallen heeft
u deze ouders achteraf geïnformeerd (na 2018) dat de Belastingdienst hun een eerlijk
proces onthouden heeft omdat zij een onvolledig dossier hadden?
255.
Heeft u kennisgenomen van de volgende passage uit het verslag van de POK: «[D]e informatievoorziening
[was] – zo blijkt uit het onderzoek van de commissie – in meerdere gevallen ingegeven
door gewenste juridische of politieke uitkomsten, resulterend in het slechts gedeeltelijk,
vertraagd of niet verstrekken van informatie.»? Deelt u de constatering dat informatie
in meerdere gevallen slechts gedeeltelijk, vertraagd of niet verstrekt is?
256.
Deelt u de constatering dat informatie in meerdere gevallen slechts gedeeltelijk,
vertraagd of niet verstrekt is met het oog om een gewenste juridische of politieke
uitkomst?
257.
Deelt u de mening dat, wanneer het kabinet de Kamer onjuist of onvolledig geïnformeerd
heeft, het aan het kabinet is om dit te herstellen?
Zo nee, waarom niet? Zo ja, wilt u dan een lijst geven waarin staat waar het kabinet
in dit dossier de Kamer onjuist of onvolledig geïnformeerd heeft?
258.
Is of was de Ruttedoctrine, al dan niet formeel vastgelegd, staand beleid?
259.
Hoe kan de onvoldoende informatievoorziening en informatiehuishouding worden verklaard?
In welke mate is de informatiehuishouding Rijksbreed op orde?
260.
Welke acties zijn ondernomen om de informatievoorziening en -huishouding te verbeteren?
261.
Welke bewindspersoon is verantwoordelijk voor de informatiehuishouding en archivering
op het Ministerie van Financiën?
262.
Welke aanbevelingen van het rapport van McKinsey uit 2009 en de evaluatie daarvan
in 2011 over de informatievoorzieningsketen bij de Belastingdienst zijn voldoende
geïmplementeerd? Welke aanbevelingen zijn onvoldoende geïmplementeerd? Op welke concrete
wijze heeft de Minister zich, vanwege zijn ervaring met het opstellen van rapporten
over de informatievoorzieningsketen, ingespannen om de informatievoorzieningsketen
van de Belastingdienst en het kerndepartement te verbeteren?
263.
Hoe kunnen de grote verschillen tussen ministeries, daar waar het gaat om het (niet)
vastleggen en archiveren van opmerkingen en aantekeningen van bewindspersonen, worden
verklaard?
264.
Zijn er Rijksbrede afspraken gemaakt hoe ministeries moeten omgaan met het vastleggen
en archiveren van zulke opmerkingen en aantekeningen? Zo ja, wat voor afspraken?
265.
Hoeveel fte wordt er bij de verschillende ministeries besteed aan informatievoorziening,
informatiehuishouding en archivering?
266.
In hoeverre wordt de uitvoerbaarheid van bestaande wet- en regelgeving bij evaluaties
beoordeeld? In hoeverre wordt dan ook gebruikgemaakt van een uitvoeringstoets?
267.
Kan nader ingegaan worden op de zinsnede «De contouren van de fraudebestrijding bij
de kinderopvangtoeslag krijgen in deze tijd vorm»? Hoe kreeg dit toentertijd vorm?
268.
Met welke argumenten heeft de regering het parlement overtuigd om geen hardheidsclausule
op te nemen in de Awir?
269.
Kan bij de geldende wetgeving de bestrijding van fraude op een rechtszekere manier
worden uitgevoerd en hoeveel menskracht en budget is daar bij de Belastingdienst voor
nodig ten opzichte van de door Rutte I doorgevoerde bezuiniging?
270.
In hoeverre heeft de SWITCH-regeling, waarbij meer dan 6500 merendeel hoog gekwalificeerde
medewerkers vervroegd zijn vertrokken, bijgedragen aan de druk op de uitvoering bij
Toeslagen?
271.
In welke andere onderdelen van de Belastingdienst, naast Toeslagen, is de druk op
de «machine» nog zorgwekkend hoog?
272.
Kan aangegeven worden op welke momenten de Kamer expliciet heeft gevraagd om een hardere
fraudeaanpak, bijvoorbeeld per motie?
273.
Welke maatregelen zoals aangekondigd in Kamerstuk 17 050, nr. 450 (aangehaald door de POK in voetnoot 10 van haar verslag) zijn daadwerkelijk uitgevoerd,
in welke mate en wat zijn daarvan de effecten geweest?
274.
Sinds wanneer werden ontvangers van kinderopvangtoeslag geconfronteerd met de «alles-of-niets»-benadering?
275.
Werden bij verzoeken op uitstel van betaling, die door de beoordeling opzet/grove
schuld werden afgewezen, de heffing en invordering door een en dezelfde persoon gedaan
en wat vindt het kabinet daarvan?
276.
Voor welke belastingen en toeslagen geldt de weigeringsgrond «opzet/grove schuld»
nog meer voor het niet toekennen van een persoonlijke betalingsregeling, en wordt
daar wel een tweede beoordelaar bij betrokken?
277.
In hoeverre heeft de Belastingdienst zich bij het stellen en bewijzen van opzet/grove
schuld gehouden aan het Besluit Bestuurlijke Toeslagen paragraaf 2, lid 3 en bij welke
belastingen en toeslagen wordt dit Besluit op dezelfde manier gehanteerd?
278.
Klopt het dat de toenmalige Nationale ombudsman, de heer Brenninkmeijer, begin 2013
een gesprek gevoerd heeft met de toenmalige Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
de heer Asscher, o.a. over de hardheid van Toeslagen? Kunt u het gespreksverslag van
die ontmoeting, waaraan is gerefereerd in een begin 2021 te publiceren artikel van
de heer Brenninkmeijer in het Nederlands Juristenblad aan de Kamer doen toekomen?18
279.
Wat wordt volgens u bedoeld met de constatering van de POK «Minister Hoekstra gaat
zich vanaf dat moment ook actiever met het dossier bezig houden»? Hoe heeft Minister
Hoekstra zich actiever beziggehouden met het dossier?
280.
Vanaf welk moment was Minister Hoekstra precies op de hoogte van de omvang? Wanneer
werd hij voor het eerst geïnformeerd? Wat heeft hij met die informatie gedaan?
281.
Waarop baseerde de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State haar bevestiging
van de alles-of-niets-aanpak, ondanks het feit dat deze niet volgde uit de wet? Welke
rechtsoverwegingen werden hierbij gegeven?
282.
Wanneer zijn de huidige bewindspersonen (Minister en staatssecretarissen) precies
geïnformeerd over de alles-of-niets-aanpak?
283.
Klopt het dat geen concreet voorstel is voorgelegd aan de bewindspersonen om het recht
op kinderopvang anders proportioneel vast te stellen of de invordering te matigen?
284.
Waarom is het advies van de Landsadvocaat waarin een meer proportionele benadering
werd bepleit, in de wind geslagen?
285.
Kunnen de precieze momenten gegeven worden waarop de Kamer geïnformeerd is over de
80/20-aanpak en dat de goeden onder de kwaden zullen leiden?
286.
Waaruit blijkt dat de signalen over disproportioneel terugvorderen aan de bewindspersonen
werden gepresenteerd als fraudezaken?
287.
Heeft u kennisgenomen van de volgende passage uit het rapport van de POK: «In de kabinetsreactie
op het eindrapport van de Adviescommissie uitvoering toeslagen, in maart 2020, meldde
Staatssecretaris Van Huffelen dat in de periode 2012–2019 aan 25.000 á 35.000 personen
de kwalificatie opzet of grove schuld is toegekend. Enkele maanden later meldde zij
dat op basis van onderzoek van een steekproef bleek dat in 94% van de gevallen deze
kwalificatie naar huidige maatstaven als onterecht kan worden bestempeld, omdat de
reden niet goed is vastgelegd, er niet evident sprake is van opzet of grove schuld
of omdat de kwalificatie niet goed is gemotiveerd richting de betrokken ouders.»?
Handelt de Belastingdienst onrechtmatig wanneer zij iemand ten onrechte de kwalificatie
opzet/grove schuld oplegt?
288.
Rust er op het kabinet de plicht om de kwalificatie opzet/grove schuld te verwijderen,
wanneer die onterecht is opgelegd?
Zo ja, wanneer is het kabinet daarmee begonnen en hoe staat het met dat proces?
289.
Herinnert u zich dat in juni 2019 het memo-Palmen weer verscheen en dat de Kamer op
4 juli 2019 constateerde in een unaniem aangenomen motie19 (ten aanzien waarvan het kabinet het oordeel aan de Kamer had gelaten) dat de Belastingdienst
onrechtmatig gehandeld had? Welke acties heeft het kabinet tussen juni 2019 en november
2019 ondernomen om de geconstateerde onrechtmatigheden recht te zetten?
290.
Kunt u nader reconstrueren hoe het kan dat het recentelijk nieuw ontdekte memo over
opzet/grove schuld (OGS) uit 2016 pas de dag na de openbare verhoren aan de Kamer
is gezonden? Bent u bekend met de informatie die is vrijgegeven bij het besluit van
10 november 2020 op een verzoek om informatie over de notulen van het MT Toeslagen
en ARO documenten over de periode van 2012–201820, waaruit volgt dat de kwestie rond OGS meermalen is besproken in dit MT, waaronder
de overheveling van de vaststelling van OGS van het Landelijk Incassocentrum (LIC)
naar Toeslagen, en dat dit gepaard ging met een «business case» die in het MT moest
worden besproken?
291.
Wilt u alle additionele documenten inzake OGS en het memo uit 2016 waarover u nu bij
de beantwoording van deze vragen reeds beschikt, waaronder documenten die aan de ADR
ter beschikking zijn of worden gesteld, met de beantwoording van deze vragen aan de
Kamer doen toekomen? Wilt u hierbij de volgende documenten meezenden, die de Staatssecretaris
van Financiën benoemde in haar brief van 14 december 202021 ten behoeve van het op 15 december 2020 gehouden notaoverleg Hersteloperatie Kinderopvangtoeslag,
en waarin de volgende passage is opgenomen: «Bij het beantwoorden van de onderzoeksvragen
zal de ADR de door de Belastingdienst aangeleverde reconstructies, beschouwingen en
documentaties bestuderen»?
292.
Heeft u kennisgenomen van de volgende passage uit het rapport van de POK: «Informatie
uit een memo over invorderingen bij mensen met de kwalificatie opzet of grove schuld
die nog openstaan uit de periode 2005–2012, met een totale waarde van € 192 miljoen
bereikt de Staatssecretaris niet.»? Hoeveel invorderingen met de kwalificatie opzet/grove
schuld uit de periode 2005–2012 staan nog open op dit moment?
Vindt op deze invorderingen actieve invordering plaats?
Is de kwalificatie opzet/grove schuld terecht opgelegd bij deze groep?
Wat doet u bij mensen bij wie u niet kunt bewijzen dat deze kwalificatie terecht was?
293.
Heeft u kennisgenomen van de volgende passage uit het rapport van de POK: «Op de dag
na het laatste openbaar verhoor stuurt Staatssecretaris Van Huffelen een ambtelijk
memo uit februari 2016 naar de Tweede Kamer. Daarin staat een voorstel beschreven
om ouders die meer dan € 3.000 aan kinderopvangtoeslag moeten terugbetalen, standaard
en zonder controle het label opzet en grove schuld te geven. Het doel is daarmee snel
7.000 verzoeken om een persoonlijke betalingsregeling af te kunnen handelen. De status
en opvolging van dit memo is op het moment van schrijven nog altijd onbekend.»? Welke
opvolging is gegeven aan dit memo?
294.
Wanneer was het de Minister bekend dat er geen persoonlijke betalingsregeling bij
OGS mogelijk is?
295.
Hoe stelt u vast of een bepaald document een persoonlijke beleidsopvatting bevat dan
wel (bijvoorbeeld) een juridisch advies omvat?
296.
Hoe bepaalt u welke passages (al dan niet cursief), uit een bepaald document, wel
dan wel niet verstrekt worden aan de Kamer?
297.
Hoe verklaart u dat cruciale passages uit het memo-Palmen niet aan de Kamer worden
verstrekt?
298.
Deelt u de mening dat «[D]e meest cruciale passages [van het memo-Palmen] uit dit
advies worden in eerste instantie niet aan de Tweede Kamer verstrekt»? Klopt het dat
een Kamerlid normaal geen enkele mogelijkheid heeft om deze gelakte passages te bekijken?
299.
Deelt u de mening dat u met het weglakken van het woord «laakbaar» de Kamer cruciale
informatie onthouden heeft?
300.
Wanneer trad de «omslag» op bij de Minister en de andere betrokken bewindspersonen?
301.
Waarom is er tijdens de introductie van de Awir niet gekozen voor een hardheidsclausule?
302.
In hoeverre en op welke wijze is versterking van de «gewetensfunctie» (meer specifiek
de vaktechniekstructuur) meegenomen in de cultuurverandertrajecten die door deze en
de vorige Staatssecretaris zijn ingezet en wat zijn daar inmiddels de constateringen
en conclusies?
303.
Klopt de bewering van de toenmalig directeur-generaal van de Belastingdienst, die
destijds voorzitter was van het MT Fraude, dat individuele casuïstiek (aparte zaken)
niet in het MT Fraude werd besproken?
304.
Klopt de bewering van de toenmalig Algemeen Directeur, die zichzelf omschreef als
«huisbaas CAF» en daaraan toevoegde dat hij zich nimmer bemoeide met individuele onderzoeken
of casussen?
305.
Zijn er voorgenomen beslissingen over stopzettingen of nihilstellingen dan wel terugvorderingen
in individuele casussen besproken met de algemeen directeur Belastingdienst en/of
de directeur-generaal Belastingdienst?
306.
Klopt – zeker in het licht van de review van 7 juni 2019 – de uitspraak van de heer
Blankenstijn, voormalig directeur Toeslagen, die in antwoord op een vraag van een
van de leden van de POK, mevrouw Kuiken («We hebben net de heer Veld gesproken. Hoe
kan het dan dat hij net zei: ik ken helemaal geen individuele casussen? Kunt u dat
verklaren?»), onder meer het volgende verklaarde:
«Wat ik weet... Ik weet niet wat de heer Veld weet. Wat ik weet, is dat er ook gesproken
is over individuele casuïstiek, steeds vanuit de insteek: met wat voor fenomenen hebben
we hier te maken? Als de heer Veld bedoelt – maar dat weet ik niet – dat ik niet het
fijne van casuïstiek ken: dat is wat anders. Maar dat kan ik niet zeggen. Dat kan
ik alleen maar aan de heer Veld vragen.»
En klopt diens uitspraak, in reactie op de vervolgvraag van mevrouw Kuiken («Oké.
Werden de stopzettingen ook besproken in het managementteam Fraude?»):
«Niet als specifiek onderwerp, maar wel in relatie tot casuïstiek. Dan ging het erover
van: jongens, maar als we echt een behoorlijk vermoeden hebben dat hier is iets misgegaan,
dan moeten we tot stopzetting overgaan. Kijk, het verwijt aan de Belastingdienst,
aan Toeslagen in het bijzonder, bij de Bulgarenfraude was: waarom hebben jullie niet
stopgezet? Waarom hebben jullie niet veel eerder ingegrepen, want jullie zien dat
daar... Dat was ook groepsgewijs misbruik. Waarom hebben jullie dat niet gedaan? Dus
in de gesprekken die we daarna hebben gehad, is dat ook stevig aan de orde geweest.»?
307.
Welke maandoverzichten over bevindingen in CAF-zaken ten behoeve van het Managementteam
Toeslagen bestaan er? Zijn deze maandoverzichten verstrekt aan de POK? Zo nee, waarom
niet? Waarom is geen melding van deze maandoverzichten gemaakt in verschillende Wob-besluiten?
Sinds wanneer is u of de ambtelijke leiding bekend dat dergelijke maandoverzichten
bestaan? Wilt u de Kamer een ongelakt afschrift doen toekomen van deze maandoverzichten?
Zo nee, waarom niet?
308.
Wat wordt bedoeld met de term lekendemocratie, die de heer Rutte in zijn verhoor heeft
gebruikt?
309.
Vergoedt de Belastingdienst de gemaakte kosten voor juridische bijstand die gedupeerden
hebben gemaakt?
310.
Klopt het dat een interne analyse aan de AUT is overhandigd waaruit blijkt dat het
Ministerie van Financiën oordeelt dat de toenmalig Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
weldegelijk het voorstel voor proportioneel terugvorderen heeft gezien en heeft afgeschoten?22
311.
Waarom was het Ministerie van SZW ten tijde van het ambtelijk overleg met het Ministerie
van Financiën niet voornemens om de wetgeving aan te passen?
312.
Hoe verhouden de volgende bevindingen zich tot elkaar?
1) «In een rapportage voor de ministerstafvergadering op SZW van 8 december 2014 wordt
Minister Asscher geïnformeerd over de zorgen van de Belastingdienst over de eigen
bijdrage en hun argumentatie om wet- en regelgeving hierop aan te passen»;
2) «In het openbaar verhoor verklaart de heer Asscher dat een dergelijk voorstel van
het Ministerie van Financiën nooit door ambtelijk SZW aan hem is voorgelegd noch dat
hem ooit voorstellen hebben bereikt om de wetgeving aan te passen»?
313.
Is bij de voorgenomen ontvlechting van Toeslagen en «blauw» voorzien dat Toeslagen
de eigen inning zelf gaat inrichten, of blijft die bij de LICs?
314.
Kunt u een overzicht verstrekken van de onderwerpen waarover de toenmalige staatsecretaris
is geïnformeerd in de periode van november 2016 tot en met 9 augustus 2017 (aankondiging
onderzoek en oplevering van het rapport van de Nationale ombudsman)?
315.
Kunt u een verklaring geven waarom de onderwerpen, waarover de toenmalige staatsecretaris
wel is geïnformeerd in de periode van november 2016 tot en met 9 augustus 2017, prioriteit
genoten boven een lopend onderzoek van de Nationale ombudsman?
316.
Hoe verklaart u dat de toenmalige staatsecretaris pas bij publicatie van een rapport
werd geïnformeerd omtrent een, bij het Ministerie van Financiën aangekondigd, onderzoek
dat negen maanden in beslag neemt?
317.
Met wie, wanneer en in welke context is het memo-Palmen besproken?
318.
Zou u een overzicht willen verstrekken van de geformuleerde actiepunten waar de toenmalige
directeur Toeslagen (2011–2018) naar verwijst (anders dan die zijn opgesteld naar
aanleiding van «factsheet 6»)?
319.
Waar is het memo dat door mevrouw Palmen is opgesteld verzand? Zowel in 2017 als in
2019? Op basis waarvan heeft het MT destijds voor een andere aanpak gekozen dan het
advies van het memo van mevrouw Palmen?
320.
Deelt u de mening van de Minister-President dat het memo-Palmen een cruciaal memo
met belangrijke signaalwaarden is? Zo ja, waarom werd het dan niet integraal gedeeld
vóór 5 december 2020? Zo nee, waarom niet?
321.
Hoe verklaart u dat (passages uit) het memo-Palmen, dat is geschreven in opdracht
van het MT Toeslagen en het resultaat is van vier maanden onderzoek, wordt aangemerkt
als een persoonlijke beleidsopvatting?
322.
Hoe verhoudt het antwoord op vraag 38 (Lijst van vragen en antwoorden inzake CAF-1123, waarin u stelt dat de ADR tot de conclusie is gekomen dat de ambtelijke en politieke
top niet op de hoogte was van het memo-Palmen, zich met de tegenovergestelde bevindingen
van de POK?
323.
Wat bedoelt de Staatssecretaris van Financiën met de uitspraak in haar brief van 14 oktober
202024 onder andere over het memo-Palmen: «Het verzoek van het lid Omtzigt kan tevens slaan
op een notitie van 11 juni 2019, met daarin een aantal documenten die op 5 juni 2019
met de Staatssecretaris zijn besproken.»? Klopt de conclusie dat ook hieruit volgt
dat de inhoud van die documenten – waarin werd gerefereerd aan het memo-Palmen – is
besproken met uw ambtsvoorganger?
324.
Vindt u het ook onaanvaardbaar dat niet duidelijk is waarom het memo-Palmen in juni
2019 opnieuw spoorloos verdwijnt?
325.
Kunt u nauwgezet in kaart brengen wie wanneer het memo-Palmen heeft gezien en besproken
vanaf 5 juni 2019?
326.
Wie beheerde de actiepunten van het crisisteam, waarop onder andere de twee punten
omtrent het memo-Palmen stonden?
327.
Kunt specifiek laten onderzoeken of er op enigerlei wijze door enigerlei functionaris
druk is uitgeoefend om niet de gehele waarheid op te nemen in factsheets of in Kamerbieven,
zowel als het gaat om het memo-Palmen, als over de rol die (tweede) nationaliteit
speelde in CAF-zaken?
328.
Bent u bereid om ten behoeve van waarheidsvinding en een zorgvuldige beantwoording
van de schriftelijke vragen van het lid Omtzigt over het memo en de week in juni 2019
en de afstemming met de AUT, alle betrokken functionarissen die bij die bijeenkomsten
aanwezig waren individueel te bevragen op wat er over het memo 2017 is gewisseld en
hoe?25
329.
Klopt het dat het memo-Palmen aan de AUT is aangeboden? Zo ja, hoe luidde het antwoord?
Wie heeft het aangeboden?
330.
Is de ADR op enigerlei wijze – voor de verzending op 9 maart 2020 van het memo-Palmen
aan de ADR – geïnformeerd over het bestaan van het memo uit maart 2017?
331.
Klopt het dat er een «woordvoeringslijn» is afgesproken zodat in gesprekken met de
POK niet duidelijk werd waarom het memo in 2019 opnieuw verdween? Zo nee, hoe is het
mogelijk dat niemand het memo belangrijk vond en dat het wél verdween? Vindt u dit
ook in tegenspraak met elkaar?
332.
Klopt de «review» in opdracht van de directeur-generaal Belastingdienst van 7 juni
2019, waarin wordt gesteld: «De teamleider CAF schrijft daarnaast in die periode wekelijks
een voortgangsbericht over de relevante CAF-dossiers aan de Algemeen directeur belastingen.»
en «De coördinator CAF rapporteerde destijds aan de Directeur belastingen.»?
333.
Is er in de interne reconstructies die gemaakt zijn (onder andere door de programmamanager/projectleider)
over CAF en CAF 11 onderzocht of navraag gedaan of door de coördinator CAF dan wel
de teamleider CAF individuele casussen zijn voorgelegd aan, dan wel besproken met
de algemeen directeur Belastingen?
334.
Klopt het dat (oud-)medewerkers van het CAF-team ten behoeve van de ambtelijke en
politieke leiding in 2019 een document hebben opgesteld, zoals intern is gemeld op
de «Beeldkrant»? Is hierin een toelichting gegeven op de werkwijze van CAF en hoe
en aan wie hierover is gerapporteerd? Wilt u de Kamer een afschrift doen toekomen
van dit document?
335.
Hoe vaak heeft u documenten niet aan de Kamer verstrekt onder het mom van een persoonlijke
beleidsopvatting? Hoe vaak bleek het achteraf niet om een persoonlijke beleidsopvatting
te gaan?
336.
Hoe kan het dat de verwijzing naar het memo-Palmen niet in de nieuwe serie van 13
factsheets terugkomt? Hoe kan het dat de POK niet heeft kunnen vaststellen wie daarvoor
verantwoordelijk is? Waarom is niet proactief richting de AUT aangegeven dat dit memo
wel zeer relevant was?
337.
Hoe verklaart u dat het memo-Palmen op of kort na 14 maart 2017 niet is toegevoegd
aan het archief van de MT-vergaderingen?
338.
Hoeveel andere stukken, die eveneens zijn besproken in de MT-vergadering van 14 maart
2017, ontbreken in het archief?
339.
Kunt u aangeven wie exact verantwoordelijk was voor het nader uitwerken van die actiepunten
met betrekking tot «factsheet 6» en daarmee het memo-Palmen, die na besprekingen tussen
de ambtelijke en politieke top op 4 juni 2019 zijn geformuleerd, en welke opvolging
is daaraan gegeven?
340.
Kunt u een verklaring geven voor de opmerking van de toenmalige directeur-generaal
Belastingdienst (2017–2020) dat hij niet op de hoogte was van het memo-Palmen anders
dan door de media, maar dat er na de besprekingen (ambtelijk en met Staatssecretaris
d.d. 5 juni 2019) een aantal concrete actiepunten ten aanzien van «factsheet 6» zijn
geformuleerd voor het directoraat-generaal van de Belastingdienst die specifiek zien
op het memo-Palmen, te weten:
– «Bij factsheet 6 verduidelijken waar precies het memo is besproken niet in MT en
niet op het ministerie [DGBD]
– Daarnaast onderzoeken met wie dan wel precies het memo besproken is en dat helder
opschrijven en vastleggen [DGBD]»?
341.
Welke overwegingen lagen er bij u aan ten grondslag om de meest cruciale (juridische)
passages van het memo-Palmen niet te verstrekken aan de Kamer op 20 oktober 2020?
342.
Was de ambtelijke en politieke leiding (ook) betrokken bij de beslissing over de aanvullende
verstrekking van – onder meer – de set factsheets behorende bij een notitie aan de
Staatssecretaris van 14 juni 2019, nadat in deze Wob-procedure pro forma beroep was
ingesteld bij de rechtbank, vanwege een onvolledige beslissing op bezwaar? Heeft over
inhoud en/of timing van de beslissingen en verstrekkingen in voornoemde procedures
afstemming plaatsgevonden met andere ministeries? Zo ja, welke? Welke adviezen of
argumenten zijn daarbij door welk ministerie ingebracht?
343.
Wat is de verklaring voor het antwoord op de vraag of er ouders, kinderopvanginstellingen/gastouders
en bemiddelingsbureaus zijn die een onnodige grote schade hebben geleden: «daar is
niets van gebleken. Een ieder die meent als gevolg van onrechtmatigheid handelen schade
heeft geleden kan overigens individueel een verzoek om schadevergoeding doen. Dit
verzoek zal dan worden getoetst aan de daarvoor geldende wet- en regelgeving»?
344.
Waarom is er niet doorgevraagd of de problematiek die in het rapport van de Nationale
ombudsman werd beschreven breder speelt? Is er geen standaard procedure die in werking
treedt zodra dit soort onderwerpen met bewindspersonen ter bespreking komen om bredere
problematiek te signaleren?
345.
Waarom heeft er (anders dan bij andere Ombudsmanrapporten) geen persoonlijke ontmoeting
plaatsgevonden om de ernst van de situatie te bespreken?
346.
Welke stappen zijn gezet om het contact van de beleidsverantwoordelijke departementen
en de uitvoering bij de Belastingdienst/Toeslagen te verbeteren?
347.
Waarom is het rapport van de Nationale ombudsman dat ging over de hoge navorderingen
en de handhaving van de Belastingdienst niet bij het overdrachtsdossier betrokken?
Had dit ouders veel leed kunnen besparen?
348.
Waarom is de «alles-of-niets»-benadering en de bijhorende problematiek geen standaard
gespreksonderwerp geweest?
349.
Waarom zijn er aarzelingen geweest of het proportioneel vaststellen «nou zo belangrijk
is, of dat wel moet»? Wat is de reden dat het proportioneel vaststellen tot dan toe
nog niet van de grond kwam?
350.
Waarom is er niet gezocht naar mogelijkheden om royalere schadevergoeding toe te kennen?
351.
Wat is de reden dat de Staatssecretaris niet op de hoogte was van het feit dat dat
de Belastingdienst de gehele kinderopvangtoeslag terugvorderde als de ouder niet de
volledige eigen bijdrage had betaald?
352.
Krijgen gedupeerden die een volledig dossier hebben opgevraagd nog hun stukken en,
zo ja, op welke termijn?
353.
Was naast nationaliteit ook postcode een indicator in de risicoselectie, en zo ja,
welke postcodes (graag een volledige lijst met gemeenten gevolgd door postcode)?
354.
Was naast nationaliteit ook etnische achtergrond of nationaliteit van (voor)ouders
een indicator in de risicoselectie, en zo ja, welke nationaliteiten en etniciteiten
werden als risico bestempeld?
355.
Valt de compensatie onder de boedel indien iemand in de Wet schuldsanering natuurlijke
personen (Wsnp) zit, en geldt hetzelfde regime voor de 30.000 euro waar het kabinet
recent over besloten heeft?
356.
Herinnert u zich de review van juni 2019, waarin een uiteenzetting wordt gegeven over
de context, opdracht en werkwijze van CAF, en welke medewerkers aan wie rapporteerden
(pagina 2)? Herinnert u zich dat in deze review is gesteld: «De medewerkers van Toeslagen
hebben op diverse momenten hun bevindingen mondeling en als onderdeel van een maandoverzicht
gemeld aan het managementteam van Toeslagen.»? Welke functionarissen hebben mondeling
gerapporteerd aan welk lid of welke leden van het managementteam Toeslagen?
357.
Wat is de reden dat er wel in de eerste set factsheets op 5 juni 2019 is verwezen
naar het memo-Palmen, waarin is gesteld dat Toeslagen laakbaar heeft gehandeld, maar
dat deze verwijzing geen onderdeel meer uitmaakte van de tweede set factsheets op
7 juni 2019? Is er door de bewindspersoon gevraagd naar de reden van het ontbreken
van deze memo?
358.
Is, toen directeur-generaal Uijlenbroek (alsmede de secretaris-generaal) de eerste
set factsheets (van 5 juni 2019) parafeerde, ook de onderliggende informatie die leidde
tot de factsheets gearchiveerd? Klopt het dat, als notities als deze (met bijlagen)
worden opgeslagen in DigiDoc, ook de onderliggende informatie hervindbaar moet zijn?
359.
Herinnert u zich eerdere antwoorden op vragen over conceptversies van de casusbeschrijving
Hawaï/CAF 11 en de vragen en antwoorden over mogelijke valsheid in geschrifte? Kunt
u aangeven of in deze eerdere versies melding wordt gemaakt van (tweede) nationaliteit,
of «cultuur», of «familieverbanden» etc?
360.
Wilt u alsnog een afschrift van de twee voorgaande versies van de casusbeschrijving
Hawaï 0.9 aan de Kamer doen toekomen? Zijn deze versies gedeeld met de AUT, met de
ADR en/of met de POK?
361.
Herinnert u zich de «Review en feitenrelaas onderzoekaanpak CAF 11 van 7 juni 201926, die in oktober 2019 openbaar is gemaakt? Kunt u toelichten wat wordt bedoeld met
de volgende opmerkingen onder 2. Reviewbevindingen en feitenrelaas (p. 4): «Naast
bovenstaande onderdelen zijn in het onderzoekdossier ook andere elementen aangetroffen
die op interne analyses en informatie-uitwisseling tussen de leden van het onderzoeksteam
wijzen. Uit de review komt niet duidelijk naar voren wat de rol van deze elementen
was bij het vaststellen van (vervolg) onderzoekaanpak en afronding van het onderzoek
is geweest.»? Kunt u toelichten waar precies op wordt gedoeld met de formulering «andere
elementen»? Wat voor elementen waren dit? Hoe en waar zijn zij vastgelegd in interne
analyse en informatie-uitwisseling?
362.
Herinnert u zich het parafenoverzicht (met nummer 2019–000013166)27 dat hoort bij het vastleggen van de eerste set factsheets (van 5 juni), waarin staat
in het taakverzoek dat iemand de DGBD het advies heeft gegeven te paraferen? Wie betreft
dit en met welke reden?
363.
Is de «oplegnotitie set factsheets en opzet Kamerbrief 5 juni» (2019–0000094947)28 eerder geparafeerd? zo ja, wanneer? Was dit ook besproken?
364.
Klopt het dat medewerkers van Belastingdienst/Toeslagen bij de CAF 11-zaak opdracht
hebben gekregen om de bewijsstukken van ouders zeer kritisch te controleren en dat
controleurs de opdracht kregen «iets te vinden»?
365.
Herinnert u zich dat SZW-ambtenaren aan Minister en Staatssecretaris schreven dat
van het voorstel tot compenseren precedentwerking uitgaat, ook in de overheid in brede
zin (UWV/SVB maar ook andere ministeries)? Kunt u aangeven welke precedentwerking
zou uitgaan van de compensatie? Op precies welke dossiers werd voor precedentwerking
gevreesd? En op precies welke dossiers werd voor precedentwerking gewaarschuwd?
366.
Kunt u aangeven welke precedentwerking uitgaat van een algemene en ongerichte compensatie
van 30.000 euro voor elke ouder die getroffen is, onafhankelijk van de hoogte van
de schade (al is die slechts 100 euro), onafhankelijk van schuld en zelfs zonder controle
of de ouder wel echt getroffen is?
367.
Is er voorafgaand aan het compensatievoorstel van 30.000 euro gewaarschuwd voor precedentwerking
en de gevolgen daarvan? Is er nadien gewaarschuwd voor precedentwerking en de gevolgen
daarvan? Zo ja, kunt u die waarschuwingen aan de Kamer doen toekomen?
368.
Inzake de Ruttedoctrine: op welke momenten moet een bewindspersoon aan het Ministerie
van Algemene Zaken (of de premier) vragen of hij bepaalde stukken aan de Kamer mag
sturen? Welke afspraken zijn er in het kabinet gemaakt over het verschaffen van stukken
aan de Kamer? Kunt u die afspraken schriftelijk aan de Kamer doen toekomen, indien
zij ergens op schrift zijn gesteld?
369.
Kunt u een omschrijving geven van de Ruttedoctrine?
370.
Wat is de reden dat de Staatssecretaris niet op de hoogte was over ingrijpende manier
waarop het opleggen van de kwalificatie opzet/grove schuld uitpakte?
371.
Herinnert u zich dat Staatssecretaris Snel in oktober en november 2019 zeer uitgebreid
werd geïnformeerd over opzet/grove schuld?
Kunt u aangeven of en wanneer deze informatie over opzet/grove schuld gedeeld werd
met Minister Hoekstra, Staatssecretaris Vijlbrief en Staatssecretaris Van Huffelen?
Wanneer zijn zij op de hoogte gesteld van het dossier opzet/grove schuld en de implicaties
daarvan?
372.
Wordt de compensatie als vermogen gezien voor hen die momenteel een bijstandsuitkering
hebben en worden de gedupeerden met een bijstandsuitkering gekort op hun uitkering
op het moment dat zij de vergoeding ontvangen?
373.
Vóór welke datum worden de gedupeerden met een aanvullende schade behandeld en vergoed?
374.
Heeft u kennisgenomen van deel III van het verslag van de POK, waarin zij een verantwoording
heeft gegeven, en van de constateringen van de POK over de informatieverstrekking
door het Ministerie van Financiën? Wilt u puntsgewijs reageren op de bevindingen over
de werkafspraken, de timing van het verstrekken van documenten, het weglakken van
informatie over onderdelen die inhoudelijk wel raken aan het onderzoek van de commissie
en de timing van beslissingen op Wob-verzoeken?
375.
Heeft het kabinet of het departement of de Belastingdienst op enig moment de AUT geadviseerd
om een bepaalde conclusie wel of niet te trekken? Zo ja, op welke wijze is dit gebeurd?
376.
Op welke momenten is er overleg geweest tussen leden van de AUT en bewindspersonen
en/of topambtenaren?
Kunt u een lijst van die gesprekken aan de Kamer doen toekomen, inclusief wat toen
besproken en besloten is?
377.
Waarom is alles wat over nationaliteit gaat zo secuur gelakt uit de stukken die de
POK heeft gekregen?
378.
Bent u bereid alle stukken die de POK heeft gekregen vrij te geven met ook de onderdelen
die gaan over nationaliteit?
379.
Herinnert u zich dat de POK de beschikking heeft gekregen over WhatsApp-berichten
en ander berichtenverkeer, over onder meer de eerste weken van juni 2019? Is in de
aanloop naar de POK onderzoek gedaan naar dergelijk berichtenverkeer van en met de
Staatssecretaris van Financiën, onder meer over dat tijdvak, zowel als het gaat om
e-mail, WhatsApp als sms? Is ook onderzoek gedaan naar dergelijk berichtenverkeer
van ambtelijke hoofdrolspelers, zoals de toenmalig DG Belastingdienst, de directeur
Uitvoerings- en Handhavingsbeleid (UHB) en de directeur Toeslagen? Kunt u per functionaris
aangeven wat wel en niet is aangetroffen, en of deze communicatie is gedeeld met de
POK? Waren er bijzondere of opvallende bevindingen bij het onderzoeken van berichtenverkeer?
380.
Op welke termijn kunt u en wilt u aan de Kamer een overzicht doen toekomen met de
volgende informatie van alle onderdelen binnen de Belastingdienst: a) de grootte van
de controledichtheid (de zogeheten boekenonderzoeken), b) hoe actueel zijn de systemen,
c) wat is de stand van de invordering?
381.
Wilt u reageren op de volgende stelling van de POK: «De commissie gaat er ook hier
van uit dat de eerdere ervaringen binnen het ministerie met de informatievoorziening
ten gevolge van de slechte informatiehuishouding al in 2019 gevolgen hebben gehad
voor de informatiehuishouding die vanaf dat moment is gevoerd.»?
382.
Hoe vaak heeft u de POK ontijdig geïnformeerd, zijnde na de deadline van 1 september
2020?
383.
Waarom heeft u de POK, nu de vordering van de POK beperkt en gericht was en geen onverwachte
elementen in zich droeg, ontijdig geïnformeerd?
384.
Aangaande welke onderwerpen heeft u de POK ontijdig geïnformeerd?
385.
Welke stukken die u aan de POK heeft aangeleverd waren ten onrechte gelakt?
386.
Heeft u kennisgenomen van de volgende passage uit het rapport van de POK: «De commissie
merkt op [...] dat informatieverstrekking door het Ministerie van Financiën niet is
gelopen zoals verwacht, mede naar aanleiding van de gemaakte werkafspraken.»? Welke
werkafspraken heeft u met de POK gemaakt en kunt u reflecteren op deze opmerking van
de POK?
387.
Kunt u aangeven waarom de POK meerdere malen moest rappelleren alvorens door verschillende
ministeries de gevorderde informatie werd verstrekt?
388.
Wat vindt u van de volgende bevindingen in het eindverslag van de POK, te weten dat
de commissie «niet vooraf op de hoogte is gesteld» van de Wob-besluiten over het MT
Toeslagen en het MT Belastingdienst, en dat kort voor de presentatie van het eindverslag
van de commissie – dus na de verhoren – is aangegeven dat «op korte termijn wederom
documenten openbaar worden gemaakt naar aanleiding van een Wob-verzoek over de Adviescommissie
uitvoering toeslagen, welke mogelijk relevant zijn voor de commissie»?
389.
Waarom heeft u de POK niet eerder en proactief voorzien van relevante stukken naar
aanleiding van Kamervragen, nieuw ontdekte informatie en informatie uit Wob-verzoeken
die reeds op 12 juni 2020 bij de belastingdienst waren ontvangen?
390.
Wanneer is het memo omtrent opzet/grove schuld ontdekt en waarom is het op 27 november
2020, dus een dag na de laatste openbare verhoren van de POK op 26 november 2020,
aan de Kamer gezonden?
391.
Waarom is aan de POK ten onrechte verklaard dat er geen vergelijkbare fouten zijn
geconstateerd aangaande de overige toeslagen en het kindgebonden budget?
392.
Waarom heeft u de POK niet (eerder) geïnformeerd omtrent uitbreiding van de compensatieregeling
naar andere toeslagen en het kindgebonden budget, maar wordt de POK hiervan in kennis
gesteld middels een brief aan de Kamer?
393.
Waarom heeft u relevante stukken, inzake een Wob-verzoek over de AUT, niet gedeeld
met de POK? Heeft u de relevante stukken heden inmiddels wel gedeeld met de POK?
394.
Is het kabinet zelf van mening dat eerdere aan de Kamer verstrekte stukken inzake
de toeslagenaffaire in strijd met afspraken en regels niet volledig en/of onterecht
slechts in een gedeeltelijk gelakte versie, zijn gedeeld met de Kamer?
395.
Kunt u toelichten welke informatie dan wel documenten aan de POK is/zijn geleverd
op 1 september 2020, op 15 september 2020, op 1 oktober 2020 en op 10 november 2020?
396.
Welke «aanvullende informatie» heeft de POK ontvangen naar aanleiding van de openbare
verhoren, waarbij is gemeld dat ambtenaren deze informatie naar voren hebben gebracht?
397.
Kunt u toelichten hoe het kan dat de Minister-President zei dat hij niet over signalen
beschikte dat problemen breder zouden zijn? Wilt u hierbij betrekken dat in de beantwoording
van vragen van de vaste commissie voor Financiën over de vierde Voortgangsrapportage29 is gezegd (zie de antwoorden op vraag 85 e.v.) dat sprake is van een «kabinetsbesluit»
om de compensatie te verbreden naar andere toeslagen en het kindgebonden budget? Wanneer
zijn 1) gedachten over en 2) voorstellen voor uitbreiding van de compensatie voor
het eerst aan de orde gesteld in interne besprekingen op het Ministerie van Financiën
en vervolgens in de ministerraad?
398.
In hoeverre kunt u garanderen dat de POK beschikt over alle relevante stukken, gevorderd
dan wel niet gevorderd?
399.
Kunt u toelichten hoe het kan dat tijdens de verhoren is gesteld dat er «geen signalen»
zouden zijn over vergelijkbare problemen bij de zorg- en huurtoeslag en het kindgebonden
budget, terwijl dit al kon worden afgeleid uit het primaire Wob-besluit over het Combiteam
Aanpak Facilitators (CAF) van 15 november 2019, en voorts bleek uit de eerdere Voortgangsrapportages
over de hersteloperatie? Kunt u toelichten hoe het kan dat pas na de verhoren de beslissing
is genomen – dan wel bekend gemaakt – om de compensatie uit te breiden voor mensen
die bij andere toeslagen en het kindgebonden budget verkeerd zijn behandeld?
400.
Kunt u toelichten hoe het kan dat documenten met handgeschreven opmerkingen van de
Staatssecretaris van Financiën pas een week voor publicatie van het verslag van de
POK – dus ruim na de verhoren – ambtelijk informeel zijn verstrekt? Waarom is eerder
besloten deze documenten – in strijd met de vordering van 14 juli 2020 – zonder handgeschreven
aantekeningen te leveren aan de commissie? Op welk ambtelijk of politiek niveau zijn
beide besluiten genomen? Zijn de handgeschreven aantekeningen op de documenten inmiddels
formeel aan de POK verstrekt? Kunt u toelichten hoe het kan dat deze documenten al
wel waren opgenomen in de (toen) aanstaande Wob-beslissing over documenten van de
AUT, documenten waarvan dus al zeer geruime tijd bekend was dat ze bestonden?
401.
Beschikt u nog over informatie over documenten die binnen het bereik van de vordering
van de POK vallen en die nog niet aan de commissie zijn geleverd? Indien dit het geval
zou zijn, kunt u heel precies omschrijven welke informatie of documenten dit betreft?
402.
Hoe oordeelt u zelf over de informatievoorziening richting de POK, gegeven het feit
dat de vordering van informatie plaats vond op basis van het grondwettelijk enquêterecht
van de Kamer?
403.
Wilt u, mede in het licht van wat in de verhoren aan de orde kwam over de sturing
op (timing van) informatieverzoeken en Wob-beslissingen vanwege de gewenste juridische
en politieke uitkomst, reflecteren op de volgende bevindingen en waarnemingen van
de POK: «De meeste Wob-verzoeken liggen al enige tijd op het ministerie, waar men
de samenhang tussen de Wob-verzoeken en het onderzoek van de commissie kan overzien.
De commissie constateert hier dat bij de twee eerst genoemde Wob-verzoeken de wettelijke
termijn om eraan te voldoen, ruimschoots overschreden is. Het had het ministerie gesierd
om eerder te besluiten op deze verzoeken en niet alleen vanwege de mogelijke impact
op het onderzoek van de commissie. Dit overziend spreekt de commissie haar verbazing
uit over de timing van de besluiten over deze Wob-verzoeken.»?
404.
Welke functionaris(sen) hebben besloten over de timing van voornoemde Wob-beslissingen?
Zijn de ambtelijke of politieke leiding betrokken geweest bij de besluiten over de
timing en wat wel of niet openbaar moest worden? Wanneer, op welke data, zijn (concept)-beslissingen
over het MT Toeslagen, het MT Belastingdienst en over de AUT voor het eerst de «ambtelijke
lijn» ingegaan? Wanneer, op welke data, zijn zij voor het eerst voorgelegd aan de
politieke leiding?
405.
Welke begeleiding heeft iedere verhoorde gekregen van het Ministerie van Financien
respectievelijk van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid? Kunt u dit
per verhoorde aangeven welke ondersteuning is gegeven (welke stukken, welke training,
welke begeleiding op de dag zelf enzovoorts)?
406.
Kunt u het antwoord op vraag 66 bij de vierde voortgangsrapportage Herstel Kinderopvangtoeslag,
waarin is vermeld: «het Ministerie van Financiën heeft geen actieve mediastrategie
gehanteerd rondom de verhoren van de POK.», toelichten?30 Indien er geen actieve mediastrategie zou zijn, bestond er dan wel een passieve mediastrategie?
Zo ja, waaruit bestond deze strategie?
407.
Klopt het dat mensen die verhoord werden door de POK werden afgeschermd voor interviews
door persvoorlichters van het Ministerie van Financiën?
408.
Klopt het dat het Ministerie van Financiën standaard de persvoorlichter meestuurde
met iemand die verhoord werd – als dit iemand gelieerd aan het Ministerie van Financiën
betrof (zowel in heden als verleden)?
409.
Zijn er van ambtenaren bij Belastingdienst/Toeslagen en/of het Ministerie van Financiën
aanwijzingen of vermoedens gemeld dat (oud-)medewerkers van Belastingdienst/Toeslagen
of het Ministerie van Financiën, als ook (oud-)bewindspersonen, niet de gehele waarheid
hebben gesproken in de verhoren van de POK?
410.
Zijn er van ambtenaren bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aanwijzingen
of vermoedens gemeld dat (oud-) medewerkers of (oud-)bewindspersonen van dat ministerie
niet de gehele waarheid hebben gesproken in de verhoren van de POK?
411.
Zijn er ambtenaren die eventuele aanwijzingen of vermoedens over mogelijk meinedige
verklaringen intern hebben aangekaart?
412.
Kunt u beargumenteren waarom volgens het kabinet de Belastingdienst wel of niet in
strijd gehandeld heeft met artikel 13b Awir inzake het evenredigheidsbeginsel?
413.
Hoe gaat het kabinet voorkomen dat er beslag op het compensatiebedrag wordt gelegd
door schuldeisers?
414.
Kunt u, onder verwijzing naar de vragen die mevrouw Kuiken, lid van de POK, heeft
gesteld aan de Minister-President, de precieze tekst en de bewoordingen die in de
ministerraad gebezigd zijn over de heer Omtzigt, openbaar maken?
Gedoeld wordt hierbij op de volgende passage uit het desbetreffende verhoor31:
[Mevrouw Kuiken:] «Mag ik u een aantal voorbeelden geven om op te reageren? In de adviezen aan u ter
voorbereiding van de ministerraad zien we dat het gaat om politiek sonderen. U gaf
dat net als voorbeeld aan. Maar het gaat ook heel expliciet over de heer Omtzigt,
het Kamerlid voor het CDA, en niet in de allervriendelijkste bewoordingen.»
[De heer Rutte:] «Ja, natuurlijk, je praat met elkaar als collega's ook over wat er in het parlement
gebeurt. Dat is onvermijdelijk.»
415.
Is het kabinet bereid om de passages waarin over Kamerleden gesproken wordt openbaar
te maken om duidelijk te maken hoe het met Kamerleden omgaat?
416.
Is het kabinet bereid om Kamerleden inzage te verschaffen (via bv. de Algemene verordening
gegevensbescherming; AVG) in wat het kabinet over hen zegt in de ministerraad?
417.
Is er afstemming geweest over de verhoren door de mensen die onder ede verhoord zijn?
Zo ja, welke afstemming, wanneer en wat is besproken?
418.
Hoe verklaart u dat het memo-Palmen volgens de toenmalige directeur Toeslagen (2011–2018)
wel is toegevoegd aan het archief, maar dat er niet goed naar is gezocht noch naar
is gevraagd?
419.
Kunt u een verklaring geven waarom de AUT het memo-Palmen niet in ontvangst wenste
te nemen, terwijl het wel was aangeboden?
420.
Kunt u een verklaring geven waarom de ADR geen melding heeft gemaakt van het memo-Palmen,
terwijl zij er wel over beschikten?
421.
Kunt u een verklaring geven voor de opmerking van de toenmalige directeur-generaal
Belastingdienst 2017–2020 dat hij niet op de hoogte was van het memo-Palmen anders
dan door de media, maar de heer toenmalige directeur Toeslagen 2011–2018 wel?
422.
Kunt u een verklaring geven voor de opmerking van de voormalige Staatssecretaris dat
hij niet bekend was met het memo-Palmen en al helemaal niet met de inhoud noch met
«factsheet 6», ondanks dat de Staatssecretaris op 5 juni 2019 de factsheets in ontvangst
neemt en bespreekt met ambtenaren?
423.
Kunt u een verklaring geven voor de opmerking van de voormalige Staatssecretaris dat
hij niet bekend was met het memo-Palmen en al helemaal niet met de inhoud noch met
«factsheet 6», maar dat er desalniettemin concrete actiepunten (d.d. 5 juni 2019)
zijn opgesteld die rechtstreeks verwijzen naar het memo-Palmen?
424.
De voormalige Staatssecretaris betreurt dat het memo-Palmen niet in een overdrachtsdossier
heeft gezeten, zat het memo-Palmen in de overdrachtsdossiers van de huidige Staatssecretaris(sen)?
425.
Welke verklaring kunt u geven voor het feit dat zowel de directeur-generaal als de
voormalige Staatssecretaris heeft verklaard niet bekend te zijn met het memo-Palmen,
maar dat de Minister van Financiën desondanks aangaf dat, naar aanleiding van nieuwe
informatie (vermoedelijk het memo-Palmen), diezelfde week «de vlam in de pan slaat»
in de ministerraad?
426.
Hoe verhoudt de opmerking (26 november 2020), dat iedereen precies kan inschatten
wanneer een signaal een ernstig noodsignaal is en dat het memo-Palmen als dusdanig
kwalificeert, van de Minister-President zich met de antwoorden van de Staatssecretaris
op 14 december 2020 aangaande het zwartlakken van het memo-Palmen vanwege persoonlijke
beleidsopvattingen?
427.
Was het een politiek besluit om het Wob-besluit later naar buiten te doen, omdat het
rapport van de AUT nog niet klaar was?
428.
Wie heeft het besluit genomen om het Wob-besluit later te versturen?
429.
Hoe vaak en in welke gevallen heeft het kabinet de wettelijke termijn voor het beslissen
op Wob-verzoeken overschreden en om politieke redenen de stukken te laat openbaar
gemaakt?
430.
Staat het kabinet nog achter zijn reactie op het artikel 68-advies van de Raad van
State? Ziet het kabinet aanleiding om de reactie aan te vullen, nu de commissie concludeert
dat de regering slechts gedeeltelijk, vertraagd of niet informatie verstrekt, en dat
dit politieke of juridische doelen heeft?
431.
Wie heeft het initiatief genomen tot het artikel 68-advies van de Raad van State?
Is het idee voor dat advies van de Raad van State gekomen of ingefluisterd door het
kabinet?
432.
Houden de «8 of 9 raadsadviseurs» of anderen aantekeningen bij van de gesprekken waar
de Minister-President bij aanwezig is? Van welke gesprekken en hoe wordt dit gearchiveerd?
433.
Kunt u reageren op deze opmerking van de heer Rutte tegenover de POK: «Nou ja, in die zin niet, omdat op dat moment natuurlijk het Ombudsmanrapport naar
buiten was, waaruit blijkt dat het een fout antwoord was.»?
Is de Kamer onjuist geïnformeerd, wanneer een antwoord dat op Kamervragen wordt gegeven
evident onjuist is, terwijl de Kamer dat kan weten omdat die onjuistheid uit andere
bron blijkt?
X Noot
1
Zie: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/wob-verzoeken/2019/11/15/beslui…
X Noot
2
Zie: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/wob-verzoeken/2020/12/11/eerste….
X Noot
3
Zie onder meer het antwoord van de toenmalige Staatssecretaris van Financiën van 24 september
2019 op vragen van het lid Omtzigt over de kinderopvangtoeslag-affaire en alle aspecten
daarvan (Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2019–2020, nr. 60).
X Noot
4
Zie: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/wob-verzoeken/2020/11/02/beslui….
X Noot
5
Kamerstuk 2020Z21101.
X Noot
6
Zie: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/wob-verzoeken/2020/11/02/beslui…
X Noot
7
Zie: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/wob-verzoeken/2020/11/17/wob-be…–2015
X Noot
8
Kamerstuk 2020Z25679
X Noot
9
2020D52296, Factsheet 14 (Informeren Kamer); bijlage bij Kamerstuk 31 066, nr. 765 (Lijst van vragen en antwoorden inzake CAF-11).
X Noot
10
Zie: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/wob-verzoeken/2019/11/15/beslui….
X Noot
11
2020D21975, Rode draden uit de interviews over het MT Fraudebestrijding; bijlage bij Kamerstuk
31 066, nr. 661 (Reactie op het verzoek van het lid Omtzigt om interne notities en toezegging tijdens
het debat over het stopzetten van de kinderopvangtoeslag van 27 mei 2020 m.b.t. het
ADR-onderzoek).
X Noot
12
Kamerstuk 31 066, nr. 735 (brief van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid)
X Noot
14
2020D30088, Briefwisseling tussen Autoriteit Persoonsgegevens en Belastingdienst/Toeslagen van
14 februari 2020; bijlage bij Kamerstuk 31 066, nr. 683 (reactie op rapport Autoriteit Persoonsgegevens over de verwerking van de nationaliteit
van aanvragers van kinderopvangtoeslag).
X Noot
15
Kamerstuk 35 302, nr. 21; motie van het lid Omtzigt c.s. over stoppen van de invordering bij CAF-gerelateerde
toeslagzaken.
X Noot
16
2020D48370; zie https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/detail?id=2020Z22911&did=2020D4….
X Noot
17
Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2016–2017, nr. 2720.
X Noot
18
Nederlands Juristenblad, 8 januari 2021, afl. 1; blz. 6 e.v.
X Noot
19
Kamerstuk 31 066, nr. 503; motie van het lid Omtzigt c.s. over gedupeerde ouders zo spoedig mogelijk individueel
schadeloos stellen.
X Noot
20
Zie: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/wob-verzoeken/2020/11/10/beslui…–2018; in het bijzonder het verslag MT Toeslagen van 5 april 2016, zoals opgenomen in de
bij het Wob-besluit behorende bijlagen deel 8.
X Noot
21
Kamerstuk 31 066, nr. 766.
X Noot
22
Zie: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/wob-verzoeken/2020/12/11/eerste…, blz. 211.
X Noot
23
Kamerstuk 31 066, nr. 765 (Beantwoording vragen commissie inzake CAF-11 d.d. 14 december 2020)
X Noot
24
Kamerstuk 31 066, nr. 751 (Toezending van een aantal specifieke documenten inzake de kinderopvangtoeslagaffaire).
X Noot
25
Schriftelijke vragen van het lid Omtzigt (CDA) over de cruciale memo-Palmen – het
officiële juridische advies over de CAF-11 zaak aan het managementteam van de belastingdienst/toeslagen,
die 2,5 jaar voor bijna iedereen is achtergehouden (Kamerstuk 2020D54022)
X Noot
26
2020D40850, bijlage bij Kamerstuk 31 066, nr. 751.
X Noot
27
2020D40852, bijlage bij Kamerstuk 31 066, nr. 751.
X Noot
28
Ibid.
X Noot
29
Kamerstuk 31 066, nr. 762 (Lijst van vragen en antwoorden over de vierde Voortgangsrapportage kinderopvangtoeslag).
X Noot
30
Kamerstuk 31 066, nr. 762; lijst van vragen en antwoorden over de vierde Voortgangsrapportage kinderopvangtoeslag.
X Noot
31
Kamerstuk 35 510, nr. 3; Verslagen van openbare verhoren; blz. 1608
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
A.H.M. Weeber, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.