Memorie van toelichting : Memorie van toelichting
35 671 Wijziging van een aantal onderwijswetten in verband met aanpassingen op het gebied van de doorstroom van het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs en wijziging van de stelselinrichting van doorstroomtoetsen en toetsen verbonden aan leerling- en onderwijsvolgsystemen in het basisonderwijs
Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING
            
I. Algemeen
               
Deze toelichting wordt gegeven mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken
                  en Koninkrijksrelaties, gelet op zijn verantwoordelijkheid voor het verzelfstandigingsbeleid,
                  meer in het bijzonder voor de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen.
               
1 Inleiding
               
Op 1 augustus 2014 is de regelgeving rondom de eindtoets in het reguliere basisonderwijs
                  gewijzigd.1 Deze Wet centrale eindtoets en leerling- en onderwijsvolgsysteem primair onderwijs)
                  is in het voorjaar van 2019 geëvalueerd.2 Uit deze evaluatie zijn nieuwe voorstellen voor wetswijziging voortgekomen en samengebracht
                  in de beleidsreactie bij het evaluatieonderzoek.3
Dit wetsvoorstel bevat de uitwerking van deze voorstellen. Er zijn twee beoogde hoofddoelen.
                  Het eerste hoofddoel heeft betrekking op het wegnemen van knelpunten in de procedure
                  en het tijdpad bij de schooladvisering, de toetsafname en de overgang van het primair
                  onderwijs (hierna: po) naar het voortgezet onderwijs (hierna: vo).4 Het tweede hoofddoel is het creëren van een helderdere stelselinrichting voor toetsen
                  en leerling- en onderwijsvolgsystemen voor het primair onderwijs. Het wetsvoorstel
                  voorziet erin dat alleen marktpartijen toetsen aanbieden en dat het College voor Toetsen
                  en Examens (hierna: CvTE) als onafhankelijk orgaan de kwaliteit daarvan bewaakt. Het
                  CvTE krijgt daartoe de taak tot erkenning van de toetsen. De maatregelen zullen ook
                  gelden voor Caribisch Nederland.
               
Dit wetsvoorstel regelt dat:
• alle leerlingen uit groep 8, nadat zij een schooladvies hebben gekregen en een doorstroomtoets
                           hebben gemaakt, een definitief schooladvies krijgen waarmee zij zich op hetzelfde
                           moment kunnen aanmelden op een vo-school. De bepalingen over toetsing in het basisonderwijs
                           en het speciaal onderwijs en het schooladvies worden opgenomen in één paragraaf in
                           de sectorwetten, zodat de regels direct herkenbaar zijn en bij elkaar staan; en
                        
• de wettelijke taken die het CvTE en Stichting Cito hebben bij de afname van de eindtoets
                           worden gewijzigd, in verband met een aanpassing van de stelselinrichting van de doorstroomtoetsen.
                        
In paragraaf 2 wordt ingegaan op de voorstellen die volgen uit het eerste hoofddoel:
                     de schooladvisering, de toetsafname en de overgang van het po naar het vo. Paragraaf
                     3 gaat over het tweede hoofddoel en bevat de voorgestelde wijzigen die verband houden
                     met de wijziging van de stelselinrichting van de eindtoetsen.
                  
Leeswijzer
Formeel is het bevoegd gezag, en niet de school, drager van rechten en plichten op
                  grond van de onderwijswetten. Omwille van de leesbaarheid wordt echter in de tekst
                  hieronder het «bevoegd gezag van een school» ook wel aangeduid als «school».
               
2 Aanpassingen in procedure en tijdpad schooladvisering, toetsafname en de overgang
                  van het primair naar het voortgezet onderwijs
               
Deze paragraaf gaat eerst in op de huidige regels over het schooladvies, de eindtoets
                  en de aanmelding in het voortgezet onderwijs (par. 2.1). Vervolgens wordt beschreven
                  welke knelpunten het huidige stelsel kent (par. 2.2). Als laatste komen de voorgestelde
                  maatregelen aan bod waarmee de regering deze knelpunten wil wegnemen (par. 2.3).
               
2.1 Achtergrond van het voorstel: huidige regels schooladvies, eindtoets en aanmelding
                  vo
               
Sinds de inwerkingtreding van de Wet centrale eindtoets en leerling- en onderwijsvolgsysteem
                  primair onderwijs op 1 augustus 2014 gelden voor de doorstroom van het primair onderwijs
                  naar het voortgezet onderwijs de volgende regels. Elke leerling in groep 8 krijgt
                  een schooladvies.5 Dit advies geeft aan welk instroomniveau in het vo de school het best passend lijkt
                  bij een leerling. Het advies wordt doorgaans opgesteld door de leerkrachten van groep
                  7 en 8, de intern begeleider en de schoolleider gezamenlijk.6 Het advies wordt over het algemeen onderbouwd door toetsen uit het leerlingvolgsysteem
                  (LVS), de methodetoetsen en factoren als motivatie en werkhouding.7 Het schooladvies wordt uiterlijk 1 maart vastgelegd.8 Met dit schooladvies melden leerlingen zich aan bij een vo-school.9 De regels omtrent aanmelding en de specifieke datum waarop een leerling zich voor
                  een vo-school aanmeldt, verschillen per gemeente. De vo-school beslist, zo nodig na
                  loting en een beoordeling of de school kan voorzien in eventuele ondersteuningsbehoeften,
                  over de toelating tot de school.10 De toelating in het vo wordt gebaseerd op het schooladvies van de po-school.11
De leerlingen maken vervolgens tussen 15 april en 15 mei een eindtoets.12 De uitslag hiervan volgt binnen enkele dagen tot weken. Het eindtoetsadvies dient
                  als objectief, tweede gegeven bij het schooladvies. De eindtoets wordt gezien als
                  extra kans voor een kind om zijn of haar vaardigheden te laten zien. Bij een hogere
                  eindtoetsscore vindt een heroverweging en eventueel een bijstelling naar boven plaats.13 Om de druk voor leerlingen niet onnodig op te voeren, is een bijstelling van het
                  schooladvies naar beneden niet mogelijk. Leerlingen met een bijgesteld advies kunnen
                  zich vervolgens aanmelden op een andere vo-school, of voor een andere klas op de school
                  waar ze zich al hadden aangemeld.
               
2.2 Knelpunten huidige regels schooladvies, eindtoets en aanmelding vo
               
De huidige regels over het schooladvies, de eindtoets en de aanmelding in het vo leiden
                  tot vier knelpunten.
               
1. Ongelijke keuzevrijheid met effect op kansengelijkheid bij aanmelding vo voor leerlingen
                  met een bijgesteld schooladvies
               
Jaarlijks krijgen ongeveer 16.000 leerlingen een bijgesteld advies. Hiervan komen
                  ongeveer 2000 leerlingen niet terecht op de school of het niveau van hun bijgestelde
                  advies, bijvoorbeeld omdat op de school van hun voorkeur geen plekken meer beschikbaar
                  zijn.
               
Ook voor leerlingen zonder bijgesteld advies geldt dat deze – onder meer vanwege beperkte
                  capaciteit op bepaalde (populaire) scholen – niet altijd op de school of het niveau
                  van hun schooladvies terecht komen. Leerlingen en hun ouders baseren hun keuze voor
                  een middelbare school op verschillende aspecten, zoals denominatie, onderwijsconcept,
                  brugklasinrichting, aangeboden schoolniveaus (bijv. vmbo-havo-vwo, enkel vmbo, enkel
                  havo-vwo), afstand, specialisatie, schoolkeuze van broers/zussen en schoolkeuze van
                  vrienden. Niet alle leerlingen kunnen terecht op de school van hun eerste voorkeur,
                  omdat op sommige scholen onvoldoende plek is. Verschillende gemeenten kennen daarom
                  een procedure van loting.
               
Wanneer een leerling echter een bijgesteld schooladvies krijgt en naar aanleiding
                  daarvan de eerdere aanmelding wil aanpassen (naar een andere school of naar een ander
                  niveau op dezelfde school), heeft deze leerling een zeven keer zo grote kans dat hij
                  of zij niet meer terecht kan op de school of het niveau van de voorkeur, dan wanneer
                  de leerling direct het meest passende schooladvies had gekregen. De latere aanmeldingen
                  van leerlingen met een bijgesteld advies beperkt dus hun keuzevrijheid voor een school
                  die aan zoveel mogelijk criteria voldoet.
               
Deze beperking in de keuzevrijheid heeft bovendien een effect op kansenongelijkheid
                  in de overgang van het po naar het vo. Leerlingen met ouders met maximaal een mbo2
                  opleiding krijgen vaker een heroverweging dan leerlingen met ouders met een universitaire
                  opleiding (in 2018 respectievelijk 19 en 8 procent). De kans op een daadwerkelijke
                  bijstelling van het advies bij een heroverweging is bij deze groepen ongeveer even
                  groot (respectievelijk 38 en 39 procent in 2018).14 Dit betekent dat leerlingen met lager opgeleide ouders vaker deel uitmaken van de
                  groep van 16.000 leerlingen die jaarlijks een bijstelling ontvangt. Deze groep wordt
                  dubbel benadeeld, wanneer zij eerst zijn onderschat bij het opstellen van het schooladvies
                  en vervolgens ook nog een kleinere kans hebben om terecht te komen op de school of
                  het schoolniveau van hun bijgestelde advies.
               
De huidige inrichting heeft bovendien een administratief knelpunt. Vo-scholen weten
                  pas laat wat de exacte leerlingsamenstelling wordt. De vo-scholen krijgen in de huidige
                  situatie hun aanmeldingen in twee rondes binnen, waarbij er in de tweede ronde ook
                  nog leerlingen kunnen worden afgemeld of verplaatst van niveau. Vo-scholen weten daardoor
                  pas in juni welke leerlingen zich definitief hebben aangemeld voor hun school. Dat
                  bemoeilijkt de formatie, klassenindeling en het opstellen van de roosters.
               
2. Afname eindtoets volgt te lang na de afgifte van het schooladvies om goed te kunnen
                  dienen als objectief tweede gegeven
               
In de huidige regelgeving zit relatief veel tijd tussen het afgeven van het schooladvies
                  (voor 1 maart) en het moment dat de leerling de eindtoets aflegt (tussen 15 april
                  en 15 mei). Sommige scholen geven het schooladvies al vroeg in het schooljaar af,
                  bijvoorbeeld in november. Dit is in overeenstemming met de huidige wetgeving, maar
                  is niet passend bij de objectiverende werking van de eindtoets. Wanneer de periode
                  tussen het voorlopige schooladvies en de eindtoetsafname een langere periode beslaat,
                  kan een kind dusdanig ontwikkeld zijn dat het schooladvies ten tijde van het afnemen
                  van de doorstroomtoets niet meer actueel is. Denk hierbij aan plotselinge groei in
                  de kennis of motivatie van een leerling, maar ook aan op de eindtoets gerichte toetstraining
                  naar aanleiding van het schooladvies. De eindtoets fungeert dan minder sterk als een
                  objectief tweede gegeven bij het schooladvies. Ook zorgt een lange periode tussen
                  het schooladvies en de eindtoets ervoor dat leerlingen en leraren de eindtoetsuitslag
                  laat ontvangen (t.o.v. afgifte schooladvies), waardoor de leraar vrij laat weet of
                  het advies moet worden heroverwogen en de leerlingen laat duidelijkheid heeft over
                  eventuele bijstelling tot een definitief advies.
               
3. Procedure opstellen schooladvies niet altijd duidelijk voor ouders
               
Bij ouders en leerlingen bestaat soms onduidelijkheid over welke procedure de school
                  volgt bij de vervaardiging van het schooladvies en welke klachtenprocedure kan worden
                  gevolgd als de ouders (of de leerling) het niet eens zijn met het schooladvies. Minder
                  mondige ouders zijn gebaat bij duidelijkheid over de procedure.
               
4. Naam «doorstroomtoets» drukt positie van leerling in doorlopende leerlijn van po
                  naar vo beter uit
               
Door het gebruik van de term «eindtoets» kan de indruk worden gewekt dat de toets
                  het einde van de groei van een leerling markeert, in plaats van dat het een onderdeel
                  in de doorlopende leerlijn tussen het po en het vo is. Dit leidt bovendien tot extra
                  prestatiedruk op de toets.
               
2.3 Hoofdlijnen van het voorstel: schooladvies, doorstroomtoets en aanmelding vo
               
Om de in paragraaf 2.2 genoemde vier knelpunten op te lossen, wordt een aantal maatregelen
                  voorgesteld. Deze maatregelen worden hieronder toegelicht, aan de hand van het betreffende
                  knelpunt.
               
Voorgestelde maatregel bij knelpunt 1: vaststellen definitief schooladvies na afname
                     doorstroomtoets en één aanmeldmoment in het vo
Om alle leerlingen, zowel degenen met een bijgesteld advies als degenen zonder een
                  bijgesteld advies, een even grote kans te geven om terecht te komen op de school of
                  het niveau van hun bijstelde advies, worden twee maatregelen voorgesteld. In de eerste
                  plaats wordt voor alle leerlingen, na ontvangst van het op de eindtoets gebaseerde
                  toetsadvies, een definitief schooladvies vastgesteld. Dit is anders dan de huidige
                  situatie, waarin alleen leerlingen met een bijstelling een aangepast schooladvies
                  krijgen. Voor de meeste leerlingen is geen bijstelling nodig, en het vaststellen van
                  het definitieve advies een administratieve handeling. Voor leerlingen met een bijstelling
                  betekent dit dat zij tegelijk met de andere leerlingen het definitieve schooladvies
                  ontvangen.
               
Om te realiseren dat alle leerlingen zich gelijktijdig kunnen aanmelden met het definitieve
                  schooladvies, wordt met dit wetsvoorstel geregeld dat alle leerlingen zich met hun
                  definitieve schooladvies gelijktijdig kunnen aanmelden op de vo-school (of vo-scholen)
                  van hun voorkeur. Die aanmelding geschiedt tussen 24 maart en 1 april. De einddatum van 1 april is gekozen op basis van de impactanalyse naar het aanmeldmoment
                  van Oberon. Uit deze analyse blijkt dat een aanmelddatum rond 1 mei als voor het vo
                  voor diverse problemen zorgt. Het gaat dan met name om activiteiten rondom het opstellen
                  van formatie, goedkeuring van de medezeggenschapsraad, het verlengen/beëindigen van
                  contracten en vacaturevulling. Uit de analyse blijkt dat een aanmelddatum rond 1 april
                  voor het vo wel uitvoerbaar is.15 De aanmelding vindt dus pas plaats nadat de leerling het definitieve schooladvies
                  heeft ontvangen. Er is daarmee geen onderscheid meer tussen aanmeldingen van leerlingen
                  met of zonder bijstelling van het schooladvies.
               
Een landelijk aanmeldmoment neemt niet weg dat sommige leerlingen, vanwege een beperkt
                  aantal plaatsen, niet terecht kunnen op de school van hun (eerste) voorkeur. De nieuwe
                  procedure over het definitief schooladvies en het centrale aanmeldmoment hebben echter
                  wel tot effect dat de plaatsingsmogelijkheden en de beperkingen daarin worden verdeeld
                  over alle leerlingen die de overstap maken van het po naar het vo, in plaats van dit
                  in onevenredige mate te concentreren bij leerlingen met een bijgesteld schooladvies.
               
Ondanks dat 30 procent van de leerlingen in de onderbouw van het vo nog op- of afstroomt,
                  is het instroomniveau in het vo sterk bepalend voor het uitstroomniveau, het vervolg
                  van de schoolloopbaan van leerlingen en uiteindelijk voor zijn of haar baankansen.16 17 Om deze reden is het van belang aandacht te besteden aan de kleinere kans die leerlingen
                  met een bijgesteld advies nu hebben om op de school of het onderwijsniveau van hun
                  bijgestelde advies terecht te komen, en te zorgen voor een gelijktijdig aanmeldmoment.
               
In elke maatschappij en in elk onderwijssysteem is sprake van kansenongelijkheid.
                  Door de procedure en het tijdpad rond het aanmeldmoment voor het vo aan te passen
                  wordt kansenongelijkheid in het Nederlandse onderwijsstelsel niet volledig weggenomen,
                  maar dit draagt wel bij aan het verbeteren van kansengelijkheid op één van de overgangsmomenten
                  in het onderwijs. In Nederland wordt kansenongelijkheid tussen leerlingen deels versterkt
                  doordat in de overgang van het po naar het vo relatief vroeg geselecteerd wordt.18
Met het voorstel van één aanmeldmoment wordt bovendien tegemoet gekomen aan problemen
                  die vo-scholen nu ondervinden bij de formatie en klassenindeling.
               
Voorgestelde maatregel knelpunt 2: periode tussen schooladvies en afname eindtoets
                     wettelijk regelen
In de huidige situatie is er relatief veel tijd tussen de bekendmaking van het schooladvies
                  (voor 1 maart) en de afname van de eindtoets (tussen 15 april en 15 mei). Hierdoor
                  kan de eindtoets minder goed fungeren als objectief tweede gegeven bij het schooladvies.
                  Het is van belang om te verzekeren dat de periode tussen het afgeven van het schooladvies
                  en het maken van de eindtoets zo kort mogelijk is, zodat het aantal interventies tussen
                  het opstellen van het schooladvies en de afname van de eindtoets tot een minimum kan
                  worden beperkt. Om die reden wordt in dit wetsvoorstel neergelegd dat het bevoegd
                  gezag het schooladvies opstelt en mededeelt aan ouders en leerlingen in de laatste
                  drie weken van januari. Daarna volgt de afname van de eindtoets, in de eerste of tweede
                  volledige week van februari. Op deze manier wordt enerzijds geregeld dat scholen het
                  schooladvies niet te vroeg afgeven, en anderzijds dat de periode tussen het opstellen
                  van het schooladvies en de afname van de doorstroomtoets zo kort mogelijk is. Om scholen
                  wel de mogelijkheid te geven het schooladvies op zorgvuldige wijze op te stellen,
                  krijgen zij daar een periode van drie weken voor. De afname van de doorstroomtoets
                  volgt dan binnen enkele dagen tot maximaal twee weken op die periode.
               
De afname van de doorstroomtoets is ten opzichte van de eindtoets vervroegd met ongeveer
                  anderhalve maand. De ervaring met de effecten van de wet eindtoetsing po laten zien
                  dat het weer naar voren schuiven van eindtoets niet ten koste gaat van de effectieve
                  onderwijstijd. Het later in het schooljaar afnemen van de eindtoets leidde er niet
                  toe dat er op school meer en langer aandacht werd besteed aan de basisvaardigheden
                  taal en rekenen. Ook heeft een latere afname niet geresulteerd in (gemiddeld) hogere
                  scores op de eindtoets, noch voor de totaalscore, noch voor de scores op de onderdelen
                  taal, rekenen en studievaardigheden.19
De regering stelt voor om de volgorde en de periode van het schooladvies en de eindtoets
                  wettelijk vast te leggen: de laatste drie weken van januari voor het schooladvies,
                  direct aansluitend de eerste twee volledige weken van februari voor de eindtoets.
                  Het regelen van de periode tussen het schooladvies en de eindtoets is essentieel om
                  de eindtoets als tweede, objectieve gegeven te behouden.
               
Voorgestelde maatregel knelpunt 3: de procedure voor het opstellen van het schooladvies
                     wordt opgenomen in de schoolgids
Elke ouder heeft er belang bij om te weten hoe het schooladvies tot stand komt. Het
                  helpt minder mondige ouders als de procedure voor het schooladvies duidelijk is. Zo
                  weten zij bijvoorbeeld op welke momenten zij het gesprek met de school aan kunnen
                  gaan. Daarom wordt voorgesteld om in de WPO en in de WEC op te nemen dat de procedure
                  voor het opstellen van het schooladvies in de schoolgids wordt opgenomen. De school
                  kiest zelf welke gegevens worden meegewogen bij het opstellen van het schooladvies,
                  maar het wordt verplicht om in de schoolgids op te nemen welke factoren dit zijn en
                  op welke momenten leerlingen en ouders worden betrokken.
               
Voorgestelde maatregel knelpunt 4: de naam van de eindtoets wordt gewijzigd in «doorstroomtoets»
De naam van de «eindtoets» kan onbedoeld de indruk wekken dat deze het einde van de
                  doorlopende leerlijn van een leerling markeert. De naam «doorstroomtoets» drukt de
                  positie van een leerling in diens doorlopende leerlijn van po naar vo beter uit. Daarom
                  wordt voorgesteld om de naam van de eindtoets te wijzigen in de doorstroomtoets. De
                  toets markeert zo niet meer het einde van de leergroei van een leerling, maar is één
                  van de onderdelen die bijdragen aan de doorstroom van het po naar het vo. In de eerste
                  twee jaar van het vo blijft het immers mogelijk en geadviseerd om opnieuw te kijken
                  waar een leerling staat en of een ander niveau mogelijk beter passend is.
               
2.4 Volgorde schooladvies-doorstroomtoets
               
Met de Wet centrale eindtoets en leerling- en onderwijsvolgsysteem primair onderwijs
                  is geregeld dat het schooladvies leidend is in de doorstroom van het po naar het vo.
                  De toelating tot het vo wordt gebaseerd op het schooladvies. Dit was een wijziging
                  ten opzichte van de situatie van vóór 2014, toen de eindtoets werd afgenomen voorafgaand
                  aan het schooladvies en de score op de eindtoets kon worden meegenomen in het schooladvies.
                  In dit wetsvoorstel wordt de huidige volgorde, waarbij eerst het schooladvies wordt
                  afgegeven en de leerling daarna de doorstroomtoets maakt, gehandhaafd. De volgende
                  argumenten hebben een rol gespeeld in die afweging.
               
Onderzoek wijst niet eenduidig uit dat het omdraaien van de volgorde leidt tot meer
                  kansengelijkheid. Er zijn verschillende nadelen voor kansengelijkheid als de eindtoets
                  weer eerder wordt afgenomen, zoals ook het Centraal Planbureau (hierna: CPB) aangeeft
                  in haar rapport.20 Het evaluatieonderzoek van de Wet centrale eindtoets en leerling- en onderwijsvolgsysteem
                  primair onderwijs heeft hiernaast laten zien dat onder het huidige stelsel voorzichtig
                  positieve resultaten zijn geboekt op het gebied van kansengelijkheid, zoals dat leerlingen
                  met een bijgesteld advies in het derde leerjaar van het vo gemiddeld genomen ongeveer
                  een half niveau hoger zitten dan vergelijkbare leerlingen zonder bijstelling.21 De volgorde weer omdraaien en de eindtoets voorafgaand aan het schooladvies afnemen
                  maakt het toetsadvies juist belangrijker, omdat het toetsadvies dan in alle gevallen
                  meeweegt in het schooladvies. Zo neemt in dat geval de ervaren druk op de eindtoets
                  voor leerlingen, ouders en leerkrachten weer toe. Daarnaast kan het ervoor zorgen
                  dat ouders hun kinderen vaker op toetstrainingen sturen. Dat is nadelig voor kansengelijkheid,
                  aangezien met name meer vermogende, hoogopgeleide ouders de middelen hebben deze training
                  in te kopen.22 Tot slot nemen scholen in hun adviezen nu al allerlei objectieve meetgegevens mee,
                  van bijvoorbeeld de toetsen uit het LVS, die onbewuste vooroordelen helpen tegengaan.
                  Om de doorstroomtoets vooroordelen tegen te laten gaan, is het van belang dat het
                  als objectief, tweede gegeven na het schooladvies wordt afgenomen.23
Een aantal partijen, waaronder de PO-Raad, de Onderwijsraad en het CPB, pleit er echter
                  voor om de eindtoets weer voorafgaand aan het schooladvies af te nemen. Onbewuste
                  vooroordelen van onderwijsprofessionals zouden op deze manier beter kunnen worden
                  tegengegaan, omdat zij de onafhankelijke eindtoets meenemen in hun schooladvies.24 Dat is mogelijk positief voor leerlingen met een lagere sociaaleconomische status,
                  aangezien zij vaker een advies krijgen dat mogelijk lager is dan hun capaciteiten.25
Het gecombineerde effect van de hierboven beschreven gevolgen op kansengelijkheid
                  is moeilijk te wegen. Om te komen tot een oordeel over de best passende volgorde is
                  het van belang om ook naar andere factoren te kijken, zoals de waarde die wordt gehecht
                  aan het professionele oordeel van leerkrachten. Dit staat centraal in het schooladvies.
                  De onderwijsprofessionals hebben immers de leerling acht jaar lang gezien op de school
                  en de eindtoets is maar één momentopname. Leraren ervaren met de huidige inrichting
                  vertrouwen in hun professionele oordeel, omdat het schooladvies sterker is gepositioneerd
                  dan voor 2014 met de voor het vo grotendeels bepalende Eindtoets Basisonderwijs van
                  Cito. Uit onderzoek van Oberon, peilingen van AVS en CNV en peilingen door het Ministerie
                  van OCW blijkt dan ook duidelijk een wens van onderwijsprofessionals om de huidige
                  volgorde te handhaven.26
Het behouden van de volgorde, die in 2014 is ingevoerd, sluit bovendien aan bij de
                  wens van de regering om op een dergelijk essentieel onderdeel van de doorstroom van
                  het po naar het vo een consistent beleid te voeren. De argumenten uit 2014 voor deze
                  volgorde gelden nog onverkort. De argumenten om deze volgorde om te draaien achten
                  de regering niet overtuigend. Een aanpassing van de volgorde kan bovendien leiden
                  tot een verminderd draagvlak in het veld, omdat deze (te) snel zou volgen op de vorige
                  wetswijziging en de betrokkenen daardoor onvoldoende tijd en ruimte krijgen om de
                  wijzigingen volledig te implementeren en eigen te maken. Om deze reden houdt de regering
                  vast aan de ingezette koers.
               
Relatie voorkennis schooladvies en motivatie eindtoets
In de aanloop naar dit wetsvoorstel bestond in de Tweede Kamer de zorg dat de eindtoets
                  niet voor alle leerlingen even belangrijk zou zijn.27 Een leerling die al tevreden is met zijn of haar schooladvies zou mogelijk minder
                  zijn of haar best doen voor de toets. Daarom is onderzocht wat de invloed is van voorkennis
                  van het schooladvies voor het maken van de eindtoets en of deze invloed kon worden
                  beperkt. Uit dit onderzoek blijkt deze invloed klein en blijken de mogelijke maatregelen
                  hiertegen grote nadelige effecten te hebben. Leerlingen krijgen dus ook in dit wetsvoorstel
                  het schooladvies al te weten, voordat zij de doorstroomtoets maken.
               
3 Stelselinrichting
               
Deze paragraaf richt zich op inrichtingsvraagstukken van het stelsel van toetsen in
                  het po. De overheid draagt zorg voor de kwaliteit en eenduidigheid van de doorstroomtoetsen
                  en toetsen uit het leerlingvolgsysteem (LVS) die door marktpartijen worden aangeboden.
                  In het huidige stelsel wordt het uitvoeren van deze taak bemoeilijkt. De voorstellen
                  dienen de overheid beter in de positie te stellen om deze taak uit te voeren.
               
3.1 Achtergrond van het voorstel: huidige regels over stelselinrichting
               
Vanaf de invoering van de Wet centrale eindtoets en leerling- en onderwijsvolgsysteem
                  primair onderwijs zijn scholen verplicht om een LVS te gebruiken. Daarmee worden de
                  kennis en vaardigheden van de leerlingen gestructureerd bijgehouden, in ieder geval
                  op het terrein van de Nederlandse taal en rekenen en wiskunde.28 Ook zijn scholen verplicht om bij hun leerlingen in groep 8 een eindtoets af te nemen.29 Tegelijkertijd kregen scholen door de wetswijziging in 2014 de vrijheid om zelf te
                  kiezen welke toetsen zij hiervoor inzetten. Een zeer ruime meerderheid van de basisscholen
                  is positief over de mogelijkheid om zelf een eindtoets te kiezen, zo blijkt uit het
                  evaluatieonderzoek bij de Wet centrale eindtoets en leerling- en onderwijsvolgsysteem
                  primair onderwijs.30 Met ingang van schooljaar 2019/2020 is het ook voor het speciaal basisonderwijs en
                  voor scholen voor speciaal onderwijs verplicht om een eindtoets af te nemen.
               
Basisscholen kunnen sinds de wetswijziging uit 2014 kiezen voor de Centrale Eindtoets
                  van het CvTE of voor één van de door de Minister toegelaten eindtoetsen van private
                  aanbieders.31 In het Toetsbesluit PO staan de kenmerken waar de toetsen aan moeten voldoen.32 Deze eisen gelden voor zowel de Centrale Eindtoets als voor de toetsen van private
                  aanbieders. In het Toetsbesluit PO staat beschreven dat de eindtoetsen inhoudelijk
                  valide en betrouwbaar moeten zijn en een deugdelijke normering moeten hebben.33
Figuur 1: huidige stelselinrichting
Centrale Eindtoets
Het CvTE is de aanbieder van de Centrale Eindtoets en is zodoende verantwoordelijk
                  voor het tot stand brengen en vaststellen van de opgaven van de Centrale Eindtoets.34 De Centrale Eindtoets wordt in twee varianten ontwikkeld: een papieren versie (de
                  PCET) en een adaptieve digitale versie (de ACET). Hiernaast ontwikkelt het CvTE ook
                  een calamiteitentoets, indien vanwege een grote (landelijke) calamiteit de Centrale
                  Eindtoets of één van de private eindtoetsen niet bruikbaar is. Ook draagt het CvTE
                  de verantwoordelijkheid voor het opstellen van een regeling waarin de beoordelingsnormen
                  van de Centrale Eindtoets zijn vastgelegd.35 Deze regeling schrijft voor hoe de standaardscore (de toetsscore) wordt bepaald op
                  basis van het totaal aantal goede antwoorden op de toetsvragen over taal en rekenen.36
Stichting Cito Instituut voor Toetsontwikkeling (hierna: Stichting Cito) heeft de
                  wettelijke taak om de Centrale Eindtoets in opdracht en onder regie van het CvTE te
                  ontwikkelen.37 Ook de normering van de Centrale Eindtoets wordt door Stichting Cito uitgevoerd en
                  door het CvTE vastgesteld. Een externe vaststellingscommissie van het CvTE beoordeelt
                  de inhoud van de Centrale Eindtoets en stelt uiteindelijk de definitieve papieren
                  en digitale adaptieve Centrale Eindtoets vast.38 Het CvTE is daarnaast verantwoordelijk voor de wetenschappelijke verantwoording van
                  de Centrale Eindtoets.
               
De Minister verstrekt een kostendekkende subsidie aan Stichting Cito voor de ontwikkeling
                  van de Centrale Eindtoets.39 40 Ook financiert de Minister het CvTE voor het aanbieden en vaststellen van de Centrale
                  Eindtoets. Daarnaast ontvangt DUO financiering voor de portal van de Centrale Eindtoets,
                  de ontwikkeling en het beheer van Facet (het platform waarop de digitale variant van
                  de Centrale Eindtoets draait), de helpdesk van de Centrale Eindtoets en de logistieke
                  processen rondom de Centrale Eindtoets.41 42 Op basis van deze financiering wordt verzekerd dat er een versie beschikbaar is voor
                  elke leerling die verplicht is de eindtoets te maken. Zo is er een brailleversie van
                  de Centrale Eindtoets beschikbaar. De totale kosten van de regering voor de Centrale
                  Eindtoets bedroegen voor schooljaar 2018/2019 € 9,9 miljoen.
               
Andere eindtoetsen
De WPO bepaalt dat de Minister ook andere eindtoetsen tot de markt kan toelaten. Voor
                  de toelating van de eindtoetsen van private aanbieders wordt de Minister geadviseerd
                  door de Expertgroep Toetsen PO.43 De Expertgroep Toetsen PO is een door de Minister aangewezen onafhankelijke commissie
                  in de zin van artikel 8, zevende lid, WPO. De beoordeling heeft als doel de kwaliteit
                  en onderlinge vergelijkbaarheid van de eindtoetsen te waarborgen. De Expertgroep Toetsen
                  PO adviseert over de toelating van eindtoetsen op basis van hun beoordelingskader,
                  waarin staat beschreven aan welke psychometrische, onderwijskundige en organisatorische
                  aspecten een eindtoets moet voldoen.44 45 Bij een voldoende oordeel adviseert de Expertgroep positief over toelating, die vervolgens
                  door de Minister voor vier jaar wordt verleend.46 Ook toetst de Expertgroep Toetsen PO de kwaliteit van de toegelaten toetsen van private
                  aanbieders jaarlijks voorafgaand aan de afname.47 Daarnaast doet de Expertgroep Toetsen PO sinds 2016 voorstellen voor de normering
                  van de verschillende eindtoetsen. De voorstellen voor de normering voor de private
                  eindtoetsen wordt uitgevoerd op basis van doorstroomonderzoek van Stichting Cito.
                  De private aanbieders van eindtoetsen ontvangen een (niet kostendekkende) subsidie
                  bestaande uit een vaste voet en een bedrag per leerling.48
In 2019 konden scholen, naast de Centrale Eindtoets, kiezen voor de IEP Eindtoets
                  van Bureau ICE, ROUTE 8 van A-VISION, de Dia-eindtoets van Dia-toetsen of de AMN Eindtoets
                  van AMN. Scholen benutten deze mogelijkheid: bijna de helft van de scholen koos in
                  2019 voor een andere eindtoets dan de Centrale Eindtoets.49
Toetsen leerling- en onderwijsvolgsysteem
Basisscholen zijn verplicht om de groei van hun leerlingen te volgen middels een LVS.
                  Een LVS bevat toetsen, die door de Expertgroep Toetsen PO worden beoordeeld op het
                  gebied van hun inhoudelijke validiteit, betrouwbaarheid en deugdelijke normering.50 Deze toetsen geven tevens een indicatie van de bereikte referentieniveaus. Leraren
                  vergelijken deze informatie met de verwachte ontwikkeling, zodat zij het onderwijs
                  kunnen afstemmen op de onderwijsbehoeften van zowel groepen als individuele leerlingen.
               
Voor de normering van toetsen uit het LVS geldt dat de Expertgroep Toetsen PO een
                  eigenstandig kwaliteitsoordeel geeft over de validiteit, betrouwbaarheid en de deugdelijkheid.
                  51 52 Het Toetsbesluit PO beschrijft dat bij dit kwaliteitsoordeel in ieder geval wordt
                  gekeken naar de wijze waarop de vorderingen systematisch worden gemeten, de mate waarin
                  de toetsen de kennis en vaardigheden voor Nederlands en rekenen/wiskunde meten, en
                  de wijze waarop de leervorderingen voor ouders inzichtelijk worden gemaakt.53 De eisen zijn door de Expertgroep Toetsen PO verder uitgewerkt in haar beoordelingskader
                  voor toetsen uit het LVS.54 Voor haar werkzaamheden rondom de eindtoetsen en de toetsen uit het LVS ontving de
                  Expertgroep Toetsen PO in 2019 € 523.000.
               
De regering draagt zorg voor de beschikbaarheid van kwalitatief hoogstaande toetsen.
                  In dat kader is het belangrijk dat de regering eisen kan stellen aan de kwaliteit
                  van de toetsen uit het LVS en de eindtoetsen, en dat er een expertoordeel over de
                  toetsen wordt gegeven. Daardoor kunnen scholen ervan op aan dat de kwaliteit van de
                  toetsen voldoende is. Zonder de verplichting van dit expertoordeel bestaat het risico
                  dat scholen toetsen gaan gebruiken die niet aan de genoemde kenmerken voldoen. De
                  betreffende scholen hebben dan geen zicht meer op hun resultaten in vergelijking met
                  het landelijke beeld. Ook heeft de inspectie dan geen inzicht of scholen de groei
                  van leerlingen in kaart brengen en geen wettelijke basis om scholen en besturen hierop
                  aan te spreken of herstelopdrachten te geven. Voor meer informatie over de vergelijkbaarheid
                  van de eindtoetsen zie paragraaf «3.5 Keuzevrijheid en vergelijkbaarheid; overwogen
                  alternatieven».
               
In de periode van 2014 tot en met april 2020 hebben drie aanbieders van toetsen uit
                  het LVS een kwaliteitsoordeel aan de Expertgroep Toetsen PO gevraagd en een positief
                  oordeel gekregen.55
3.2 Knelpunten huidige stelselinrichting
               
De wijzigingen uit de Wet centrale eindtoets en leerling- en onderwijsvolgsysteem
                  primair onderwijs hebben geleid tot een aantal knelpunten.
               
1. Expertise op het gebied van de psychometrische en onderwijskundige kwaliteit van
                  de toetsen is niet verplicht en daardoor onvoldoende gewaarborgd
               
In de praktijk ondersteunen de psychometrische en onderwijskundige experts binnen
                  de Expertgroep Toetsen PO de aanbieders waar nodig ten behoeve van het verhogen van
                  de kwaliteit van de eindtoetsen en toetsen uit het LVS. Deze ondersteuning wordt op
                  vrijwillige basis geboden en maakt dus niet verplicht deel uit van het takenpakket
                  van de Expertgroep Toetsen PO (die overigens slechts uit enkele personen bestaat).
                  De expertise die nodig is om deze ondersteuning op het gebied van onderwijskundige
                  psychometrie te kunnen geven is specialistisch en daardoor schaars. De ondersteuning
                  is essentieel voor een gezond stelsel van door private partijen aangeboden toetsen
                  en moet dus op een meer duurzame manier in het stelsel worden gewaarborgd.
               
2. Overheid kan niet direct zorg dragen voor kwaliteit en eenduidigheid van eindtoetsen
                  en LVS-toetsen van marktpartijen
               
De verantwoordelijkheid voor een oordeel over de kwaliteit van eindtoetsen en LVS-toetsen
                  is belegd bij een onafhankelijke commissie, de Expertgroep Toetsen PO. Er is geen
                  toezicht op de uitvoering van de taken van de Expertgroep Toetsen PO. Daarnaast is
                  de uitvoering kwetsbaar door het beperkt aantal specialisten dat uitmaakt van de leden
                  van de Expertgroep. Dit is ingewikkeld gezien het maatschappelijke belang van de kwaliteit
                  en eenduidigheid van de toetsen. Van de Centrale Eindtoets is het CvTE de aanbieder
                  en verantwoordelijk voor de afname ervan. Van de private eindtoetsen staat de overheid
                  op grotere afstand.
               
3. Kwaliteitsbewaking bij verschillende partijen maakt de stelselinrichting onnodig
                  complex
               
In de huidige inrichting worden verschillende procedures gebruikt om de kwaliteit
                  van de eindtoetsen vast te stellen. Er is geen eenduidige procedure om te komen tot
                  de best passende normering. Ook verschilt de procedure van inhoudelijke beoordeling
                  van de Centrale Eindtoets ten opzichte van die van de toetsen van private aanbieders.
                  De verschillende procedures zijn inhoudelijk van goede kwaliteit en begrijpelijk vanuit
                  de situatie waarin de toetsen van private aanbieders zijn ontstaan naast de overheidstoets.
                  Het naast elkaar bestaan van deze procedures zorgt echter voor onnodige complexiteit
                  in het stelsel.
               
4. Financieel ongelijk speelveld tussen Centrale Eindtoets en private aanbieders
               
Vanuit haar wettelijke taak om te verzekeren dat er altijd, voor elke leerling die
                  verplicht is een eindtoets af te nemen, een eindtoets beschikbaar is, verstrekt de
                  regering een kostendekkende subsidie voor het ontwikkelen van de Centrale Eindtoets.
                  De gelden die worden verstrekt voor het aanbieden en ontwikkelen van de toetsen van
                  private aanbieders zijn echter niet kostendekkend. Het financieren van de Centrale
                  Eindtoets is passend in een situatie waarbij er nog geen marktpartijen zijn die een
                  alternatief aanbieden. Het is echter niet meer passend in een situatie waarin marktpartijen
                  hebben getoond kwalitatief goede toetsen duurzaam aan scholen te kunnen aanbieden.
               
3.3 Voorgestelde maatregelen stelselinrichting
               
Om de gesignaleerde knelpunten uit paragraaf 3.2 te kunnen oplossen, wordt ook ten
                  aanzien van de stelselinrichting een aantal maatregelen voorgesteld. Daarbij worden
                  de eerste drie knelpunten samengenomen.
               
Voorgestelde maatregelen bij knelpunt 1: nieuwe wettelijke taken voor Stichting Cito
Dit wetsvoorstel schaft de Centrale Eindtoets af. Tussen het schooljaar 2014/2015
                  en 2016/2017 zijn vijf marktpartijen opgestaan die voldoen aan de door de overheid
                  gestelde kwaliteitseisen en zijn toegelaten tot de markt.56 De marktpartijen die een eindtoets aanbieden kunnen deze verantwoordelijkheid nu
                  zelf kunnen dragen. De noodzaak om als overheid een doorstroomtoets te blijven aanbieden
                  vervalt hierdoor.
               
Daarmee vervalt dan ook de wettelijke taak van Stichting Cito om de Centrale Eindtoets
                  te ontwikkelen. Daardoor ontstaat de mogelijkheid om de onderwijskundige en psychometrische
                  expertise van Stichting Cito duurzamer en breder te waarborgen, voor alle doorstroomtoetsen
                  en toetsen verbonden aan een LVS. Daarom wordt aan Stichting Cito de taak toebedeeld
                  om het CvTE te adviseren bij besluitvorming over erkenning of jaarlijkse toelating
                  van LVS-toetsen en doorstroomtoetsen (de rol van CvTE in het nieuwe stelsel wordt
                  hierna toegelicht).
               
Stichting Cito voert deze taak uit als adviseur bedoeld in afdeling 3.3. van de Algemene
                  wet bestuursrecht. Stichting Cito beperkt zich bij haar advisering tot de onderwerpen
                  nader uitgewerkt in het beoordelingskader van het CvTE, namelijk de psychometrische
                  en onderwijskundige kwaliteit van de toetsen. Deze taak sluit goed aan bij de huidige
                  wettelijke taken van Stichting Cito om de kwaliteit van de toetsen en examens te verzekeren
                  die scholen door de overheid verplicht zijn om bij hun leerlingen af te nemen. De
                  stichting zal voor haar nieuwe taak een kostendekkende financiering ontvangen.
               
Aansluitend bij de transitie die Stichting Cito is gestart naar een kennisorganisatie
                  met meer transparantie naar betrokken partijen en het delen en inzetten van kennis
                  en expertise,57 wordt Stichting Cito in staat gesteld haar kennis en expertise over toetskwaliteit
                  met de aanbieders van toetsen te delen, als de toetsaanbieders daar om vragen. Op
                  die manier wordt de kwaliteit van toetsen in het stelsel aan de voorkant verder bestendigd.
                  Stichting Cito ontvangt op grond van artikel 3, eerste lid, onderdeel d, van de Wet
                  SLOA subsidie voor de ondersteuning. Toetsaanbieders zijn niet verplicht om van de
                  ondersteuning door Stichting Cito gebruik te maken. Ook zal Stichting Cito (doorstroom)onderzoek
                  uitvoeren en hiermee het CvTE ondersteunen bij de berekening van de normering en equivalering
                  van de doorstroomtoetsen, conform de regeling van het CvTE waarin de procedure wordt
                  beschreven die wordt gevolgd om te komen tot een uitspraak over de best passend normering
                  van de doorstroomtoetsen. Stichting Cito ontvangt op basis van artikel 3, eerste lid,
                  onderdeel c, van de Wet SLOA 2013 subsidie voor dit onderzoek.
               
Het beleggen van de adviserende taak aan het CvTE, de ondersteuning van de toetsaanbieders
                  en het (doorstroom)onderzoek bij Stichting Cito zorgen voor het verduurzamen van de
                  schaarse expertise in het nieuwe stelsel.
               
Voorgestelde maatregelen bij knelpunten 2 tot en met 4: afschaffen Centrale Eindtoets,
                     kwaliteitsbewaking centraal belegd bij het CvTE
Met een wijziging van de Wet CvTE krijgt het CvTE de verantwoordelijkheid om als onafhankelijk
                  orgaan de kwaliteit en eenduidigheid van de doorstroomtoetsen en de toetsen uit het
                  LVS te bewaken. Scholen voldoen alleen met een erkende toets aan hun wettelijke verplichting.
                  Het CvTE neemt de oordelen van de Expertgroep Toetsen PO over eindtoetsen en toetsen
                  verbonden aan een LVS over. De oordelen die de Expertgroep Toetsen PO in 2014 overnam
                  van de Commissie Testaangelegenheden Nederland, maar waar de Expertgroep Toetsen PO
                  sindsdien geen eigen oordeel over heeft gegeven, zijn inmiddels verouderd en worden
                  niet overgenomen door het CvTE. Het CvTE betrekt bij de besluitvorming over de erkenning
                  de onderwijskundige en psychometrische kennis van Stichting Cito (zie voorgestelde
                  maatregel knelpunt 1).
               
Concreet worden de volgende taken bij het CvTE belegd:
• De hoofdtaak die bij het CvTE wordt belegd is het erkennen van de doorstroomtoetsen
                           (voor vier jaar) en het erkennen van de toetsen verbonden aan een LVS (voor tien jaar).
                        
• Het CvTE stelt jaarlijks vast of de inhoud van de doorstroomtoetsen die dat jaar worden
                           aangeboden voldoet aan de criteria op basis waarvan de erkenning is verleend. Opgaven
                           in toetsen uit het LVS kunnen meerdere jaren door scholen worden gebruikt. Deze inhoud
                           hoeft dus niet jaarlijks te worden vastgesteld. Wel beziet het CvTE periodiek de kwaliteit
                           van de items en de normering van erkende LVS-toetsen.
                        
• Het CvTE deelt de uitkomsten van de erkennings- en vaststellingsprocedures op hun
                           website.
                        
• Het CvTE krijgt een aantal bevoegdheden die samenhangen met de taak om toetsen te
                           erkennen. Het gaat om de volgende punten.
                        
a. Ten eerste behoudt het CvTE de taak om een regeling op te stellen met de Toetswijzer
                                 PO. De vereiste inhoud van een doorstroomtoets is geregeld in de sectorwetten, het
                                 Toetsbesluit PO en de Wet en het Besluit referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen
                                 en wiskunde. De toetswijzer expliciteert deze wettelijke eisen voor toepassing in
                                 een doorstroomtoets en biedt daarmee een kader voor de toetsaanbieders. Op enkele
                                 zeer technische punten bevat de toetswijzer een nadere uitwerking van de inhoudelijke
                                 kwaliteitseisen voor de wettelijk verplichte domeinen die voor alle eindtoetsen gelden.58
b. Verder stelt het CvTE een regeling op waarin de procedure wordt beschreven die wordt
                                 gevolgd om te komen tot een uitspraak over de best passende normering van de doorstroomtoetsen.
                                 Deze regeling laat aan de aanbieders transparant zien op welke manier de normering
                                 tot stand komt. Door het overnemen van de door het CvTE voorgestelde normering op
                                 te nemen als eis in het beoordelingskader (zie onderdeel c) zorgt het CvTE voor een
                                 optimale normvastheid over de tijd en tussen de verschillende doorstroomtoetsen.59
c. Als laatste stelt het CvTE een beoordelingskader op waarin de onderwijskundige, psychometrische
                                 en organisatorische eisen staan waar aanbieders aan moeten voldoen om erkend te worden
                                 als doorstroomtoets en een beoordelingskader voor de erkenning van toetsen uit het
                                 LVS. Het beoordelingskader stelt het CvTE in staat om de bevoegdheid om toetsen te
                                 erkennen op transparante wijze uit te voeren. Het beoordelingskader bevat criteria
                                 en beslisregels die zijn gebaseerd op de eisen en kenmerken van een doorstroomtoets
                                 en toetsen verbonden aan een LVS. Het beschrijft hoe het CvTE invulling geeft aan
                                 de erkenningsbevoegdheid.
                              
Het CvTE zal voor de uitvoering van haar nieuwe taken een kostendekkende financiering
                  ontvangen. Door de Centrale Eindtoets af te schaffen en het CvTE de kwaliteit van
                  de toetsen te laten bewaken, kan rechtstreeks zorg worden dragen voor de kwaliteit
                  en eenduidigheid van toetsen. Zo wordt de niet langer functionele complexiteit van
                  het stelsel weggenomen en wordt voor alle toetsen een gelijk speelveld gecreëerd.
                  Ook wordt voor scholen duidelijk wat de taak van de overheid in het stelsel is.
               
3.4 Toelichting bij voorgestelde maatregelen over stelselinrichting
               
Verantwoordelijkheidsverdeling Minister en CvTE
Het CvTE is een publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan (zbo) zonder rechtspersoonlijkheid.
                  Bij het instellen van het – destijds – College voor examens als zelfstandig bestuursorgaan
                  in 2009, middels de Wet tot Instelling van een College voor examens, alsmede houdende
                  wijziging van de Wet op het onderwijstoezicht en de Wet op het voortgezet onderwijs
                  (Wet College voor examens)60, werd in de memorie van toelichting aangegeven dat de Minister te allen tijde verantwoordelijk
                  zou blijven voor het examenstelsel en voor de kwaliteit en de inhoud van de examenprogramma’s.
                  De Minister geeft richting aan de inhoud van het onderwijs: hij bepaalt, in het voortgezet
                  onderwijs, wat een leerling moet kennen en kunnen als hij of zij de school verlaat.61 Voor de examens in het voortgezet onderwijs betekent de zbo-status van het CvTE dat
                  voor de inhoud van de uitvoerende zaken een hoge mate van deskundigheid nodig is,
                  onafhankelijk van politieke inmenging.62
Bij het invoeren van de taken op het gebied van de Centrale Eindtoets, is de naam
                  van het College voor examens gewijzigd in College voor toetsen en examens, om ook
                  de verantwoordelijkheid voor het primair onderwijs tot uitdrukking te brengen. Het
                  CvTE kreeg de taak om de Centrale Eindtoets tot stand te brengen, de opgaven vast
                  te stellen en te normeren. De verantwoordelijkheid van de Minister voor de kwaliteit
                  van het primair onderwijs wordt mede gewaarborgd door de wettelijk vastgestelde kerndoelen
                  en referentieniveaus.63
De voorgestelde inrichting zoals in dit wetsvoorstel opgenomen is in lijn met de positie
                  van het CvTE als zbo. De inrichting wijkt enigszins af van het stelsel van examens
                  in het voortgezet onderwijs, omdat in het primair onderwijs meerdere toetsaanbieders
                  actief zijn en scholen kunnen kiezen welke (verplichte) doorstroomtoets zij zullen
                  afnemen.
               
Figuur 2: nieuwe stelselinrichting
In de voorgestelde stelselinrichting wordt het CvTE de kwaliteitsbewaker voor de doorstroomtoetsen.
                  Net als bij de examens in het voortgezet onderwijs is bij de erkenning van de doorstroomtoetsen
                  sprake van een uitvoerende taak waarbij inhoudelijke deskundigheid essentieel is.
               
De Minister blijft verantwoordelijk voor de inhoudelijke voorwaarden aan de doorstroomtoetsen
                  die in de wet- en regelgeving zijn opgenomen. Het gaat dan bijvoorbeeld om eisen van
                  validiteit, betrouwbaarheid en een deugdelijke normering, maar ook om welke domeinen
                  van het referentieniveau worden getoetst.64 De Minister kan daardoor in het primair onderwijs, net als bij de examens, sturen
                  op de kwaliteit en de inhoud van de doorstroomtoetsen. Hij is echter niet verantwoordelijk
                  voor de beoordeling of een specifieke doorstroomtoets voldoet aan de eisen die gesteld
                  worden om voor erkenning in aanmerking te komen; daarvoor is immers een hoge mate
                  van deskundigheid vereist. Bovendien is van belang dat een onafhankelijk orgaan beslist
                  over erkenning van de doorstroomtoetsen, zodat voorkomen wordt dat de erkenning ondergeschikt
                  kan worden gemaakt aan politieke invloeden of marktbelangen van een van de aanbieders.
               
Bovendien voorziet dit wetsvoorstel in een goedkeuringsbevoegdheid voor de Minister
                  op het beoordelingskader en de beoordelingsnormen, die door het CvTE worden opgesteld.
                  De Minister kan hiermee, voor wat betreft het beoordelingskader, controleren of het
                  CvTE de juiste invulling geeft aan de eisen uit de wet- en regelgeving bij het beoordelen
                  van de vraag of een toets voor erkenning in aanmerking komt. Het vaststellen van de
                  beoordelingsnormen is een technische uitwerking van de wettelijke eis dat toetsen
                  een deugdelijke normering moeten kennen. Voor het vaststellen van een deugdelijke
                  normering is zeer specialistische kennis nodig. Het CvTE beschikt over die kennis
                  en is daarom de aangewezen partij om deze rekenmethoden vast te stellen. Vanwege het
                  belang van een correcte normering van de doorstroomtoetsen geeft de Minister ook goedkeuring
                  op de beoordelingsnormen.
               
Financiering van toetsen van marktpartijen
Door de Centrale Eindtoets af te schaffen wordt een gelijk speelveld gecreëerd voor
                  alle aanbieders en wordt knelpunt 4 ondervangen. De financiering voor de ontwikkeling
                  van de Centrale Eindtoets eindigt hiermee. Het voorstel is om de doorstroomtoetsen
                  in het nieuwe stelsel op een gelijke manier te blijven financieren als in het huidige
                  stelsel voor de marktpartijen gebeurt: via de Subsidieregeling Andere Eindtoetsen
                  PO. De afgelopen jaren hebben laten zien dat de marktaanbieders met ondersteuning
                  van de subsidie goed in staat zijn hun toetsen aan te bieden. Deze subsidie zorgt
                  er ook voor dat de toetsen gratis blijven voor scholen, waardoor ongewenste financiële
                  prikkels geen rol spelen bij de keuze voor een toets.
               
De subsidieregeling zal worden aangepast aan de nieuwe stelselinrichting. De overheid
                  zal incidenteel kosten dragen voor de aanbesteding van een versie van de doorstroomtoets
                  die zeer slechtziende leerlingen kunnen maken en het organiseren of actualiseren van
                  een calamiteitentoets.
               
Calamiteitentoets
De overheid draagt zorg voor een calamiteitentoets, in geval van een landelijke calamiteit.
                  Het voorstel is daarom om de opgaven voor de Centrale Eindtoets voor één jaar langer
                  te ontwikkelen dan deze wordt aangeboden aan leerlingen. Deze toets kan in de toekomst
                  worden ingezet als calamiteitentoets.
               
Scheiding taken binnen Stichting Cito en ten opzichte van het CvTE
Stichting Cito zal enerzijds (kosteloos) advies verstrekken aan toetsaanbieders, en
                  zal daarnaast het CvTE adviseren over de psychometrische en onderwijskundige kwaliteit
                  van toetsen, die diezelfde toetsaanbieders direct raken. Het is van belang dat beide
                  taken bij Stichting Cito organisatorisch gescheiden worden, zodat een persoon werkzaam
                  bij Stichting Cito niet zowel adviseert als ondersteunt. Er is echter geen sprake
                  van een tegenstrijdigheid in de belangen van Stichting Cito als ondersteuner aan toetsaanbieders
                  enerzijds en adviseur aan CvTE anderzijds als degene die de toetsen erkent en jaarlijks
                  toelaat. Kortom: het CvTE en Stichting Cito hebben steeds hetzelfde belang bij advisering
                  door de Stichting, namelijk (het tot stand brengen van) toetsen die voldoen aan de
                  kwaliteitseisen.
               
De Stichting adviseert op een onderdeel van het beoordelingsproces, aan de hand van
                  een specifieke adviesvraag en binnen het beoordelingskader dat door het CvTE wordt
                  opgesteld. De ondersteuning van de toetsaanbieders kan echter op alle psychometrische
                  en onderwijskundige vraagstukken betrekking hebben. Toetsaanbieders die gebruik maken
                  van de ondersteuning van Stichting Cito worden niet anders behandeld bij de adviestaak
                  aan het CvTE dan aanbieders die dat niet doen. Evenmin vindt bevoordeling van individuele
                  toetsaanbieders plaats bij de ondersteuning door Stichting Cito. Tot slot geldt dat
                  het CvTE steeds verantwoordelijk is voor de besluitvorming en gemotiveerd en op basis
                  van contra-expertise kan afwijken van het advies van Stichting Cito.
               
Aangeboden toetsen door Cito B.V.
Cito B.V. biedt in het huidige stelsel verschillende, door de Expertgroep Toetsen
                  PO positief beoordeelde toetsen uit haar LVS aan. Het is waarschijnlijk dat Cito B.V.
                  met deze toetsen ook in het nieuwe stelsel zal blijven aanbieden. Wanneer de periode
                  van goedkeuring van deze toetsen verloopt, zal Cito B.V. een aanvraag tot erkenning
                  moeten indienen bij het CvTE. Het CvTE zal zich hierbij laten adviseren door Stichting
                  Cito. Het CvTE beoordeelt de toetsen op basis van het beoordelingskader en neemt een
                  eigen besluit over de erkenning.
               
Er is geen tegenstrijdig belang tussen Stichting Cito als adviseur aan de CvTE en
                  Cito B.V. als marktdeelnemer. Stichting Cito en Cito B.V. delen weliswaar nagenoeg
                  dezelfde naam, maar zijn sinds jaar en dag organisatorisch strikt van elkaar gescheiden.
                  Ieder heeft de rechtspersoonsvorm die zich het best verhoudt met het doel van de organisaties
                  en de medewerkers van de onderneming zijn steeds anderen. Alle adviezen van Stichting
                  Cito zijn transparant en door elke toetsaanbieder na te gaan. Dit geldt ook indien
                  en voor zover Stichting Cito wordt gevraagd te adviseren over het erkennen of toelaten
                  van de toetsen van Cito B.V.
               
Opheffen Expertgroep Toetsen PO
Met het CvTE als kwaliteitsbewaker en Stichting Cito als adviseur van CvTE en ondersteuner
                  van de toetsaanbieders is in de voorgestelde nieuwe stelselinrichting geen noodzaak
                  meer voor het in stand houden van de Expertgroep Toetsen PO. Na inwerkingtreding van
                  dit wetsvoorstel wordt de Expertgroep Toetsen PO opgeheven.
               
3.5 Keuzevrijheid en vergelijkbaarheid; overwogen alternatieven
               
Twee punten van aandacht in de voorgestelde stelselinrichting zijn de keuzevrijheid
                  voor scholen en de vergelijkbaarheid van de doorstroomtoetsen. Hierin doet dit wetsvoorstel
                  weliswaar geen aanpassingen, maar ze vereisen wel aandacht in het licht van de voorgestelde
                  wetswijzigingen.
               
Allereerst blijft het mogelijk voor scholen om te kiezen uit verschillende eindtoetsen.
                  Dat waarborgt zoveel mogelijk de vrijheid van inrichting van scholen. Scholen worden
                  in staat gesteld om een weloverwogen keuze te maken voor een, weliswaar verplichte,
                  doorstroomtoets. Hierbij wordt door de regering een andere keuze gemaakt dan bij bijvoorbeeld
                  de Centrale Examens in het vo. De doorstroomtoets heeft een ander doel dan de centrale
                  examens. De doorstroomtoets blikt vooruit en maakt een inschatting over het best passende
                  niveau in het vo. De Centrale Examens blikken terug en toetsen of een leerling de
                  aangeboden stof ook beheerst.
               
Inherent aan de keuzevrijheid die scholen hebben om zelf te kiezen welke eindtoets
                  zij afnemen, is dat dit vraagstukken met zich meebrengt over de eenduidigheid van
                  de (uitkomsten van de) verschillende eindtoetsen. Het introduceren van de ankeropgaven
                  in 2018 heeft echter een positief effect gehad op de vergelijkbaarheid. In de afgelopen
                  jaren is met alle toetsaanbieders gewerkt aan dit anker. In 2018 is het gezamenlijk
                  anker voor de eerste maal in de eindtoetsen opgenomen en toegepast bij de normering.
                  Bij de eerste normering was de situatie nog niet optimaal, omdat de opgaven van het
                  anker nog niet in een high-stakes situatie zoals een eindtoetsafname waren getest.
                  Ondanks dat waren de resultaten vertrouwenwekkend.65 In 2019 is de procedure van normering via het gezamenlijk anker opnieuw uitgevoerd
                  en door de Expertgroep Toetsen PO geëvalueerd.66 Uit secundaire analyses na de eindtoetsafname bleek opnieuw dat de ankeropgaven goed
                  hadden gefunctioneerd en dat verschillen tussen de moeilijkheidsgraad van de verschillende
                  eindtoetsen en de populaties van de verschillende eindtoetsen nauwkeurig in kaart
                  waren gebracht. Daardoor waren alle toetsadviezen goed vergelijkbaar. Deze vergelijkbaarheid
                  geldt uiteraard gegeven de vrijheid die toetsaanbieders hebben om hun eindtoets in
                  te vullen, zoals de mogelijkheid van verschillende extra onderdelen naast de referentieonderdelen
                  op te nemen. Deze vrijheid om de eindtoets in te vullen hebben de eindtoetsaanbieders;
                  in de procedure wordt er wel voor gewaakt dat dit niet leidt tot systematische bevoordeling
                  van groepen leerlingen. Hiermee is het anker ook voor toekomstige eindtoetsen een
                  garantie voor een goede vergelijkbaarheid tussen de toetsen en wordt bereikt dat leerlingen
                  een passend advies krijgen, ongeacht de toets die ze maken. Hierin voorziet de regering
                  verder door een stevig normeringsproces, dat door het CvTE wordt bewaakt.
               
Een belangrijke stap in het op orde maken van de vergelijkbaarheid van de eindtoetsen
                  ten behoeve van het toezicht, is reeds gezet door het Toetsbesluit PO aan te scherpen.67 Vanaf schooljaar 2018/2019 hanteren alle eindtoetsen in hun toetsadviezen dezelfde
                  categorieën van schoolsoorten voor het vervolgonderwijs en bevatten alle eindtoetsen
                  een gezamenlijke set aan opgaven (de ankeropgaven) om de onderlinge vergelijkbaarheid
                  te waarborgen. Daarnaast adviseert de Expertgroep Toetsen PO sinds 2016 de aanbieders
                  van de private eindtoetsen over de normering van de uitkomsten op de eindtoets.
               
De wens om de keuzevrijheid voor scholen te kunnen verenigen met het belang van betrouwbaarheid
                     en vergelijkbaarheid van verschillende toetsen, speelde ook een rol in de overwegingen
                     van de regering om te komen tot de voorgestelde stelselinrichting. In dit voorbereiding
                     naar dit wetsvoorstel zijn de volgende alternatieve opties afgewogen:
                  
1. Een stelsel waarin het CvTE een doorstroomtoets aan blijft bieden naast door marktpartijen
                           ontwikkelde doorstroomtoetsen en toetsen verbonden aan een LVS en waarbij de Expertgroep
                           Toetsen PO de kwaliteit bewaakt van alle toetsen (ook die van de overheid);
                        
2. Een stelsel waarin enkel het CvTE een doorstroomtoets aanbiedt en marktpartijen enkel
                           nog toetsen verbonden aan een LVS en waarbij de Expertgroep Toetsen PO enkel de kwaliteit
                           bewaakt van toetsen verbonden aan een LVS;
                        
3. Een stelsel waarin enkel marktpartijen doorstroomtoetsen en toetsen verbonden aan
                           een LVS aanbieden en waarbij de Expertgroep Toetsen PO de kwaliteit bewaakt van al
                           deze toetsen.
                        
Optie 1 scoort positief op het punt van keuzevrijheid voor scholen om te kiezen voor
                  een doorstroomtoets en toets verbonden aan het LVS die bij hun school past. Het is
                  echter niet langer nodig om als overheid een doorstroomtoets aan te bieden nu er voldoende
                  marktpartijen zijn die in staat zijn doorstroomtoetsen aan te bieden. De tweede reden
                  is dat het vasthouden aan de Expertgroep Toetsen PO betekent dat de benodigde psychometrische
                  expertise voor een gezond toetsstelsel niet duurzaam kan worden gewaarborgd.
               
Optie 2 scoort negatief op het verzorgen van keuzevrijheid voor scholen om te kiezen
                  voor een doorstroomtoets die bij hun school past. Daarnaast bemoeilijkt een scheiding
                  in kwaliteitsbewaking tussen de doorstroomtoets enerzijds (door het CvTE) en de toetsen
                  verbonden aan een LVS anderzijds (door de Expertgroep Toetsen PO) de langetermijnvisie
                  waarbij de doorstroomtoets op termijn onderdeel kan worden van een doorlopende toetslijn
                  van po naar vo.
               
Optie 3 scoort positief op het punt van keuzevrijheid voor scholen om te kiezen voor
                  een doorstroomtoets en een toets verbonden aan een LVS die bij hun school past. Het
                  scoort echter negatief op de punten verbonden aan het voortzetten van de Expertgroep
                  Toetsen PO (zie optie 1 en 2).
               
3.6 Brailleversie
               
Er moet ook een doorstroomtoets zijn die geschikt is voor blinde leerlingen. De ontwikkeling
                  van een voor blinde leerlingen geschikte doorstroomtoets, is echter een dusdanig kostbare
                  exercitie dat dit in praktijk vaak financieel onhaalbaar is voor marktpartijen. Bovendien
                  vraagt dit specialistische expertise van de aanbieders. Hoewel marktpartijen kunnen
                  besluiten om deze specifieke toetsversie aan te bieden, bestaat het risico dat er
                  voor blinde leerlingen geen versie wordt ontwikkeld. De ontwikkeling van een versie
                  van de doorstroomtoets voor blinde leerlingen zal daarom door de regering worden aanbesteed.
                  Voor alle andere leerlingen die een beperking hebben maar die niet onder de Beleidsregel
                  Ontheffingsgronden PO vallen geldt dat de marktpartijen voor deze leerlingen geschikte
                  versies moeten aanbieden.
               
4 Caribisch Nederland
               
De Wet centrale eindtoets en leerling- en onderwijsvolgsysteem primair onderwijs in
                  2014 gold niet voor Caribisch Nederland, omdat de eilanden tijd nodig hadden om ervaring
                  op te doen met de kerndoelen, opbrengstgericht werken en met het toetsen en volgen
                  van leerlingen. Na een aantal jaar moest worden bezien of de scholen op Caribisch
                  Nederland met gerichte wetgeving aan konden sluiten op de praktijk in Europees Nederland.
               
Het primair onderwijs op Bonaire, Saba en Sint Eustatius is op een gelijke manier
                  ingericht als in Europees Nederland. Net als in Europees Nederland gelden kerndoelen,
                  die naar de Caribische context zijn aangepast.68 Waar het vo op Bonaire ook vergelijkbaar is met het vo in Europees Nederland, kennen
                  de vo-scholen op Saba en Sint Eustatius een ander curriculum en andere examinering:
                  het Caribbean Examinations Council (CXC).69 Hier moet rekening mee worden gehouden bij het inrichten van een doorlopende leerlijn
                  van het po naar het vo op Saba en Sint Eustatius.
               
4.1 Huidige regelgeving: alleen LVS, zonder verplichte toetsen
               
Op dit moment geldt er voor de po-scholen op Caribisch Nederland de verplichting een
                  leerlingvolgsysteem te gebruiken waarin de vorderingen van de leerling op de basisvaardigheden
                  worden bijgehouden.70 Anders dan in Europees Nederland geldt geen verplichting om hiervoor genormeerde,
                  door een onafhankelijke commissie erkende toetsen te gebruiken. Ook wordt niet verduidelijkt
                  wat onder de basisvaardigheden valt, anders dan in Europees Nederland waarin wordt
                  benoemd dat het hierbij in ieder geval gaat om toetsen op de gebieden van Nederlands
                  en rekenen/wiskunde.71
De verplichting voor het afnemen van een toets aan het eind van de basisschool waarvan
                  de uitkomst dient als tweede, onafhankelijke gegeven bij het schooladvies geldt niet
                  voor de po-scholen op Caribisch Nederland. Po-scholen zijn ook niet verplicht een
                  schooladvies op te stellen voor een leerling om de vo-school te adviseren over het
                  volgens de po-school best passende niveau in het vo. De vo-school op Bonaire bepaalt
                  op welk niveau een leerling op de middelbare school wordt geplaatst. Voor de vo-scholen
                  op Saba en Sint Eustatius geldt dat alle leerlingen op hetzelfde niveau starten in
                  CXC, tenzij zij naar het praktijkonderwijs gaan. De vo-school op Bonaire kan voor
                  elke soort van scholen of schoolprofielen ook voorwaarden voor toelating opstellen.72
Op Curaçao wordt aan het eind van de basisschool een toets afgenomen die uitspraken
                  doet op de vakgebieden van Papiaments, Nederlands en rekenen. De Nederlandse Taalunie
                  heeft daarnaast een jongerenevaluatie ontwikkeld die geschikt is voor het eind van
                  de basisschool voor alle landen in het Caribisch gebied waarbij Nederlands in het
                  onderwijs wordt onderwezen als een vreemde taal. Daarnaast werkt het CXC ook aan examens
                  gebaseerd op het NVT. Op dit moment gebruiken alle Basisscholen op Bonaire de IEP
                  Eindtoets. Dit betekent dat er ook voldoende partijen met expertise zijn om een doorstroomtoets
                  voor het po op Bonaire aan te bieden. De regering onderzoekt hoe kan worden gewaarborgd
                  dat er een doorstroomtoets voor de basisscholen op Bonaire voor meerdere jaren wordt
                  ontwikkeld, zodat voldoende data verzameld kunnen worden om de toets te kunnen normeren.
               
4.2 Geen verplichting eindtoets en schooladvies leidt tot knelpunten
               
De huidige regelgeving in de overgang van po naar vo in Caribisch Nederland heeft
                  verschillende negatieve consequenties. Allereerst is het voor po-scholen op Caribisch
                  Nederland moeilijker om opbrengstgericht te werken dan dit voor po-scholen in Europees
                  Nederland is. Het ontbreken van een verplichting tot het afnemen van toetsen verbonden
                  aan het LVS zorgt ervoor dat scholen minder goed inzicht hebben in de vorderingen
                  die hun leerlingen maken op de verschillende onderdelen, ook over de tijd. Er bestaat
                  geen prikkel voor marktpartijen om toetsen uit het LVS te ontwikkelen voor de vakgebieden
                  die van belang zijn voor de scholen op Caribisch Nederland. Hierdoor kunnen scholen
                  de vaardigheidsgroei van hun leerlingen op de voor Caribisch Nederland passende gebieden
                  niet onafhankelijk volgen.
               
Het risico op kansenongelijkheid bij leerlingen op Bonaire is groter dan voor leerlingen
                  in Europees Nederland. Dit is een directe consequentie van het ontbreken van de verplichting
                  een schooladvies te geven, bij alle leerlingen een doorstroomtoets af te nemen, en
                  de uitslag van de doorstroomtoets te gebruiken als objectief, tweede gegeven bij het
                  schooladvies. Hierbij wordt de druk op de kansengelijkheid vergroot omdat, anders
                  dan in Europees Nederland, het schooladvies van de basisscholen in Bonaire niet bepalend
                  is voor het niveau dat de leerling op de middelbare school volgt. De vo-school op
                  Bonaire mag in haar overweging tot plaatsing op een bepaald niveau zelf bepalen welke
                  gegevens zij gebruikt om haar besluit op te baseren.73
4.3 Voorstellen voor Caribisch Nederland
               
Om bovengenoemde knelpunten op te lossen is het voorstel van de regering om de wetgeving
                  rondom toetsen in het po op Caribisch Nederland meer gelijk te trekken aan de wetgeving
                  rondom toetsen in het po in Europees Nederland. Hierdoor komt er minder druk op kansengelijkheid
                  voor leerlingen op Bonaire, door alle leerlingen die de basisschool verlaten een schooladvies
                  mee te geven. De kansengelijkheid wordt vergroot wanneer dit advies samen met de uitslag
                  uit de doorstroomtoets het best passende niveau in het vo bepaalt. Daarnaast is het
                  wenselijk dat basisscholen op Bonaire, Saba en Sint Eustatius gebruik kunnen maken
                  van toetsen uit het LVS van erkende kwaliteit. Zo worden zij in staat gesteld de vorderingen
                  van hun leerlingen voor de kernvakken objectief bij te houden en beter opbrengstgericht
                  te werken.
               
In het wetsvoorstel wordt een onderscheid gemaakt tussen de bepalingen over het LVS,
                  die voor alle BES-eilanden gelden, en de bepalingen over de doorstroomtoets, die alleen
                  voor Bonaire gelden.
               
Voor alle BES-eilanden wordt voorgesteld om po-scholen verplicht toetsen verbonden
                     aan het LVS te laten afnemen om de voortgang van hun leerlingen te monitoren, in ieder
                     geval op de gebieden van:
                  
• Papiaments, Nederlands en rekenen/wiskunde (Bonaire);
• Engels, Nederlands en rekenen/wiskunde (Saba en Sint Eustatius).
Net zoals voorgesteld voor Europees Nederland moeten de LVS-toetsen voor de BES-eilanden
                     een erkenning van het CvTE ontvangen. Alleen met erkende toetsen voldoen de scholen
                     aan de wettelijke verplichting uit de WPO BES over de LVS-toetsen.
                  
Voor Bonaire geldt bovendien dat het schooladvies van de basisscholen leidend wordt
                     bij de plaatsing in het vo. Po-scholen worden verplicht bij hun leerlingen een doorstroomtoets
                     af te nemen, die de kennis en vaardigheden van de leerlingen meet op het gebied van
                     Nederlandse taal, Papiaments en rekenen/wiskunde. Net als in Europees Nederland leidt
                     een hoger toetsadvies tot een heroverweging en eventuele bijstelling van het schooladvies.
                     Hierbij wordt nader onderzoek gedaan naar de mate van voorspellendheid van de verschillende
                     onderdelen van de doorstroomtoets. Op basis van dit onderzoek wordt gekeken of alle
                     onderdelen ook bijdragen aan het toetsadvies en in hoeverre zij hier voor meetellen.
                  
In schooljaar 2018–2019 gebruikten alle scholen op Bonaire de IEP eindtoets die ook
                     door scholen in Europees Nederland worden afgenomen. Voor Bonaire moet een doorstroomtoets
                     beschikbaar komen die een uitspraak doet over de kennis en vaardigheden van de leerlingen
                     op het gebied van Papiaments, Nederlandse taal en rekenen. Er zal vanwege de schaalgrootte
                     op Bonaire slechts één doorstroomtoets worden aangeboden. Die doorstroomtoets moet
                     voldoen aan de criteria van het CvTE en ook een erkenning krijgen. Basisscholen op
                     Bonaire hebben echter geen volledige keuzevrijheid: de bevoegde gezagsorganen zullen
                     in gezamenlijk overleg tot een keuze moeten komen voor de doorstroomtoets die op het
                     eiland zal worden afgenomen. Hier zal door de overheid financiering voor worden verstrekt.
                  
De overheid bevordert zelf ook de beschikbaarheid van kwalitatief goede toetsen uit
                  het LVS en een doorstroomtoets voor Caribisch Nederland. Vanaf schooljaar 2020/2021
                  financiert de regering de ontwikkeling van genormeerde toetsen Papiaments, Engels
                  en NVT voor alle leerjaren in het po en de onderbouw van het vo.
               
4.4 Inhoud toetsen verbonden aan een LVS en doorstroomtoets Bonaire: Nederlands als
                  Vreemde Taal
               
Anders dan in Europees Nederland wordt het Nederlands op Bonaire, Saba en Sint Eustatius
                  onderwezen als vreemde taal.74 De reden hiervoor is dat de Nederlandse taal in het Caribisch gebied voor de meeste
                  leerlingen een vreemde taal is en de taalontwikkeling van een vreemde taal een weloverwogen
                  didactische aanpak vereist. Nederlands als Vreemde Taal (NVT) gebruikt het Europees
                  Referentiekader als referentiekader.75 De voor Europees Nederland ontwikkelde toetsen uit het LVS zijn gebaseerd op het
                  Referentiekader Meijerink, en daarmee onvoldoende geschikt voor de scholen op Caribisch
                  Nederland.
               
4.5 Toezicht leerresultaten en evaluatie
               
Het voorstel is ook om in dit wetsvoorstel een bepaling toe te voegen aan de WPO BES,
                  vergelijkbaar met artikel 10a WPO, waarmee op termijn de uitslag van de doorstroomtoets
                  kan worden meegenomen in de beoordeling van de leerresultaten door de inspectie om
                  te komen tot een oordeel «zeer zwak» over de onderwijskwaliteit van de school. Voor
                  Bonaire zullen de resultaten van de afgelegde doorstroomtoetsen meetellen in die beoordeling.
                  Voor Saba en Sint Eustatius geldt deze bepaling voor de resultaten uit de LVS-toetsen
                  die de scholen bij leerlingen in het laatste leerjaar afnemen. Deze bepaling zal niet
                  tegelijkertijd met de overige artikelen uit de WPO BES in werking treden. In de WPO
                  BES wordt ook een evaluatiebepaling opgenomen. Vier jaar na inwerkingtreding van dit
                  wetsvoorstel zal worden bezien of de eilanden voldoende ervaring hebben kunnen opdoen
                  met het LVS en de doorstroomtoetsen. Daarna zal worden bepaald of, en op welk moment,
                  de bepaling over de leerresultaten in werking kan treden. In het overgangsrecht wordt
                  opgenomen dat de leerresultaten die na inwerkingtreding van dit artikel worden meegenomen,
                  de leerresultaten zijn die de school na inwerkingtreding heeft behaald. Dit betekent
                  dat de leerresultaten op basis van de doorstroomtoetsen worden meegenomen door de
                  inspectie nadat er in drie schooljaren na de inwerkingtreding door de scholen een
                  doorstroomtoets is afgenomen.
               
5 Administratieve lasten en regeldruk
               
Onder administratieve lasten worden de kosten verstaan om te voldoen aan informatieverplichtingen
                  aan de overheid, voortvloeiend uit wet- en regelgeving van de overheid. Administratieve
                  lasten komen voort uit het verzamelen, bewerken, registreren, bewaren en ter beschikking
                  stellen van informatie. De kosten en besparingen als gevolg van dit besluit zijn in
                  kaart gebracht met het standaardkostenmodel (SKM), dat is opgesteld door het Ministerie
                  van Financiën.76
Bij de voorbereiding van deze wetswijziging is nagegaan of sprake is van administratieve
                  lasten. De regering voorziet dat hieraan geen structurele of eenmalige administratieve
                  lasten zijn verbonden omdat er geen informatieverplichtingen aan de overheid mee gemoeid
                  zijn.
               
Wat betreft de aanpassingen voorgesteld in paragraaf 2 geldt dat een impactanalyse
                  is uitgevoerd naar het nut, de wenselijkheid en de consequenties van één aanmeldmoment
                  in het vo. Hieruit blijkt dat scholen de bestaande procedure voor het plaatsen van
                  leerlingen op vo-scholen eenmalig moeten wijzigen om aan te blijven sluiten bij de
                  nieuwe wettelijke kaders. Daarnaast blijkt dat de administratieve lasten voor het
                  vo dalen. Zij krijgen alle aanmeldingen en gegevens op één moment binnen, en hoeven
                  niet op een later moment nog leerlingen na te plaatsen. Met dit voorstel wordt verder
                  door het handhaven van de volgorde van eerst het schooladvies en dan de eindtoets
                  tegemoet gekomen aan de wens van het po om de regeldruk minimaal gelijk te houden.
               
Wat betreft de aanpassingen voorgesteld in paragraaf 3 geldt dat het CvTE en Stichting
                  Cito jaarlijks extra tijd kwijt zijn aan hun nieuwe taken. Hier staat tegenover dat
                  zij jaarlijks minder tijd kwijt zijn aan het aanbieden en ontwikkelen van de Centrale
                  Eindtoets.
               
Adviescollege toetsing regeldruk (ATR)
Op 2 april 2020 heeft het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) op verzoek van de
                  Minister advies uitgebracht over het wetsvoorstel. ATR concludeert dat nut en noodzaak
                  van het wetsvoorstel afdoende zijn onderbouwd. Zij geeft nog vier aanbevelingen, die
                  hieronder kort worden besproken.
               
Aanmeldmoment vo
ATR adviseert om enige spreiding te realiseren door verruiming van de termijn voor
                  de aanmeldingen voor het vo. Dit signaal is ook gegeven in de internetconsultatie.
                  Het aanmeldmoment zal inderdaad niet op één dag plaatsvinden. Beoogd wordt dat leerlingen
                  zich gedurende een week kunnen aanmelden.
               
Overstappen van aanbieder i.v.m. vervallen Centrale Eindtoets
Ook adviseert ATR toe te lichten wat de eventuele impact is voor scholen in het geval
                  zij moeten overstappen van de Centrale Eindtoets naar een andere aanbieder van een
                  doorstroomtoets. Scholen die overstappen van de Centrale Eindtoets naar een andere
                  doorstroomtoets zullen moeten nagaan welke aanbieder het beste past bij hun missie
                  en visie. Dit kunnen scholen doen door informatie te vergaren en intern tot een keuze
                  te komen. Dit is een eenmalige, kleine werkdrukverhoging, maar uit het evaluatieonderzoek
                  van Oberon bleek dat po-scholen de keuzevrijheid juist erg waarderen. Het overstappen
                  zelf vormt geen extra administratieve last, omdat scholen zich ieder jaar moeten inschrijven
                  en er geen kosten zijn verbonden aan een doorstroomtoets.
               
Aanvullend aan het advies van ATR wordt opgemerkt dat het vervallen van de Centrale
                  Eindtoets een extra gevolg heeft. Op dit moment ontvangen scholen die, na herinnering
                  van DUO, geen keuze maken voor een eindtoetsaanbieder, automatisch de Centrale Eindtoets.
                  Dit is met voorliggend wetsvoorstel niet meer mogelijk, waardoor voortaan door vroegtijdige
                  signalering door DUO en via eventuele handhaving door de inspectie zal worden gecontroleerd
                  of elke school een doorstroomtoets kiest.
               
Calamiteitentoets
Ten derde adviseert het ATR te zorgen voor heldere, werkbare afspraken met private
                  aanbieders en onderwijsinstellingen, voor het geval zich een landelijke calamiteit
                  voordoet. Deze afspraken zullen in de uitwerking van dit wetsvoorstel worden gemaakt.
               
Regeldruk
Tot slot adviseert het ATR op vijf onderdelen de regeldruk kwalitatief en kwantitatief
                     in beeld te brengen, conform de Rijksbrede methodiek.
                  
• Het eerste onderdeel is het aanpassen van de procedure voor het opstellen van het
                           schooladvies en het vastleggen hiervan in de schoolgids. De hiervoor gemaakte kosten
                           zijn eenmalig. De kosten hiervoor worden geraamd op € 675 per school (15 uur * uurtarief
                           € 45). Dit wetsvoorstel is van toepassing op alle bekostigde en niet-bekostigde scholen
                           in het primair en speciaal onderwijs in Europees en Caribisch Nederland. Dit betreft
                           6.750 scholen in 2019. De totale geschatte administratieve last komt hiermee uit op
                           iets meer dan € 4,5 miljoen voor po-scholen.
                        
• Ten tweede moet ook in het vo de procedure eenmalig worden aangepast, wat een eenmalige
                           investering vereist. Deze investering is vanwege de omvang van de vo-scholen groter
                           en wordt geraamd op € 1.125 per school (25 uur * uurtarief € 45). Uitgaande van 1450
                           instellingen in het vo in 2019 levert dit een eenmalige kostenpost op van iets meer
                           dan € 1,6 miljoen. Hieruit volgt wel een structurele besparing doordat de vo-scholen
                           de aanmeldingen in één in plaats van twee rondes kunnen verwerken. Deze wordt geraamd
                           op € 450 per school (10 uur * uurtarief € 45) en op een totaal van € 652.500. De regeldruk
                           voor de leerlingen met een bijstelling (in 2019 bijna 10% van het totaal aantal leerlingen)
                           neemt af en dit levert voor ouders en leerlingen twee uur minder werk op. Volgens
                           de methodiek levert dit dan een besparing op van € 30 per leerling. Uitgaande van
                           180.000 leerlingen per jaar waarvan 10% een bijstelling kreeg, levert dat een structurele
                           besparing op van € 540.000.
                        
• Daarnaast zijn er voor de scholen die nu nog gebruik maken van de Centrale Eindtoets
                           eenmalige kosten in het bepalen naar welke doorstroomtoets zij overstappen. Deze kosten
                           worden geraamd op € 225 per school (5 uur * uurtarief € 45). In 2019 gebruikte de
                           helft van de po-scholen de Centrale Eindtoets, waarmee 3375 scholen deze kosten zullen
                           maken voor een totaal van € 760.000.
                        
• Als laatste zijn de gevolgen van de herziening van de bestaande subsidieregeling voor
                           toetsen van private aanbieders nog niet in beeld zijn gebracht. Bij deze herziening
                           wordt beoogd dat de methodiek voor het aanvragen en ontvangen van subsidie voor de
                           aanbieders gelijk blijft, waardoor er geen gevolgen zijn over de regeldruk.
                        
In totaal wordt met dit wetsvoorstel een eenmalige investering gevraagd van iets minder
                  dan € 7 miljoen. Dit levert een structurele besparing op van bijna € 1,2 miljoen per
                  jaar.
               
6 Advies en consultatie
               
6.1 Internetconsultatie
               
Dit wetsvoorstel is van 22 februari 2020 tot en met 22 maart 2020 in internetconsultatie
                  geweest. In de consultatie is aan de respondenten gevraagd welke kansen en welke knelpunten
                  zij bij het wetsvoorstel zien. Voor de knelpunten is bovendien om suggesties gevraagd
                  om deze weg te nemen. Op de consultatie zijn 179 reacties binnengekomen. Van deze
                  reacties waren er negen van vertegenwoordigersorganisaties, te weten: PO-Raad, VO-raad,
                  Ouders & Onderwijs, GEU, SLO, LECSO, AVS, VGS (Vereniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs),
                  VOO (Vereniging voor Openbaar Onderwijs), VBS (Vereniging voor algemene bijzondere
                  scholen). De overige reacties waren van individuen, over het algemeen leerkrachten,
                  schoolleiders of onderwijsbestuurders.
               
De reacties concentreren zich op vijf thema’s, die hieronder kort worden toegelicht:
a. Eén aanmeldmoment en de volgorde en planning van andere momenten in de overgang van
                           po naar vo;
                        
b. De invloed van het nieuwe tijdpad op de onderwijstijd voor én na de doorstroomtoets;
c. Langetermijnvisie overgang po-vo;
d. De vergelijkbaarheid van en keuzevrijheid tussen de doorstroomtoetsen; en
e. Toetstraining en het gebruik van de doorstroomtoets in de beoordeling van de onderwijskwaliteit
                           van scholen door de inspectie.
                        
Per thema wordt hierna kort beschreven hoe de aandachtspunten uit de internetconsultatie
                  mee zijn genomen in het wetsvoorstel, dan wel waarom daarvan is afgezien. Voor het
                  volledige verslag wordt verwezen naar www.internetconsultatie.nl.
               
a. Eén aanmeldmoment en volgorde en planning in overgang po-vo
               
De meerderheid van de respondenten is positief over het voorstel om voor het vo één
                  aanmeldmoment vast te leggen. Hierdoor kan het vo alle aanmeldingen tegelijk verwerken
                  en is er voor alle leerlingen op hetzelfde moment duidelijkheid. De doorstroomtoets
                  wordt daarmee even belangrijk voor alle leerlingen, omdat de bijstelling plaatsvindt
                  voordat een leerling zich aanmeldt voor het vo. Hoewel het om een relatief kleine
                  groep gaat die een bijstelling krijgt, zoals een aantal respondenten aangeeft, gaat
                  het vaak om een kwetsbare leerlingen die met één aanmeldmoment meer kansen krijgen.
               
Uit de reacties blijkt bovendien dat het voorkeursmoment voor aanmelding voor vo-scholen
                  half maart is. Po-scholen hebben de aanmelding liever zo laat mogelijk in het schooljaar.
                  Deze signalen komen overeen met de resultaten van de impactanalyse over één aanmeldmoment.
               
Overigens bleek uit verschillende reacties dat de respondenten vragen hadden bij het
                  aanmeldmoment, omdat dat slechts op één dag zou kunnen. Aan deze kritiek wordt tegemoet
                  gekomen: aanmelden voor het vo zal gedurende een week kunnen. Dit wordt nader uitgewerkt
                  bij amvb.
               
Pro en lwoo
Speciale aandacht werd door een aantal respondenten gevraagd voor scholen voor praktijkonderwijs
                  (pro-scholen) en vmbo-scholen die leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) aanbieden.
                  Omdat voor deze leerlingen een toelaatbaarheidsverklaring (tlv) moet worden aangevraagd,
                  zou dit tot uitvoeringsrisico’s kunnen leiden, zo gaven de respondenten aan. Dit risico
                  wordt onderkend, maar voor pro en lwoo wordt in dit kader geen uitzondering gemaakt.
                  Uit gesprekken met de sectororganisaties blijkt dat in groep 7 en groep 8 al gestart
                  wordt met het contact tussen de basisschool, praktijkonderwijsschool of vmbo-school
                  met lwoo en het samenwerkingsverband. Door middel van tijdige voorbereiding kan ook
                  de tlv op tijd worden afgegeven, zodat een leerling zich op tijd kan aanmelden. In
                  het eerste schooljaar na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel wordt daarin ondersteuning
                  geboden door de VO-raad. Mocht het tijdig aanmelden niet lukken, dan kan een leerling
                  zich aanmelden via de reguliere procedure die ook geldt voor een aanmelding in een
                  ander leerjaar.
               
Volgorde schooladvies-doorstroomtoets
Verschillende reacties, waaronder de PO-raad en de VO-raad, pleiten ervoor om de doorstroomtoets
                  af te nemen voorafgaand aan het schooladvies. Anderzijds geven Ouders & Onderwijs,
                  VOO en de meerderheid van de individuele respondenten aan dat zij de huidige volgorde
                  willen handhaven. Zoals ook in paragraaf 2.4 is aangegeven, zijn alle voor- en nadelen
                  van de volgorde schooladvies-doorstroomtoets gewogen en wordt ervoor gekozen om deze
                  volgorde te behouden.
               
b. Onderwijstijd
               
De opmerkingen over onderwijstijd gaan over het moment van de afname van de doorstroomtoets,
                  die naar aanleiding van dit wetsvoorstel vervroegd zal worden, en de resterende onderwijstijd
                  na de afname van de doorstroomtoets.
               
Onderwijstijd voor de doorstroomtoets
Leerkrachten geven aan dat het afnemen van de doorstroomtoets begin februari tot knelpunten
                  leidt, omdat een meerderheid van de scholen in die periode (januari-februari) ook
                  de zogeheten «midden groep 8 toets» afneemt. Dit is een onderdeel van het LVS van
                  Cito B.V. Deze toets zou dan niet kunnen worden meegenomen in het schooladvies. Hierover
                  zullen gesprekken worden gevoerd met de aanbieders van LVS-toetsen, zodat het LVS
                  blijft aansluiten op de eerdere afname van de doorstroomtoets. Bovendien geven de
                  respondenten aan dat het moeilijk is om alle lesstof te behandelen als de doorstroomtoets
                  voortaan twee maanden eerder wordt afgenomen. Een doorstroomtoets meet echter de kennis
                  en vaardigheden die de leerling tijdens alle acht leerjaren van de basisschool heeft
                  opgedaan. Om aan deze zorgen tegemoet te komen, zal echter vanaf de afname van de
                  doorstroomtoets worden gekeken of er verschillen optreden ten opzichte van de normering.
                  Mogelijk leidt dat tot aanpassing van de normering. Als laatste worden zorgen geuit
                  over leerlingen die aan het einde van groep 8 nog een sprong in hun ontwikkeling doormaken,
                  maar die vooruitgang niet kunnen laten zien bij een eerdere afname van de doorstroomtoets.
                  Onderzoek toont echter aan dat de grootste ontwikkeling van de vaardigheden plaatsvindt
                  tussen eind groep 7 en midden groep 8. Als de leerprestaties van groep 6 en 7 echter
                  worden meegenomen in het schooladvies, geeft dit een goede indicatie van de toetsscore.
                  De resultaten gaan niet verder omhoog bij een latere afname van de eindtoets. 77
Enkele respondenten uitten zijn of haar zorgen dat er in februari meer kinderen ziek
                  zijn dan in april. Leerlingen die ziek zijn tijdens het reguliere afnamemoment, kunnen
                  de doorstroomtoets tot drie weken daarna kunnen inhalen.
               
Onderwijstijd na afname doorstroomtoets
Een klein deel van de respondenten geeft aan dat het moeilijker is om de onderwijstijd
                  in groep 8 nuttig te bestreden na de afname van de doorstroomtoets. Uit een aanvullend
                  onderzoek onder leraren van de OCW-lerarencommunity blijkt dat deze zorg onder leerkrachten
                  gedeeld worden, maar dat leraren ook goed hun eigen professionaliteit kunnen aanwenden
                  om de leerlingen toch gemotiveerd te houden. Op dit punt worden daarom geen aanvullende
                  maatregelen voorgesteld.
               
Werkdruk
Respondenten uit het po vragen aandacht voor de mogelijke werkdruk in de periode dat
                  het schooladvies moet worden opgesteld, de doorstroomtoets moet worden afgenomen en
                  het schooladvies moet worden heroverwogen en bijgesteld. Respondenten uit het vo vragen
                  aandacht voor de mogelijke werkdruk in de periode dat zij alle aanmeldingen in één
                  keer moeten verwerken. De regering onderkent deze zorgen en wil in samenwerking met
                  de sectororganisaties voorbeeldplanningen delen.
               
c. Langetermijnvisie overgang po-vo
               
De reacties op de wijziging van de naam van de eindtoets naar doorstroomtoets zijn
                  wisselend. Een minderheid van de respondenten geeft aan dat alleen een naamswijziging
                  niet tot wijziging in de positie van de toets leidt, maar een meerderheid vindt de
                  term «doorstroomtoets» een goede eerste stap in een meer doorlopende overgang van
                  po naar vo. Tegelijkertijd geven zowel de sectororganisaties als ook een meerderheid
                  van de respondenten dat de naamswijziging pas het begin is in het verbeteren van de
                  overgang van po naar vo. Op dit moment worden echter geen verdergaande wijzigingen
                  op dit punt voorgesteld. De regering weegt hier ook in mee dat een aantal respondenten
                  de voorkeur heeft om helemaal geen wijzigingen door te voeren.
               
d. De vergelijkbaarheid en keuzevrijheid tussen de doorstroomtoetsen
               
Enkele respondenten gaven aan dat zij zorgen hebben over de vergelijkbaarheid van
                  de verschillende doorstroomtoetsen. In een stelsel waarin keuzevrijheid wordt gegarandeerd
                  is een consequentie dat de toetsen, en daarmee de toetsadviezen, nooit volledig gelijk
                  aan elkaar zullen zijn. Wel zet de overheid stappen om de vergelijkbaarheid zo veel
                  mogelijk te garanderen, zoals ook de PO-Raad opmerkt over de rol van kwaliteitsbewaker
                  bij het CvTE. Ook dragen de zogeheten ankeropgaven die in alle eindtoetsen zitten
                  bij aan het verbeteren van de vergelijkbaarheid. De PO-Raad merkt op dat er geen calamiteitentoets
                  meer is, omdat met dit wetsvoorstel de Centrale Eindtoets wordt afgeschaft. Dit advies
                  om te zorgen voor een terugvaloptie wordt ter harte genomen en een dergelijke toets
                  zal gereed zijn op het moment van inwerkingtreding van dit wetsvoorstel.
               
Over het bestaan van keuzevrijheid voor scholen zijn de reacties wisselend. Het hanteren
                  van verschillende toetsen kan voor vo-scholen bijvoorbeeld het interpreteren van de
                  resultaten moeilijker maken. Sommige respondenten pleitten dan ook voor de invoering
                  van een overheidstoets. Uit andere reacties en uit de evaluatie van Oberon blijkt
                  echter dat veel scholen en onderwijsprofessionals waarde hechten aan het bestaan van
                  keuzevrijheid. Die keuzevrijheid wordt met dit wetsvoorstel daarom gehandhaafd.
               
De GEU maakt nog een aantal opmerkingen over de markt voor toetsaanbieders. In de
                  eerste plaats wordt aangegeven dat het wenselijk zou zijn om de huidige subsidieregeling
                  voor aanbieders van LVS-toetsen en eindtoetsen voort te zetten. Het voorstel is inderdaad
                  om de toetsaanbieders te blijven ondersteunen door middel van een subsidie. Het is
                  bovendien niet verplicht om het LVS en de doorstroomtoets van dezelfde aanbieder af
                  te nemen; scholen hebben hierin ook keuzevrijheid, wat ook een aandachtspunt van SLO
                  is. Voorts geeft de GEU aan dat LVS-toetsen voor een langere periode erkend kunnen
                  worden dan de voorgestelde zeven jaar. Besloten is om te komen tot een erkenning van
                  tien jaar, met een tussentijdse controle na vijf jaar. Als laatste is het overgangsrecht
                  aangevuld, zodanig dat LVS-toetsen die een positief kwaliteitsoordeel van de Expertgroep
                  toetsen PO hebben ontvangen, worden geacht tot vijf jaar na de afgifte van dit kwaliteitsoordeel
                  ook erkend te zijn door het CvTE. De GEU geeft aan dat het in het jaar van de inwerkingtreding
                  van de taken van het CvTE haalbaar is om op 15 juli de nieuwe doorstroomtoetsen in
                  te dienen voor toelating in het volgende afnamejaar en op 15 augustus de verantwoording
                  voor de eindtoets van de afgelopen afname in te dienen. Het CvTE onderzoekt de haalbaarheid
                  van deze data.
               
e. Toetstraining en de beoordeling door de inspectie
               
Een meerderheid van de respondenten geeft aan dat naar hun mening met het huidige
                  voorstel toetstraining niet wordt tegengegaan. Vermogende ouders zouden die training
                  bij een tegenvallend pre-advies in groep 7 dat ook al in kunnen kopen. Dit wetsvoorstel
                  kan toetstraining niet volledig voorkomen, maar geeft wel een eerste stap in de goede
                  richting door het schooladvies en de doorstroomtoets sneller op elkaar te laten volgen.
               
Als laatste vindt een klein deel van de respondenten dat de inspectie de resultaten
                  van de doorstroomtoets gebruikt in haar beoordeling van de leerresultaten van scholen.
                  Dit gebeurt nu ook al voor de eindtoets. De inspectie heeft deze zorgen inmiddels
                  ter harte genomen in de herziening van haar onderwijsresultatenmodel.78
6.2 Consultatie Caribisch Nederland
               
De po en vo scholen van Bonaire, Saba en Sint Eustatius zijn gelijktijdig met de internetconsultatie
                  geconsulteerd over de onderdelen van het wetsvoorstel die betrekking hebben op BES-eilanden.
                  De scholen op de eilanden waren enthousiast over de aanscherping van de verplichtingen
                  rondom LVS-toetsen. Ook waren ze positief over de rol van het CvTE als kwaliteitsbewaker
                  hierbij. De scholen op Bonaire waren ook positief over de voorstel van het schooladvies
                  en de doorstroomtoets. Een vraagstuk dat verdere uitwerking behoeft is in hoeverre
                  de vragen over Papiaments in de doorstroomtoets bijdragen aan het toetsadvies. Dit
                  vraagstuk is benoemd in hoofdstuk 4 «Caribisch Nederland» in de memorie van toelichting
                  bij dit wetsvoorstel. Daarnaast heeft de consultatie ertoe geleid dat de doorstroomtoets
                  voor Saba en Sint Eustatius uit het wetsvoorstel is geschrapt. Alle leerlingen starten
                  in het vo op Saba en Sint Eustatius op hetzelfde niveau in het CXC, tenzij zij naar
                  praktijkonderwijs gaan. Een doorstroomtoets eind basisonderwijs lijkt voor deze eilanden
                  dus niet passend. De aanscherping op de verplichting van de LVS-toetsen volstaat.
               
7 Uitvoering, toezicht en handhaving
               
Dit wetsvoorstel is voorgelegd aan zowel de het CvTE als aan de Dienst Uitvoering
                  onderwijs (DUO) voor een toets op de uitvoerbaarheid. Beide instanties hebben geoordeeld
                  dat het wetsvoorstel uitvoerbaar is.
               
DUO kan het vervallen van de Centrale Eindtoets en de invoering van de doorstroomtoets
                  per 1 augustus 2022 realiseren. De consequenties van het vervallen van de CET en de
                  invoering van de doorstroomtoets zijn uitvoerbaar en de benodigde aanpassingen in
                  systemen en processen zijn haalbaar en maakbaar. DUO benoemt dat in hun uitvoeringstoets
                  de optie niet is meegenomen om als DUO de logistiek en organisatie van de calamiteitentoets
                  te verzorgen. Indien deze taak wel bij DUO wordt belegd vraagt dit een separate uitvoeringstoets.
               
De uitvoeringstoets van DUO heeft geleid tot één wijziging van het wetsvoorstel. Voor
                  Caribisch Nederland wordt het oordeel «zeer zwak» van de inspectie opgenomen in de
                  Wet op het onderwijstoezicht. Deze onderdelen zullen echter pas in werking treden
                  als scholen in Caribisch Nederland goed kunnen omgaan met de LVS-toetsen en, voor
                  wat betreft Bonaire, de doorstroomtoets.
               
In het kader van het geïntegreerde toezicht is de uitvoeringstoets van DUO ook uitgezet
                  bij de inspectie en bij de Accountantsdienst Rijk (ADR). De inspectie noemt als aandachtspunt
                  de schijn van belangverstrengeling bij de taken van Cito. Dit is meegenomen in de
                  toelichting. De ADR heeft niet op de uitvoeringtoets gereageerd.
               
Ook het CvTE en Stichting Cito hebben het voorstel beoordeeld op uitvoerbaarheid.
                  Dit heeft tot enkele aanpassingen van de memorie van toelichting geleid. Zo is verhelderd
                  dat het CvTE de normering van de doorstroomtoetsen gaat vaststellen, waardoor de vergelijkbaarheid
                  van toetsadviezen van de verschillende toetsen wordt vergroot. De keuzevrijheid in
                  doorstroomtoetsen betekent echter dat er binnen een bepaalde onzekerheidsmarge altijd
                  kleine verschillen kunnen blijven bestaan. Daarnaast is in de paragraaf over Caribisch
                  Nederland aangescherpt dat de normen van doorstroomtoets voor Bonaire geen directe
                  link hebben met de doorstroomtoetsen die in Europees Nederland worden gebruikt, aangezien
                  de toetsen gedeeltelijk andere inhoudelijke domeinen toetsen.
               
De uitvoeringsconsequenties die door Stichting Cito in kaart zijn gebracht hebben
                  geleid tot enkele aanpassingen van de memorie van toelichting. In de paragraaf over
                  Caribisch Nederland is beschreven dat er onderzoek moet worden gedaan naar de voorspellende
                  waarde van prestaties van leerlingen op Papiaments voordat dit onderdeel bij kan dragen
                  aan het Toetsadvies van de doorstroomtoetsen Bonaire. Ook wordt in de memorie van
                  toelichting zodanig aangepast dat daar gesproken werd over «Cito-Eindtoets» of «Cito-toets»
                  voortaan «de Eindtoets Basisonderwijs van Cito» is opgenomen.
               
8 Financiële gevolgen
               
Het wetsvoorstel heeft financiële gevolgen voor zowel het CvTE, Stichting Cito als
                  voor DUO. Het CvTE verwacht door het verdwijnen van de Centrale Eindtoets structureel
                  € 441.000,- uit te sparen. De nieuwe taken die het CvTE krijgt vragen om een eenmalige
                  investering van € 100.000,- en een structurele bekostiging tussen de € 401.000,- en
                  € 421.000,-. Het CvTE beschrijft een voorbehoud voor mogelijk aanvullende kosten voor
                  werkprocessen die nu nog niet in beeld kunnen worden gebracht.
               
Stichting Cito verwacht dat als gevolg van het wetsvoorstel de benodigde formatie
                  zal teruglopen van 26,3 fte in 2020 naar 7,8 fte in 2023. Een deel van de personele
                  frictie zal via verloop worden opgevangen. Daarnaast wordt geschat dat de frictiekosten
                  tussen de 1 en 1,2 miljoen euro zullen bedragen.
               
DUO verwacht vanaf 2023 in het nieuwe stelsel jaarlijks structureel € 16.000 kwijt
                  te zijn. Dit t.o.v. de normale reguliere kosten van € 2.424.000,- (op basis van de
                  managementafspraken voor 2020 en 2021). Dit komt neer op een structurele besparing
                  van € 2.408.000,- per jaar.
               
9 Monitoring en evaluatie
               
Ontwikkelingen op het gebied van kansengelijkheid worden in het onderwijs jaarlijks
                  gemonitord door de inspectie. De inspectie rapporteert hierover in haar Staat van
                  het Onderwijs. De inspectie heeft daarbij speciale aandacht voor de overgangsmomenten,
                  zoals van po naar vo met daarbij behorend het schooladvies en de eindtoets. Ter ondersteuning
                  van deze monitoring zal Stichting Cito jaarlijks worden gevraagd in hoeverre wijzigingen
                  in het stelselbeeld kunnen worden verklaard door andere factoren dan de beheersingsniveaus
                  van de leerlingen in groep 8. In haar rapportage in de Staat van het Onderwijs kijkt
                  de inspectie ook naar de hoogte van de schooladviezen en naar de kans op bijstelling
                  van het schooladvies in relatie tot SES. Daarnaast worden jaarlijks via de website
                  onderwijsincijfers.nl algemene data gepubliceerd over bijvoorbeeld: de verdeling van
                  de schooladviezen; de ontwikkeling van het aandeel brede schooladviezen; de vergelijking
                  tussen het toetsadvies en het schooladvies; en de ontwikkelingen in het aandeel heroverwegingen
                  en het aandeel bijstellingen. Via deze route zullen de effecten van deze wetswijziging
                  worden gemonitord. Indien er opvallende resultaten uit voortkomen, wordt hierover
                  gerapporteerd aan de Tweede Kamer.
               
Daarnaast zullen de effecten voor de toepassing in Caribisch Nederland worden geëvalueerd.
                  Het voorstel is om hiertoe een evaluatiebepaling in de WPO BES op te nemen waarin
                  staat dat deze onderdelen van dit wetsvoorstel na vier jaar worden geëvalueerd.
               
II. Artikelsgewijs
               
Bij de wijzigingen in de artikelen I, III en IV is uitgegaan van de tekst van de wet
                  zoals deze luidt na inwerkingtreding van de Wet van 1 juli 2020 tot wijziging van
                  de Wet op het primair onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet op de
                  expertisecentra, de Wet op het onderwijstoezicht en enkele andere wetten in verband
                  met actualisering van de deugdelijkheidseisen, het daarmee samenhangende onderwijstoezicht
                  en vermindering van administratieve verplichtingen in het funderend onderwijs, alsmede
                  reparatie van wetstechnische gebreken (actualisering deugdelijkheidseisen funderend
                  onderwijs) (Stb. 2020, 235).
               
Artikel I. Wijziging Wet op het primair onderwijs
Onderdelen A, B, C, E, F en K
Deze onderdelen regelen het vervallen van de artikelen of artikelleden over het LVS
                  en de Centrale Eindtoets. Het gaat voor wat betreft het LVS om artikel 8, zevende
                  lid, WPO. Deze bepalingen worden aangepast en overgeheveld naar paragraaf 6 over Toetsing
                  in het basisonderwijs en doorstroom voortgezet onderwijs (zie hierna). De overige
                  leden van artikel 8 WPO worden vernummerd. Ook de verwijzingen in de artikelen 11
                  en 12, vierde lid, onderdeel a, WPO, naar artikel 8, zesde en zevende lid, WPO en
                  de vernummerde leden worden aangepast.
               
Voorts vervalt artikel 9b WPO over de Centrale Eindtoets. Dit artikel komt in aangepaste
                  vorm terug in paragraaf 6 over Toetsing in het basisonderwijs en doorstroom voortgezet
                  onderwijs (zie hierna). Dit geldt ook voor artikel 9c WPO dat een voorhangbepaling
                  bevat voor de amvb die op grond van artikel 8, zevende lid, of artikel 9b, achtste
                  en negende lid, WPO wordt vastgesteld. Artikel 9c vervalt en de inhoud wordt verplaatst
                  naar artikel 3a, vierde lid, Wet CvTE.
               
Onderdeel D
Artikel 10a WPO gaat over zeer zwak onderwijs. Op basis van het derde lid worden de
                  leerresultaten van een school jaarlijks beoordeeld op basis van de resultaten van
                  de Centrale Eindtoets of andere eindtoetsen, op het gebied van Nederlandse taal en
                  rekenen en wiskunde. Het derde lid wordt opnieuw vastgesteld. Er wordt voortaan gesproken
                  over doorstroomtoetsen. Ook worden de leerlingen van wie het resultaat op de doorstroomtoets
                  niet meetelt in de leerresultaten in een opsomming opgenomen. Dit is geen inhoudelijke
                  wijziging.
               
Onderdeel G
Aan artikel 13, eerste lid, wordt een onderdeel toegevoegd dat regelt dat het bevoegd
                  gezag in de schoolgids moet opnemen welke procedure een school volgt voor het opstellen
                  van het schooladvies en definitieve schooladvies. Door deze procedure toe te voegen
                  aan de schoolgids is voor ouders duidelijk op welke wijze het schooladvies tot stand
                  komt. Dit onderdeel schrijft niet voor welke gegevens een school moet gebruiken bij
                  het opstellen van het schooladvies, maar heeft als doel voor ouders en leerlingen
                  duidelijk te maken op welke wijze het schooladvies op de betreffende school tot stand
                  komt en hoe de betreffende leerling en zijn of haar ouders op de hoogte worden gesteld
                  van het schooladvies.
               
Onderdeel H
Artikel 41, tweede lid, WPO regelt dat ouders een school om vrijstelling kunnen vragen
                  voor bepaalde onderwijsactiviteiten. De Centrale Eindtoets of andere eindtoetsen zijn
                  daarvan uitgezonderd. Deze bepaling wordt zodanig gewijzigd dat over doorstroomtoetsen
                  gesproken wordt.
               
Onderdeel I
Met dit onderdeel wordt artikel 42 WPO opnieuw vastgesteld. In dit artikel wordt alleen
                  een bepaling opgenomen over het onderwijskundig rapport, dat wordt opgesteld indien
                  een leerling de school verlaat en naar een andere school voor primair onderwijs gaat,
                  of wanneer een leerling na groep 8 doorstroomt naar het voortgezet onderwijs. De bepalingen
                  over het schooladvies worden aangepast en verplaatst naar paragraaf 6 over toetsing
                  in het basisonderwijs en doorstroom naar het voortgezet onderwijs. Het schooladvies
                  blijft onderdeel van het onderwijskundig rapport.
               
Voorts wordt artikel 42, eerste lid, laatste volzin, aangepast conform de Aanwijzingen
                  voor de regelgeving. Voortaan wordt gesproken over «regels» in plaats van «voorschriften».
                  Bovendien wordt de toevoeging «nadere» voor «regels» geschrapt, omdat het artikel
                  geen inhoudelijke regels stelt over wat er in het onderwijskundig rapport wordt opgenomen
                  (vergelijk Aanwijzing 2.29 van de Aanwijzingen voor de regelgeving). Alle regels over
                  het onderwijskundig rapport staan in de amvb waar artikel 42 WPO de grondslag voor
                  biedt. De betreffende amvb is het Besluit uitwisseling leer- en begeleidingsgegevens.
                  Verder wordt het derde lid, dat een nahangprocedure bevat, vernummerd tot tweede lid
                  en aangepast conform de daarvoor geldende formulering uit de Aanwijzingen voor de
                  regelgeving (Aanwijzing 2.37).
               
Onderdeel J
In de WPO wordt aan hoofdstuk I, titel II, afdeling 1, een paragraaf toegevoegd. Paragraaf
                  6 gaat over toetsing in het basisonderwijs en doorstroom naar het voortgezet onderwijs.
                  In deze paragraaf worden bepalingen gebundeld die gaan over de LVS-toetsen, de doorstroomtoets
                  en het schooladvies.
               
Artikel 45b WPO
Het nieuwe artikel 45b WPO gaat over welke toetsen in het basisonderwijs verplicht
                  moeten worden afgenomen. In de eerste plaats zijn dat de toetsen die verbonden zijn
                  aan het LVS dat scholen gebruiken. Artikel 8, zesde en zevende lid, WPO worden terminologisch
                  gewijzigd en overgeheveld naar artikel 45b, eerste en tweede lid, WPO. De bepalingen
                  worden zo aangepast dat duidelijk wordt dat het gaat om de toetsen die verbonden zijn
                  aan het LVS-systeem. Scholen gebruiken een LVS. Aan dat LVS zijn toetsen verbonden,
                  die door het CvTE zijn erkend als toets. De toetsen meten in elk geval de kennis en
                  vaardigheden van de leerlingen op het gebied van Nederlandse taal en rekenen en wiskunde,
                  aan de hand van de geldende referentieniveaus.
               
De tweede toets in artikel 45b WPO is een doorstroomtoets, die een leerling in het
                  laatste leerjaar van het basisonderwijs aflegt. Deze toets, die wordt opgenomen in
                  het derde en vierde lid, moet zijn erkend door het CvTE als doorstroomtoets. Een doorstroomtoets
                  meet de kennis en vaardigheden van leerlingen op het gebied van Nederlandse taal en
                  rekenen en wiskunde, op basis van de geldende referentieniveaus. Het bevoegd gezag
                  kan ook een doorstroomtoets afnemen op de kennisgebieden aardrijkskunde, geschiedenis
                  en natuur, waaronder biologie (artikel 9, tweede lid, onderdelen a, b en c).
               
Voor wat betreft een doorstroomtoets wordt een aantal wijzigingen voorgesteld ten
                  opzichte van artikel 9b WPO over de Centrale Eindtoets. In de eerste plaats wordt
                  de naam van de toets gewijzigd van «eindtoets» naar «doorstroomtoets». De term «doorstroomtoets»
                  past bij het doel van de regering om de overgang van po naar vo minder zwaarwegend
                  te maken. Ten tweede wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen «centrale eindtoets»
                  en «andere eindtoets», omdat alle doorstroomtoetsen door marktpartijen worden aangeboden.
                  De Centrale Eindtoets, die door de overheid wordt aangeboden, komt te vervallen. Ten
                  derde is het voortaan niet meer de Minister die het gebruik van andere eindtoetsen
                  toelaat op advies van een onafhankelijke commissie (de Expertgroep toetsen PO), maar
                  moet een doorstroomtoets erkend zijn door het CvTE. Met een door het CvTE erkende
                  doorstroomtoets voldoen scholen aan de wettelijke eis van artikel 45b, derde lid,
                  WPO.
               
In artikel 9b, eerste lid, zijn ook de afnamedata voor de centrale eindtoets opgenomen:
                  tussen 15 april en 15 mei. Voorgesteld wordt om voor het afnamemoment te vervroegen
                  naar de eerste of tweede volledige week van februari. Voorgesteld wordt om de volgorde,
                  waarbij eerst het schooladvies wordt gegeven en de leerling vervolgens een doorstroomtoets
                  aflegt, ongewijzigd te laten. Het schooladvies wordt opgesteld in de laatste drie
                  weken van januari (zie hierna artikel 45d WPO). Het schooladvies blijft een objectief,
                  tweede gegeven voor het vaststellen van het niveau van de leerling voor het volgen
                  van aansluitend voortgezet onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs.
               
Artikel 45c WPO
Het voorgestelde artikel 45c WPO stelt regels over de deelname van een leerling aan
                  een doorstroomtoets. In artikel 45c WPO, eerste tot en met vierde lid, worden het
                  derde tot en met zesde lid van artikel 9b WPO opgenomen, met enige aanpassingen. In
                  de eerste plaats bepaalt artikel 9b, derde lid, dat de eindtoets ook op een later
                  moment kan worden afgenomen, indien de leerling verhinderd is om de toets af te leggen.
                  Dit lid was te onbepaald en het is noodzakelijk om duidelijkheid te scheppen wat wordt
                  verstaan onder «een later moment». In artikel 45c, eerste lid, WPO wordt daarom opgenomen
                  dat een leerling de toets nog kan inhalen binnen drie weken na het reguliere afnamemoment.
                  Bij een dergelijke termijn voor het inhalen van een doorstroomtoets hebben de aanbieders
                  nog voldoende tijd om een toetsadvies te geven. De leerling heeft dan nog de mogelijkheid
                  tot een bijgesteld schooladvies en kan tegelijk met andere leerlingen inschrijven
                  in het vo. Ongewijzigd blijft dat leerlingen die om medische redenen niet in staat
                  zijn een doorstroomtoets af te leggen, de toets niet afleggen. Zij kunnen doorstromen
                  naar het vo op basis van het schooladvies.
               
In artikel 45c, tweede lid, WPO wordt opgenomen in welke gevallen het bevoegd gezag
                  kan beslissen dat een leerling geen doorstroomtoets aflegt: het gaat om zeer moeilijk
                  lerende leerlingen, meervoudig gehandicapte leerlingen bij wie het zeer moeilijk lerend
                  zijn één van de handicaps is, of leerlingen die korter dan vier jaar in Nederland
                  zijn en om die reden de Nederlandse taal onvoldoende beheersen. In artikel 45c, tweede
                  en derde lid, wordt het huidige artikel 9b, vierde, vijfde en zesde lid, WPO opgenomen,
                  met enige aanpassing. In artikel 9b WPO wordt een onderscheid gemaakt in de betrokkenheid
                  van ouders bij de beslissing van het bevoegd gezag. In het geval van zeer moeilijk
                  lerende leerlingen of meervoudig gehandicapte leerlingen bij wie het zeer moeilijk
                  lerend zijn één van de handicaps is, informeert het bevoegd gezag de ouders. Bij leerlingen die korter dan vier jaar in Nederland
                  zijn, overlegt het bevoegd gezag met de ouders. De regering meent dat dit onderscheid de indruk
                  kan wekken dat ouders in het eerste geval niet betrokken worden bij de beslissing
                  van het bevoegd gezag, terwijl dat in de praktijk wel het geval is. Het is wenselijk
                  om de ouderbetrokkenheid voor alle drie de ontheffingsgronden gelijk te trekken, waardoor
                  in artikel 45c, derde lid, WPO wordt opgenomen dat het bevoegd gezag met de ouders
                  overlegt, indien het bevoegd toepassing wil geven aan het tweede lid. Dit overleg
                  vindt plaats voorafgaand aan het moment van afname van de doorstroomtoets. De bevoegdheid
                  tot het nemen van de beslissing over deelname ligt nog steeds bij het bevoegd gezag
                  van de school; zij moeten de beslissing kunnen verantwoorden bij de ouders en de inspectie.
                  Hierover moet echter voortaan ook op basis van de wet worden overlegd met ouders,
                  bijvoorbeeld tijdens een oudergesprek. De inspectie controleert of de school de beslissingen
                  om voor bepaalde leerlingen tot ontheffing over te gaan op een juiste wijze heeft
                  ingezet.
               
Artikel 45d WPO
In artikel 45d WPO worden regels gesteld over het schooladvies. Voor het schooladvies
                  wordt een wijziging van het moment van vaststelling voorgesteld. In de huidige situatie
                  wordt het schooladvies, op grond van artikel 42 WPO, vastgesteld vóór 1 maart. Leerlingen
                  maken vervolgens de eindtoets. Als uit de uitslag van de eindtoets blijkt dat de leerling
                  over meer kennis en vaardigheden beschikt dan waar het schooladvies op is gebaseerd,
                  heroverweegt het bevoegd gezag het schooladvies. Dit leidt mogelijk tot een bijstelling
                  van het schooladvies. De voorgestelde wijzigingen ten opzichte van de huidige situatie
                  zijn gericht op het creëren van een gelijke startpositie en gelijke keuzevrijheid
                  voor leerlingen bij de inschrijving in het vo. Een deel van de wijzigingen is terminologisch
                  van aard.
               
Voorgesteld wordt het volgende. Het schooladvies blijft leidend in de toelating tot
                  het vo. Op grond van het eerste lid stellen scholen, in de laatste drie weken van januari, voor de leerlingen in het
                  laatste leerjaar van het basisonderwijs een schooladvies op voor het volgen van aansluitend
                  voortgezet (speciaal) onderwijs. Ongewijzigd blijft dat het schooladvies aan de ouders
                  en de leerling wordt medegedeeld vóór de afname van een doorstroomtoets. Na het opstellen
                  van het schooladvies maken leerlingen een doorstroomtoets. Indien de leerling op basis
                  van de uitslag van de doorstroomtoets over meer kennis en vaardigheden beschikt dan
                  waar het schooladvies op was gebaseerd, heroverweegt het bevoegd gezag het schooladvies,
                  zo bepaalt het tweede lid. Afwijkingen van het toetsadvies uit de doorstroomtoets worden gemotiveerd. Als de
                  leerling bij de doorstroomtoets scoort conform of op een lager niveau dan het schooladvies,
                  wordt het schooladvies niet heroverwogen. Ook dit is in lijn met de huidige wet- en
                  regelgeving: bijstelling van het schooladvies kan alleen naar boven, niet naar beneden.
                  Een nieuw element betreft het derde lid: na de uitslag van de doorstroomtoets stelt het bevoegd gezag voor alle leerlingen in het achtste leerjaar het definitieve schooladvies vast. Dit is een wijziging ten opzichte van de huidige situatie, waar
                  alleen leerlingen met een bijstelling opnieuw een (bijgesteld) schooladvies kregen.
                  Voor de meeste leerlingen zal het definitieve schooladvies gelijk zijn aan het schooladvies
                  en is de vaststelling van het definitieve advies slechts een administratieve handeling.
                  Ook leerlingen die geen doorstroomtoets afleggen, bijvoorbeeld omdat zij een ontheffing
                  hebben (zie art. 45c WPO), krijgen een definitief schooladvies, dat wordt vastgesteld
                  conform het schooladvies. Net als in de huidige regelgeving hebben deze leerlingen
                  geen mogelijkheid tot bijstelling van het schooladvies, want bijstelling is alleen
                  mogelijk naar aanleiding van het (hogere) toetsadvies van de doorstroomtoets. Na de
                  vaststelling van het definitieve schooladvies gebruiken alle leerlingen het definitieve
                  advies voor de aanmelding in het voortgezet onderwijs. Op deze manier hebben leerlingen
                  met een bijstelling van het schooladvies evenveel kans op toelating tot de vo-school
                  van hun voorkeur als leerlingen zonder bijstelling.
               
Het definitieve schooladvies maakt onderdeel uit van het onderwijskundig rapport,
                  bedoeld in artikel 42 WPO (vierde lid).
               
Schooladvies en definitief schooladvies
In het voorgestelde artikel 45d WPO worden twee «schooladviezen» onderscheiden: het
                  schooladvies, dat in groep 8 wordt gegeven voor afname van de doorstroomtoets, en
                  het definitieve schooladvies, dat wordt gegeven na afname en de uitslag van de doorstroomtoets.
                  Het definitieve schooladvies is anders dan het schooladvies, indien de leerling op
                  de afgelegde doorstroomtoets hoger heeft gescoord en het bevoegd gezag na een heroverweging
                  tot een bijstelling van het schooladvies komt. Voor leerlingen die geen bijstelling
                  krijgen wordt het definitieve schooladvies vastgesteld conform het schooladvies. Dit
                  geldt ook voor leerlingen die geen doorstroomtoets hebben afgelegd.
               
Het schooladvies staat nog niet vast en kan nog aan heroverweging en bijstelling onderhevig
                  zijn, nadat de leerling een doorstroomtoets heeft afgelegd. Aan dit advies zijn daarom
                  geen (externe) rechtsgevolgen verbonden; het is een interne beslissing van het bevoegd
                  gezag. Daarom wordt in artikel 45d, eerste lid, gesproken van het opstellen van het schooladvies, dat wordt medegedeeld aan de ouders en de leerling.
               
Na het afleggen van de doorstroomtoets en de eventuele heroverweging en bijstelling,
                  krijgen alle leerlingen een definitief schooladvies. Dit definitieve advies gebruikt
                  de leerling om zich aan te melden voor een vo-school. De vo-school baseert zich voor
                  toelating op het definitieve schooladvies. Het definitieve advies heeft (externe)
                  rechtsgevolgen – namelijk of een leerling recht heeft op toelating tot een bepaalde
                  schoolsoort – en kan daarom worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel
                  1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Om die reden wordt in het wetsvoorstel
                  opgenomen dat het definitieve schooladvies door het bevoegd gezag wordt vastgesteld. Het definitieve schooladvies wordt vervolgens bekend gemaakt aan de ouders en de leerling.
               
Tegen het definitieve schooladvies kan echter, op grond van artikel 8:4, derde lid,
                  aanhef en onderdeel b, Awb geen beroep worden ingesteld bij de bestuursrechter. Het
                  vaststellen van het definitieve schooladvies is immers een beslissing over het «kennen
                  en kunnen» van de leerling. Gelet op artikel 7:1 Awb kan tegen dit besluit ook geen
                  bezwaar worden ingediend. Ouders en leerlingen die een oordeel willen vragen over
                  het definitieve schooladvies kunnen zich wenden tot de burgerlijke rechter.
               
Artikel 45e WPO
Het voorgestelde artikel 45e WPO bevat grondslagen voor een amvb. De momenten voor
                  het opstellen van het schooladvies (laatste drie weken van januari) en de afname van
                  de doorstroomtoets (eerste of tweede volledige week van februari), worden opgenomen
                  op wetsniveau. Dit vanwege het belang dat de tussenperiode tussen het schooladvies
                  en de doorstroomtoets zo kort mogelijk is. Daarnaast wordt in artikel 45e, eerste
                  lid, onderdeel a, opgenomen een grondslag opgenomen voor de momenten van de uitslag
                  van de doorstroomtoets, die door de toetsaanbieders bekend moet worden gemaakt, en
                  wanneer de school daarna het definitieve schooladvies vaststelt. Deze momenten vloeien
                  voort uit het moment van afname van de doorstroomtoets, maar de exacte data worden
                  op amvb-niveau geregeld. Op die manier is de volgorde schooladvies-doorstroomtoets
                  en het belangrijkste onderdeel daarvan in van de reeks van momenten in de overgang
                  van po naar vo, namelijk de tussenperiode tussen het schooladvies en de doorstroomtoets,
                  op wetsniveau geregeld. De exacte data van de uitslag van de doorstroomtoets en het
                  vaststellen van het definitieve schooladvies zijn daarmee een verdere, meer technische
                  uitwerking van wat op wetsniveau is geregeld en wordt daarom opgenomen in het Toetsbesluit
                  PO.
               
Deze momenten worden middels een voorhangprocedure voorgelegd aan de Tweede Kamer
                  der Staten-Generaal (artikel 45e, tweede lid, WPO).
               
Naast het regelen van grondslagen voor de hierboven genoemde momenten, wordt een grondslag
                  opgenomen waarmee regels gesteld worden over de afnamevoorschriften en onregelmatigheden
                  en onvoorziene omstandigheden bij de afname van een doorstroomtoets. Dit is een verduidelijking
                  van de – algemeen omschreven – grondslag uit artikel 9b, achtste lid, WPO. Deze regels
                  zijn reeds opgenomen in het Toetsbesluit PO.
               
Onderdeel L
In artikel 188b WPO is een evaluatiebepaling opgenomen voor de Wet centrale eindtoets
                  en leerling- en onderwijsvolgsysteem primair onderwijs uit 2014 (Stb. 2014, 13). Deze evaluatie is in het voorjaar van 2019 uitgevoerd door Oberon. De evaluatiebepaling
                  kan daarom vervallen.
               
Artikel II. Wijziging Wet voortgezet onderwijs 2020
In artikel II is uitgegaan van de tekst van de Wet voortgezet onderwijs 2020, zoals
                  die luidt na inwerkingtreding van de Wet van 30 september 2020, houdende regels over
                  het voortgezet onderwijs (Wet voortgezet onderwijs 2020) (Stb. 2020, 379).
               
Onderdeel A
Dit artikel wijzigt artikel 8.6 WVO 2020. In tweede lid wordt de verwijzing naar het
                  schooladvies aangepast, zodat deze aansluit bij de wijzigingen uit de WPO en de WEC.
                  Het bevoegd gezag baseert voortaan de toelating op het definitieve schooladvies. Ook
                  in het vijfde lid, onderdeel a, van art. 8.6 WVO 2020 wordt voortaan verwezen naar
                  het definitieve schooladvies. In de WPO, de WECV en de WPO BES wordt namelijk geregeld
                  dat voor leerlingen die geen doorstroomtoets afleggen, het definitieve schooladvies
                  wordt vastgesteld conform het schooladvies. Als een leerling geen schooladvies en
                  daarmee ook geen definitief schooladvies heeft ontvangen, kunnen bij amvb regels gesteld
                  worden over toelating tot het eerste leerjaar.
               
Onderdeel B
Dit onderdeel voegt aan artikel 8.8 WVO 2020 een nieuw achtste lid toe. Het eerste
                  lid van artikel 8.8 bepaalt dat ouders de leerling ten minste tien weken voor de datum
                  met ingang waarvan toelating wordt gevraagd, aanmelden bij de vo-school van hun voorkeur.
                  Het voorgestelde achtste lid regelt een afwijking van het eerste lid voor leerlingen
                  die afkomstig zijn van een school voor basisonderwijs, een speciale school voor basisonderwijs
                  of van het speciaal onderwijs en die toelating wensen tot het eerste leerjaar van
                  de vo-school. Voor de toelating van leerlingen die vanuit het primair onderwijs doorstromen
                  naar de brugklas van het voortgezet onderwijs wordt één landelijk aanmeldmoment geregeld:
                  de laatste week van maart. Op die manier krijgen alle leerlingen een gelijke kans
                  op toelating, ook als zij naar aanleiding van een hogere score op de eindtoets een
                  bijstelling van het schooladvies krijgen. Ouders hebben niet langer de mogelijkheid
                  om hun kind in het schooljaar voorafgaand aan de brugklas op een eerder moment aan
                  te melden dan de in artikel 8.8, achtste lid, bepaalde periode.
               
Onderdeel C
Onderdeel C wijzigt art. 11.89 WVO 2020. In art. 11.89 WVO 2020 zijn regels opgenomen
                  voor de toelating tot het vo, voor zover die in Caribisch Nederland afwijken van de
                  regels voor scholen in Europees Nederland. Omdat de doorstroom van het po naar het
                  vo voor het openbaar lichaam Bonaire met dit wetsvoorstel gelijk wordt getrokken met
                  Europees Nederland, worden in Bonaire ook dezelfde regels voor toelating tot het vo
                  van toepassing. Voor Sint Eustatius en Saba, waar geen schooladvies wordt gegeven
                  en geen doorstroomtoets wordt afgelegd, blijven de huidige regels over toelating –
                  het gebruik van het onderwijskundig rapport en het doen van een onderzoek naar de
                  geschiktheid – van toepassing. Het vijfde lid van art. 11.89 WVO 2020 regelt daarom
                  dat het bedoelde artikel alleen van toepassing is in de openbare lichamen Sint Eustatius
                  en Saba.
               
Artikel III. Wijziging Wet op de expertisecentra
Voor een toelichting op de wijzigingen in de WEC wordt verwezen naar de toelichting
                  bij de artikelen uit de WPO.
               
Artikel IV. Wijziging Leerplichtwet 1969
In artikel 1a1, eerste lid, onderdeel a, Leerplichtwet 1969 is een verwijzing naar
                  de WPO aangepast.
               
Artikel V. Wijziging Wet primair onderwijs BES
Voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba is tot nu toe geen eindtoets verplicht. Het opstellen
                  van een schooladvies is ook niet verplicht. Scholen hebben wel een LVS, maar de eisen
                  hieromtrent zijn minder omvangrijk dan in Europees Nederland.
               
Met dit wetsvoorstel worden de regels voor toetsen in het primair onderwijs en doorstroom
                  naar het voortgezet onderwijs voor wat betreft het openbare lichaam Bonaire zoveel
                  mogelijk gelijkgetrokken met de regels in Europees Nederland. Voor Saba en Sint Eustatius
                  geldt dat zij wel een LVS met toetsen zullen krijgen, maar de leerlingen op deze eilanden
                  maken geen doorstroomtoets.
               
Waar de bepalingen in de WPO BES afwijken van de WPO, worden ze hieronder toegelicht.
Onderdelen A, D en H
In deze onderdelen vervalt artikel 10, vierde lid, WPO BES – dat ging over het LVS
                  – en worden verwijzingen aangepast, omdat de bepalingen over LVS met dit wetsvoorstel
                  worden opgenomen in artikel 51a, eerste lid.
               
Onderdeel B
De WPO BES bevat nog geen bepaling over zeer zwak onderwijs en de beoordeling van
                  leerresultaten. In het nieuwe artikel 13a WPO BES wordt een vergelijkbare bepaling
                  als artikel 10a WPO voorgesteld, maar met een aantal aanpassingen.
               
De leerresultaten voor scholen op Bonaire, Sint Eustatius en Saba naast de Nederlandse
                  taal, ook gebaseerd op Papiaments (Bonaire) of Engelse taal (Sint Eustatius en Saba).
                  Ook rekenen en wiskunde telt, net als in Europees Nederland, mee in de leerresultaten.
                  Voor het bepalen van de leerresultaten wordt op het openbaar lichaam Bonaire gekeken
                  naar de afgelegde doorstroomtoetsen. Voor Sint Eustatius en Saba gaat het om de resultaten
                  uit het LVS die zijn behaald door leerlingen in het laatste leerjaar (groep 8).
               
Scholen op de BES zullen eerst de tijd krijgen om ervaring op te doen met het afnemen
                  van doorstroomtoetsen en LVS-toetsen, voordat de resultaten zullen meewegen in de
                  leerresultaten van de school. Na evaluatie van de LVS-toetsen en doorstroomtoetsen
                  wordt bepaald wanneer artikel 13a WPO BES in werking zal treden. De leerresultaten
                  zullen pas mee gaan tellen als er drie schooljaren zijn verstreken na de inwerkingtreding
                  van artikel 13a WPO BES (zie artikel XIV).
               
Onderdeel C
Met dit onderdeel wordt artikel 14 WPO BES opnieuw vastgesteld. In de huidige bepaling
                  is opgenomen dat het bevoegd gezag aan de ouders rapporteert over de vorderingen van
                  de leerlingen. In het nieuwe artikel 14 WPO BES is daar, conform artikel 11 WPO, een
                  verwijzing naar het LVS opgenomen. Dit betekent dat voortaan ook in Caribisch Nederland,
                  net als in Europees Nederland, aan de ouders wordt gerapporteerd met inachtneming
                  van de toetsen verbonden aan het door het bevoegd gezag gebruikte LVS.
               
Onderdeel E
In artikel 16 WPO BES wordt ook het opstellen van het schooladvies toegevoegd aan
                  de schoolgids. Abusievelijk was in de opsomming twee maal de letters k en l opgenomen,
                  dat wordt met deze wijziging hersteld.
               
Onderdeel F
Aan artikel 47, tweede lid, WPO BES wordt toegevoegd dat leerlingen geen vrijstelling
                  van het afleggen van een doorstroomtoets kunnen krijgen op het verzoek van ouders.
                  Deze bepaling is conform artikel 41 WPO. Omdat alleen in het openbaar lichaam Bonaire
                  doorstroomtoetsen worden afgenomen, geldt deze uitzondering alleen voor leerlingen
                  op Bonaire.
               
Onderdeel G
§6. Toetsing basisonderwijs en doorstroom voortgezet onderwijs
Zoals beschreven in paragraaf 4 van het algemeen deel van deze toelichting, wordt
                  voorgesteld om alleen voor leerlingen op een basisschool in het openbaar lichaam Bonaire
                  een schooladvies op te stellen en een doorstroomtoets af te nemen. De regels voor
                  Bonaire zijn daarmee gelijk aan de regels voor scholen in Europees Nederland. Leerlingen
                  op Sint Eustatius en Saba stromen allemaal door naar hetzelfde niveau voortgezet onderwijs
                  en hoeven daarom geen doorstroomtoets te maken.
               
De toetsen verbonden aan het LVS gelden wel voor alle BES-eilanden. Daarbij wordt
                  naast Nederlandse taal en rekenen/wiskunde ook Papiaments (Bonaire) of Engels (Sint
                  Eustatius en Saba) getoetst.
               
Onderdeel I
In onderdeel I wordt voorgesteld om een nieuw artikel 130a WPO BES op te nemen. Dit
                  artikel regelt dat de Minister bij het oordeel «zeer zwak» de mogelijkheid heeft om
                  de bekostiging van een school te beëindigen. Dit artikel is conform artikel 164b WPO.
                  Het artikel treedt pas in werking na de evaluatie van deze wet op de BES-eilanden
                  (zie onderdeel J), tegelijk met de inwerkingtreding van artikel 13a WPO BES (zie onderdeel
                  B).
               
Onderdeel J
Artikel 167g WPO BES bevat een evaluatiebepaling, vergelijkbaar met de evaluatiebepaling
                  die in 2014 is opgenomen in artikel 188b WPO. Binnen vier jaar na inwerkingtreding
                  van deze wet vindt een evaluatie plaats van de aan een LVS verbonden toetsen en doorstroomtoetsen
                  op de BES-eilanden. Deze evaluatie zal mede bepalen op welk moment ook de bepalingen
                  over de leerresultaten (art. 13a WPO BES) in werking kunnen treden.
               
Artikel VI. Wijziging Leerplichtwet BES
In artikel 3, eerste lid, onderdeel a, Leerplichtwet BES wordt een verwijzing naar
                  de WPO BES aangepast.
               
Artikel VII. Wijziging Wet op het onderwijstoezicht
Onderdeel A
Met dit onderdeel wordt het oordeel «zeer zwak» voor een school op de openbare lichamen
                  Bonaire, Sint Eustatius of Saba toegevoegd aan artikel 13a van de Wet op het onderwijstoezicht
                  (WOT). Artikel 13a WOT bepaalt dat de inspectie het college van B&W van de gemeente
                  waar de betreffende instelling in ligt informeert over het oordeel «zeer zwak». Aan
                  de opsomming wordt het nieuwe artikel 13a WPO BES toegevoegd. Mocht een school op
                  Bonaire, Sint Eustatius of Saba het oordeel «zeer zwak» krijgen, dan informeert de
                  inspectie het bestuurscollege van het betreffende openbaar lichaam.
               
Onderdeel B
Ook aan artikel 14, eerste en tweede lid, WOT wordt artikel 13a WPO BES toegevoegd.
                  De inspectie informeert de Minister indien een school op Bonaire, Sint Eustatius of
                  Saba het oordeel «zeer zwak» ontvangt (eerste lid). Dit geldt ook indien er na een
                  jaar nog onvoldoende kwaliteitsverbeteringen zijn doorgevoerd (tweede lid).
               
Onderdeel C
Artikel 20, zesde lid, WOT bepaalt dat het oordeel «zeer zwak» van de inspectie na
                  vaststelling geldt als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Met
                  dit onderdeel wordt artikel 13a WPO BES aan de opsomming toegevoegd. Ook voor de BES-eilanden
                  geldt een mogelijkheid om tegen dit oordeel in rechte op te komen. Het oordeel «zeer
                  zwak» voor een school op de BES-eilanden geldt daarom als een beschikking in de zin
                  van de Wet administratieve rechtspraak BES.
               
Artikel VIII. Wijziging Wet College voor toetsen en examens
Onderdeel A
Met het vervallen van artikel 2, zesde lid, vervallen de taken van het CvTE ten aanzien
                  van de Centrale Eindtoets. De Centrale Eindtoets zal op grond van dit wetsvoorstel
                  immers niet langer bestaan.
               
Onderdeel B
Het voorgestelde artikel 3a, eerste lid, bevat de voorgestelde taken van het CvTE ten aanzien van toetsen in het basisonderwijs
                  en het speciaal onderwijs. Die taken zullen gelden voor zowel Europees als Caribisch
                  Nederland. Die taken zullen bestaan enerzijds uit het nemen van besluiten tot erkenning
                  van doorstroomtoetsen en toetsen verbonden aan het leerling- en onderwijsvolgsysteem,
                  en anderzijds uit het opstellen van regelingen die een (technische) uitwerking geven
                  aan de op grond van de WPO en het Toetsbesluit PO geldende voorschriften aangaande
                  de inhoud, validiteit, betrouwbaarheid en deugdelijke normering van doorstroomtoetsen.
               
De erkenning is een beschikking in de zin van artikel 1:3, tweede lid, van de Algemene
                  wet bestuursrecht. De aanvrager kan daartegen bezwaar en – vervolgens – beroep instellen.
                  De toetsaanbieder zal een aanvraag tot erkenning moeten indienen bij het CvTE. De
                  afdeling 4.1.1. van de Algemene wet bestuursrecht is op die aanvraagprocedure van
                  toepassing.
               
Op grond van onderdeel a vindt de erkenning van doorstroomtoetsen plaats voor een periode van vier jaar. Het
                  betreft dan zowel het verplichte onderdeel van de doorstroomtoets op het gebied van
                  de Nederlandse taal en rekenen en wiskunde, als ook het optionele deel van de doorstroomtoets
                  op het gebied van aardrijkskunde, geschiedenis en de natuur, waaronder biologie. Slechts
                  doorstroomtoetsen die door het CVTE zijn erkend kunnen op grond van de artikelen 45b
                  WPO, 48d WEC en 51b WPO BES door scholen worden gebruikt als doorstroomtoets.
               
De doorstroomtoetsen bevatten elk jaar nieuwe opgaven. De papieren toetsen worden
                  jaarlijks, op de opgaven uit het anker na, volledig ververst. De digitale toetsen
                  verversen gedeeltelijk. In verband met deze jaarlijkse verversing van de opgaven zal
                  het CvTE jaarlijks beoordelen en vaststellen of de doorstroomtoetsen met inachtname
                  van die verversingen nog voldoen aan de erkenning (onderdeel b).
               
Naast erkenning van doorstroomtoetsen zal ook de erkenning van LVS-toetsen tot de
                  taken van het CvTE gaan behoren (onderdeel c). Ook die LVS-toetsen kunnen door scholen alleen worden gebruikt indien zij door
                  het CvTE zijn erkend. De erkenning geldt voor een periode van tien jaar, of tot het
                  moment waarop de toets wijzigt. Periodiek zal het CvTE daarnaast de kwaliteit van
                  de items en de normering bekijken, om te controleren of die nog voldoen aan de criteria
                  op basis waarvan de erkenning is verleend. Specificering van dit proces zal worden
                  opgenomen in het beoordelingskader LVS-instrumenten van het CvTE.
               
Teneinde ook voor anderen dan de toetsaanbieder die de aanvraag tot erkenning indiende
                  inzichtelijk te maken welke doorstroom- en LVS-toetsen door het CvTE zijn erkend,
                  doet het CvTE mededeling op elektronische wijze mededeling van door hem erkende toetsen
                  (onderdeel d). Dit zal gebeuren op de website van het college. Daarmee is voor scholen duidelijk
                  of een toets door het CvTE is erkend, en dus kan worden aangeboden. Hetzelfde geldt
                  voor de jaarlijkse vaststelling of de inhoud van de dat schooljaar erkende doorstroomtoets
                  ook voldoet aan de criteria op basis waarvan erkenning is verleend.
               
Voor een toelichting op de toetswijzer (onderdeel e), de procedure voor de beoordelingsnormen (onderdeel f) en het beoordelingskader (onderdeel g) wordt verwezen naar paragraaf 3.3 van het algemeen deel van de toelichting.
Het voorgestelde tweede lid van artikel 3a geeft de criteria voor de door het CvTE te verlenen erkenning. Het
                     CvTE verleent op aanvraag van een toetsaanbieder erkenning aan doorstroom- en LVS-toetsen
                     die voldoen aan de criteria, genoemd in het tweede lid. Deze criteria houden in:
                  
a. Voor doorstroomtoetsen: een doorstroomtoets dient de kennis en vaardigheden te meten
                           van de leerling op het terrein van de Nederlandse taal en rekenen en wiskunde, met
                           inachtneming van de referentieniveaus Nederlandse taal en de referentieniveaus reken,
                           bedoeld in artikel 2, tweede lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet referentieniveaus
                           Nederlandse taal en rekenen. Voor doorstroomtoetsen die ook de overige kennisgebieden
                           meten geldt dat zij kennis en vaardigheden dienen te meten op het gebied van aardrijkskunde,
                           geschiedenis en de natuur, waaronder biologie.
                        
Daarnaast dient de doorstroomtoets te voldoen aan de technische uitwerking van de
                           kwaliteitseisen, op grond van het eerste lid, onderdeel e, door het CVTE vast te stellen
                           in de Toetswijzer.
                        
b. Voor toetsen verbonden aan een leerling- en onderwijsvolgsysteem: een LVS-toets dient
                           te voldoen aan de voorwaarden, genoemd in artikel 45b, tweede lid, WPO, artikel 48c,
                           tweede lid, WEC of de artikelen 51a, tweede lid, of 51b, tweede lid, WPO BES. Een
                           LVS-toets dient dus op leerling- groeps- en schoolniveau de vorderingen inzichtelijk
                           te maken in de kennis en vaardigheden op in elk geval het terrein van de Nederlandse
                           taal en rekenen en wiskunde, met inachtneming van de referentieniveaus, bedoeld in
                           artikel 2, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wet referentieniveaus Nederlandse
                           taal en rekenen.
                        
c. De toetsen dienen valide en betrouwbaar te zijn, een deugdelijke normering en een
                           voor ouders en leerlingen inzichtelijke weergave van de resultaten van de doorstroomtoets
                           en van de toetsen verbonden aan leerling- en onderwijsvolgsystemen te bevatten. Omtrent
                           deze voorwaarden worden bij of krachtens amvb regels gesteld, dit onderdeel bevat
                           daartoe tevens de grondslag. Tevens kunnen op basis van deze grondslag bij amvb regels
                           van organisatorische aard worden gesteld, waarbij gedacht kan worden aan de datum
                           waarvoor een aanvraag tot erkenning uiterlijk dient te worden ingediend. Die regels
                           zullen inhoudelijk overeenkomen met de huidige kwaliteitseisen die al in het Toetsbesluit
                           PO aan toetsen worden gesteld, maar zullen wel technisch en procedureel worden aangepast
                           aan de gewijzigde taak van het CvTE. De inhoudelijke voorwaarden waaraan de toetsen
                           dienen te voldoen wijzigen daarmee niet.
                        
Ook geeft het voorgestelde tweede lid, onderdelen b en c, in combinatie met het eerste
                  lid, onderdeel b, de criteria die gelden voor de door het CvTE te verrichten jaarlijkse
                  vaststelling of de dat jaar aan te bieden erkende doorstroomtoets voldoet aan de criteria
                  op basis waarvan de erkenning wordt verleend.
               
Op grond van het derde lid dient het CvTE binnen dertien weken te beslissen op de aanvraag voor erkenning en
                  een aanvraag voor de jaarlijkse vaststelling De beslistermijn op de aanvraag voor
                  erkenning is gelijk aan de thans op grond van artikel 9 Toetsbesluit PO geldende beslistermijn
                  voor de Minister voor de toelating van toetsen. Op grond van artikel 4:14, eerste
                  lid, Awb kan deze termijn door het CvTE worden verlengd.
               
In het vierde lid wordt geregeld dat het CvTE de erkenning kan intrekken, indien blijkt dat een doorstroomtoets
                  of een toets uit het LVS niet meer voldoet aan de criteria op basis waarvan de erkenning
                  is afgegeven. Bij de doorstroomtoets zal dit meestal blijken uit de jaarlijkse vaststelling.
                  Voor de toetsen uit het LVS geldt dat deze niet ieder jaar wijzigen. Het CvTE zal
                  hierop periodiek een controle uitvoeren. Het intrekken van de erkenning is een discretionaire
                  bevoegdheid voor het CvTE. Het CvTE wordt daarmee in de gelegenheid gesteld om te
                  bepalen of de intrekking in een bepaald geval de juiste maatregel is.
               
Het voorgestelde vijfde lid betreft de verplichte voorhang van de amvb waarin de regels worden gesteld over de
                  validiteit, betrouwbaarheid, deugdelijke normering en de weergave van de resultaten
                  van de toetsen. Dit is het reeds bestaande Toetsbesluit PO, dat zal worden aangepast
                  aan de nieuwe rol van het CvTE ten aanzien van toetsen. De grondslag voor bovengenoemde
                  regels verschuift met de gewijzigde taak van het CvTE van de WPO naar de Wet CvTE.
                  De inhoudelijke criteria waaraan de toetsen dienen te voldoen wijzigen hiermee niet.
               
Op grond van de huidige artikelen 9c WPO en 18c WEC geldt ten aanzien van het huidige
                  Toetsbesluit PO een verplichte voorhang. Deze artikelen vervallen met de inwerkingtreding
                  van de artikelen I en III van deze wet. Voorgesteld wordt om deze voorhangprocedure
                  te verplaatsen naar artikel 3a, vierde lid, Wet CvTE. Deze houdt in dat het vast te
                  stellen besluit voordat het wordt voorgedragen aan de afdeling Advisering van de Raad
                  van State eerst vier weken wordt overgelegd aan beide kamers van de Staten-Generaal.
               
Het zesde lid regelt dat voor de regeling voor de procedure over de totstandkoming van de beoordelingsnormen
                  voor de doorstroomtoets, bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, en de regeling met
                  het beoordelingskader voor de erkenning, bedoeld in het eerste lid, onderdeel g, goedkeuring
                  van de Minister nodig is. De Minister keurt deze regelingen goed. De Minister kan
                  de goedkeuring onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang, conform
                  artikel 2, zevende lid (nieuw), Wet CvTE.
               
Onderdeel C
Artikel 8, tweede lid, onderdeel b, regelt dat het werkprogramma dat het CvTE jaarlijks
                  aan de Minister zendt, mede omvat: de voorstellen voor de uitvoerende werkzaamheden
                  op het terrein van de Centrale Eindtoets, de centrale examens of het terrein van staatsexamens.
                  Nu het vormgeven van de Centrale Eindtoets met dit wetsvoorstel niet langer een taak
                  van het CvTE zal zijn, kan ook de vermelding van de uitvoerende werkzaamheden ten
                  aanzien van de Centrale Eindtoets vervallen in het werkprogramma. De met dit voorstel
                  voorgestelde werkzaamheden tot erkenning van toetsen en de daarmee samenhangende bevoegdheden
                  daartoe zullen op grond van artikel 8, tweede lid, onderdeel a, worden opgenomen in
                  het werkprogramma.
               
Artikel IX. Wijziging Wet Subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten
                     2013
Op grond van het huidige artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de Wet SLOA, heeft
                  Stichting Cito tot taak het ontwikkelen van de Centrale Eindtoets en de toets over
                  wereldoriëntatie. Met het vervallen van de Centrale Eindtoets komt ook deze taak van
                  Stichting Cito te vervallen.
               
Onderdeel a wordt vervangen. Stichting Cito krijgt hiermee een nieuwe taak op het
                  gebied van toetsing in het basisonderwijs en het speciaal onderwijs. Stichting Cito
                  de taak adviseert het CvTE over de onderwijskundige en psychometrische kwaliteit van
                  de toetsen verbonden aan een LVS en de doorstroomtoetsen. Dit gebeurt op basis van
                  de eisen die het CvTE zal opnemen in de regeling die het beoordelingskader voor de
                  erkenning en tussentijdse goedkeuring omvat (het voorgestelde artikel 3a, eerste lid,
                  onderdeel g, Wet CvTE). Stichting Cito voert deze wettelijke taak uit als adviseur
                  in de zin van afdeling 3.3 Awb. Stichting Cito heeft onderwijskundige en psychometrische
                  expertise die van belang is voor de kwaliteit van de toetsen verbonden aan een LVS
                  en de doorstroomtoetsen. Het CvTE is niet verplicht het advies over te nemen, maar
                  zal een van het advies afwijkend besluit wel moeten motiveren, bijvoorbeeld met een
                  contra-expertise.
               
Artikel X. Wijziging Tweede Verzamelspoedwet Covid-19
Artikel X wijzigt de Tweede Verzamelspoedwet Covid-19. Als gevolg van de uitbraak
                  van het coronavirus is in schooljaar 2019–2020 geen eindtoets afgenomen. Artikel 1.2,
                  tweede lid, regelt dat voor de drie schooljaren op basis waarvan de leerresultaten
                  worden gemeten (art. 10a WPO), wordt gekeken naar de drie meest recente schooljaren
                  waarin een eindtoets is afgenomen. Deze bepaling geldt tot en met schooljaar 2021–2022
                  en heeft nawerking tot het moment dat in schooljaar 2022–2023 weer eindtoetsen of
                  doorstroomtoetsen worden afgenomen. Vanaf schooljaar 2022–2023 kunnen immers weer
                  voor drie achtereenvolgende schooljaren leerresultaten worden vastgesteld. Met artikel
                  X wordt geregeld dat na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel in de Tweede Verzamwelspoedwet
                  Covid-19 wordt verwezen naar de eindtoetsen uit artikel 9b WPO, zoals dat artikel
                  luidde voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel.
               
Artikel XI. Samenloop wetsvoorstel actualisering burgerschapsopdracht funderend onderwijs
                     (Kamerstukken 35 352)
Op 28 november 2019 is het voorstel van wet tot Wijziging van een aantal onderwijswetten
                  in verband met verduidelijking van de burgerschapsopdracht aan scholen in het funderend
                  onderwijs bij de Tweede Kamer ingediend. Zowel dit wetsvoorstel als het wetsvoorstel
                  actualisering burgerschapsopdracht funderend onderwijs brengt een wijziging aan in
                  artikel 1a1, eerste lid, onderdeel a, Lpw 1969 en artikel 3a, eerste lid, onderdeel
                  a, Lpw BES. Om die reden is in dit wetsvoorstel een samenloopbepaling opgenomen, waarin
                  wordt voorzien in de situatie waarin het wetsvoorstel actualisering burgerschapsopdracht
                  funderend onderwijs eerder, als in de situatie waarin die wet later in werking treedt
                  dan het onderhavige wetsvoorstel.
               
Artikel XII. Samenloop Wet vereenvoudiging bekostiging po (Kamerstukken 35 605)
Met het voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs,
                  de Wet op de expertisecentra, de Wet primair onderwijs BES, de Wet op het voortgezet
                  onderwijs en enkele andere wetten vanwege de vereenvoudiging van de bekostiging van
                  de scholen voor primair onderwijs en samenwerkingsverbanden (vereenvoudiging bekostiging
                  po) worden verschillende artikelen van de WPO vernummerd. Als de Wet vereenvoudiging
                  bekostiging po eerder in werking treedt dan dit wetsvoorstel, moet in dit wetsvoorstel
                  in artikel I, onderdeel L, het nieuw genummerde artikel 197 WPO vervallen, in plaats
                  van artikel 188b WPO. Deze samenloopbepaling regelt dat.
               
Artikel XIII. Overgangsrecht Wet CvTE en Wet SLOA 2013
In het overgangsrecht worden drie onderwerpen geregeld. Ten eerste gaat het om de
                  wijziging in taken van het CvTE en Stichting Cito. CvTE krijgt de taak om doorstroomtoetsen
                  en LVS-toetsen te erkennen en de doorstroomtoetsen jaarlijks vast te stellen. Dit
                  is een andere rol dan het aanbieden van de centrale eindtoets. Stichting Cito ontwikkelt
                  de centrale eindtoets, maar krijgt met voorliggend wetsvoorstel ook andere taken,
                  namelijk het adviseren van het CvTE en het ondersteunen van de toetsaanbieders. Voorgesteld
                  wordt om de wijziging van de taken van CvTE en Stichting Cito op 1 januari in te laten
                  gaan, met dien verstande dat de taken die CvTE en Cito hebben ten aanzien van de centrale
                  eindtoets in het lopende schooljaar behouden blijven. Het is noodzakelijk dat CvTE
                  en Stichting Cito de nieuwe taken al krijgen vóór de start van het schooljaar waarin
                  de overige artikelen uit deze wet in werking treden, om ervoor te zorgen dat de erkenning
                  en jaarlijkse vaststelling tijdig kunnen gebeuren.
               
Ten tweede wordt met deze overgangsbepaling geregeld dat andere eindtoetsen die door
                  de Minister zijn toegelaten, worden geacht erkend te zijn door het CvTE voor de resterende
                  periode van hun toelating. Toelating gebeurt voor vier jaar (artikel 9, tweede lid,
                  Toetsbesluit PO). De aanbieders van deze toegelaten eindtoetsen zullen echter wel
                  voor het nieuwe schooljaar de goedkeuring voor de jaarlijkse vaststelling aan het
                  CvTE moeten vragen. Na afloop van hun periode van toelating, dienen zij een aanvraag
                  tot erkenning in bij het CvTE.
               
Als laatste wordt een vergelijkbare bepaling opgenomen voor de toetsen verbonden aan
                  een LVS. Die toetsen moeten voldoen aan het kwaliteitsoordeel van een door de Minister
                  aangewezen onafhankelijke commissie; in casu de Expertgroep toetsen PO. In tegenstelling
                  tot de toelating van andere eindtoetsen is in wet- en regelgeving niet vastgelegd
                  hoe lang het kwaliteitsoordeel van de Expertgroep Toetsen PO geldig is. In het beoordelingskader
                  van de Expertgroep Toetsen PO uit 2020 is opgenomen dat een kwaliteitsoordeel voor
                  vijf jaar vanaf de datum van afgifte geldig is. De regering wenst met het overgangsrecht
                  bij deze termijn aan te sluiten. Voorgesteld wordt dat LVS-toetsen die een positief
                  kwaliteitsoordeel van de Expertgroep Toetsen PO hebben, worden geacht erkend te zijn
                  door het CvTE tot vijf jaar na afgifte van het kwaliteitsoordeel van de Expertgroep
                  Toetsen PO. Dit betekent dat bijvoorbeeld een LVS-toets die in 2020 een positief kwaliteitsoordeel
                  heeft gekregen, vanaf de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel tot 2025 wordt geacht
                  erkend te zijn door het CvTE. Vervolgens kan na een nieuwe aanvraag vervolgens een
                  erkenning door het CvTE worden afgegeven voor tien jaar, conform de nieuwe wetgeving.
               
Artikel XIV. Overgangsrecht leerresultaten WPO en WPO BES
Artikel XIII bevat overgangsrecht voor het bepalen van de leerresultaten op grond
                  van de WPO en de WPO BES.
               
Voor de toepassing van artikel 10a WPO geldt dat na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel
                  een periode ontstaat waar, in de drie relevante schooljaren voor het beoordelen van
                  de leerresultaten, zowel eindtoetsen als doorstroomtoetsen meetellen in de beoordeling.
                  Het eerste lid, onderdeel a, regelt dat in de periode tussen inwerkingtreding van
                  dit wetsvoorstel en de eerste afname van de doorstroomtoets, de leerresultaten worden
                  beoordeeld op basis van de in de drie daaraan voorafgaande schooljaren afgelegde eindtoetsen.
                  Onderdeel b bepaalt dat, nadat de resultaten van de doorstroomtoets beschikbaar zijn,
                  in het eerste schooljaar na inwerkingtreding, voor het beoordelen van de leerresultaten
                  in dat schooljaar de doorstroomtoets meetelt, samen met de afgelegde centrale eindtoetsen
                  of andere eindtoetsen uit de twee daaraan voorafgaande schooljaren. Dit geldt vanaf
                  de uitslag van de doorstroomtoetsen; tot die tijd geldt de beoordeling op basis van
                  de eindtoetsen uit het schooljaar voorafgaand aan inwerkingtreding. Het tweede schooljaar
                  na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel geldt dat, voor toepassing van artikel 10a
                  WPO, twee keer de doorstroomtoetsen worden meegewogen en één keer de afgelegde centrale
                  eindtoetsen of andere eindtoetsen. Dat wordt geregeld in het eerste lid, onderdeel
                  b. Het derde schooljaar na inwerkingtreding zijn er in drie achtereenvolgende schooljaren
                  doorstroomtoetsen afgelegd en kan artikel 10a, derde lid, WPO worden toegepast conform
                  de wijziging in dit wetsvoorstel.
               
In het tweede lid wordt geregeld dat leerresultaten die op po-scholen op de BES-eilanden
                  zijn behaald voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel 13a WPO BES, niet meetellen
                  in de beoordeling van de leerresultaten. Dit betekent dat de inspectie de leerresultaten
                  op Bonaire, Sint Eustatius en Saba pas kan meten op basis van de resultaten op de
                  doorstroomtoetsen respectievelijk de LVS-toetsen uit groep 8, op het moment dat op
                  de scholen in drie schooljaren na de inwerkingtreding van artikel 13a WPO BES een
                  doorstroomtoets of LVS-toetsen zijn afgelegd. In de tussenliggende periode kan de
                  inspectie de kwaliteit van de school beoordelen op basis van artikel 13a, vijfde lid,
                  WPO BES.
               
Artikel XV. Inwerkingtreding
Er wordt naar gestreefd om de regels over de toetsen verbonden aan een LVS, het schooladvies,
                  de doorstroomtoetsen en de inschrijving in het voortgezet onderwijs in werking te
                  laten treden per 1 augustus 2022. Dat betekent dat in schooljaar 2022–2023 voor het
                  eerst de nieuwe regels gaan gelden. De artikelen VIII en IX kennen een afwijkende
                  inwerkingtredingsdatum, namelijk bij voorkeur 1 januari 2022. Dit in verband met het
                  overgangsrecht (artikel XIII), waarbij CvTE en Stichting Cito hun nieuwe taken al
                  eerder moeten kunnen uitvoeren om de erkenning en jaarlijkse vaststelling van toetsen
                  voor het volgende schooljaar mogelijk te maken. In het schooljaar voorafgaand aan
                  inwerkingtreding van de nieuwe regels over de doorstroomtoets hebben CvTE en Stichting
                  Cito dus zowel de nieuwe taken als de taken op het gebied van de centrale eindtoets.
               
Het voorgestelde artikel 13a WPO BES over de leerresultaten van scholen op de BES-eilanden
                  zal in werking treden na evaluatie van deze wet op de BES-eilanden. Dit betekent dat
                  ook artikel 130a WPO BES en artikel VII, de wijziging van de WOT, op een later moment
                  in werking zal treden, tegelijk met artikel 13a WPO BES.
               
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
                  A. Slob
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media 
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
| Fracties | Zetels | Voor/Tegen | 
|---|---|---|
| VVD | 34 | Voor | 
| D66 | 24 | Tegen | 
| PVV | 17 | Tegen | 
| CDA | 15 | Voor | 
| PvdA | 9 | Tegen | 
| SP | 9 | Voor | 
| GroenLinks | 8 | Voor | 
| PvdD | 6 | Voor | 
| ChristenUnie | 5 | Voor | 
| FVD | 5 | Tegen | 
| DENK | 3 | Tegen | 
| Groep Van Haga | 3 | Tegen | 
| JA21 | 3 | Voor | 
| SGP | 3 | Voor | 
| Volt | 3 | Tegen | 
| BBB | 1 | Voor | 
| BIJ1 | 1 | Tegen | 
| Fractie Den Haan | 1 | Tegen | 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.