Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de reactie op verzoek commissie over de brief van het Profielenberaad over de voorhangprocedure in verband met de uitwerking van de nieuwe richtlijnen Ouderbijdragen (Kamerstuk 35063-14)
2020D52550 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties
                  de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Minister
                  voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media d.d. 24 november 2020 inzake zijn reactie
                  op het verzoek van de commissie over de brief van het Profielenberaad over de voorhangprocedure
                  in verband met de uitwerking van de nieuwe richtlijnen Ouderbijdragen (Kamerstuk 35 063, nr. 14).
               
De voorzitter van de commissie, Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie, Arends
Inhoud
blz.
                         
                         
                         
                         
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
•
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
3
•
Inbreng van de leden van de D66-fractie
4
•
Inbreng van de leden van de GroenLinks- en SP-fractie
5
•
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
5
                         
                         
                         
                         
II
Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
6
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
               
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de reactie op het verzoek commissie
                  over de brief van het Profielenberaad over de voorhangprocedure in verband met de
                  uitwerking van de nieuwe richtlijnen Ouderbijdragen en hebben hierover nog enkele
                  vragen.
               
De leden van de VVD-fractie lezen dat het Profielenberaad voornemens is om binnen
                     de regeling over de vrijwillige ouderbijdrage een onderscheid te maken tussen ouders
                     die niet willen betalen en ouders die niet kunnen betalen. De Minister constateert
                     echter dat binnen de initiatiefwet hiervoor geen wettelijke grondslag is. Welke consequenties
                     heeft dit voor de regeling van het Profielenberaad? De leden vragen tegen welke problemen
                     de aangesloten profielorganisaties aan gaan lopen, nu ze geen onderscheid meer mogen
                     maken tussen ouders die niet willen betalen en ouders die niet kunnen betalen. Heeft
                     de Minister een beeld van hoe vaak het voorkomt dat ouders niet willen betalen, maar
                     dat wel kunnen, zo vragen de leden.
                  
De leden van de VVD-fractie lezen dat door het amendement van het lid Van Meenen1 een bepaling is toegevoegd aan het initiatiefwetsvoorstel waardoor het mogelijk is
                     voor langdurige extra-curriculaire activiteiten een vrijwillige ouderbijdrage te vragen.
                     Kunnen deze scholen wel een onderscheid maken tussen ouders die niet kunnen en ouders
                     die niet willen betalen? Zo nee, zijn deze scholen daarvan allemaal op de hoogte?
                     Daarnaast lezen de leden dat tussen een verband van scholen een code opgesteld kan
                     worden voor een regeling voor leerlingen van wie de ouders de vrijwillige ouderbijdrage
                     niet betalen. Bestaat dit verband van scholen er al? Zo nee, hoe gaat de Minister
                     dan voorkomen dat profielscholen door eventuele verminderde ouderbijdrage hun onderwijsprogramma
                     niet meer zouden kunnen financieren, zo vragen de leden. Legt de Minister de verantwoordelijkheid
                     hiervan volledig bij een verband van scholen? Of heeft hij nog een andere optie, wanneer
                     profielscholen financieel in de problemen geraken door verminderde ouderbijdragen,
                     zo vragen de leden.
                  
Op welke manier houdt de Minister bij in hoeverre het onderwijsveld verschraalt doordat
                     bijvoorbeeld profielscholen verdwijnen?
                  
De leden van de VVD-fractie merken bovendien op dat de gemeente Amsterdam voornemens
                     is om subsidies stop te zetten bij scholen die een te hoog vrijwillige ouderbijdrage
                     vragen. Over welke subsidies gaat dit precies? Heeft dit ook betrekking op gelden
                     die vanuit de rijksoverheid ter beschikking zijn gesteld, zoals financiering voor
                     de aanpak van het lerarentekort in de G5-steden? Of betreft dit enkel gemeentelijke
                     gelden? Indien het bijvoorbeeld ook gelden betreft die ter beschikking zijn gesteld
                     door het Ministerie van OCW, op welke manier is er overleg geweest tussen de gemeente
                     Amsterdam en het ministerie over dit voornemen? Bent u bereid het bedrag dat Amsterdam
                     aan subsidies stop zet, in mindering te brengen op de subsidies die Amsterdam van
                     het Rijk ontvangt? Zo nee, waarom niet?
                  
Daarnaast vragen de leden in hoeverre dergelijke maatregelen van decentrale overheden
                     nodig zijn, aangezien de ouderbijdragen door de inwerkingtreding van de initiatiefwet
                     per definitie vrijwillig zijn? Of is de Minister van mening dat de huidige wet niet
                     afdoende is en dat er dus aanvullende regelgeving vanuit de decentrale overheid nodig
                     is om hetzelfde doel te bereiken? Indien dat zo is, waarom kiest de Minister er niet
                     voor om dit via de ministeriële regeling vast te leggen, zo vragen de leden.
                  
Tot slot willen de leden van de VVD-fractie aandacht vragen voor de vrijwillige ouderbijdragen
                  die, helaas, voor sommige scholen nodig zijn omdat hiervan de beveiliging van de school
                  wordt geregeld. Hoeveel scholen vragen momenteel ouderbijdrage om hiervan de beveiliging
                  van scholen te regelen? Om hoeveel geld gaat dit? Op welke manieren krijgen scholen
                  financiële ondersteuning vanuit het Rijk of de gemeente, als blijkt dat dit nodig
                  is voor adequate beveiliging? Valt de financiering buiten de «vrijwillige ouderbijdrage»?
                  En wat gebeurt er als scholen, doordat er minder inkomsten zijn door de vrijwillige
                  ouderbijdrage, de beveiliging niet meer kunnen betalen, zo vragen deze leden. Want,
                  zo stellen de leden van de VVD-fractie, er mag geen twijfel over zijn dat elk kind
                  altijd veilig naar school moet kunnen.
               
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de reactie van de Minister op
                  de brief van het Profielenberaad over de uitwerking van de nieuwe richtlijnen Ouderbijdragen.
                  Deze leden hebben nog enige vragen.
               
De leden van de CDA-fractie onderschrijven de strekking van het aangenomen initiatiefwetsvoorstel
                  over de vrijwillige ouderbijdrage van de leden Kwint en Westerveld2 waarmee wettelijk is geregeld dat voortaan kinderen niet meer kunnen worden uitgesloten
                  van activiteiten die door de school worden georganiseerd als hun ouders de vrijwillige
                  ouderbijdrage niet hebben betaald. Tegelijkertijd hebben deze leden ook oog gehad
                  voor de zorgen van de zogeheten profielscholen die naast het wettelijk verplichte
                  onderwijs ook een extra educatief programma aanbieden waarvoor de reguliere bekostiging
                  niet voldoende is en daarom voor dit deel een ouderbijdrage vragen en door het initiatiefwetsvoorstel
                  mogelijk in de problemen kunnen komen als te veel ouders de ouderbijdrage niet meer
                  kunnen of willen betalen. Het amendement van het lid Van Meenen3 dat het mogelijk maakt voor profielscholen om zich aan te sluiten bij een overkoepelend
                  verband om een regeling te treffen indien te veel ouders vanwege het vrijwillige karakter
                  van de ouderbijdragen deze ook niet meer betalen voor de langdurige extra-curriculaire
                  activiteiten die profielscholen geven en deze scholen daardoor in problemen kunnen
                  komen hebben voornoemde leden dan ook van harte ondersteund.
               
De leden van de CDA-fractie lezen in de brief van de Minister dat hij van mening is
                     dat het amendement niet een onderscheid inhoudt tussen ouders die niet kunnen betalen
                     en ouders die niet willen betalen. Deze leden lezen het amendement anders. Immers
                     het was altijd al zo dat er ouders waren die deze ouderbijdragen niet konden betalen
                     en dat werd dan in veel gevallen met school geregeld en dat was ook goed omdat ook
                     kinderen van ouders die het niet kunnen betalen naar een profielschool moeten kunnen
                     gaan als zij dit willen en kunnen. De verandering zit hem er nu juist in dat het oorspronkelijke
                     initiatiefwetsvoorstel ertoe leidt dat profielscholen geen kinderen meer mogen weigeren
                     wiens ouders weigeren de ouderbijdrage te betalen, ondanks dat ze deze wel kunnen
                     betalen en dat dit amendement een voorziening wil treffen voor juist deze categorie
                     van ouders die weigeren te betalen omdat als te veel ouders weigeren deze bijdrage
                     te bepalen vanwege het vrijwillige karakter ervan profielscholen in de problemen kunnen
                     komen omdat zij hun langdurige extra educatieve programma niet uit de reguliere bekostiging
                     kunnen betalen. Is de Minister dat met deze leden eens? Zo nee waarom niet?
                  
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister dan ook om nader toe te lichten waarom
                     de intentie van bovengenoemd amendement: een verschil maken tussen ouders die niet
                     kunnen of niet willen betalen, niet tot uiting komt in de uitwerking van de wet? Gaarne
                     ontvangen zij een nadere toelichting.
                  
De leden van de CDA-fractie vragen verder of in de brochure, waar de Minister in zijn
                     brief naar verwijst, duidelijk wordt gemaakt onder welke voorwaarden profielscholen
                     een uitzondering krijgen waarmee zij onderscheid kunnen maken tussen ouders die niet
                     kunnen en niet willen betalen. Kan de Minister die voorwaarden voor de uitzondering
                     voor het maken van dat onderscheid alsnog meenemen in de brochure?
                  
In de brief van de Minister lezen voornoemde leden dat de Minister aangeeft dat er
                     in het amendement staat dat er nadere voorwaarden bij ministeriële regeling kunnen
                     worden gesteld aan de code die door scholen kunnen worden opgesteld voor leerlingen
                     van wie de ouders de vrijwillige ouderbijdrage niet betalen, maar dat de Minister
                     daar nu de noodzaak niet voor ziet. Kan de Minister aangeven wanneer hij de noodzaak
                     daartoe wel ziet, is dat bij de evaluatie van de wet over drie jaren of ook eerder
                     als bijvoorbeeld tussentijds uit de driejaarlijkse schoolkostenmonitor blijkt er dat
                     problemen ontstaan op dit punt voor profielscholen of als blijkt dat de code niet
                     toereikend is? Gaarne ontvangen zij een nadere toelichting.
                  
Deze leden vragen of de Minister meer informatie kan geven over de code zoals hij
                     het noemt of het verband van scholen zoals het in het amendement wordt genoemd. Zijn
                     inmiddels alle profielscholen bij deze code aangesloten en is er een bindende regeling
                     met sancties afgesloten zoals in het amendement staat vermeld? Gaarne ontvangen zij
                     een nadere toelichting.
                  
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de reactie van
                  de Minister op de brief van het Profielenberaad en willen de Minister nog enkele vragen
                  voorleggen.
               
De leden van de D66-fractie lezen in de reactie van de Minister dat binnen een verband
                  van scholen een code kan worden opgesteld voor een regeling voor leerlingen van wie
                  de ouders de vrijwillige ouderbijdrage niet betalen, zodat elke leerling het programma
                  kan volgen en de programma’s kunnen worden doorgezet. Deze leden hebben met het amendement
                  inderdaad beoogd om de extra onderwijsactiviteiten te behouden en een heldere eenduidige
                  gemeenschappelijke code van profielscholen om de toegankelijkheid voor leerlingen
                  van minder draagkrachtige ouders te waarborgen. Deze leden vragen de Minister of scholen
                  een heldere definitie hanteren van de groep leerlingen c.q. ouders/verzorgers die
                  in aanmerking komen voor kwijtschelding dan wel een tegemoetkoming om hen in staat
                  te stellen deel te nemen aan dergelijke extra onderwijsactiviteiten. Voorts vragen
                  deze leden de Minister de code van het landelijk netwerk van TTO4-scholen te beoordelen of deze past binnen de voorwaarde van de wet. Zo niet, vragen
                  deze leden op welke wijze de TTO-scholen wel zouden kunnen voldoen.
               
Inbreng van de leden van de GroenLinks- en SP-fractie
De leden van de GroenLinks- en SP-fractie hebben kennisgenomen van de reactie van
                  de Minister op de brief van het Profielenberaad over de voorhangprocedure in verband
                  met de uitwerking van de nieuwe richtlijnen Ouderbijdragen. Zij vinden het een goede
                  zaak dat de Minister geen nadere voorschriften gaat stellen aan de code die binnen
                  een verband van scholen opgesteld kan worden voor een regeling voor kinderen waarvan
                  de ouders de vrijwillige ouderbijdrage niet betalen. Voor de wet bestaat geen onderscheid
                  tussen het niet kunnen en niet willen betalen van de vrijwillige ouderbijdrage. Door
                  hier binnen de code wel onderscheid in te gaan maken, zou een stap achteruit zijn
                  aldus de leden van de SP- en GroenLinks-fractie. Wat zou volgens de Minister het gevolg
                  zijn van het in kaart brengen van het onderscheid tussen willen en kunnen, ook volgens
                  de AVG5-richtlijnen? Kan het bevoegd gezag dit bepalen en bij wie ligt dan de bewijslast?
                  Op basis waarvan zou dan bepaald moeten worden of er sprake is van niet willen betalen?
                  Voorts zijn de leden van deze fracties van mening dat ongeacht de reden waarom ouders
                  de vrijwillige ouderbijdrage niet betalen, het kind daar nooit de dupe van mag worden.
                  Elk kind moet mee kunnen doen.
               
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
Het is de leden van de PvdA-fractie een doorn in het oog dat in Nederland één op de
                  negen kinderen opgroeit in armoede. Dat zijn duizenden klassen vol. Vaak hebben ze
                  geen schoolreisje, geen sport, geen muziekles, geen bijlesklas of kunnen ze hun verjaardag
                  niet vieren. Sommige kinderen gaan zonder ontbijt naar school. Deze leden vinden dat
                  onverteerbaar. Daarom willen zij meer actie tegen armoede onder kinderen en bijvoorbeeld
                  een maximum stellen aan de – te vaak alleen in naam vrijwillige – ouderbijdrage, gemeenten
                  en scholen meer geld geven voor armoedebestrijding onder kinderen en samen met gemeenten,
                  scholen, consultatiebureaus en maatschappelijke partijen lokale initiatieven steunen
                  zoals Stichting Leergeld, het Jeugdsport- en cultuurfonds, Stichting Jarige Job en
                  tal van andere lokale initiatieven om de strijd met kinderarmoede aan te binden. Hoe
                  denkt de Minister hierover?
               
De leden van de PvdA-fractie hebben met zorg kennisgenomen van het pleidooi van het
                  Profielenberaad voor een onderscheid dat profielorganisaties zouden mogen maken tussen
                  ouders die niet willen en ouders die niet kunnen betalen. Deze leden zijn tegenstander
                  van uitsluiting voor kinderen waarvan de ouders niet «willen» betalen, want voor je
                  het weet, moeten ouders met hun loonstrook naar school om onderwijs te volgen dat
                  in dit land gewoon publiek bekostigd is. Laat de profielscholen met de Minister in
                  overleg gaan over extra financiering indien ze kunnen aantonen dat hun extra onderwijsactiviteiten
                  echt een meerwaarde betekenen voor de kwaliteit van onderwijs. Als dat zo is, zouden
                  deze dan niet gewoon toegankelijk moeten zijn voor alle kinderen? Zij vragen of de
                  Minister kan reageren op deze overwegingen.
               
Het baart de leden van de PvdA-fractie zorgen dat er tekenen zijn van scholen die
                  wel degelijk kinderen met ouders die niet willen betalen, bij activiteiten wensen
                  te kunnen buitensluiten. Ouders & Onderwijs dringt erop aan dat de Minister vooral
                  scherp blijft op dit soort situaties en hij snel moet ingrijpen als scholen niettemin
                  dit onderscheid maken. Wil de Minister in zijn brochure de scholen erop wijzen dat
                  het maken van zo’n onderscheid beslist niet de bedoeling is? Bij de behandeling van
                  het initiatiefwetsvoorstel inzake een verbod op buitensluiting van leerlingen met
                  ouders die geen vrijwillige geldelijke bijdrage hebben voldaan van activiteiten, heeft
                  de Kamer immers meermaals vastgesteld dat het belangrijk is dat er geen onderscheid
                  komt tussen ouders die het niet kunnen betalen en ouders die het niet willen betalen.
                  Het is voor deze leden duidelijk dat het niet makkelijk is voor ouders wier middelen
                  niet altijd toereikend zijn, om dat kenbaar te maken. Bovendien: wie bepaalt wat niet
                  kunnen betalen is? Die discussie is ook al bij het Kamerdebat uitgebreid gevoerd.
                  Gelukkig benoemt ook de Minister nu dat voor het maken van een onderscheid geen grond
                  is en wijst hij erop dat hij kan ingrijpen wanneer codes worden opgesteld die strijdig
                  zijn met de intenties van de wet. Hij vertrouwt er echter vooralsnog op dat scholen
                  zullen handelen in lijn met de intenties van de wet. Waarop baseert de Minister zijn
                  vertrouwen? Kan hij zich voorstellen dat het Profielenberaad nog volhardt in zijn
                  onderscheid tussen ouders die het niet kunnen betalen en ouders die het niet willen
                  betalen? Het is immers evident dat dit niet de bedoeling is en tevens het bevorderen
                  van kansengelijkheid in de weg staat.
               
II Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
               
          Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap - 
              
                  Mede ondertekenaar
M.H.R.M. Arends, adjunct-griffier 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.