Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de Energieraad (o.a. Kamerstuk 21501-33-837)
2020D50921 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd over de geannoteerde agenda
voor de Energieraad 14 december 2020 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 837), het verslag van de informele Energieraad van 6 oktober 2020 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 831), het verslag van een schriftelijk overleg over onder andere de geannoteerde agenda
Energieraad van 15 juni 2020 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 818) en het verslag van een schriftelijk overleg over onder andere de geannoteerde agenda
Informele Energieraad van 5 en 6 oktober 2020 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 827).
De voorzitter van de commissie, Renkema
De adjunct-griffier van de commissie, Witzke
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II
Antwoord/Reactie van de Minister
10
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie lezen dat er op 4 december 2020 al besluitvorming heeft
plaatsgevonden over de raadsconclusies hernieuwbare energie. Deze leden zijn benieuwd
naar de uitkomsten hiervan.
De leden van de VVD-fractie vragen wat het krachtenveld van de lidstaten voor de uitbreiding
van het Emission Trade System (ETS) naar transport en gebouwde omgeving is en hoe
de Minister hier tegenaan kijkt. Deze leden vragen wat het krachtenveld rondom CO2-arme waterstof is. Verwacht de Minister dat de adequate formulering in de raadsconclusies
voldoende zal aansluiten bij de Nederlandse inzet?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda Energieraad
14 december 2020 en hebben nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie merken op dat de Minister in de BNC-fiche over de Europese
waterstofstrategie aangeeft drie prioriteiten te zien voor de korte termijn, te weten:
helderheid over de contouren en werking van de toekomstige markt, inclusief marktordening,
certificaten, infrastructuur en overige randvoorwaarden; een significante kostendaling
van schone en CO2-arme waterstof door opschaling van de waterstofproductie; en stimulerende prikkels
voor toepassing van waterstof in moeilijk te verduurzamen sectoren. Deze leden vragen
de Minister om bij elk van deze drie prioriteiten in te gaan op hoe deze naar voren
komen in de tekst van de raadsconclusies. In hoeverre is er volgens de Minister in
de raadsconclusies voldoende aandacht besteed aan de door Nederland genoemde prioriteiten?
De leden van de CDA-fractie merken op dat Nederland samen met enkele andere lidstaten
voorstander is van ruimte voor CO2-arme waterstof. De Minister heeft daarom aangegeven dat Nederland ervoor zal waken
dat er een adequate formulering in de raadsconclusies wordt gebruikt voor waterstof
die ook ruimte laat voor CO2-arme waterstof. Deze leden vragen de Minister om aan te geven of en in hoeverre de
in de raadsconclusies gekozen formulering naar zijn mening voldoende ruimte laat voor
CO2-arme waterstof.
De leden van de CDA-fractie hebben tevens enkele vragen over de import van waterstof.
Deze leden vragen de Minister toe te lichten wat de inzet van Nederland in Europees
verband is op dit gebied, ook in het licht van de Nederlandse ambities als waterstofhub
voor Europa. Kan de Minister daarbij tevens toelichten hoe er op korte termijn in
Europees verband tot een ondersteund wet- en regelgevingskader gekomen kan worden
om de import van waterstof te faciliteren en wat daarbij de inzet van Nederland zal
zijn? In hoeverre wordt er in Europees verband aan afweging gemaakt bij de import
van waterstof over de mate waarin Europa ook zelfvoorzienend wil zijn qua waterstofproductie?
Deze leden constateren dat de Minister eerder heeft aangegeven dat de noodzaak om
grensoverschrijdend transport van blauwe en groene waterstof op te nemen in de TEN-E
verordening nog wordt onderzocht. Kan de Minister aangeven op welke termijn hierover
meer bekend zal worden?
De leden van de CDA-fractie merken op dat de Minister in juni heeft aangegeven dat
het kabinet voornemens is om in de tweede helft van 2020 een «open call» te organiseren
om te inventariseren welke Nederlandse waterstofprojecten substantieel kunnen bijdragen
aan een schaalsprong en de «green recovery» in Europees verband. Eind september meldt
de Minister dat vele Nederlandse partijen concrete voorstellen hebben ingediend en
dat hij bezig is deze te inventariseren. Kan de Minister hierover inmiddels meer vertellen?
Welke concrete voorstellen zijn er geïnventariseerd die substantieel kunnen bijdragen
aan een schaalsprong en wat zal er worden gedaan met de voorstellen die zijn ingediend?
Kan de Minister schetsen welke vervolgstappen er zullen worden gezet naar aanleiding
van de «open call» en de daarbij ingediende voorstellen?
De leden van de CDA-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat Nederland in het kader
van de raadsconclusies «hernieuwbare energie op zee» ook aandacht wil voor eventuele
grensoverschrijdende projecten die de komende tien jaar al op de planning staan. Kan
de Minister verduidelijken welke projecten hier concreet mee worden bedoeld? Kan hij
daarbij tevens aangeven welke potentie hij ziet voor verdere grensoverschrijdende
samenwerking?
De leden van de CDA-fractie lezen dat bij energiesysteemintegratie het «energie-efficiëntie
eerst»-principe wordt gesteund door een aantal lidstaten, maar dat Nederland en een
aantal andere lidstaten vinden dat CO2-reductie het uitgangspunt moet zijn en dat energiebesparing alleen prioriteit moet
krijgen als dit de meest kosteneffectieve optie is voor CO2-reductie vanuit systeemperspectief. Deze leden kunnen zich vinden in het standpunt
van de Minister, maar vragen hem wel om te verduidelijken waarom een aantal lidstaten,
in tegenstelling tot Nederland, kennelijk toch een groter belang hecht aan energie-efficiëntie
ten opzichte van kosteneffectieve CO2-reductie. Welke argumenten hebben deze lidstaten voor dit standpunt? De leden van
de CDA-fractie vragen de Minister tevens te schetsen hoe het krachtenveld eruitziet
in deze discussies tussen energie-efficiëntie of kosteneffectieve CO2-reductie als uitgangspunt.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda voor de Energieraad van 14 december 2020 aanstaande en hebben nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie hebben eerder om aandacht gevraagd voor de kansen van
zon op water en vragen de Minister of hij bereid is om Nederlandse showcases voor
de Europese Strategie voor hernieuwbare offshore-energie te identificeren en eventuele
ondersteuning te verkennen binnen de Routekaart Energie uit Water.
De leden van de D66-fractie constateren dat de wet- en regelgeving op het gebied van
hernieuwbare energie in grote mate wordt bepaald door Europees beleid. Met de motie-Sienot
c.s.1 is de regering opgeroepen de kansen te benutten van geïmporteerd groen waterstof.
Deze leden vragen in navolging hierop of de Minister kan toelichten wat de Nederlandse
inzet in de Europese Unie is op het gebied van de import van groene waterstof in het
licht van de Nederlandse ambities als waterstofhub voor Europa. Deze leden vragen
tevens of de Minister kan toelichten of de Europese Unie op korte termijn tot een
ondersteund wet- regelgevingskader gaat komen om de import van groene waterstof te
faciliteren, en wat daarbij de inzet van Nederland zal zijn.
De leden van de D66-fractie verwachten dat tijdens de Europese Raad op 10 en 11 december
2020 een besluit zal worden genomen over de ophoging van het Europese Klimaatdoel
in 2030. Deze leden hebben zich in de Kamer ingezet voor een verhoging van dit doel
naar 55%. Deze leden vragen de Minister of de Nederlandse regering in Europees verband
erop aan zal sturen dat het 55% doel in 2030 een nettodoel betreft, waarin de zogenoemde
«carbon sink» niet wordt opgenomen, aangezien de afspraak in het regeerakkoord een
streven is naar 55% CO2-reductiedoel in Europa. Om iedereen mee te kunnen laten komen in deze energietransitie
is het van groot belang dat er Europese solidariteit is, zeker in die gebieden met
grote fossiele afhankelijkheid. Deze leden vragen daarom of de Minister zich inzet
voor een snel besluit over het vrijkomen en besteding van de gelden uit het Just Transition
Fund. Deze leden vragen tevens aan de Minister wanneer het besluit over het klimaatdoel
genomen is. Hoe snel wordt verwacht dat het ETS bijgesteld zal worden zodat heel Europa
snel op koers zal liggen voor het nieuwe doel? Deze leden vragen de Minister welke
vervolgstappen ondernomen zullen worden door de Nederlandse overheid om te voldoen
aan een hoger klimaatdoel. Deze leden vragen tevens wanneer de resultaten worden verwacht
van de ambtelijke studiegroep onder leiding van Laura van Geest.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met verbazing vernomen dat de Minister niet
van plan is de Energieraad bij te wonen. Deze leden wijzen er op dat het Europese
energiebeleid van groot belang is en vragen waarom de Minister afwezig is.
Waterstof
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de moeilijkheden rondom de voorwaarden
voor het subsidiëren van waterstof ook onderwerp van gesprek zal zijn tijdens de Energieraad.
Deze leden lezen dat de Minister ruimte wil bieden aan CO2-arme waterstof. Deze leden vragen of bij het beoordelen van CO2-arme waterstofprojecten volgens de Minister gerekend moet worden met de broeikasgasuitstoot
van de hele keten.
Hernieuwbare energie op zee
De leden van de GroenLinks-fractie vragen in hoeverre de North Sea Wind Power Hub
geconcretiseerd is. Is dit onderdeel van de raadsconclusies? Wil de Minister zich
hiervoor inzetten? In hoeverre is de Brexit hierbij een obstakel? Zijn er andere concrete
grensoverschrijdende projecten waar de Minister zich op wil richten? Is de Minister
bereid om Nederlandse showcases voor de Europese Strategie voor hernieuwbare offshore-energie
te identificeren en aan te leveren en hiervoor ondersteuning te vragen binnen de Routekaart
Energie uit Water?
Overig (Nord Stream 2 en Gasrichtlijn)
De leden van de GroenLinks-fractie hebben nog enkele vragen over de naderende voltooiing
van gaspijpleiding Nord Stream 2. Deze leden vragen of de Minister kennis heeft genomen
van het feit dat de aanleg van deze gaspijpleiding – die enkele tijd is stopgezet
– verder wordt hervat.2 Deze leden vragen de Minister hoe eventuele operationalisering van deze gaspijpleiding
zich verhoudt tot enkele lopende rechtszaken over een mogelijke nietigverklaring of
afwijking van (aspecten van) de nieuwe Gasrichtlijn.3 Worden deze eerst afgerond voordat deze gaspijpleiding daadwerkelijk in gebruik kan
worden genomen? Tevens vragen deze leden op welke wijze de toepassing van de Gasrichtlijn
getoetst zal worden op Nord Stream 2. Is de Minister bereid om na voltooiing van Nord
Stream 2 te pleiten voor het strikt toepassen van de Gasrichtlijn, conform de motie-Van
den Nieuwenhuijzen c.s.?4 Is de Minister het met deze leden eens dat deze toetsing moet plaatsvinden vóórdat
de pijpleiding operationeel wordt? Zo nee, waarom niet? Kan de Minister daarbij toelichten
wat het precieze verschil is tussen een ontheffing en een afwijking van de Gasrichtlijn,
waar gaspijpleidingen uit derde landen aanspraak op kunnen maken?
De leden van de GroenLinks-fractie constateren in het antwoord op eerdere vragen dat
de Minister geen input heeft geleverd voor het verzoek van Nord Stream 2 voor een
afwijking aan de Bundesnetzagentur.5 Deze leden vragen de Minister of deze raadpleging, waarvan wordt gesteld dat reacties
openbaar worden gemaakt, inmiddels openbaar te vinden zijn. Zo ja, waar? Indien dit
niet het geval is, vragen zij of de Minister bereid is de Bundesnetzagentur te verzoeken
alsnog de reacties hierover openbaar te maken en te delen met de Kamer. Kan de Minister
ook toelichten welke appreciatie het kabinet toekent aan de oproep van de Verenigde
Staten van Amerika (VS) om te komen tot een moratorium voor de gaspijpleiding Nord
Stream 2?6 Wat is de mening van de Minister over het eventueel aanvragen van een ontheffing
voor Nord Stream 2? Deelt de Minister de mening van deze leden dat dit niet in lijn
is met de motie-Van den Nieuwenhuijzen c.s. en dat dit vervolgens veroordeeld moet
worden door het kabinet? Zo nee, waarom niet? Tot slot vragen deze leden een inschatting
van de Minister wat betreft de effecten van nog zwaardere VS-sancties inzake Nord
Stream 2.7
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de – beperkte – geannoteerde agenda
van de Energieraad van 14 december 2020. Het Duits voorzitterschap was voornemens
om raadsconclusies over waterstof en hernieuwbare energie op zee aan te nemen. Echter,
doordat de Energieraad is omgezet in een virtuele informele videoconferentie, is besluitvorming
tijdens de Raad niet mogelijk. Wel willen deze leden van de mogelijkheid gebruik maken
om nogmaals aan te geven wat zij belangrijk vinden bij de toekomst van waterstof.
De leden van de SP-fractie vragen hoe de Minister in gaat zetten op gebruik van vooral
groene waterstof. Welke maatregelen zijn er precies nodig? Welke maatregelen worden
daar al voor getroffen? Hoe worden bijvoorbeeld (oude) huizen gereed gemaakt om over
te stappen op waterstof? Hoe ziet de Minister zijn eigen rol? Is het niet belangrijk
voor de rijksoverheid om de regie in handen te nemen? Zo nee, waarom niet? En de industrie?
Wat doen de gas- en oliebedrijven zelf om over te stappen naar groene waterstof? Hoeveel
investeren zij? Welke maatregelen treffen zij al om over te stappen op groene waterstof?
De leden van de SP-fractie realiseren zich dat grijze waterstof veel goedkoper is
voor fossiele industrie dan blauwe of groene waterstof. Is de Minister bereid alleen
subsidies te verstrekken wanneer bedrijven alleen groene waterstof gaan produceren?
Deze leden vinden het zeer ongepast om Shell een subsidie van 1,6 miljoen euro te
geven. Dit soort grote bedrijven zijn prima in staat de kosten te dragen die er voor
moeten zorgen dat energie duurzamer wordt. Gaan dit soort subsidies ook naar de Duitse
en Noorse energiereuzen die zich nu aansluiten bij het waterstofproject in het Noorden
van het land? Welke voorwaarden zijn er verbonden aan die subsidies? En hoe groen
is het waterstof waar zij op inzetten? Deze leden vragen wat de stand van zaken is
bij het waterstofproject in het noorden van het land. Hoeveel subsidie gaat er naar
het Noord-Nederland? Welk deel is Europese subsidie, welk deel komt van het kabinet?
Waar komen deze subsidies terecht? Kan de rijksoverheid garanderen dat die 12.000
banen die beloofd worden, aan inwoners van de noordelijke provincies toekomen? Wat
voor soort banen zijn dit? Welke stappen gaat de Minister nemen om mensen naar die
banen toe te geleiden?
De leden van de SP-fractie zijn het oneens met het verlenen van subsidies aan de bouw
van waterstoffabrieken. De CO2-uitstoot lijkt juist toe te nemen door de manier van opwekken van benodigde elektriciteit
voor de elektrolyse. Kan de Minister uitleggen hoe klimaatsubsidies uit de Stimulering
Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (SDE++), een CO2-reductiesubsidie, hier gerechtvaardigd zijn? Hoe bestaat het dat geld, dat mede is
opgebracht door huishoudens, geïnvesteerd kan worden in toename van CO2-uitstoot?
De leden van de SP-fractie vragen verder welke rol de fossiele industrie heeft in
Europa. Kan inzichtelijk gemaakt worden welke invloed lobbyisten van fossiele bedrijven
hebben op de Green Deal? Waarom is deze lobby zo onzichtbaar? Welke ambitie heeft
de Europese Unie wanneer het om groene waterstof gaat? Wat is het Europese idee over
grijze en blauwe waterstof? Welke voorwaarden zijn er aan het verkrijgen van Europese
subsidies? Is de Minister bereid te pleiten voor het subsidiëren binnen Europa van
groene waterstof en het verlagen en/of stoppen van subsidies van grijze en blauwe
waterstof?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
Biomassa
De leden van de PvdD-fractie merken op dat de Minister graag pronkt met het feit dat
Nederland het meest verregaande biomassabeleid, met de striktste duurzaamheidseisen,
ter wereld heeft. Deze leden trekken de striktheid van de duurzaamheidseisen in twijfel.
Uit allerlei onderzoek blijkt dat de subsidies voor houtige biomassa houtkap elders
aanwakkeren en stimuleren. Onderzoek, gedaan door Argos8, concludeert dat de houtkap in Estland tussen 2014 en 2019 is verdubbeld en dat in
Natura 2000-gebieden de houtkap ruim drie keer zo groot is. Bovendien meldt Argos
dat de Estse overheid de regels voor houtkap in 2015 heeft versoepeld en dat er veel
onrust onder de bevolking van Estland is met betrekking tot het bosbeleid en de geobserveerde
kaalkap. De Minister zegt dat de toename in houtkap hoort bij een land dat de houtproductie
verhoogt, en dat bomenkap op het niet-beschermde deel toeneemt. De Minister zegt dat
op het beschermde deel van Estland niet wordt gekapt. Ook refereert de Minister aan
het feit dat al het hout, dat naar Nederland komt, gecertificeerd is. Onderzoekers
van Argos melden echter dat de certificatie niet transparant is en dat ze van het
kastje naar de muur worden gestuurd als ze willen weten wie de certificatie controleert
en hoe. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) zou een protocol hebben voor
wie wat moet doen om biomassa een certificaat te geven, maar meldt daarbij dat RVO
niet zelf in de bossen controleert. Deze leden merken op dat het op papier beschermen
van bos niet hetzelfde is als in de werkelijkheid, zeker niet wanneer er niet gecontroleerd
of gehandhaafd wordt. Kan de Minister aangeven hoe de regels met betrekking tot bosbeleid
en houtkap zijn versoepeld in Estland? Is bekend hoe in Estland toezicht, controle
en handhaving van de regels worden uitgevoerd? Is het de Minister bekend hoeveel,
en hoe vaak, er gecontroleerd wordt? Kan de Minister het protocol van RVO met de Kamer
delen?
De leden van de PvdD-fractie lezen ook dat de onderzoekers melden dat er kaalkap plaatsvindt
in gebieden waar bomen groeien die door de bosbeheerder als hout van lage kwaliteit
worden gezien. Dit betekent dus dat het hout niet geschikt is om er meubels van te
maken. Dit betekent echter niet dat het bos geen ecologische kwaliteit heeft of dat
het bos geen CO2 opslaat. Maar omdat het als hout van lage kwaliteit wordt bestempeld, kan dit hout
onder de noemer van resthout in de Nederlandse ovens verdwijnen, gecertificeerd en
al. Deze leden merken op dat de kwestie of er sprake is van duurzame biomassa inderdaad
afhangt van definities en regels. Wat is de definitie van resthout? Klopt het dat
hele grote, zeventig jaar oude bomen ook als resthout worden gezien, wanneer zij niet
in de zaagmachines passen of wanneer zij economisch gezien geen waarde hebben? Beaamt
de Minister dat het opbranden van hele grote oude bomen niet wenselijk is vanwege
de rol die zulke bomen hebben in het opvangen van koolstof en voor de biodiversiteit?
Onderzoek9 heeft aangetoond dat juist oude en grote bomen een hele belangrijke rol spelen in
de bosecologie. Additioneel aan de rol die oude bomen spelen in CO2-opslag en biodiversiteit, is hun essentiële rol ondergronds. Daar vormen bomen en
schimmels partnerschappen, die bekend staan als mycorrhiza's, waarin water en voedingsstoffen,
zoals fosfor en stikstof, onderling en met andere bomen in het bos worden uitgewisseld.
Jonge bomen krijgen hulp van oude bomen. Dit betekent dat de bomen een bos maken.
Zonder de aanwezigheid van andere bomen, zijn op zichzelf staande bomen gevoeliger
voor weersveranderingen en ziektes. Kortom, het weghalen van oude bomen, die misschien
vanuit een economisch perspectief weinig te bieden hebben, past in een zeer beperkt
korte termijn denken, dat de biodiversiteits- en klimaatcrisis verergert.
De leden van de PvdD-fractie constateren dat de vraag of wat er in Estland gebeurt
juridisch mag, afhankelijk is van welke regels worden gehanteerd en welke definities
worden gebruikt met betrekking tot bostype. Bomenkap en kaalkap is bijvoorbeeld niet
verboden in Natura 2000-gebieden, maar misschien wel onwenselijk. Kan de Minister
aangeven wat de definitie van oerbos en oude bossen volgens de Europese Unie is, hoeveel
oerbos en oud bos er nog in Europa is en waar deze zich bevinden? Beaamt de Minister
dat oude bossen en oerbossen beschermd zullen worden onder de nieuwe bossenstrategie
van de Europese Unie? Hoe zal dit gecontroleerd worden? Zoals eerder genoemd door
deze leden, is bomenkap en kaalkap inderdaad niet verboden in Natura 2000-gebieden,
maar de Europese Habitat- en Vogelrichtlijnen verbieden wel dat biodiversiteit achteruitgaat.
Omdat de biodiversiteit in Europa achteruit holt en omdat volgend jaar een nieuw mondiaal
biodiversiteitsverdrag wordt vastgelegd, is het essentieel dat Europa haar eigen biodiversiteitsafspraken
naleeft. Ook wanneer de Minister het niet eens is met de onderzoeksresultaten, zou
het hem sieren om de claims dat er mogelijk beschermd bos wordt gekapt en dat mogelijk
de Europese Habitat- en Vogelrichtlijnen worden overschreden, ordentelijk te laten
onderzoeken. Is de Minister bereid een onderzoek door onafhankelijke deskundigen naar
het naleven van de Europese Habitat- en Vogelrichtlijnen aan te vragen bij de Europese
Commissie, aangezien de Minister aangeeft dat het aan de Europese Commissie is om
op regels van de Europese Unie toe te zien? Zo nee, waarom niet? Hierbij willen deze
leden melden dat onlangs de Poolse regering op het matje is geroepen voor de afwezigheid
van de juiste regels met betrekking tot naleven van de Europese Habitat- en Vogelrichtlijnen10. In dit geval ontbrak in Polen de mogelijkheid voor het volk om een gang naar de
rechter in werking te stellen met betrekking tot Habitat- en Vogelrichtlijnen. Is
de Minister, met deze kennis, bereid om voor alle Europese landen dit onderzoek aan
te vragen?
De leden van de PvdD-fractie constateren dat er de komende tijd debatten plaatsvinden
in Europa over onder andere het herzien van de Richtlijn hernieuwbare energie (RED).11 In deze richtlijn is opgenomen dat biomassa CO2-neutraal is vanuit de gedachte dat nieuwe bomen worden terug geplant. Wetenschappers
toonden al eerder aan dat biomassa van hele oude bomen niet CO2-neutraal is, omdat het zeventig jaar duurt voor een nieuwe boom is terug gegroeid,
nadat een zeventig jaar oude boom is verbrand. Is de Minister bereid om de CO2-neutraliteit van houtige biomassa aan de orde te stellen en op te roepen tot het
meenemen van de reële CO2-uitstoot van biomassacentrales? Zo nee, waarom niet?
Waterstof
De leden van de PvdD-fractie hebben ook kennisgenomen van de Europese waterstofstrategie
en de ambities van het kabinet. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen.
Uit de reactie van de Minister op de Europese waterstofstrategie blijkt dat het kabinet
een positieve houding aanneemt ten aanzien van de strategie om waterstof op te schalen
naar zes gigawatt in 2024. De Minister heeft de ambitie om in te zetten op opschaling
van de productiecapaciteit voor groene waterstof tot circa 500 megawatt in 2025 en
3–4 gigawatt in 2030, zo lezen deze leden. Voor de opschaling van waterstof benoemt
de Europese Commissie vijf opties, zoals een aanscherping van het ETS bij de mogelijke
ophoging van de Europese klimaatambitie tot 55% CO2-reductie in 2030. De Minister meent dat deze aanscherping cruciaal is. Deze leden
willen weten of de Minister erkent dat het zo voorzichtig introduceren van de Nederlandse
CO2-heffing, waarbij bedrijven pas in 2024 hiervan gevolgen zullen ondervinden, haaks
staat op de reactie van het kabinet dat een aanscherping van het ETS cruciaal is voor
zowel het borgen van kosteneffectieve CO2-reductie, alsook het behalen van een mogelijke ophoging van de Europese klimaatambitie
tot 55% CO2 reductie in 2030 en het behalen van waterstofproductie? De tweede optie, zo lezen
deze leden, is het herzien van de Hernieuwbare Energierichtlijn (RED II), zodat waterstof
hierin kan worden opgenomen. De Minister laat weten tevreden te zijn over het voorstel
om CO2 te traceren bij emissie, opvang, gebruik en hergebruik, omdat hiermee de circulaire
economie en het gebruik van Carbon capture and utilization (CCU)-processen bevorderd
wordt. Deze leden willen weten of de Minister het traceren van CO2 ook nastreeft voor biomassa. Deze leden menen dat het voor de atmosfeer niet uitmaakt
of de Minister blijft vasthouden aan de gedachte dat biomassa vanuit de Europese Unie
als CO2-neutraal wordt gezien. Daarom willen deze leden weten of de Minister het traceren
van CO2 van biomassa wil bevorderen in Europa, aangezien dit tot een transparante en eerlijke
boekhouding zou leiden. Zo nee, wat heeft de Minister hier op tegen? Als derde optie
noemt de Europese Commissie dat de financiële taxonomie ervoor moet zorgen dat schone
waterstofprojecten als zodanig in beeld komen bij financiers. De Minister vindt het
van belang dat de taxonomie daarnaast bij waterstofprojecten ruimte laat voor transitionele
activiteiten, zoals blauwe waterstof in de transitie van grijs naar groen. Hierbij
moet door deze leden opgemerkt worden dat de Europese Commissie onlangs heeft laten
weten dat ze geen toestemming geeft voor het subsidiëren van de productie van groene
waterstof, omdat er niet genoeg duurzame elektriciteit in Nederland wordt geproduceerd.
De Europese Commissie is bezorgd dat, door het tekort aan hernieuwbare energie, de
productie van groene waterstof zal leiden tot extra elektriciteitsproductie van fossiele
centrales. Daarom komt in 2023 groene waterstof voor het eerst in aanmerking voor
subsidie via de SDE++. Hierbij moet door deze leden worden opgemerkt dat blauwe waterstof
wel een SDE++ subsidie kan ontvangen voor afvang en opslag van de vrijkomende CO2.
De leden van de PvdD-fractie zijn positief ten aanzien van groene waterstof en zien
belangrijke mogelijkheden voor deze vorm van energie weggelegd. Deze leden zijn echter
geen voorstander van grijze of blauwe waterstof waarbij fossiele energie wordt gebruikt.
Deze leden zien dit als een inefficiënte voorzetting van het gebruik van fossiele
brandstoffen, aangezien het produceren van waterstof veel energie vergt. Kan de Minister
aangeven hoeveel energie er nodig is en hoeveel er verloren gaat bij de productie
van blauwe waterstof? Wat is de energie-efficiëntie? Erkent de Minister dat de productie
van blauwe waterstof minder efficiënt is dan wanneer de fossiele brandstoffen direct
in energie waren omgezet? Erkent de Minister dat doorgaan met energieopwekking uit
fossiele bronnen betekent dat onder andere de industrie gewoon door kan gaan met het
gebruik van energie en grondstoffen? Erkent de Minister dat het stimuleren van blauwe
waterstof het gebruik van fossiele brandstoffen stimuleert en inefficiënt is? Erkent
de Minister dat het stimuleren van blauwe waterstof haaks staat op de klimaatdoelstellingen
alsook de wens om in te zetten op groene waterstof? Welke andere manieren of subsidieregelingen
heeft de Minister in gedachten om groene waterstof te stimuleren? Kan de Minister
concrete voorbeelden geven van de manier waarop hij hier invulling aan gaat geven?
Welke rol speelt CO2-heffing volgens de Minister in het stimuleren van groene waterstof? Onderschrijft
de Minister dat, naast green taxonomy, juist ook alle investeringen, subsidies, belastingvoordelen
en risicoafdekkingen die fossiele brandstoffen stimuleren in kaart gebracht moeten
worden? En dat deze moeten worden afgebouwd, juist om groene waterstof een betere
kans te geven?
De leden van de PvdD-fractie merken op dat de Minister geen steun biedt aan het voorstel
van de Europese Commissie dat oproept tot een energiesysteem met het «energie-efficiëntie
eerst» principe. De Minister vindt dat dit principe niet ten koste moet gaan van een
kostenefficiënte route richting CO2-reductie. Naast een kostenefficiënte route moet er volgens de Minister rekening gehouden
worden met de ruimtelijke inpasbaarheid en leefomgevingskwaliteit en merkt de Minister
op dat de verdeling van kosten en baten over verschillende groepen in de samenleving
grotendeels positief lijkt. Deze leden vragen of de Minister van plan is om sociaal-maatschappelijke
kosten en baten ook mee te laten nemen in een afweging. Tevens vragen deze leden hoe
de Minister in kan blijven zetten op een kostenefficiënte route, terwijl er jaarlijks
miljarden gaan naar CO2-uitstoot door stimuleren van fossiele brandstoffen en houtige biomassa. Welke rol
heeft het versnellen van CO2-reductie gekregen in de kostenefficiënte route naar aanleiding van de aangenomen
motie van het lid Van Raan over het versnellen van CO2-reductie als criterium hanteren?12 Bovendien vragen deze leden of de Minister bij de verdeling van kosten en baten over
verschillende groepen ook jongeren en toekomstige generaties heeft meegenomen. Kan
de Minister aangeven hoe kosteneffectiviteit volgens hem ten gunste kan komen van
toekomstige generaties, aangezien volgens alle scenario’s het tempo van broeikasgasreductie
nog steeds te laag ligt om een verdere opwarming van de aarde zo veel mogelijk te
voorkomen.
II Antwoord/reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.T. Renkema, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
E.M. Witzke, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.