Memorie van toelichting (initiatiefvoorstel) : Memorie van toelichting
35 672 Voorstel van wet van het lid Alkaya houdende regels over de toedeling van winst aan werknemers en het vergroten van de eigenaarschap van werknemers bij de bedrijfsvoering van grote ondernemingen (Wet eerlijk delen)
Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING
I. ALGEMEEN
1. Aanleiding en achtergrond
De Nederlandse economie heeft te kampen met twee structurele en hardnekkige problemen:
1. Inkomens van werknemers die achterblijven bij zowel de bedrijfswinsten als de groei van hun arbeidsproductiviteit en de algehele economie.
2. Bedrijven die zich te veel op winstmaximalisatie op de korte termijn richten, ongeacht
de gevolgen op lange termijn.
Hoewel deze problemen in onze economie op het eerste gezicht weinig met elkaar te
maken lijken te hebben, kennen zij deels dezelfde oorzaak: Het doorgeschoten aandeelhouderskapitalisme
in Nederland en de toegenomen focus op het belang van aandeelhouders binnen grote
bedrijven.
De Wet winstdeling en mede-eigenaarschap werknemers beoogt, als aanvulling op de Wet
bevordering zeggenschap werknemers en de Wet eerlijker loon, de economie in Nederland
eerlijker te laten functioneren en het tijdperk van het doorgeschoten aandeelhouderskapitalisme
te beëindigen.
Achterblijvende lonen
De loongroei in Nederland blijft structureel achter bij de economische groei en de
groei van de arbeidsproductiviteit.1 Ook blijven de gerealiseerde CAO-loonstijgingen regelmatig achter bij de verwachtingen.
Voor 2019 was de geraamde stijging 2,9% maar uiteindelijk was de realisatie 2,5%,
terwijl de economie al enkele jaren achter elkaar fors was gegroeid. Tegelijkertijd
stegen de prijzen met 2,6 procent. Dankzij lastenverlichting was er per saldo nog
een minimale koopkrachtstijging. Nederland is hierin geen uitzondering. In vrijwel
alle OESO-landen dalen de reële lonen al jaren tot praktisch het nulpunt. Hoe dit
kan is voor velen een raadsel en een doorn in het oog van economen. Van de Nederlandsche
Bank tot de Minister-President wordt gepleit voor hogere lonen, maar die worden niet
gerealiseerd. Ook de Tweede Kamer heeft een motie aangenomen met een oproep aan bedrijven
om de lonen in 2020 te verhogen met 5%, maar dit lijkt in geen enkele sector te gaan
lukken. Dat dit een structureel probleem is, is ook goed terug te zien in de arbeidsinkomensquote,
wat het aandeel van het nationaal inkomen dat naar de factor arbeid gaat laat zien
ten opzichte van de factor kapitaal. Die is sinds de jaren «80 gedaald. Als de lonen
waren meegegroeid met de economie, was het huishoudinkomen in 2012 al 60 miljard hoger
geweest, zo berekende De Nederlandsche Bank. Dat is ruim 3.500 euro per Nederlander
per jaar.2
Tegenover de achterblijvende lonen staan hoge winsten die bedrijven realiseren. De
winsten van beursgenoteerde bedrijven in Nederland zijn in vijf jaar verdubbeld tot
66 miljard euro in 2018. Daarvan werd 30 miljard euro aan dividend uitgekeerd aan
aandeelhouders. Voor nog eens 16 miljard euro werden eigen aandelen ingekocht om de
beurskoers op te krikken.3 Ruim 70% van de winst ging dus direct naar de aandeelhouders, en van de overige 30%
is het maar de vraag of het bij de medewerkers is terecht gekomen. Waarschijnlijker
is dat het grotendeels naar de reserves van bedrijven is gegaan, aangezien de liquide
middelen die niet-financiële bedrijven bezitten ook al jaren toenemen. Vooralsnog
vertaalt de politieke verontwaardiging hierover zich enkel naar ijdele oproepen aan
bedrijven om de lonen te verhogen. Het resultaat is hooguit summier te noemen. Daarom
zijn concrete maatregelen nodig om de gerealiseerde winsten eerlijker te delen met
de mensen op de werkvloer. Zij houden immers onze economie draaiend en maken de hoge
winsten mogelijk.
Te veel focus op de korte termijn
Steeds meer onderzoek wijst uit dat sinds de jaren »80 de focus op het belang van
aandeelhouders binnen grote ondernemingen is toegenomen en dat dit een belangrijke
oorzaak is van het toegenomen kortetermijndenken bij veel bedrijven. De conclusie
van veel van deze onderzoeken is dat deze ontwikkeling welvaartverlagend heeft uitgepakt
voor Nederland. Een belangrijk probleem hierbij is dat de wispelturigheid op de financiële
markten ervoor heeft gezorgd dat bestuurders, die de steun van aandeelhouders nodig
hebben, zich vooral zijn gaan richten op resultaten in het volgende kwartaal.4 Dergelijk gedrag gaat ten koste van onzekerdere langetermijninvesteringen in het
bedrijf, en daarmee van de prestaties en de toekomst op de lange termijn.5 Zo gaat bijvoorbeeld het overgrote deel van het onderzoeksbudget binnen fossiele
energiebedrijven nog steeds naar onderzoek naar fossiele energie.
In veel landen zijn maatregelen genomen om aandeelhouders met een kortetermijnbelang
te ontmoedigen. Aandeelhouders in Franse bedrijven krijgen bijvoorbeeld dubbel stemrecht
als zij het aandeel langer dan twee jaar bezitten. Nederland kent al zogenaamde beschermingsstichtingen
voor veel grote bedrijven die in het uiterste geval kunnen interveniëren als de continuïteit
van het bedrijf in het geding komt. Daarnaast heeft de regering ook voorzichtige aanvullende
stappen genomen om activistische aandeelhouders te ontmoedigen, zoals de verlaging
van de meldgrens voor grootaandeelhouders van 3 naar 2 procent en de instelling van
een bedenktijd voor bestuurders bij vijandige overnames. Dit zijn kleine stappen in
de goede richting, maar deze zijn onvoldoende om het sinds de jaren «80 ontspoorde
aandeelhouderskapitalisme te beteugelen en onze economie meer te laten functioneren
in ons aller belang.
Het aandeelhouderskapitalisme in historisch perspectief
In de jaren ’80 deed de «trickle-down» theorie, populair geworden onder president
Reagan in de VS, ook in Nederland zijn intrede. Het idee was dat welvaart aan de top
via investeringen en bestedingen vanzelf zou doorsijpelen naar de samenleving. Het
enige waar bedrijven voor moesten zorgen was winst, zelfs als dat ten koste gaat van
redelijke lonen en zekerheid op de werkvloer. Met deze gedachte werd aandeelhouderswaarde
heilig verklaard en werden bijvoorbeeld de lonen in Nederland gematigd. Over deze
periode is al veel geschreven. Hoewel wij decennia later kunnen concluderen dat deze
theorie niet strookt met de realiteit, is men het in de loop der jaren tóch steeds
normaler gaan vinden dat het doel van een bedrijf inderdaad is om winst te maken,
en dat het belang en de stem van de aandeelhoudersvergadering daarom doorslaggevend
moet zijn. Maar historisch gezien is dit helemaal niet vanzelfsprekend. Aanvankelijk
waren de eigenaren van grote bedrijven in Nederland vaak de oprichters en hun naasten,
zoals familie en vrienden. Het was veel gebruikelijker dat zeggenschap over belangrijke
beslissingen in het bedrijf in handen bleef van een kleine groep insiders die dicht
bij het bestuur stonden, en die met prioriteitsaandelen de langetermijnbelangen in
de gaten hielden. Kapitaalverschaffers met aandelen die snel rendement wilden zien
kregen niet automatisch dezelfde rechten als deze insiders.
In de loop der jaren is het aandelenbezit meer verspreid geraakt. Tegenwoordig kunnen
beleggers over de hele wereld met steeds meer gemak via het internet aandelen in Nederlandse
bedrijven kopen en verkopen via de beurs. Neem een Nederlands bedrijf als Ahold Delhaize,
moederbedrijf van onder meer Albert Heijn, Etos en onlinewinkel Bol.com. Wereldwijd
werken er 372 duizend mensen voor dat bedrijf, waarvan 102 duizend in Nederland. Terwijl
27,4% van de medewerkers zich dus in Nederland bevindt, geldt dat voor slechts 4,4%
van hun aandelen. Of neem ING, waarvoor ruim 14 duizend mensen in Nederland werken.
Dat is 25,8% van het personeelsbestand, terwijl slechts 3%van de aandelen in handen
van Nederlandse organisaties of personen zijn.
Het bestuur en de werknemers zijn dus afhankelijk van aandeelhouders die zich in grote
getale in andere landen bevinden en minder oog hebben voor de verre toekomst van het
bedrijf of de lonen in Nederland.
Van medewerker naar mede-eigenaar
De in 2016 vernieuwde Corporate Governance Code stelt dat het bestuur van een beursgenoteerd
bedrijf moet streven naar continuïteit en langetermijn waardecreatie, maar dit blijft
beperkt tot een opdracht op papier. Dit zal niet leiden tot wezenlijk ander gedrag
binnen bedrijven, want ondanks dat de «trickle-down» theorie heeft bewezen niet in
het voordeel te werken van de samenleving is het maximaliseren van aandeelhouderswaarde
bij veel bedrijfsbestuurders ondertussen diepgeworteld. Zij zijn vaak opgeleid met
die gedachte en bovendien zijn hun baan en hun beloning vaak afhankelijk van de aandeelhoudersvergadering.
Om de structurele problemen in onze economie te adresseren is er niet alleen bewustwording,
maar ook een verschuiving in de machtsbalans nodig.
Tot nu toe is te vaak naar de overheid gekeken om tegenmacht te bieden aan aandeelhouders
die het algemeen belang kunnen bedreigen, bijvoorbeeld door specifieke wetgeving,
het aangaan van Staatsdeelnemingen of zelfs gouden aandelen. Het voordeel hiervan
is de transparantie en democratische legitimering, doordat ingrepen in de bedrijfsvoering
kunnen worden besproken in het parlement, wat de commissie Financiën ook met regelmaat
doet. Dit kan echter ook een nadeel zijn, want het aantal specifieke bedrijven waarvoor
dit zou kunnen gelden is beperkt. Micromanagement van een ministerie in de bedrijfsvoering
van velerlei private bedrijven is ongewenst, en kan de bureaucratie vergroten. Dit
type maatregelen lijkt daarom vooral geschikt om het publieke belang veilig te stellen
bij essentiële bedrijven, maar niet om de brede hardnekkige problemen die het aandeelhouderskapitalisme in de hele economie veroorzaakt te
adresseren.
Een groep belanghebbenden die binnen het bedrijf tegenwicht zou kunnen bieden zijn
de medewerkers. Grote bedrijven in Duitsland kennen al sinds de jaren zeventig de
verplichting om de helft van de commissarissen door werknemers te laten kiezen. Hoewel
er lang is gezegd dat meer zeggenschap voor werknemers ten koste zal gaan van de prestaties
van bedrijven, laten diverse studies zien dat grotere medezeggenschap juist op velerlei
manieren positief kan uitwerken.6 7 8
Het succes van de Duitse economie lijkt diverse politici in het buitenland te inspireren
om vergelijkbare voorstellen te doen. Zo wilde de Amerikaanse presidentskandidaat
Elizabeth Warren de verplichting tot het instellen van werknemerscommissarissen. In
het Verenigd Koninkrijk stelt de Labour Party Inclusive Ownership Funds voor, die
werknemers niet alleen meer zeggenschap moeten geven, maar hen ook moeten laten meedelen
in de winst. Het doel is dat miljoenen werkende Britten meer meeprofiteren van de
winsten die zij zelf realiseren, en dat zij daarnaast beter kunnen controleren of
het bedrijfsbestuur handelt in het ondernemingsbelang in plaats van uitsluitend in
het aandeelhoudersbelang.
Om de scheve verhoudingen in Nederlandse bedrijven te verhelpen en de balans in onze
economie te herstellen zouden alle medewerkers van grotere bedrijven als collectief
meer te zeggen moeten krijgen en standaard moeten meedelen in de winst, zodat zij een stukje mede-eigenaar worden van de
werkvloer waarop zij hun dagen (en soms nachten) doorbrengen.
2. Hoofdlijnen van het voorstel
Het wetsvoorstel voorziet in wetswijzigingen die tot doel hebben werknemers mee te
laten delen in de gerealiseerde winst en hun stem in de besluitvorming binnen vennootschappen
te vergroten. Met dit wetsvoorstel wordt aan de ondernemingsraad (OR) van vennootschappen waarin ten minste
100 personen werken, de mogelijkheid gegeven de ondernemer te verzoeken een Stichting
administratiekantoor (hierna: STAK) op te richten. Door de oprichting van de STAK,
die een aandelenbelang beheert dat geleidelijk opbouwt tot ten minste 10 procent van
het totaal aan uitstaande aandelen, kunnen werknemers, via de STAK, voortaan invloed
uitoefenen binnen de algemene vergadering van aandeelhouders. Ook geven de via de
STAK uitgegeven certificaten van aandelen werknemers recht op een deel van de winst.
Dat zal als volgt werken.
De door de OR in het leven geroepen STAK bouwt mettertijd een aandelenbelang van minimaal
tien procent van het totaal aan uitstaande aandelen. Vennootschappen met minimaal
100 werknemers waarvan op verzoek van de OR een STAK is opgericht, worden verplicht
jaarlijks een aandelenbelang met een waarde van één procent van de totaal uitstaande
aandelen toe te kennen aan de STAK. De STAK beheert zodoende een in de tijd toenemend
aandelenbelang, dat opbouwt tot minimaal tien procent van het uitstaande aandelenkapitaal.
Werknemers zijn vrij om met de werkgever een hoger percentage uit te onderhandelen
en bijvoorbeeld vast te leggen in de CAO. De STAK stelt in de statuten vast dat het
aandelenbelang niet kan worden verkocht. Enkel in een zeer uitzonderlijk scenario
kan de STAK, na instemming van de werknemers, aandelen terug verkopen aan de onderneming.
De STAK, die een aandelenbelang van ten minste 10% opbouwt, kan de stem van de medewerkers
laten horen in de aandeelhoudersvergadering en namens hen stemmen over strategische
beslissingen. De leden van de OR zullen optreden als bestuur van de STAK en zij zullen
de werknemers dan ook vertegenwoordigen tijdens de algemene vergadering van aandeelhouders.
Daarnaast krijgen werknemers dankzij het aandelenbelang dat zij opbouwen recht op
een deel van de winst die zij mede hebben gerealiseerd. De STAK geeft certificaten
van aandelen uit aan alle medewerkers met een tijdelijk of vast dienstverband. Deze
certificaten geven recht op een deel van de winst die aan aandeelhouders wordt uitgekeerd,
ofwel het dividend. In jaren waarin geen dividend wordt uitgekeerd, ontvangen werknemers
geen winstuitkering. Wanneer dit wel gebeurt, komt hen een deel daarvan toe. In de
eerste jaren zal de STAK, zoals hierboven beschreven, nog niet het aandelenbelang
van tien procent beheren. Wanneer de STAK bijvoorbeeld slechts over één procent van
de uitstaande aandelen beschikt, ontvangen werknemers als collectief één procent van
het uitgekeerde dividend. Als de STAK in de loop der jaren is gevuld met het wettelijke
minimumaandelenbelang van tien procent van de aandelen, ontvangen zij gezamenlijk
tien procent van de winst. Ongeacht of sprake is van een arbeidsovereenkomst voor
bepaalde of onbepaalde tijd en ongeacht de contractuele omvang van het dienstverband,
wordt de hoogte van de winstuitkering vastgesteld aan de hand van het aantal gewerkte
uren in het kalenderjaar voorafgaand aan de uitkering.
3. Gevolgen van het voorstel (verwachte effecten, financiële gevolgen en administratieve
lasten)
In Nederland zijn ruim zeven duizend bedrijven actief die minimaal 100 werknemers
hebben. Zij bieden werkgelegenheid aan in totaal 4,9 miljoen mensen, ongeveer 54 procent
van de beroepsbevolking. Een belangrijk deel hiervan heeft een tijdelijk of vast dienstverband
bij de onderneming. Zij zullen profiteren van het verworven stemrecht dat de werknemers
als collectief via de STAK krijgen en van een winstuitkering die op termijn minimaal
tien procent van het uit te keren dividend bedraagt. Wanneer werknemers niet alleen
worden geconfronteerd worden met beslissingen die over hun hoofden worden genomen,
maar zelf een grotere stem krijgen in de aandeelhoudersvergadering, dan zullen zij
meer betrokkenheid voelen bij hun bedrijf. Dit kan een positieve invloed hebben op
de eigen inzet, gevoel van mede-eigenaarschap en loyaliteit. Zij zullen sneller de
neiging hebben om goede ideeën met collega’s te delen als er daadwerkelijk kans bestaat
dat deze worden besproken en zelfs worden overgenomen.
Winstuitkeringen zijn «bijzondere beloningen». Dergelijke beloningen worden niet opgeteld
bij het maandinkomen maar doorgaans bij het jaarinkomen, waardoor deze in een hoger
belastingtarief komen te vallen. Hierdoor nemen de belastinginkomsten voor de staat
toe. De initiatiefnemer verwacht als gevolg van dit bezit van certificaten door individuele
werknemers een bescheiden stijging van de belastinginkomsten. De STAK zelf is niet
belastingplichtig en is ook uitgezonderd van dividendbelasting, omdat alle ontvangen
dividend direct wordt verdeeld onder de werknemers, die belastingplichtig zijn.
II. ARTIKELSGEWIJS
Artikel 1
Met het oog op versterking van de collectieve zeggenschap van werknemers over de bedrijfsvoering en teneinde werknemers recht te geven op een deel van
de winst, wordt met artikel 1, aanhef, geregeld dat dat op verzoek van de ondernemingsraad
van een naamloze of besloten vennootschap waarin in de regel ten minste 100 personen
werkzaam zijn, een stichting administratiekantoor (STAK) opgericht moet worden. Deze
formulering sluit aan bij de wijze waarop de verplichting tot het instellen van een
ondernemingsraad in de Wet op de ondernemingsraden geformuleerd is.
Deze STAK heeft in de eerste plaats tot doel niet-royeerbare en niet-verhandelbare certificaten van aandelen uit te geven tegenover het op eigen naam ten
titel van beheer verkrijgen en houden van aandelen. De uitgifte van de certificaten
van aandelen geschiedt aan krachtens een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel
610 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek in de onderneming werkzame personen. Dit
betreft zowel werknemers met een overeenkomst voor onbepaalde als voor bepaalde tijd.
Werknemers krijgen hiermee recht op een deel van de winst van de onderneming. De STAK
is verder belast met het beheer van de aandelen en de uitoefening van de daaraan verbonden
rechten, waaronder het stemrecht, alsmede met het verrichten van andere handelingen
in relatie tot het doel van de STAK. Tot de doelstelling behoort niet het vervreemden
of bezwaren van aandelen.
Het tweede lid voorziet in een grondslag om bij algemene maatregel van bestuur nadere
regels te stellen over het bepaalde in het eerste en tweede lid. Hierbij valt onder
meer te denken aan regels over de wijze waarop de verdeling van certificaten onder
werknemers geschiedt en nadere regels over de tenuitvoerlegging van deze wet door
groepsmaatschappijen.
Artikel 2
Het eerste lid regelt dat het bestuur van de STAK bestaat uit vijf leden van de ondernemingsraad,
die de ondernemingsraad uit haar midden aanwijst. Hiermee wordt de zeggenschap van
werknemers over de bedrijfsvoering versterkt. De werknemers zijn immers via de leden
van de ondernemingsraad in het bestuur vertegenwoordigd van de STAK, die mede tot
doel heeft het uitoefenen van de aan de aandelen verbonden rechten waaronder het stemrecht.
Het tweede lid bevat een grondslag voor het bij algemene maatregel van bestuur stellen
van nadere regels over de samenstelling van het bestuur.
Artikel 3
Dit artikel voorziet in een regeling voor de informatieverstrekking van de STAK aan
de in de onderneming werkzame personen, waarbij gewezen moet worden op gegevens die
een vertrouwelijk karakter hebben.
Artikel 4
Dit artikel voorziet in een voorziening voor de overgang van het beheer van en de
zorg voor de archiefbescheiden, die bij ontbinding van de STAK door het bestuur worden
overgedragen aan de onderneming.
Artikel 5
Dit artikel voorziet in een aantal wijzigingen van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek
die samenhangen met de hiervoor toegelichte oprichting van de STAK. De wijzigingen
worden hieronder onderdeelsgewijs toegelicht.
Onderdelen A en D
Deze onderdelen wijzigen de artikelen 80 lid 3 en 191 lid 2, door een uitzondering
op de verplichting tot storting toe te voegen indien de vennootschap aandelen uitgeeft
aan de STAK krachtens de artikelen 96a0 en 206a0. Hiermee is de STAK als verkrijger
van de aandelen niet gehouden deze te volstorten.
Onderdelen B en E
Deze onderdelen voegen aan Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek een nieuw artikel 96a0
(voor naamloze vennootschappen) en een nieuw artikel 206a0 (voor besloten vennootschappen)
in, waarmee afgeweken wordt van de artikelen 96 en 206, op grond waarvan de algemene
vergadering van aandeelhouders of een door deze vergadering dan wel de statuten gemachtigd
orgaan met de uitgifte van aandelen moet instemmen. De voorgestelde artikelen regelen
dat deze instemming niet vereist is voor het verplichte percentage door de vennootschap
om niet aan de ingevolge artikel 1 van dit wetsvoorstel opgerichte STAK uit te geven
aandelen ten belope van 1% van het aantal door de vennootschap uitgegeven aandelen
op de laatste dag van het voorafgaande kalenderjaar. Deze jaarlijkse uitgifte vindt
plaats tot de STAK ten minste 10% van het aantal aandelen beheert. Dit laat ruimte
voor het uitonderhandelen van een hoger percentage.
Onderdelen C en F
Deze onderdelen wijzigen de artikelen 96a (voor naamloze vennootschappen) en 206a
(voor besloten vennootschappen) teneinde het voorkeursrecht van aandeelhouders uit
te sluiten ten aanzien van aandelen die ten behoeve van de ingevolge artikel 1 van
dit wetsvoorstel opgerichte STAK worden uitgegeven. Deze uitsluiting van het voorkeursrecht
sluit aan bij de wijze waarop dit thans geregeld is voor aandelen die aan werknemers
worden uitgegeven.
Onderdeel D
Dit onderdeel wijzigt artikel 98 lid 5 teneinde de machtiging die nodig is voor het
verkrijgen van aandelen door de naamloze vennootschap uit te sluiten, indien die aandelen
door de vennootschap verkregen worden om deze aan de ingevolge artikel 1 van dit wetsvoorstel
opgerichte STAK over te dragen.
Artikelen 6 en 7
Artikel 6 voorziet in de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel, die geschiedt op een
bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip en gedifferentieerd kan plaatsvinden. Artikel
7 bepaalt dat de wet wordt aangehaald als Wet eerlijk delen.
Alkaya
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.Ö. Alkaya, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.