Voorstel van wet : Voorstel van wet
35 689 Wijziging van de Wet precursoren voor explosieven en de Wet op de op de economische delicten ter uitvoering van Verordening (EU) 2019/1148 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 over het op de markt brengen en het gebruik van precursoren voor explosieven, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 98/2013 (PbEU 2019, L 186)
ARTIKEL I
ARTIKEL II
ARTIKEL III
ARTIKEL IV
Nr. 2 VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de Wet precursoren
voor explosieven en de Wet op de economische delicten te wijzigen ter uitvoering van
Verordening (EU) 2019/1148 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019
over het op de markt brengen en het gebruik van precursoren voor explosieven, tot
wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 en tot intrekking van Verordening (EU)
nr. 98/2013 (PbEU 2019, L 186);
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet precursoren voor explosieven wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 komt te luiden:
Artikel 1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
– aanbieden:
aanbieden als bedoeld in artikel 3, punt vier, van de verordening;
– gebruik:
gebruik als bedoeld in artikel 3, punt zes, van de verordening;
– gereguleerde precursor voor explosieven:
een precursor voor explosieven als bedoeld in artikel 3, punt dertien, van de verordening;
– marktdeelnemer:
marktdeelnemer als bedoeld in artikel 3, punt tien, van de verordening;
– onlinemarktplaats:
onlinemarktplaats als bedoeld in artikel 3, punt 11, van de verordening;
– Onze Minister:
Onze Minister van Justitie en Veiligheid;
– particulier:
een particulier als bedoeld in artikel 3, punt acht, van de verordening;
– persoonsgegevens, verwerking van persoonsgegevens, onderscheidenlijk verantwoordelijke:
hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 4, aanhef en onder 1, 2 en 7, van de Algemene
verordening gegevensbescherming;
– precursor voor explosieven waarvoor een beperking geldt:
een precursor voor explosieven waarvoor een beperking geldt als bedoeld in artikel
3, punt twaalf, van de verordening, alsmede een krachtens artikel 2, tweede lid, van
deze wet daartoe aangewezen precursor voor explosieven;
– precursor voor explosieven waarvoor een meldplicht geldt:
precursor voor explosieven waarvoor een meldplicht geldt als bedoeld in artikel 9,
eerste, tweede, en vierde tot en met zesde lid, van de verordening, alsmede een krachtens
artikel 2, tweede lid, van deze wet daartoe aangewezen precursor voor explosieven;
– vergunning:
een vergunning als bedoeld in artikel 5, derde lid, van de verordening;
– verordening:
Verordening (EU) 2019/1148 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019
over het op de markt brengen en het gebruik van precursoren voor explosieven, tot
wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 en tot intrekking van Verordening (EU)
nr. 98/2013 (PbEU 2019, L 186).
B
In de artikelen 2, tweede lid, 4, zesde lid, 5, tweede en derde lid, 6, tweede lid,
8, tweede lid, en 9, derde lid wordt «Onze Minister van Infrastructuur en Milieu»
telkens vervangen door «Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat».
C
In artikel 2, tweede lid, wordt «maximumconcentraties worden vastgesteld voor de stoffen
die zijn vermeld in de bijlage II behorende bij de verordening» vervangen door «grenswaarden
worden vastgesteld waarboven een in bijlage II behorende bij de verordening vermelde
stof onderworpen is aan de beperkingen die gelden voor precursoren voor explosieven
waarvoor een beperking geldt».
D
Artikel 3 komt te luiden:
Artikel 3
1. Het is verboden te handelen in strijd met artikel 5, eerste lid, van de verordening.
2. Het verbod is niet van toepassing indien de particulier over een vergunning beschikt.
E
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt «als bedoeld in artikel 3, derde lid,».
2. In het eerste, vierde en vijfde lid wordt na «voorschriften» telkens ingevoegd «en
beperkingen».
3. In het tweede lid wordt na «is» ingevoegd «persoonlijk en».
4. In het vierde lid vervalt telkens «waarvoor een beperking geldt».
F
Aan artikel 5, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel
d door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
e. een verklaring omtrent het gedrag van de aanvrager als bedoeld in artikel 28 van de
Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, die niet meer dan twee maanden oud is.
G
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Onverminderd artikel 6, eerste en tweede lid, van de verordening, betrekt Onze Minister
bij zijn besluit een vergunning te verlenen of het voorgenomen gebruik niet in strijd
is met de wet en naar het oordeel van Onze Minister proportioneel is om het voorgenomen
doel te bereiken.
2. In het tweede lid wordt «De vergunning wordt niet verleend» vervangen door «Onverminderd
artikel 6, tweede lid, van de verordening wordt de vergunning niet verleend», en wordt
«gegeven» vervangen door «gesteld».
H
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel c wordt na «van» ingevoegd «of beperkingen aan».
b. In onderdeel d wordt «artikel 5:20» gewijzigd in «artikel 5:20, eerste lid,».
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. In de situatie, bedoeld in artikel 6, vijfde lid, laatste zin, van de verordening,
treedt een besluit tot schorsing of intrekking van de vergunning in werking op de
dag dat het is genomen. Artikel 3:40 van de Algemene wet bestuursrecht blijft in zoverre
buiten toepassing. De bekendmaking van de schorsing of intrekking vindt onverwijld
plaats zodra voormelde situatie zich niet langer voordoet.
I
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «voorschriften gesteld bij artikel 5» vervangen door «de
artikelen 7 en 8».
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Bij regeling van Onze Minister en Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat
worden regels gesteld over de wijze waarop marktdeelnemers gereguleerde precursoren
voor explosieven aanbieden, en over de wijze waarop onlinemarktplaatsen hun gebruikers
informeren over de verplichtingen ingevolge de verordening. Daarbij worden in elk
geval regels gesteld over de verificaties die marktdeelnemers uitvoeren bij het aanbieden
van precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt.
J
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «voorschriften gesteld bij artikel 9, eerste, derde en vierde
lid» vervangen door «artikel 9, eerste, tweede, en vierde tot en met zesde lid».
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Artikel 9, eerste, tweede, en vierde tot en met zesde lid, van de verordening is
van toepassing op de krachtens artikel 2, tweede lid, van deze wet aangewezen precursoren.
3. In het derde lid wordt «melding» vervangen door «meldingen en procedures».
ARTIKEL II
De Wet op de economische delicten wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, onder 1°, wordt in de zinsnede met betrekking tot de Wet precursoren
voor explosieven «artikel 3, eerste en tweede lid» vervangen door «artikel 3, eerste
lid».
B
In artikel 6, vierde lid, wordt «artikel 3, eerste en tweede lid, van de Wet precursoren
voor explosieven» vervangen door «artikel 3, eerste lid, van de Wet precursoren voor
explosieven».
ARTIKEL III
Indien het bij koninklijke boodschap van 10 juli 2019 ingediende voorstel van wet
tot Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten in verband
met het nieuwe omgevingsrecht en nadeelcompensatierecht (35 256) tot wet is of wordt verheven en artikel 4.8 van die wet eerder in werking is getreden
of treedt dan artikel I, onderdeel H, subonderdeel 1, subonderdeel b, van deze wet,
vervalt artikel I, onderdeel H, subonderdeel 1, subonderdeel b, van deze wet.
ARTIKEL IV
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat
voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie en Veiligheid,
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.