Voorstel van wet : Voorstel van wet
35 664 Wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (Verzamelwet IenW 2020)
ARTIKEL I
ARTIKEL II
ARTIKEL III
ARTIKEL IV
ARTIKEL V
ARTIKEL VI
ARTIKEL VII
ARTIKEL VIII
ARTIKEL IX
ARTIKEL X
ARTIKEL XI
ARTIKEL XII
ARTIKEL XIII
ARTIKEL XIV
ARTIKEL XV
ARTIKEL XVI
Nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is dat de Aanvullingswet grondeigendom
Omgevingswet, de Invoeringswet Omgevingswet, de Kernenergiewet, de Spoorwegwet, de
Wegenverkeerswet 1994, de Wet op de economische delicten, de Wet lokaal spoor, de
Wet luchtvaart, de Luchtvaartwet BES, de Wet milieubeheer, de Wet personenvervoer
2000 en de Wet wegvervoer goederen worden gewijzigd;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 4.4 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. In een geval als bedoeld in artikel 4.64, eerste lid, of 4.65, eerste lid, van de
Invoeringswet Omgevingswet blijft, voor zover het gaat om onteigening als bedoeld
in artikel 5.14, eerste lid, van de Waterwet, het oude recht van toepassing tot de
activiteit, genoemd in de omgevingsvergunning, ten uitvoer is gelegd.
B
In artikel 4a.4 wordt «2.4a, onder 2, onder a,» vervangen door «2.4a, onder 3, onder
a,».
ARTIKEL II
De Invoeringswet Omgevingswet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 4.35, eerste lid, wordt «artikel 2.34, derde lid» vervangen door «artikel
2.34, vierde lid».
B
Na artikel 4.81 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4.81a (regels kwaliteit vergunningverlening, toezicht en handhaving)
1. Regels als bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht die van kracht zijn, gelden als regels als bedoeld in artikel
18.20, derde lid, van de Omgevingswet.
2. Regels als bedoeld in artikel 5.5 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht die
zijn vastgesteld door de gemeenteraad en van kracht zijn, gelden als regels als bedoeld
in artikel 18.23, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet.
C
In artikel 4.106, tweede lid, wordt «artikel 2.22» vervangen door «artikel 2.24» en
wordt «artikel 2.33» vervangen door «artikel 2.34».
ARTIKEL III
Artikel 5, derde lid, van de Kernenergiewet komt te luiden:
3. De leden worden benoemd voor een tijdvak van maximaal vier jaar en zijn aansluitend
éénmalig voor een tijdvak van maximaal vier jaar herbenoembaar. In het geval van bijzondere
omstandigheden binnen de organisatie van de Autoriteit kan een lid van de Autoriteit
bij afloop van de tweede benoemingstermijn terstond opnieuw worden benoemd voor een
tijdvak van maximaal twee jaar.
ARTIKEL IV
In artikel 66, tweede lid, van de Luchtvaartwet BES, wordt in de aanhef «bij of krachtens
algemene maatregel van bestuur» vervangen door «bij ministeriële regeling».
ARTIKEL V
De Spoorwegwet wordt als volgt gewijzigd:
A
1. Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In het eerste lid wordt in de alfabetische volgorde wordt de volgende begripsomschrijving
ingevoegd:
beoordelingsinstantie:
beoordelingsinstantie als bedoeld in artikel 3, onderdeel 14, van uitvoeringsverordening
(EU) 402/2013;
b. in de begripsomschrijving van «houder» wordt «bedoeld in artikel 37, tweede lid»
vervangen door «bedoeld in artikel 26aa, eerste lid».
2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In de begripsbepaling van «spoorwegbureauverordening», «interoperabiliteitstrichtlijn»
en «spoorwegveiligheidsrichtlijn» wordt «PbEU L 2016, 138» vervangen door «PbEU 2016,
L 138».
b. In de alfabetische volgorde wordt de volgende begripsbepaling ingevoegd:
uitvoeringsverordening (EU) 402/2013:
uitvoeringsverordening (EU) 402/2013 van de Commissie van 30 april 2013 betreffende
de gemeenschappelijke veiligheidsmethode voor risico-evaluatie en -beoordeling en
tot intrekking van Verordening (EG) 352/2009 (PbEU 2013, L 121).
B
In artikel 26c vervallen het tweede tot en met zesde lid alsmede de aanduiding «1.»
voor het eerste lid.
C
Na artikel 26c wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 26ca
1. Indien voor een subsysteem een EG-keuringsverklaring is opgesteld op basis van de
TSI’s en, naargelang het geval, overeenkomstig de nationale voorschriften, wordt dat
subsysteem geacht te voldoen aan de essentiële eisen.
2. Een EG-keuringsverklaring als bedoeld in het eerste lid wordt opgesteld na toepassing
van de daarvoor geldende keuringsprocedures en overeenkomstig de krachtens artikel
26e, onderdelen b, c en d, gestelde regels.
3. Het is verboden een EG-keuringsverklaring op te stellen voor een subsysteem dat niet
voldoet aan de essentiële eisen.
4. Subsystemen die conform zijn met geharmoniseerde normen of delen daarvan waarvan
de referenties in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, worden
geacht conform te zijn met de essentiële eisen die door die normen of delen daarvan
worden bestreken.
5. Onze Minister kan verzoeken om aanvullende verificaties te verrichten ten aanzien
van een subsysteem dat is voorzien van een EG-keuringsverklaring, indien hij constateert
dat het subsysteem niet voldoet aan de essentiële eisen.
D
In artikel 26e, onder a, vervalt «eerste lid,».
E
In artikel 26u, vijfde lid, en in artikel 26v, derde lid, wordt «het toezicht op door
hem aangemelde instanties te houden» vervangen door «controles op door hem aangemelde
instanties uit te voeren».
F
Na artikel 27 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 27a
1. Een spoorwegonderneming die een passagiersvervoersdienst naar het Verenigd Koninkrijk
exploiteert, voldoet aan de eisen die gelden voor de beveiliging van treinen die door
de Kanaaltunnel rijden.
2. Een spoorwegonderneming informeert Onze Minister jaarlijks over de wijze waarop zij
voldoet aan de eisen, bedoeld in het eerste lid.
3. Bij ministeriële regeling worden de eisen, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld
en kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop een spoorwegonderneming overeenkomstig
het tweede lid Onze Minister informeert.
G
Na artikel 33 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 33a
1. Onze Minister besluit, op aanvraag, tot aanmelding bij het Europees Spoorwegbureau
van een of meer beoordelingsinstanties die voldoen aan de in artikel 35, onder f,
gestelde regels.
2. Een besluit tot aanmelding kan onder beperkingen geschieden. Aan een aanmelding kunnen
voorschriften worden verbonden.
3. Een aangemelde beoordelingsinstantie is bevoegd om conformiteitsbeoordelingen uit
te voeren ten aanzien van interoperabiliteitsonderdelen, subsystemen, spoorvoertuigen
en andere producten, bestemd om deel uit te maken van het spoorwegsysteem, voor zover
die conformiteitsbeoordelingen betrekking hebben op uitvoeringsverordening (EU) 402/2013.
4. Onze Minister kan bij ministeriële regeling de nationale accreditatie-instantie aanwijzen
om de aanvragen, bedoeld in het eerste lid, te beoordelen en om controles uit te voeren
op de aangemelde beoordelingsinstanties.
5. De Kaderwet zelfstandige bestuursorganen is niet van toepassing op beoordelingsinstanties
die op grond van het eerste lid zijn aangemeld.
H
Aan artikel 35 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door
een komma in, een onderdeel toegevoegd, luidende:
f. de eisen die gesteld worden aan een beoordelingsinstantie als bedoeld in artikel 33a.
I
Artikel 37 vervalt.
J
In artikel 77, eerste lid wordt «26c, eerste en vierde lid» vervangen door «26c, 26ca,
derde lid»
K
In artikel 82 wordt «entiteit» vervangen door «actor».
L
In artikel 123a wordt «de artikelen 123c en 123f» vervangen door «de artikelen 123c,
123f en 123g».
M
Onder vernummering van artikel 123f tot artikel 123g, wordt na artikel 123e een artikel
ingevoegd, luidende:
Artikel 123f
Een onderhoudscertificaat als bedoeld in artikel 46 respectievelijk een erkenning
als bedoeld in artikel 48 van de Spoorwegwet, zoals die artikelen luidden op de dag
voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet houdende implementatie
van het vierde spoorwegpakket, berust met ingang van de dag waarop die wet in werking
treedt op artikel 36 respectievelijk artikel 37.
ARTIKEL VI
De Wegenverkeerswet 1994 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 4e, derde lid, komt te luiden:
3. De leden van de directie worden benoemd voor een tijdvak van maximaal vier jaar en
zijn aansluitend éénmalig voor een tijdvak van maximaal vier jaar herbenoembaar. In
het geval van bijzondere omstandigheden binnen de organisatie van de Dienst Wegverkeer
kan een lid van de directie bij afloop van de tweede benoemingstermijn terstond opnieuw
worden benoemd voor een tijdvak van maximaal twee jaar.
B
Artikel 4ad, vierde lid, komt te luiden:
4. De leden van de directie worden benoemd voor een tijdvak van maximaal vier jaar en
zijn aansluitend éénmalig voor een tijdvak van maximaal vier jaar herbenoembaar. In
het geval van bijzondere omstandigheden binnen de organisatie van het CBR kan een
lid van de directie bij afloop van de tweede benoemingstermijn terstond opnieuw worden
benoemd voor een tijdvak van maximaal twee jaar.
ARTIKEL VII
De Wet lokaal spoor wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid vervalt «, richtlijn 2007/59/EG».
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Tenzij bij of krachtens deze wet anders is bepaald, zijn bestuurders op een lokale
spoorweg vrijgesteld van de uitvoeringsmaatregelen bij richtlijn 2007/59/EG.
B
In artikel 32, negende lid, wordt na «artikel 26k, eerste lid, van de Spoorwegwet»
ingevoegd «, is verleend».
ARTIKEL VIII
De Wet luchtvaart wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 5.14d wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het eerste lid wordt na «luchtvaartnavigatiedienstenverordening» toegevoegd «en
artikel 41 van de basisverordening».
2. In het tweede lid wordt na «luchtvaartnavigatiedienstenverordening» ingevoegd «en
artikel 40 van de basisverordening».
3. In het vierde lid wordt «tijdens de geldigheidsduur» vervangen door «na het verstrekken».
4. In het vijfde lid wordt «geldigheidsduur, aanvraag, verlening en verlenging» vervangen
door «aanvraag en verlening».
5. Het zevende lid komt te luiden:
7. Onze Minister van Infrastructuur en Milieu kan een certificaat geheel of gedeeltelijk
opschorten of intrekken overeenkomstig hetgeen bij of krachtens de basisverordening
is bepaald.
6. Het achtste lid vervalt, onder vernummering van het negende lid tot achtste lid.
B
Artikel 5.14e vervalt.
C
Artikel 5.25, derde lid, komt te luiden:
3. De leden van het bestuur worden benoemd voor een tijdvak van maximaal vier jaar en
zijn aansluitend éénmalig voor een tijdvak van maximaal vier jaar herbenoembaar. In
het geval van bijzondere omstandigheden binnen de organisatie van de LVNL kan een
lid van het bestuur bij afloop van de tweede benoemingstermijn terstond opnieuw worden
benoemd voor een tijdvak van maximaal twee jaar.
D
Onder vernummering van het vierde lid tot zesde lid worden in artikel 8a.1 twee leden
ingevoegd, luidende:
4. De kosten die samenhangen met het in behandeling nemen van de aanvraag en de afgifte
van de in het tweede lid bedoelde ontheffing of een wijziging daarvan, worden ten
laste gebracht aan de aanvrager.
5. De bedragen ter vergoeding van de kosten, bedoeld in het vierde lid, worden bij ministeriële
regeling vastgesteld.
E
Artikel 8a.66, derde lid, komt te luiden:
De leden van de directie worden benoemd voor een tijdvak van maximaal vier jaar en
zijn aansluitend éénmalig voor een tijdvak van maximaal vier jaar herbenoembaar. In
het geval van bijzondere omstandigheden binnen de organisatie van de ACNL kan een
lid van de directie bij afloop van de tweede benoemingstermijn terstond opnieuw worden
benoemd voor een tijdvak van maximaal twee jaar.
F
In titel 8A.7. wordt na artikel 8a.69 een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 8a.70
Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat stelt regels over de uitoefening van
het toezicht op ACNL door Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat.
ARTIKEL IX
De Wet milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1.1, eerste lid, wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd:
EG-verordening EU-milieukeur:
verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees parlement en de Raad van 25 november
2009 betreffende de EU-milieukeur (PbEU L 2010,27);.
B
Aan het einde van hoofdstuk 2 wordt een paragraaf toegevoegd, luidende:
§ 2.5 EU-milieukeur
Artikel 2.51
1. Onze Minister wijst een instantie aan als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de
EG-verordening EU-milieukeur.
2. Aan de aanwijzing kunnen voorschriften worden verbonden.
Artikel 2.52
1. Onze Minister kan subsidie verstrekken aan de instantie voor de taken die voortvloeien
uit de EG-verordening EU-milieukeur.
2. Op deze subsidieverstrekking is afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht
van toepassing.
Artikel 2.53
De instantie, bedoeld in artikel 2.51, eerste lid, voert haar taken uit overeenkomstig
het door haar vastgestelde reglement.
Artikel 2.54
Het is verboden in strijd te handelen met de volgende bepalingen van EG-verordening
EU-milieukeur: de artikelen 9, tweede, zesde, negende en dertiende lid, en 10, eerste
lid.
C
Aan artikel 9.2.2.1, eerste lid, wordt toegevoegd «, met inbegrip van het voorbereiden
of bevorderen van deze handelingen».
D
Aan het slot van artikel 9.4.5, eerste lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende:
Onze Minister kan een of meer instanties aanwijzen, die de conformiteitsbeoordeling
verrichten.
E
De eerste volzin van artikel 17.18 komt te luiden: Het bevoegd gezag verstrekt Onze
Minister de informatie over de tenuitvoerlegging nodig ter uitvoering van artikel
18 van de EG-richtlijn milieuaansprakelijkheid.
F
Aan artikel 18.2b, eerste lid, wordt na onder d, onder vervanging van de punt door
een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
e. de EG-verordening EU-milieukeur.
G
In artikel 22.1, negende lid, vervalt: de hoofdstuk 3, paragraaf 3, van de Wet dieren,.
ARTIKEL X
De Wet op de economische delicten wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, onder 4°, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de zinsnede met betrekking tot de Spoorwegwet wordt na «27, tweede lid, onderdelen
a tot en met c,» ingevoegd «27a, eerste lid, in verbinding met het derde lid,».
2. In de zinsnede met betrekking tot de Wet personenvervoer 2000 wordt «43a, derde lid,»
vervangen door «43a, vierde lid».
B
In artikel 1a, onder 2°, wordt in de zinsnede met betrekking tot de Wet milieubeheer«8.42a,
eerste lid,» vervangen door «8.42a,» en wordt «10.48, derde lid,» vervangen door »10.48,
eerste lid,».
ARTIKEL XI
Artikel 19a van de Wet personenvervoer 2000 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «kan beperkt worden» vervangen door «wordt beperkt».
2. In het derde lid wordt «kan eveneens worden beperkt» vervangen door «wordt beperkt».
ARTIKEL XII
Artikel 4.3a, vierde lid, van de Wet wegvervoer goederen komt te luiden:
4. De leden van de directie worden benoemd voor een tijdvak van maximaal vier jaar en
zijn aansluitend éénmalig voor een tijdvak van maximaal vier jaar herbenoembaar. In
het geval van bijzondere omstandigheden binnen de organisatie van de NIWO kan een
lid van de directie bij afloop van de tweede benoemingstermijn terstond opnieuw worden
benoemd voor een tijdvak van maximaal twee jaar.
ARTIKEL XIII
Indien artikel 2.45, onderdeel DQ, van de Invoeringswet Omgevingswet eerder in werking
treedt of is getreden dan artikel IX, onderdeel G, van deze wet wordt in dat artikel
«negende lid» vervangen door «achtste lid».
ARTIKEL XIV
Op personen die krachtens de in artikelen III, VI, VIII, onderdelen C en E, en artikel
XII genoemde artikelen zijn benoemd of herbenoemd voor het moment van inwerkingtreding
van de artikelen III, VI, VIII onderdelen C en E, en artikel XII zijn de in de artikelen
III, VI, VIII, onderdelen C en E, en artikel XII genoemde artikelen van toepassing
zoals zij luidden voor dit moment van inwerkingtreding.
ARTIKEL XV
De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan
worden vastgesteld.
ARTIKEL XVI
Deze wet wordt aangehaald als: Verzamelwet IenW 2020.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.